Betreft Regeling tot wijziging van de Regeling MLA’s, de Regeling amateurbouwluchtvaartuigen, de Regeling bijzondere bevoegdverklaringen AML en Part-66 AML, en de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008 inzake het onderhoud en de bewijzen van luchtwaardigheid van luchtvaartuigen

16 augustus 2011

Nr. IENM/BSK-2011/111460

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 2, vierde lid, 9, 12, derde lid, 13, aanhef en onderdelen a, b, en c, 18, tweede lid, en 20, aanhef en onderdelen a en b, van het Besluit luchtvaartuigen 2008 en de artikelen 5 en 8, eerste lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling MLA’s wordt als volgt gewijzigd:

A

In Hoofdstuk I wordt na artikel 1 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Deze regeling berust op de artikelen 2, vierde lid, 9, en 13, aanhef en onderdelen a,b en c, van het Besluit luchtvaartuigen 2008 en artikel 56 van het Luchtverkeersreglement.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. De volzin aan het slot van artikel 4, tweede lid, vervalt.

  • 2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. De verklaring, bedoeld in het tweede lid, is mede ondertekend door de houder van:

    • a. een bewijs van bevoegdheid als bedoeld in artikel 4, achtste lid, of artikel 9, derde lid, van de Regeling bijzondere bevoegdverklaringen AML en Part-66-AML, of

    • b. een door de Deutsche Aero Club e.V. afgegeven Erlaubnis für Prüfer von Luftfahrtgerät, Klasse 5.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op schermvliegtuigen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit bewijzen van bevoegheid voor de luchtvaart, in combinatie met een motor.

C

Artikel 8, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. gedurende de daglichtperiode als bedoeld in artikel 1 van het Luchtverkeersreglement;

D

In artikel 9, eerste lid, wordt de zinsnede ‘de in artikel 98 R.T.L. genoemde documenten’ vervangen door: de in artikel 5, onderdelen a tot en met g van de Regeling vluchtuitvoering genoemde documenten.

E

Het opschrift van Hoofdstuk IV. komt te luiden:

HOOFDSTUK IV. SLOTBEPALINGEN

F

De artikelen 10 tot en met 12 vervallen.

ARTIKEL II

De Regeling amateurbouwluchtvaartuigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van Paragraaf 1 komt te luiden:

Paragraaf 1. Algemeen

B

In Paragraaf 1 wordt na artikel 1 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Deze regeling berust op de artikelen 3.24 van de Wet luchtvaart, 2, vierde lid, 9, en 13, aanhef en onderdelen a,b en c, van het Besluit luchtvaartuigen 2008.

ARTIKEL III

De Regeling bijzondere bevoegdverklaringen AML en Part-66-AML wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden in de alfabetische rangschikking, ingevoegd:

AR: Airworthiness Review, beoordeling van de luchtwaardigheid van een luchtvaartuig conform Part M, subpart I, van verordening (EG) nr. 2042/2003;

ELA 1-luchtvaartuig: European Light Aircraft, luchtvaartuig als bedoeld in artikel 2 van verordening (EG) nr. 2042/2003;

B

In Hoofdstuk 3 wordt na artikel 9 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a

De minister kan op aanvraag van een houder van een Part-66 AML de bevoegdheid verlenen tot het uitvoeren van een AR voor ELA 1-luchtvaartuigen die vallen binnen zijn bevoegdheden zoals vermeld op de Part-66 AML indien aan de voorwaarden van Part-M van verordening (EG) nr. 2042/2003 wordt voldaan.

ARTIKEL IV

De Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. het onderdeel ‘EZT: onderhoudstechnicus voor zweefvliegtuigen en motorzweefvliegtuigen, die door de Minister is erkend voor werkzaamheden, die in het bewijs van erkenning zijn genoemd (erkend zweefvliegtechnicus);’, vervalt.

  • 2. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:

    BvL-acceptatiekeuring: inspectie zoals gedefinieerd in artikel 1 van de Regeling bewijzen van luchtwaardigheid;

    BvL-verlengingsinspectie: inspectie zoals gedefinieerd in artikel 1 van de Regeling bewijzen van luchtwaardigheid;

    orphan aircraft: luchtvaartuig als bedoeld in artikel 1 van de Regeling bewijzen van luchtwaardigheid;

B

In Hoofdstuk 2 wordt na artikel 6 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

  • 1. De minister kan op aanvraag de houder van een door de minister afgegeven CAMO-erkenning aanvullend erkennen voor het uitvoeren van een acceptatiekeuring ten behoeve van de afgifte van een EASA-standaard-BvL, een EASA-beperkt-BvL dan wel een export-BvL voor een EASA luchtvaartuig en de daarbij behorende verklaringen.

  • 2. De minister geeft deze aanvullende erkenning af indien de aanvrager zijn handboek heeft aangevuld met een procedure met betrekking tot deze keuringen en verklaringen.

  • 3. De minister kan de aanvullende erkenning tot het uitvoeren van acceptatiekeuringen intrekken, indien:

    • a. een positief advies is uitgebracht over een niet-luchtwaardig luchtvaartuig; of

    • b. positieve adviezen zijn uitgebracht die op onderdelen onjuist zijn, zonder dat er sprake is van niet-luchtwaardige luchtvaartuigen.

C

Hoofdstuk 4 vervalt.

D

In Hoofdstuk 5 wordt voor artikel 30 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 29a

  • 1. De minister kan op aanvraag aan een bedrijf op basis van Nederlandse eisen een of meer van de volgende erkenningen afgeven:

    • a. een erkenning tot het onderhoud van een Nederlands luchtvaartuig voorzien van een ICAO-standaard-BvL, dan wel een orphan aircraft; en

    • b. een erkenning tot het onderhoudsmanagement van een Nederlands luchtvaartuig voorzien van een ICAO-standaard-BvL, dan wel een orphan aircraft.

  • 2. De minister kan op aanvraag de houder van een erkenning als bedoeld in het eerste lid de bevoegdheid verlenen tot het aanvullend erkennen voor:

    • a. het uitvoeren van een BvL-verlengingsinspectie aan een Nederlands luchtvaartuig voorzien van een ICAO-standaard-BvL, dan wel een orphan aircraft; en

    • b. het uitvoeren van een acceptatiekeuring ten behoeve van de afgifte van een EASA-standaard-BvL, een EASA-beperkt-BvL, een ICAO-standaard-BvL dan wel een export-BvL en de daarbij behorende verklaringen.

E

Artikel 30 komt te luiden:

Artikel 30

  • 1. De minister geeft een erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdeel a, af nadat de aanvrager heeft aangetoond:

    • a. dat hij in Nederland is gevestigd; en

    • b. dat hij aan de erkenningsvoorwaarden opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage C voldoet; of

    • c. indien hij een MOA of MOA-F bezit, zijn handboek voorziet van een aanvulling waarin het verschil tussen zijn MOA of MOA-F en de erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdeel a, is opgenomen.

  • 2. De minister geeft een erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdeel b, af nadat de aanvrager heeft aangetoond, dat:

    • a. hij in Nederland is gevestigd;

    • b. hij voldoet aan de overeenkomstig van toepassing zijnde voorwaarden van Part M, subpart G, van verordening (EG) nr. 2042/2003; en

    • c. zijn handboek voorziet van een aanvulling waarin de verschillen ten opzichte van Part M en de Regeling onderhoud luchtvaartuigen worden vermeld.

  • 3. De minister geeft een aanvullende onderhoudserkenning als bedoeld in artikel 29a, tweede lid, onderdelen a en b, af indien de aanvrager zijn handboek heeft aangevuld met een procedure met betrekking tot deze keuringen, inspecties en verklaringen.

F

Na artikel 36 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 36a

  • 1. De minister kan de bevoegdheid tot het uitvoeren van BvL-verlengingsinspecties of acceptatiekeuringen als bedoeld in artikel 29a, tweede lid, intrekken, indien:

    • a. een positief advies is uitgebracht over een niet-luchtwaardig luchtvaartuig; of

    • b. positieve adviezen zijn uitgebracht die op onderdelen onjuist zijn, zonder dat er sprake is van niet-luchtwaardige luchtvaartuigen.

G

Bijlage B vervalt.

ARTIKEL V

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma.

TOELICHTING

Algemeen

De samenvoeging van de Regeling standaard BvL en de Regeling verlenging bewijzen van bevoegdheid in de Regeling bewijzen van luchtwaardigheid heeft op een aantal punten een aanpassing van enkele luchtwaardigheidsregelingen tot gevolg. Het betreft de Regeling bijzondere bevoegdverklaringen AML en Part-66 AML en de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008. Onderhavige regeling betreft de wijzigingen van deze regelingen. Van de gelegenheid is gebruikt gemaakt enige omissies in deze regelingen en in de Regeling MLA’s en de Regeling amateurbouwluchtvaartuigen, te herstellen en waar nodig de regelingen van vervallen onderdelen te ontdoen. In de artikelsgewijze toelichting zal hier nader op worden ingegaan.

Administratieve lasten

De wijzigingen van de Regeling MLA’s, de Regeling amateurbouwluchtvaartuigen en de Regeling bijzondere bevoegdverklaringen AML en Part-66 AML brengen geen administratieve lasten voor burger en bedrijfsleven met zich mee. Voor wat betreft de wijziging van de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008 geldt het volgende. Ten aanzien van de bedrijfserkenningen is er voor gekozen een aparte nationale erkenning af te geven, naast de Europese erkenning, waarbij het bedrijf enkel nog hoeft aan te tonen te voldoen aan de eisen voor zover deze verschillen van de betreffende eisen onder de Europese erkenning. Hiermee wordt aan alle wettelijke vereisten tegemoet gekomen, ook de Europese, zonder daarbij extra administratieve lasten voor het bedrijfsleven te introduceren. Dit diende ook al te gebeuren onder de ‘oude’ bepalingen in de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008 en betekent dan ook geen verandering in de werkzaamheden en de administratieve lasten voor de bedrijven. Er wordt nu echter wel een volledige nationale erkenning uitgegeven waardoor de extra of aanvullende werkzaamheden niet meer worden bijgeschreven op de Europese erkenning. Op dit moment zijn er ongeveer 26 bedrijven die beschikken over een Europese erkenning met extra of aanvullende werkzaamheden bijgeschreven op die erkenning. Deze bijschrijvingen worden opgenomen in een aparte nationale erkenning. Het betreft een administratieve (ambtshalve) omwisseling, waarmee (ambtshalve) aan de betreffende bedrijven een nationale erkenning zal worden afgegeven. Voor de bedrijven betekent dit geen extra administratieve lasten. De uitvoeringskosten komen geheel ten laste van de overheid. De wijzigingen brengen geen administratieve lasten voor burgers met zich.

Artikelsgewijs

Artikel I en II

Zowel in de Regeling MLA’s als de Regeling amateurbouwluchtvaartuigen wordt aan de reeds genoemde grondslagen artikel 9 van het Besluit luchtvaartuigen 2008 toegevoegd. Deze grondslag is destijds, bij de vaststelling van het Besluit luchtvaartuigen 2008, abusievelijk niet in de omhangbepaling in dat besluit (artikel 25) opgenomen. Deze omissie wordt hiermee hersteld.

De Regeling MLA’s wordt daarnaast aangepast op twee punten. Allereerst ten aanzien van het onderhoud van Micro Light Aeroplanes (verder: MLA’s) waarvan de houders in het oosten van het land woonachtig zijn. Zij laten in een aantal gevallen hun MLA door een in Duitsland daartoe bevoegde grondwerktuigkundige (verder: GWK) onderhouden. Deze Duitse bevoegdheid wordt afgegeven door de Deutsche Ultraleichtflugverband e.V. op grond van eisen gesteld door de Deutsche Areo Club e.V., een en ander daartoe gerechtigd door de Duitse overheid. Met het nieuwe derde lid van artikel 4 wordt de houder van de bedoelde Erlaubnis eveneens een tot mede ondertekenen van de eigen verklaring bevoegd technicus. Deze aanvulling, waarmee de bestaande praktijk wordt gecodificeerd, is abusievelijk niet in een eerdere wijziging van de Regeling MLA’s meegenomen en wordt hiermee alsnog in de regeling opgenomen.

De tweede aanpassing betreft het volgende. De door de Deutsche Aero Club e.V. afgegeven Erlaubnis für Prüfer von Luftfahrtgerät, Klasse 5, komt niet alleen overeen met de AML met bijzondere bevoegdverklaring AB of A en B als bedoeld in artikel 4, achtste lid, van de Regeling bijzondere bevoegdverklaringen AML en Part-66-AML, maar ook met de Part-66 AML met bijzondere bevoegdverklaring B1 als bedoeld in artikel 9, derde lid, van die regeling. Met het nieuwe derde lid van artikel 4 wordt dit vastgelegd.

De tweede aanpassing betreft de medeondertekening van de eigen verklaring door een daartoe bevoegde grondwerktuigkundige. De medeondertekening houdt in dat de luchtwaardigheid van de desbetreffende MLA goed bevonden is. De luchtwaardigheid van de schermvliegtuigen in combinatie met een motor is geheel gelegen in de toestand van het scherm. De beoordeling daarvan valt echter buiten de bevoegdheid van de in de Regeling MLA’s bedoelde bevoegde personen. Medeondertekening heeft in dergelijke gevallen dan ook geen zin en kan achterwege blijven.

Ook deze aanpassing is abusievelijk niet in een eerdere wijziging van de Regeling MLA’s meegenomen en wordt met het nieuwe vierde lid van artikel 4 alsnog in de regeling opgenomen.

Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt een tweetal foutieve verwijzingen aan te passen en de uitgewerkte overgangsbepalingen te laten vervallen (artikelen 10 tot en met 12 van de Regeling MLA’s).

Artikel III

In Part M van verordening nr. 2042/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (verordening (EG) nr. 2042/2003) is voor ELA 1-luchtvaartuigen de mogelijkheid vastgelegd om als Part-66 AML-houder de bevoegdheid aan te vragen om AR’s (Airworthiness Reviews) uit te voeren en de bevoegde autoriteit (in Nederland is dat de IVW namens de minister van Infrastructuur en Milieu, verder: de minister) te adviseren ten aanzien van de herafgifte van een ARC (Airworthiness Review Certificate). Deze bevoegdheid dient bij de minister aangevraagd te worden. In verband hiermee is de Regeling bijzondere bevoegdverklaringen AML en Part-66 AML gewijzigd.

Artikel IV

De Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008 wordt op een aantal onderdelen aangepast:

Hoofdstuk 4 inzake de Erkend Zweefvliegtechnicus en de daarbij behorende bijlage B bij de regeling vervallen. Ingevolge de Europese luchtwaardigheidsregelgeving zijn de ZVT-ers (Zweegvliegtuigtechnici) thans ondergebracht bij de CAMO (Continuing Airworthiness Management Organisation) van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (KNvVL).

Bedrijven met een Europese onderhoudserkenning mogen ingevolge de Europese luchtwaardigheidsregelgeving onderhoudswerkzaamheden verrichten aan zgn. EASA-luchtvaartuigen. Onder hoofdstuk 5 van de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008 zoals dat luidde voor inwerkingtreding van onderhavige regeling konden Europese erkenningen uitgebreid worden met het nationale privilege gelijksoortige werkzaamheden aan niet-EASA luchtvaartuigen te mogen uitvoeren. Echter, in de Europese eisen ten aanzien van bedrijfserkenningen bestaat niet de mogelijkheid om nationale privileges toe te voegen, zoals dat wel het geval is bij de persoonlijke onderhoudsbrevetten. Met het nieuwe artikel 29a van de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008 wordt geregeld dat een reeds volgens Europese voorschriften erkend bedrijf (MOA-145, de MOA-F en de CAMO-erkenning) voor vergelijkbare werkzaamheden aan niet-EASA luchtvaartuigen die wel aan de eisen van ICAO voldoen dan wel voor door de minister gedelegeerde werkzaamheden een erkenning kunnen krijgen op basis van nationaal recht. Als gevolg van de wijziging van artikel 30 van de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008 hoeft een Europees erkend bedrijf niet meer aan te tonen dat het voldoet aan de eisen die gelden voor het onderhoud aan niet-EASA luchtvaartuigen indien die eisen overeenkomen met de onderhoudsvereisten die gelden voor het onderhoud aan EASA-luchtvaartuigen. Het bedrijf krijgt voor de nationale erkenning op basis van zijn Europese erkenning als het ware krediet voor die eisen die overeenkomen. Er moet net als onder het ‘oude’ hoofdstuk 5 van de regeling slechts worden aangetoond dat aan de verschillen wordt voldaan. Er wordt echter wel een volledige nationale erkenning uitgegeven en de extra of aanvullende werkzaamheden worden niet meer bijgeschreven op de Europese erkenning.

Daarnaast worden met de onderhavige regeling de bepalingen inzake de bevoegdheid tot het uitvoeren van BvL-verlengingsinspecties en acceptatiekeuringen opgenomen in de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008. Om verlengingsinspecties of acceptatiekeuringen te kunnen uitvoeren dienen erkende bedrijven te voldoen aan een aantal eisen die in de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008 zijn neergelegd. Deze bedrijven beschikken reeds over een erkenning van de minister en daarmee over een onafhankelijke kwaliteitsborging. Degene die de BvL-verlengingsinspectie of acceptatiekeuring uitvoert dient onafhankelijk te zijn van degene die het onderhoud aan het betreffende luchtvaartuig beheert of uitvoert. Tevens moet de bedrijfshandleiding worden uitgebreid met een procedure ten aanzien van die inspecties en keuringen, die onderdeel moeten zijn van het kwaliteitsborgingssysteem van het bedrijf.

Omdat voor de minister het advies van het erkende bedrijf zwaar weegt bij zijn oordeel tot afgifte of verlenging van een BvL of een ARC (Airworthiness Review Certificate), is het uitbrengen van een positief advies over een niet-luchtwaardig luchtvaartuig voldoende voor de intrekking van de bevoegdheid tot het uitvoeren van BvL-verlengingsinspecties.Dit is ook het geval indien de minister constateert dat er meerdere malen administratieve fouten zijn gemaakt, die weliswaar geen directe gevolgen hebben voor de luchtwaardigheid van het betreffende luchtvaartuig, maar die toch kunnen leiden tot het ontstaan van twijfel over de betrouwbaarheid van het betreffende erkende bedrijf. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om een ten onrechte afgegeven verklaring dat de technische administratie van een luchtvaartuig in orde is, of dat het onderhoud op tijd is uitgevoerd. Zowel naar aanleiding van het nemen van steekproeven, het houden van toezicht als anderszins, kan worden geconstateerd dat er redenen zijn om de bevoegdheid in te trekken.

Artikel V

Op grond van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten treden ministeriële regelingen in werking met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Bekendmaking geschiedt uiterlijk 2 maanden voor inwerkingtreding. In afwijking van dit beleid wordt voor onderhavige regeling een kortere publicatietermijn dan twee maanden aangehouden, omdat uitstel van deze regeling tot grote (financiële) nadelen voor de luchtvaartsector zou leiden. Onderhavige regeling, die samenhangt met de Regeling bewijzen van luchtwaardigheid, treedt evenals laatstgenoemde regeling in werking op 1 oktober 2011.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma.

Naar boven