Besluit van de directeur-generaal van Rijkswaterstaat van 20 juli 2011, met kenmerk SDG 109273, houdende verlening van mandaat, volmacht en machtiging (Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat 2011)

De directeur-generaal Rijkswaterstaat,

Gelet op artikel 23, zesde, achtste en negende lid van het Organisatie- en mandaatbesluit Verkeer en Waterstaat 2010;

Besluit:

Artikel 1: Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. directeur-generaal:

de directeur-generaal van Rijkswaterstaat tevens diensthoofd als genoemd in artikel 1, eerste lid, onderdeel e Organisatie- en mandaatbesluit Verkeer en Waterstaat 2010;

b. regionale dienst, landelijke dienst, programmadirectie of projectdirectie:

de diensten van Rijkswaterstaat tevens zijnde dienstonderdelen genoemd in artikel 1, eerste lid, onderdeel f Organisatie- en mandaatbesluit Verkeer en Waterstaat 2010;

c. hoofdingenieur-directeur, algemeen directeur Corporate Dienst en hoofdingenieur-directeur of directeur van een projectdirectie of een programmadirectie:

de hoofdingenieur-directeuren van Rijkswaterstaat, de algemeen directeur van de Corporate Dienst van Rijkswaterstaat, de hoofdingenieur-directeur (indien er geen hoofdingenieur-directeur is benoemd de directeur) van een projectdirectie of een programmadirectie van Rijkswaterstaat, allen tevens zijnde dienstonderdeelhoofd, genoemd in artikel 1, eerste lid, onderdeel g Organisatie- en mandaatbesluit Verkeer en Waterstaat 2010;

d. ARAR:

Algemeen Rijksambtenarenreglement.

Artikel 2: Mandatering plaatsvervangend directeur-generaal en chief financial officer

De aan de directeur-generaal verleende bevoegdheden worden gemandateerd aan de plaatsvervangend directeur-generaal en de chief financial officer.

Artikel 3: Bevoegdheden voorbehouden aan de directeur-generaal, de plaatsvervangend directeur-generaal en de chief financial officer

Aan de directeur-generaal, de plaatsvervangend directeur-generaal en de chief financial officer blijft voorbehouden het uitoefenen van de bevoegdheden:

  • a. krachtens het derde en vierde lid van artikel 2 Instellingsbesluit directoraat-generaal Rijkswaterstaat;

  • b. tot het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten die zijn genomen door de functionarissen genoemd in artikel 4 en de artikelen 5 tot en met 8, steeds eerste lid, en

  • c. tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van:

    • 1°. beleidsregels, en

    • 2°. circulaires die een verzoek, gericht tot een groep van personen of instanties buiten de rijksoverheid, om medewerking of inlichtingen bevatten.

Artikel 4: Mandatering staf directeur-generaal

De aan de directeur-generaal verleende bevoegdheden worden, met inachtneming van de artikelen 3 en 12, eveneens gemandateerd aan de directeuren van Staf DG.

Artikel 5: Mandatering regionale en landelijke diensten

  • 1. De aan de directeur-generaal verleende bevoegdheden worden, met inachtneming van de artikelen 3 en 12, eveneens gemandateerd aan de hoofdingenieur-directeuren van de regionale en landelijke diensten.

  • 2. De hoofdingenieur-directeuren kunnen met inachtneming van artikel 12 binnen hun dienst ten aanzien van de aan hen verleende bevoegdheden mandaat verlenen aan:

    • a. de directeuren;

    • b. de afdelingshoofden en districtshoofden;

    • c. de projectdirecteuren, projectmanagers en projectleiders van projecten groter dan € 50.000.000.

  • 3. De in het tweede lid, onder c, genoemde functionarissen worden geen bevoegdheden verleend in HRM-aangelegenheden.

  • 4. De hoofdingenieur-directeur van de Dienst Infrastructuur kan met inachtneming van artikel 12 binnen zijn dienst zijn bevoegdheden ook mandateren aan portfoliodirecteuren, portfoliomanagers, projectdirecteuren, projectmanagers en projectleiders binnen de directie projecten. De portfoliomanagers, projectdirecteuren, projectmanagers en projectleiders worden geen bevoegdheden verleend in HRM-aangelegenheden.

  • 5. De aan de directeur-generaal verleende bevoegdheden worden, met inachtneming van de artikelen 3 en 12, eveneens gemandateerd aan het Hoofd secretariaat Vlaams Nederlands Schelde Commissie (VNSC) in de Dienst Zeeland.

Artikel 6: Mandatering projectdirecties en programmadirecties

  • 1. De aan de directeur-generaal verleende bevoegdheden worden, met inachtneming van de artikelen 3 en 12, eveneens gemandateerd aan de hoofdingenieur-directeuren (indien er geen hoofdingenieur-directeur is benoemd de directeur) van de projectdirecties en de programmadirecties.

  • 2. De hoofdingenieur-directeuren (indien er geen hoofdingenieur-directeur is benoemd de directeur)van de projectdirecties en de programmadirecties kunnen met inachtneming van artikel 12 binnen hun directie ten aanzien van de aan hen verleende bevoegdheden mandaat verlenen aan:

    • a. de directeuren;

    • b. de afdelingshoofden;

    • c. de projectdirecteuren, projectmanagers en projectleiders van projecten groter dan € 50.000.000.

  • 3. De in het tweede lid, onder c, genoemde functionarissen worden geen bevoegdheden verleend in HRM-aangelegenheden.

Artikel 7: Mandatering Corporate Dienst

  • 1. De aan de directeur-generaal verleende bevoegdheden worden, met inachtneming van de artikelen 3 en 12, eveneens gemandateerd aan de algemeen directeur van de Corporate Dienst.

  • 2. De algemeen directeur van de Corporate Dienst kan met inachtneming van artikel 12 binnen zijn dienst ten aanzien van de aan hem verleende bevoegdheden mandaat verlenen aan:

    • a. de directeuren;

    • b. de afdelingshoofden;

    • c. de senior adviseurs van de afdeling Bestuurlijk-Juridische zaken en Vastgoed, voor zover het schadeafhandeling betreft;

    • d. het hoofd coördinatiebureau energie van de afdeling Advies en Projecten van de directie Facilitair en Financieel, voor zover het departementsbrede energie-inkoop betreft.

  • 3. De in het tweede lid genoemde senior adviseurs en hoofd coördinatiebureau energie worden geen bevoegdheid verleend in HRM-aangelegenheden.

Artikel 8: Mandatering landelijke projecten en productspecifieke eenheden

  • 1. De aan de directeur-generaal verleende bevoegdheden worden, met inachtneming van de artikelen 3 en 12, eveneens gemandateerd aan de volgende functionarissen:

    • a. de projectdirecteuren, projectmanagers en projectleiders van landelijke projecten, en

    • b. de directeuren en afdelingshoofden van de productspecifieke eenheden.

  • 2. De in het eerste lid, onder a, genoemde functionarissen worden geen bevoegdheden verleend in HRM-aangelegenheden.

Artikel 9: Verlening volmacht en machtiging

  • 1. De aan de directeur-generaal verleende volmacht en machtiging worden, met inachtneming van de artikelen 3 en 12, eveneens verleend aan de functionarissen genoemd in artikel 2, artikel 4 en de artikelen 5 tot en met 8, steeds eerste lid.

  • 2. De in de artikelen 5 tot en met 7, steeds eerste lid, genoemde functionarissen kunnen met inachtneming van artikel 12 de verleende volmacht en machtiging binnen hun dienst, projectdirectie of programmadirectie verlenen aan de functionarissen genoemd in de artikelen 5 tot en met 7, steeds tweede lid en genoemd in artikel 5, vierde lid.

Artikel 10: Bevoegdheid bij afwezigheid

  • 1. Bij afwezigheid van een bevoegde functionaris is bevoegd een in dit besluit genoemde functionaris op hetzelfde of een hoger niveau.

  • 2. Bij gelijktijdige afwezigheid van de directeur-generaal, de plaatsvervangend directeur-generaal en de chief financial officer kan een van hen bij besluit een in dit besluit genoemde functionaris als waarnemer aanwijzen voor deze periode.

  • 3. Bij afwezigheid van de functionaris bedoeld in de artikelen 5 tot en met 8, steeds eerste lid, kan de directeur-generaal, de plaatsvervangend directeur-generaal of de chief financial officer een waarnemer aanwijzen voor die periode.

Artikel 11: Grensbedragen

  • 1. Het mandaat, de volmacht en de machtiging, door de directeur-generaal verleend, zijn voor verplichtingen welke financiële gevolgen hebben of kunnen hebben beperkt tot de volgende grensbedragen exclusief btw:

    Functionarissen

    Grensbedragen in € excl. btw

    Hoofdingenieur-directeur regionale dienst en Dienst Infrastructuur:

    25.000.000

    Hoofdingenieur-directeur Waterdienst voor wat betreft Deltares en het Hoogwaterbeschermingsprogramma:

     

    De hoofdingenieur-directeur (indien er geen hoofdingenieur-directeur is benoemd de directeur)van een projectdirectie of een programmadirectie in uitvoeringsfase:

     

    De algemeen directeur Corporate Dienst voor wat betreft departementsbrede energie-inkoop:

     

    Hoofdingenieur-directeur Data-ICT Dienst voor wat betreft Informatievoorziening:

    10.000.000

    De algemeen directeur Corporate Dienst voor wat betreft facilitaire aangelegenheden:

     

    Hoofdingenieur-directeur landelijke dienst:

    2.000.000

    De algemeen directeur Corporate Dienst voor wat betreft andere dan facilitaire aangelegenheden, onder deze andere aangelegenheden mede begrepen aangelegenheden met betrekking tot landelijke projecten en productspecifieke eenheden tot het grensbedrag:

     

    De hoofdingenieur-directeur (indien er geen hoofdingenieur-directeur is benoemd de directeur)van een projectdirectie of een programmadirectie in verkenningsfase of planstudiefase:

     

    Hoofd secretariaat Vlaams Nederlands Schelde Commissie (VNSC):

    500.000

    Afdelingshoofd productspecifieke eenheid Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing (DCC):

    100.000

    Directeur staf directeur-generaal:

    50.000

    Projectdirecteur, projectmanager en projectleider van een landelijk project:

     

    Directeur en afdelingshoofd productspecifieke eenheid waaronder begrepen het Bureau Adviseurs en het LEF Future Center:

     
  • 2. Het mandaat, de volmacht en de machtiging, welke door de in de artikelen 5 tot en met 7, steeds eerste lid, genoemde functionarissen kunnen worden verleend zijn voor verplichtingen welke financiële gevolgen hebben of kunnen hebben beperkt tot de volgende grensbedragen exclusief btw:

    Functionarissen

    Grensbedragen in € excl. btw

    Directeur directie projecten in de Dienst Infrastructuur:

    25.000.000

    Hoofd coördinatiebureau energie van de afdeling Advies en Projecten van de directie Facilitair en Financieel van de Corporate Dienst voor zover het departementsbrede energie-inkoop betreft:

    25.000.000

    Directeur binnen regionale dienst en Dienst Infrastructuur:

    5.000.000

    Portfoliodirecteur en portfoliomanager binnen de directie projecten van de Dienst Infrastructuur:

     

    Directeur binnen een projectdirectie of een programmadirectie in uitvoeringsfase:

     

    Projectdirecteur van een project binnen de directie projecten van de Dienst Infrastructuur:

    2.500.000

    Projectmanager van een project binnen de directie projecten van de Dienst Infrastructuur:

    1.000.000

    Directeur binnen een landelijke dienst:

    500.000

    Directeuren van de Corporate Dienst:

     

    Directeur binnen een projectdirectie of een programmadirectie in verkenningsfase of planstudiefase:

     

    Districtshoofd in geval van een calamiteit:

    150.000

    Hoofd incidentenorganisatie Dienst Noordzee in geval van een calamiteit:

     

    Hoofd Markeren Zuid Dienst Noordzee in geval van een calamiteit:

     

    Hoofd Markeren Noord Dienst Noordzee in geval van een calamiteit:

     

    Projectleider van een project binnen de directie projecten van de Dienst Infrastructuur:

    100.000

    Districtshoofd:

    50.000

    Hoofd Rijksrederij Dienst Noordzee:

     

    Afdelingshoofd:

    15.000

    De projectdirecteuren, projectmanagers en projectleiders van projecten groter dan € 50.000.000 binnen een regionale of landelijke dienst, een projectdirectie of een programmadirectie:

     

    Senior adviseur van de afdeling Bestuurlijk-Juridische zaken en Vastgoed van de Corporate Dienst, voor zover het schadeafhandeling betreft:

     
  • 3.

    • De grensbedragen gelden, met inachtneming van artikel 12, niet:

      • a. in HRM-aangelegenheden welke deel uitmaken van de interdepartementale procesafspraken in het kader van P-Direkt.

      • b. bij het treffen van schikkingen in civielrechtelijke procedures door de algemeen directeur Corporate Dienstinzake vorderingen van Rijkswaterstaat op derden.

Artikel 12: Voorbehouden en beperkingen

Ten aanzien van de in dit besluit verleende bevoegdheden gelden de in de bijlage bij dit besluit opgenomen voorbehouden en beperkingen.

Artikel 13: Instructies

  • 1. De directeur-generaal, de plaatsvervangend directeur-generaal en de chief financial officer kunnen, in het algemeen of per geval, instructies geven ter zake van de uitoefening van alle bevoegdheden welke verleend zijn in of op grond van dit besluit.

  • 2. De in de artikelen 5 tot en met 7, steeds eerste lid, genoemde functionarissen kunnen in hun dienst of directie, in het algemeen of per geval, instructies geven ter zake van de uitoefening van de bevoegdheden welke zij op grond van dit besluit verlenen, doch alleen in overeenstemming met de krachtens het eerste lid gegeven instructies.

  • 3. De in of op grond van dit besluit gemandateerde bevoegdheden worden uitgeoefend met inachtneming van de gegeven instructies.

Artikel 14: Slotbepalingen

  • 1. Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat 2008 wordt ingetrokken.

  • 2. Na het inwerkingtreden van dit besluit, berusten de besluiten gebaseerd op het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat 2008 op dit besluit.

Artikel 15: Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 september 2011.

Artikel 16: Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat 2011.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 juli 2011

De directeur-generaal Rijkswaterstaat,

J.H. Dronkers.

Mededeling

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekend gemaakt een bezwaarschrift worden ingediend bij Rijkswaterstaat, t.a.v. Staf DG, Postbus 20906, 2500 EX Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. datum en nummer of kenmerk van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt, en

  • d. de opgave van de redenen waarom de indiener zich niet met het besluit kan verenigen.

BIJLAGE BIJ ARTIKEL 12 VAN HET BESLUIT MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGING RIJKSWATERSTAAT 2011

In aanvulling op artikel 3 wordt, conform deze bijlage, het uitoefenen van de bevoegdheden voor bepaalde categorieën besluiten voorbehouden aan de bepaalde functionarissen en/of beperkt door de eis van voorafgaande instemming van een functionaris op een hoger niveau.

Voorbehouden en beperkingen

  • 1a. Aan de directeur-generaal zijn voorbehouden de volgende HRM-bevoegdheden, welke alleen mogen worden uitgeoefend nadat instemming van de secretaris-generaal is verkregen:

    • Afhandelen van formatieaangelegenheden met betrekking tot functies die rechtstreeks onder de hoofdingenieur-directeur van een regionale of landelijke dienst, de hoofdingenieur-directeur (indien er geen hoofdingenieur-directeur is benoemd de directeur) van een projectdirectie of een programmadirectie of onder de algemeen directeur van Corporate Dienst vallen, als bedoeld in het Statuut Decentralisatie Formatievaststelling en Formatiebeheer bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat;

    • Afwijken van de hoofdlijnen van het departementale personeelsbeleid, formatiebeleid en management ontwikkelingsbeleid.

  • 1b. Aan de directeur-generaal zijn voorbehouden de volgende HRM-bevoegdheden:

    • Verlenen van eervol ontslag aan de ambtenaar die uit een vertrouwensfunctie moet worden ontheven, als bedoeld in artikel 125e, tweede lid, Ambtenarenwet;

    • Fungeren als bevoegd gezag uit hoofde van in artikel 1, onderdeel b van het Beoordelingsvoorschrift Burgerlijk Rijkspersoneel 1985.

  • 2. Aan de directeur-generaal, de plaatsvervangend directeur-generaal en de chief financial officer zijn voorbehouden de volgende HRM-bevoegdheden:

    • Samenstellen van en benoemen van leden in een directieteam van een dienst, een projectdirectie of een programmadirectie;

    • Vaststellen van vaste reissommen als bedoeld in artikel 14 van het Reisbesluit binnenland, voor zover het groepen personeel betreft die voorkomen bij meer diensten;

    • Toekennen van vacatiegeld of vaste beloningen in afwijking van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies;

    • Verlenen van ontslag als gevolg van het niet kunnen terugkeren na een politieke functie, als bedoeld in artikel 96b, eerste lid, van het ARAR;

    • Verlenen van ongeschiktheidontslag anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken, als bedoeld in artikel 98, eerste lid, onderdeel g van het ARAR;

    • Verlenen van ontslag op grond van artikel 99 van het ARAR, indien de meerkosten aangaande de minimale uitkering niet meer bedragen dan drie bruto maandsalarissen;

    • Besluiten over toekenning van immateriële schadevergoedingen.

  • 3. Aan de directeur-generaal, de plaatsvervangend directeur-generaal en de chief financial officer, de hoofdingenieur-directeur, de hoofdingenieur-directeur (indien er geen hoofdingenieur-directeur is benoemd de directeur) van een projectdirectie of een programmadirectie en de algemeen directeur van de Corporate Dienst zijn voorbehouden de volgende HRM-bevoegdheden, welke alleen mogen worden uitgeoefend nadat via Staf DG instemming van de secretaris-generaal is verkregen:

    • Verlenen van disciplinair ontslag, als bedoeld in artikel 81, eerste lid, onderdeel L van het ARAR;

    • Verlenen van reorganisatieontslag en ontslag wegens verplaatsing van een dienstonderdeel, als bedoeld in de artikelen 96 en 96a van het ARAR;

    • Verlenen van ontslag aan een herplaatsingkandidaat, als bedoeld in artikel 49L van het ARAR;

    • Niet verlenen van ontslag wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, als bedoeld in artikel 98, eerste lid, onderdeel h van het ARAR;

    • Verlenen van ontslag als bedoeld in artikel 99 van het ARAR, indien de meerkosten aangaande de minimale uitkering afzonderlijk, dan wel tezamen met de vergoeding voor materiële schade, meer bedragen dan drie bruto maandsalarissen;

    • Toekennen van een vergoeding voor materiële schade als bedoeld in artikel 69 van het ARAR, indien een dergelijke vergoeding verband houdt met een ontslag als bedoeld in artikel 99 van het ARAR en indien die vergoeding afzonderlijk, dan wel tezamen met de meerkosten aangaande de ontslaguitkering, meer bedraagt dan drie bruto maandsalarissen;

    • Bewust belonen, indien deze beloning een bruto maandsalaris te boven gaat;

    • Vaststellen van plaatsen van tewerkstelling welke niet of niet doelmatig bereikbaar zijn met openbaar vervoer, als bedoeld in het Verplaatsingskostenbesluit 1989.

  • 4. De volgende HRM-bevoegdheden zijn voorbehouden aan

    • a. de directeur-generaal, de plaatsvervangend directeur-generaal en de chief financial officer, en

    • b. de hoofdingenieur-directeur, de hoofdingenieur- directeur (indien er geen hoofdingenieur-directeur is benoemd de directeur) van een projectdirectie of een programmadirectie en de algemeen directeur van de Corporate Dienst, die deze bevoegdheid alleen mogen uitoefenen nadat zij via Staf DG instemming van de directeur-generaal, de plaatsvervangend directeur-generaal of de chief financial officer hebben verkregen:

      • o Toekennen van een vergoeding voor materiële schade als bedoeld in artikel 69 van het ARAR, indien deze vergoeding meer bedraagt dan netto € 15.000;

      • o Opleggen van een disciplinaire straf anders dan die van ontslag.

  • 5. Aan de hoofdingenieur-directeur, de hoofdingenieur-directeur (indien er geen hoofdingenieur-directeur is benoemd de directeur) van een projectdirectie of van een programmadirectie en de algemeen directeur van de Corporate Dienst, blijft voorbehouden hetnemen van besluiten inhoudende een volledige honorering van verzoeken als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 6. Aan de algemeen directeur Corporate Dienst, diens directeur Communicatie, Personeel en Recht van de Corporate Dienst en aan de gemandateerde senior adviseurs werkzaam bij de directie Communicatie, Personeel en Recht van de Corporate Dienst zijn voorbehouden de volgende bestuurlijk-juridische en vastgoedbevoegdheden:

    • Uitbesteding aangaande juridische dienstverlening, waaronder begrepen het inschakelen van het kantoor van de Landsadvocaat;

    • Aangaan van en voeren van verweer:

      • o in civielrechtelijke procedures;

      • o in arbitrages;

      • o in surseances, faillissementen, derde-beslagen, verpandingen en cessies;

      • o inzake het opleggen van sancties aan opdrachtnemers c.q. bedrijven en instanties, met uitzondering van kortingen en boetes die voortvloeien uit contractbepalingen, en

    • inzake het geheel of gedeeltelijk matigen of kwijtschelden van kortingen of boetes die krachtens een contract aan een opdrachtnemer zijn opgelegd;

    • Behandelen van een geschil door middel van mediation of bindend advies, voor zover verband houdend met de onder voorgaand punt genoemde procedures;

    • Verlenen, wijzigen of intrekken van vergunningen ten behoeve van een dienst met uitzondering van de taken welke behoren tot het werkterrein van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, zoals opgenomen in artikel 2a, onderdeel b, Instellingsbesluit Inspectie Verkeer en Waterstaat;

    • Behandelen en afwikkelen van administratieve onteigeningen;

    • Behandelen van geschillen voor de bevoegde rechter voortvloeiende uit de Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken 1999 en/of voortvloeiende uit de Overeenkomst inzake verleggingen van kabels en leidingen buiten beheersgebied tussen de Minister van Verkeer en Waterstaat en Energie-Ned, VELIN en VEWIN van 10 februari 1999 (beide: Stcrt. 1999, nr. 97 );

    • Behandelen van vorderingen inzake schade veroorzaakt door derden aan rijkseigendom in beheer bij Rijkswaterstaat, anders dan bij uitvoering van werkzaamheden in opdracht van Rijkswaterstaat;

    • Behandelen en afwikkelen van claims inzake materiële en immateriële schade aan derden veroorzaakt door Rijkswaterstaat als vaarweg- en wegbeheerder;

    • Het inschakelen van experts ten behoeve van schadezaken die samenhangen met vaarweg- en wegbeheer;

    • Behandelen en afwikkelen van letselschadezaken als gevolg van ongevallen, dienstongevallen of beroepsziekten;

    • Behandelen en afwikkelen van zaken op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht;

    • Behandelen en afwikkelen van niet projectgebonden nadeelcompensatie.

  • 7. Aan de algemeen directeur van de Corporate Dienst zijn de volgende bevoegdheden voorbehouden:

    • Na afstemming met de Chief Financial Officer de comptabele bevoegdheid tot het doen van voorstellen aan de hoofddirectie Financiën, Management en Control aangaande het openen, wijzigen of opheffen van een bankrekening voor zakelijk gebruik op naam van Rijkswaterstaat, als bedoeld in artikel 8, lid 3 van het Besluit kasbeheer 1998;

    • Na overeenstemming met de directeur-generaal, de plaatsvervangend directeur-generaal of de chief financial officer, het treffen van schikkingen in civielrechtelijke procedures inzake vorderingen van Rijkswaterstaat op derden.

  • 8. Aan de algemeen directeur van de Corporate Dienst en diens directeuren zijn voorbehouden de volgende comptabele bevoegdheden:

    • Na het verkrijgen van instemming van de hoofddirectie Financiën, Management en Control, het kwijtschelden van een vordering kleiner dan € 5.000;

    • Het buiten invordering stellen van een vordering kleiner dan € 5.000;

    • Het verrichten van een schenking aan een derde van een aan de Staat toebehorende niet-geldelijke roerende zaak met een waarde gelijk aan of kleiner dan € 500.

De genoemde bedragen zijn exclusief eventuele omzetbelasting.

TOELICHTING

Onderhavig mandaatbesluit vervangt en vernieuwt het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat 2008. Aanleiding voor de verbetering van het voorgaande besluit vormt de wens het mandaatbesluit te laten aanpassen aan het recente Organisatie- en mandaatbesluit Verkeer en Waterstaat (2010) en het nieuwe Instellingsbesluit Rijkswaterstaat. Tegelijkertijd zijn het financiële mandaat van de verschillende functionarissen en de instructies in lijn gebracht met de realiteit en de wensen van het huidige bestuur van Rijkswaterstaat. Ten slotte is met het besluit tot uitdrukking gebracht dat de Directie Projecten functioneel onderdeel uitmaakt van de Dienst Infrastructuur.

De directeur-generaal Rijkswaterstaat,

J.H. Dronkers.

Naar boven