Verlengingsbeschikking inzake kavel C06 (Radio 538 BV)

22 juli 2011

Nr. AT-EL&I/6640669

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op uw aanvraag van 23 juni 2011, de artikelen 3.3, 3.3a, eerste en tweede lid, en 3.5 van de Telecommunicatiewet, de artikelen 9 en 16 van het Frequentiebesluit, de Regeling verlenging en digitalisering commerciële radio-omroep (middengolf en niet-landelijke FM);

Besluit:

Artikel I Verlenging middengolfvergunning

De middengolfvergunning voor commerciële radio-omroep met dossiernummer 5055341 waarvan thans Radio 538 BV de houder is, wordt, onverminderd artikel 6 van bijlage A,verlengd tot 1 september 2017.

Artikel II Wijziging middengolfvergunning

De middengolfvergunning voor commerciële radio-omroep met dossiernummer 5055341 wordt per 1 september 2011 gewijzigd overeenkomstig de bijlagen A (voorschriften en beperkingen) en B (technische parameters).

Artikel III Eenmalig bedrag

Radio 538 BV is voor de verlenging, bedoeld in artikel I, geen eenmalig bedrag als bedoeld in artikel 3.3a van de Telecommunicatiewet verschuldigd.

Artikel IV Weigering aanvraag

De aanvraag van Radio 538 B.V. van 18 juni 2010 wordt geweigerd.

Artikel V Inwerkingtreding

Deze beschikking treedt in werking op de dag van dagtekening van de Staatscourant waarin deze beschikking wordt geplaatst.

Deze beschikking met motivering wordt, uitgezonderd de bijlage B, geplaatst in de Staatscourant. Vanaf de dag van dagtekening van plaatsing van deze beschikking in de Staatscourant, wordt deze beschikking met motivering tevens geplaatst op de website van Agentschap Telecom.

Hoogachtend,

De Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie,

namens deze:

M.E. de Groot,

Hoofd Media,

Agentschap Telecom.

Bezwaar

Ingevolge het bepaalde in artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze beschikking op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de afdeling Juridische Zaken van Agentschap Telecom van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Postbus 450, 9700 AL Groningen.

BIJLAGE A

Wijziging van de voorschriften en beperkingen van de vergunning voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van commerciële radio-omroep middengolf kavel C06 onder vergunningnummer 5055341

Ingevolge artikel II komen de voorschriften en beperkingen behorend bij uw middengolfvergunning als volgt te luiden:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beschikking wordt verstaan onder:

  • a. minister: Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

  • b. vergunning: vergunning als bedoeld in artikel 3.3 van de Telecommunicatiewet voor het gebruik van frequentieruimte in de middengolfband;

  • c. kavel: frequentie of samenstel van frequenties, behorend bij een vergunning;

  • d. digitale radio-omroepvergunning: de vergunning met dossiernummer 6612211 kavel 11C;

  • e. ziekenhuis: instelling voor medisch-specialistische zorg als bedoeld in artikel 1.2, onder 1, van het Uitvoeringsbesluit WTZi;

  • f. commerciële radio-omroep: radio-omroep als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Mediawet 2008 die wordt verzorgd door een commerciële media-instelling als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet.

Artikel 2. Gebruiksrecht

  • 1. Radio 538 BV ingeschreven in het handelsregister onder nummer 32126643, hierna te noemen: vergunninghouder, is houder van de vergunning voor het gebruik van de frequentieruimte opgenomen in de bijlage bij deze vergunning ten behoeve van commerciële radio-omroep middengolf kavel C06.

  • 2. De vergunninghouder neemt en houdt de in de bijlagen genoemde frequenties in gebruik.

  • 3. De vergunninghouder neemt daarbij de voorschriften en beperkingen bedoeld in de artikelen 3 tot en met 6 en de bijlagen van deze vergunning in acht.

Artikel 3. Beperkingen ter uitvoering van de Beleidsregel storing door het gewenste signaal van radiozendapparaten

  • 1. De vergunninghouder veroorzaakt:

    • a. geen ontoelaatbare belemmeringen door het gewenste signaal van radiozendapparaten in andere radiozend- of ontvangstapparaten of in elektrische of elektronische inrichtingen, en

    • b. in het frequentiegebied van 100 kHz tot en met 2,5 GHz in ziekenhuizen, alsmede op de percelen waar deze ziekenhuizen staan, geen piekwaarde van de elektrische veldsterkte die gelijk is aan of hoger is dan 5,4 volt per meter.

  • 2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien een vergunninghouder op of in een ziekenhuis of het perceel waarop dat ziekenhuis staat een radiozendapparaat heeft geplaatst met schriftelijke instemming van dat ziekenhuis.

Artikel 4. Overlap

  • 1. Indien de vergunninghouder tevens houder is van een andere vergunning voor commerciële radio-omroep en de theoretische analoge verzorgingsgebieden overdag, zoals voorspeld op basis van de van toepassingszijnde planningsnorm, van beide vergunningen elkaar geheel of gedeeltelijk overlappen, zendt hij een programmaonderdeel dat via die andere vergunning tussen 06.00 en 19.00 uur is uitgezonden, niet binnen 30 minuten na die uitzending uit op de frequentie(s) behorend bij deze vergunning.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing voor programmaonderdelen, bestaande uit nieuws of reclameboodschappen.

  • 3. Het eerste en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing indien blijkt dat de vergunninghouder voor commerciële radio-omroep middengolf zodanig verbonden is met één of meer vergunninghouders voor landelijke commerciële radio-omroep, niet-landelijk commerciële radio-omroep of commerciële radio-omroep middengolf, dat sprake is van eenzelfde instelling.

  • 4. Voor de bepaling of er sprake is van eenzelfde instelling als bedoeld in het derde lid, is artikel 22, eerste lid, onderdelen a en b, van het Mediabesluit 2008 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Correspondentie

Kennisgevingen en correspondentie die verband houden met deze vergunning, worden gericht aan Agentschap Telecom van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie te Groningen, tenzij door of vanwege de minister anders wordt aangegeven.

Artikel 6. Duur van de vergunning

Deze vergunning is in werking getreden op 1 juni 2003 en eindigt op de dag waarop de vergunninghouder niet langer tevens houder is van de digitale radio-omroepvergunning, met dien verstande dat de vergunning in elk geval eindigt op 31 augustus 2017.

Motivering behorend bij de verlengingsbeschikking

Paragraaf 1 Beleidskader

Mijn digitaliseringsbeleid gaat uit van een verlenging van de huidige analoge vergunningen onder gelijktijdige digitaliseringsverplichting. Mijn besluit tot verlenging van uw analoge vergunning en verlening van een digitale frequentievergunning voor digitale radio-omroep vloeit voort uit dit beleid.

De kern van mijn digitaliseringsbeleid (zie ook Kamerstukken II, 2008–2009, 24 095, nr. 241) is steeds geweest dat een transitie van analoge naar digitale radio wenselijk is en dat deze transitie succesvol zal zijn indien voldoende luisteraars gebruik maken van digitale etherradio.

Daarbij heb ik gewogen dat op dit moment de transitie van analoge naar digitale radio in Nederland nog niet van de grond komt, omdat de vraag naar digitale radio nog moet ontstaan. Gelet op het beleidsmatige belang van digitalisering is het wenselijk de (investeringen in) digitalisering een impuls te geven, en wel door te bevorderen dat er een goed aanbod van digitale radio komt. Een goed aanbod is bij uitstek een aanbod dat luisteraars er toe brengt de stap te zetten naar digitale radio. Een grootschalige overstap van luisteraars is noodzakelijk voor commercieel verantwoorde exploitatie en ook om te kunnen besluiten tot de omschakeling en daarmee de afschakeling van analoge radio.

Het creëren van een aantrekkelijk aanbod voor digitale radio dient logischerwijs primair te gebeuren door partijen met een vergunning voor analoge radio. Om die reden heb ik in het Nationaal Frequentieplan 2005 (NFP) een koppeling aangebracht tussen frequentieruimte bestemd voor analoge radio-omroep en frequentieruimte bestemd voor digitale radio-omroep. De vergunninghouder voor middengolf of niet-landelijke commerciële radio-omroep (NLCO) dient straks over zowel een vergunning voor analoge radio-omroep als een vergunning of doorgifteovereenkomst voor digitale radio-omroep te beschikken en heeft de verplichting de analoge uitzending tegelijkertijd ook digitaal uit te zenden, de zogenaamde simulcastverplichting. In plaats van een eigen digitale vergunning kan ook worden gekozen voor simulcasting via een andere digitale vergunning (‘doorgifte’). U heeft hier niet voor gekozen maar een digitale vergunning aangevraagd.

De vergunningen voor (analoge) commerciële radio zijn voor het overgrote deel in 2003 en daarna verleend en hebben allen een looptijd tot 1 september 2011.

Het toenmalige wettelijke kader impliceerde dat deze vergunningen in beginsel opnieuw zouden worden verdeeld, via een veiling of een vergelijkende toets.

Een dergelijke verdeling nu zou niet de gewenste impuls voor digitalisering opleveren. In samenhang met de hiervoor bedoelde dynamiek aan de aanbodzijde is de opstelling van de luisteraar van belang. Een nieuwe verdeling zou waarschijnlijk leiden tot een aantal nieuwe vergunninghouders en daarmee nieuwe programmering.

Zoals hiervoor al aan de orde was, is de kans dat luisteraars overstappen van analoge naar digitale radio aanmerkelijk groter als zij daarbij een grote zekerheid hebben dat zij (ook) hun vertrouwde programma’s kunnen blijven ontvangen. Bij een verlenging van de FM- en AM vergunningen blijft het programma-aanbod grosso modo hetzelfde. Luisteraars kunnen de bestaande radioprogramma’s blijven beluisteren.

Bij behoud van dat vertrouwde aanbod en de gelijktijdige uitzending via digitale radio zullen luisteraars gemakkelijker, althans sneller, overstappen naar digitale radio. Daarom is een koppeling tussen analoog en digitaal frequentiegebruik van belang. Op deze wijze kan de luisteraar de overstap maken naar digitale radio zonder afstand te hoeven nemen van vertrouwde programma’s. De prikkel om die stap daadwerkelijk te zetten, is daarnaast ook gelegen in het aanbod van innovatieve en extra diensten en het grotere bereik dat bij digitale radio kan worden gerealiseerd.

Het voorgaande betekent dat verlenging een snellere en succesvollere overgang mogelijk maakt in vergelijking met een nieuwe verdeling. Dat is ook van belang omdat in de overgangsperiode het beslag op frequentieruimte relatief groot is. Immers in een overgangsperiode dienen radiozenders dubbel, zowel analoog als digitaal, uit te zenden. Het is van belang dat deze periode zo kort mogelijk is, dat wil zeggen in dit geval zes jaar.

Paragraaf 2 Verlenging en wijziging van uw analoge vergunning

Verlenging

Het wettelijk kader ten aanzien van de verlenging van vergunningen is vooral neergelegd in artikel 9 van het Frequentiebesluit (Fb) juncto de Regeling uitvoering artikel 9 Frequentiebesluit, juncto artikel 3.3 van de Telecommunicatiewet (Tw). Artikel 9 Fb gaat over de verlengbaarheid van een frequentievergunning indien er sprake is van digitalisering en luidt als volgt:

Artikel 9

  • 1. Onze Minister kan een vergunning die is verleend door middel van een veiling of een vergelijkende toets niet verlengen, tenzij het algemeen maatschappelijk, cultureel of economisch belang verlenging naar het oordeel van Onze Minister vordert of verlenging naar het oordeel van Onze Minister van belang is voor de bevordering van de overgang van analoge naar digitale techniek, mits de aanvraag om verlenginguiterlijk een jaar, doch niet eerder dan twee jaar voor het tijdstip waarop de periode waarvoor de vergunning is verleend, is verstreken, is ontvangen door Onze Minister. Bij regeling van Onze Minister kan voor nader bepaalde vergunningen een afwijkende periode worden bepaald waarbinnen het verzoek tot verlenging moet worden ontvangen.

  • 2. Indien de vergunning betrekking heeft op frequentieruimte bestemd voor de categorie commerciële omroep besluit Onze Minister over een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, niet dan in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • 3. In het geval een vergunning wordt verlengd kunnen de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen worden gewijzigd en kunnen nieuwe voorschriften en beperkingen aan de vergunning worden toegevoegd.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen inzake de verlenging van vergunningen nadere regels worden gesteld. Deze regels kunnen per te verlenen vergunning verschillen.

Van belang in casu is dat de situatie van verlengbaarheid zich daadwerkelijk voordoet. Zie het eerste lid, tweede deel van de volzin:

‘ (...) naar het oordeel van Onze Minister van belang is voor de bevordering van de overgang van analoge naar digitale techniek (...)’,

Uit bovenstaande overwegingen onder de paragraaf ‘beleidskader’ kan worden geconcludeerd dat ik van oordeel ben dat verlenging van belang is voor de bevordering van de overgang van analoge naar digitale techniek. Voor een nadere toelichting verwijs ik naar dat kader alsmede de toelichting bij de Regeling verlenging en digitalisering commerciële radio-omroep (middengolf en niet-landelijke FM).

Uw aanvraag heb ik voor 28 juni 2011 ontvangen. Weliswaar is dat tijdstip korter dan een jaar voor het tijdstip waarvoor de vergunning is verleend, is verstreken, maar in de Regeling uitvoering artikel 9 Frequentiebesluit is een extra aanvraagperiode opgenomen. Ik heb uw aanvraag binnen die aanvraagperiode ontvangen.

Wijziging

Van belang is ook te overwegen dat uw analoge vergunning door mij op enkele punten is gewijzigd. De rechtsgrond op basis waarvan ik de vergunning heb gewijzigd is neergelegd in artikel 9, derde lid, Fb. De wijziging van uw vergunning is door mij geconsulteerd, ten aanzien van mijn motivering van de aanpassingen verwijs ik u ook naar de kennisgeving die is gebruikt voor de consultatie. Ik volsta hier met een korte samenvatting.

De wijzigingen die zijn doorgevoerd betreffen met name een actualisatie en vereenvoudiging. De volgende wijzigingen springen eruit. Er wordt uitvoering gegeven aan artikel 4 van de Beleidsregel storing door het gewenste signaal van radiozendapparaten. Dit betekent dat in de vergunning wordt bepaald dat de vergunninghouder geen ontoelaatbare belemmeringen (storingen) mag veroorzaken in elektrische- of elektronische inrichtingen met zijn zenders.

De technische parameters van uw vergunning zijn als aparte bijlage opgenomen bij dit besluit.

Paragraaf 3 Eenmalig bedrag

Teneinde een optimaal gebruik van frequentieruimte te waarborgen kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat de houder van een vergunning van wie de vergunning wordt of is verlengd voor het gebruik van frequentieruimte een eenmalig bedrag (ofwel financieel instrument) verschuldigd is. Deze bevoegdheid is neergelegd in artikel 3.3a Tw.

Om de hoogte van het eenmalig bedrag per kavel te kunnen bepalen is een onderzoek uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek (SEO), het Instituut voor Informatierecht (IViR) en TNO Informatie- en Communicatietechnologie onder begeleiding van een adviescommissie, bestaande uit prof. Van Wijnbergen, prof. Bardoel en prof. Hessel. Na de openbare voorbereidingsprocedure en consultaties ben ik tot aangepaste bedragen gekomen. AM-omroepen zijn geen bedrag verschuldigd.

Paragraaf 4 Afwijzing eerdere verlengingsaanvragen

U heeft al een verlengingsaanvraag ingediend. Hierop had ik nog niet beslist. De verlengingsaanvraag is ingediend onder het toen geldende artikel 9, eerste lid Fb. Dit artikel luidde toen als volgt:

  • 1. Onze Minister kan een vergunning die is verleend door middel van een veiling of een vergelijkende toets niet verlengen, tenzij het algemeen maatschappelijk, cultureel of economisch belang verlenging naar het oordeel van Onze Minister vordert, mits de aanvraag om verlenging uiterlijk een jaar, doch niet eerder dan twee jaar voor het tijdstip waarop de periode waarvoor de vergunning is verleend, is verstreken, is ontvangen door Onze Minister. Bij regeling van Onze Minister kan voor nader bepaalde vergunningen een afwijkende periode worden bepaald waarbinnen het verzoek tot verlenging moet worden ontvangen.

Artikel 21, vierde lid, Fb, luidt als volgt:

  • 4. Artikel 9 zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van het Besluit van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 18 februari 2011, (...) houdende wijziging van het Frequentiebesluit in verband met het digitaliseringsbeleid voor commerciële radio, blijft van toepassing op aanvragen om verlenging die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van dat besluit.

Uit artikel 21, vierde lid, Fb volgt dat ik het oude artikel 9 Fb dien toe te passen. Dat bevatte toen enkel de bepaling dat verlenging niet mogelijk is tenzij het algemeen maatschappelijk, cultureel of economisch belang dit naar het oordeel van Onze Minister vordert. Naar mijn oordeel bevat artikel 9 Fb oud geen toereikende grondslag om vergunningen te verlengen ter bevordering van de omschakeling naar digitale radio. Eerdere aanvragen wijs ik daarom af op grond van de artikelen 21 en 9 (oud) Fb. Voor de goede orde wijs ik er op dat ik met artikel I van deze beschikking wel positief heb beslist op uw aanvraag.

Paragraaf 5 Consultatie

Eind 2010 heb ik mijn voorgenomen verlengings- en digitaliseringsbesluiten geconsulteerd en is eenieder in de gelegenheid gesteld om op mijn voornemens te reageren. Een belangrijke reden voor de consultatie was om na te gaan of er voldoende draagvlak is voor het verlengings- en digitaliseringsbeleid en de daarmee samenhangende ontwerpbesluiten. Over de uitkomsten op hoofdlijnen en de beleidsaanpassingen bent u door mij in januari 2011 geïnformeerd door toezending van een afschrift van de brief van 13 januari 2011 ‘Uitkomst consultaties verlenging en verlening vergunningen commerciële etherradio’ aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, kamerstukken II 2010/11 24 095, nr. 267 (Kamerbrief). Voor de goede orde verwijs ik naar de inhoud van deze Kamerbrief als onderdeel van mijn belangenafweging om tot mijn besluit te komen. Onderstaand worden de gegeven reacties nader toegelicht: zij zijn geclusterd naar onderwerp.

Advies van de Raad van State

Een deel van de reacties had betrekking op de implicaties van het advies van de Raad van State over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Frequentiebesluit. Ik verwijs naar de toelichting bij het besluit voor een nadere onderbouwing van de door mij gemaakte keuzen en herhaal hier de belangrijkste onderdelen. De ontvangen reacties op de consultaties bevatten reeds eerder gewogen argumenten. Ik heb tevens overwogen dat het belang van een snelle overgang naar digitale radio voor mij zwaar weegt en mij reden geeft om aan de hoofdlijnen van het ingezette verlengings- en digitaliseringsbeleid vast te houden. Het verlengen van de vergunningen impliceert ook dat de huidige situatie en verhoudingen in de markt in beginsel gehandhaafd blijven.

Europeesrechtelijke aspecten

In een aantal reacties is de vraag gesteld of verlenging zich wel verhoudt met het Europese recht. Het Europese recht zegt daarover het volgende. Ingevolge het gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten, waaronder de Kaderrichtlijn en de Machtigingsrichtlijn1, dienen de lidstaten de nodige maatregelen te (laten) treffen voor het bevorderen van concurrentie door onder meer de voordelen voor gebruikers te maximaliseren, investeringen en innovaties aan te moedigen en de radiofrequenties efficiënt te beheren. Bij de afgifte van frequentievergunningen dienen objectieve, transparante, niet-discriminerende en proportionele criteria te worden toegepast (artikelen 8 en 9, eerste lid, Kaderrichtlijn). In artikel 7, eerste lid, van de Machtigingsrichtlijn zijn voorwaarden bepaald voor het beperken van het aantal frequentievergunningen en voor het verlengen van bestaande frequentievergunningen. Ingevolge onderdeel a dient een lidstaat bij een besluit tot verlenging rekening te houden met de noodzaak de voordelen voor de gebruikers te maximaliseren en de ontwikkeling van de mededinging te bevorderen, en ingevolge onderdeel c dient een besluit tot het verlengen van frequentievergunningen met opgave van redenen bekend te worden gemaakt. De overige bepalingen van dit artikel hebben betrekking op het beperken van het aantal gebruiksrechten bij het verlenen van frequentievergunningen.

Het beleid om de vergunningen voor commerciële radio-omroep te verlengen mits de vergunninghouder ook in digitale radio investeert, is bij uitstek gericht op de gebruiker en de mededinging. Hiervoor is reeds naar voren gebracht dat de invoering van digitale radio-omroep de luisteraar ten goede komt, omdat digitale radio in vergelijking met analoge radio potentieel een grotere dekking heeft en omdat hierbij meer programma’s en bijbehorende diensten kunnen worden aangeboden. Ook de ontvangstkwaliteit zal in potentie beter zijn. Een doelmatiger gebruik van de frequentieruimte betekent op termijn minder schaarste, hetgeen de mededinging bevordert. Het is van belang voor de gebruiker, en voor de mededinging, dat digitalisering – met inbegrip van afschakeling van analoge radio – zo spoedig mogelijk plaatsvindt. Verlenging van de bestaande vergunningen voor commerciële radio-omroep biedt het beste perspectief op een snelle en kansrijke digitalisering.

Het digitaliserings- en verlengingsbeleid sluit tevens aan bij de voornoemde Europeesrechtelijke verplichting investeringen en innovaties aan te moedigen en het beleid van de Europese Commissie ter zake.

Terwijl verlenging op termijn de mededinging ten goede komt, heeft het voor de huidige situatie tot gevolg dat potentiële toetreders nu niet kunnen meedingen naar de te verlengen analoge vergunningen. Ook deze gevolgen heb ik gewogen. De gevolgen voor de mededinging zijn om een aantal redenen beperkt van aard. Allereerst is de periode van verlenging relatief kort, namelijk zes jaar, en op de tweede plaats geldt de voorwaarde dat de vergunninghouders moeten bijdragen aan de digitalisering van de etherradio door gezamenlijk frequentieruimte voor digitale radio-omroep te gaan exploiteren. Ten derde overweeg ik dat het verkrijgen van een analoge vergunning zeker niet is uitgesloten. Potentiële toetreders kunnen, ondanks het verlengingsbeleid, nog via andere mogelijkheden een analoge vergunning verkrijgen. Zo konden zij deelnemen aan de verdelingsprocedure die dit jaar gehouden is voor twee nog vrije landelijke kavels. Verder kunnen zij ook via overdracht van (gecombineerde) vergunningen voor analoge en digitale radio-omroep een vergunning verkrijgen, zie hiervoor artikel 3.8 Tw. Toetreding tot de markt via overdracht is een reële mogelijkheid, wat blijkt uit het feit dat de afgelopen jaren veel frequentievergunningen (soms samen met de gehele rechtspersoon van de vergunninghouder) in andere handen zijn overgegaan. Daarnaast hebben potentiële toetreders nog de mogelijkheid om met een bestaande vergunninghouder overeen te komen dat hij bepaalde programma’s voor hen uitzendt.

Tegen deze achtergrond kan worden geconcludeerd dat wordt voldaan aan de voorwaarde van artikel 7 Machtigingsrichtlijn, die stelt dat rekening wordt gehouden met het belang van gebruikers en met de mededinging. Bijgevolg zijn er geen Europeesrechtelijke bezwaren tegen dit besluit, in het bijzonder het onderdeel dat een wettelijke basis biedt voor het verlengen van frequentievergunningen met het oog op digitalisering. Voor een meer uitgebreide toelichting verwijs ik naar de nota van toelichting bij het gewijzigde Frequentiebesluit.

Verder merk ik op dat uit de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 januari 2009, LJN BH1202, kan worden afgeleid dat ik in mijn motivering ook aandacht dien te schenken aan de voorwaarden die partijen, die ageren tegen een verlenging, stellen. Dit doe ik onderstaand.

Eén respondent (een productiemaatschappij) reageert mede namens vier lokale publieke omroepen en is voornemens een radioprogramma uit te zenden dat ook via de publieke omroepen wordt uitgezonden. Tussen publieke en commerciële omroepen is een strikte scheiding. Mede om die reden is in artikel 3.6, eerste lid, onderdeel d. van de Telecommunicatiewet bepaald dat een aanvraag van een publieke omroep voor een commerciële frequentie verplicht moet worden geweigerd. Ten principale ben ik van oordeel dat bij de beantwoording van de vraag of commerciële frequenties verlengd moeten worden dan wel opnieuw verdeeld, ik geen gewicht hoef toe te kennen aan het belang om een groter te realiseren via commerciele frequenties voor een in opdracht van publieke omroepen geproduceerd radioprogramma.

Een respondent stelt voor een verdeling te houden. In deze motivering alsmede de nota van toelichting bij het gewijzigde frequentiebesluit is uitvoerig toegelicht waarom de minister van oordeel is dat een verlenging meer bijdraagt aan een succesvolle digitalisering dan een hernieuwde uitgifte van vergunningen. Op dit punt heb ik het algemeen belang zwaarder laten wegen dan het belang van toetreders om een algemene herverdeling te maken. Hierbij heb ik ook laten wegen dat het aantal respondenten die een voorkeur heeft voor toetreding en tegen een verlenging, beperkt is. Voorts heb ik meegewogen dat in 2003 op initiatief van een toetreder een nieuwe verdeling is gehouden en dat de toetreder geen aanvraag heeft ingediend.

Ik concludeer derhalve dat ik het algemene belang van een verlenging en digitalisering zwaarder weeg dan het belang van enkele partijen om een nieuwe verdeling te houden. Artikel 7 van de Machtigingsrichtlijn geeft mij die vrijheid. Aan het belang van de hiervoor genoemde respondent die mede namens vier lokale omroepen optrad, ken ik geen gewicht toe omdat die partij via een commerciele frequentie een programma van lokale publieke omroepen wenst uit te zenden.

Wijziging van uw analoge vergunning

Hieronder geef ik verkort de reactie van respondenten ten aanzien van de wijziging van de analoge vergunningen en mijn standpunt ter zake weer.

Verboden kavelcombinaties

Twee respondenten pleiten voor het opheffen van de zogenaamde ‘verboden kavelcombinaties’. De regelgeving moet zo uitgelegd worden dat de verboden kavelcombinaties enkel gelden voor het analoog frequentiebereik. Ook hier geldt dat mijn digitaliseringsbeleid mede is ingegeven door de wens om uiteindelijk te komen tot een afschakeling van de FM-band en dat de verlenging van analoge vergunningen een middel is. De verlenging impliceert dat de voorwaarden niet wezenlijk veranderen en dat ik de analoge situatie bestendig. Een gevolg daarvan is ook dat ik geen wijzigingen aanbreng in de lijst van ‘verboden kavelcombinaties’.

Toezichtskosten

Meerdere respondenten hebben aangegeven dat de verhouding tussen toezichtskosten voor de omroepsector en de andere toezichtskosten in het algemeen scheef is en dat de kosten voor de omroepsector te hoog zijn. Van deze opmerkingen heb ik kennis genomen, en ik constateer dat dit geen betrekking heeft op de vergunning, de vergunningverlenging of de vergunningverlening zelf. Voor wat betreft de verdeling van de kosten over de verschillende categorieën vergunninghouders, verwijs ik naar de Regeling vergoedingen Agentschap Telecom 2011. In artikel 2 van dat besluit is opgenomen dat de kosten worden toegerekend aan categorieën van gelijksoortige werkzaamheden of diensten. De vergoeding is dus gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten. Een en ander neemt niet weg dat ik aandacht heb voor de toezichtskosten.

Opstelplaatsen

Een respondent verzoekt voor de middengolf om ondersteuning bij het zoeken naar een opstelplaats. Deze opmerking heeft geen betrekking op de consultatiestukken, maar dat is een algemene opmerking. Dat neemt niet weg dat ik bekend ben met het feit dat het soms moeilijk is om voor middengolfzenders een geschikte opstelplaats te vinden. Voor zover er aanvragen komen voor het aanpassen van vergunningen in verband met een verplaatsing van een middengolfzender, blijft ik daar soepel mee om gaan. In beginselkan elk opstelpunten in Nederland gekozen worden mits er geen storing wordt veroorzaakt en mits de geldende afspraken met buitenlandse administraties dit toelaten. Alle vergunninghouders voor middengolf zijn hierover per brief geïnformeerd.

Lopende beroepszaak

Twee respondenten wijzen op een lopende beroepzaak en de mogelijke consequenties indien de vergunning voor de huidige vergunninghouder wordt verlengd. Van de inbreng heb ik kennis genomen. Omdat ik van mening ben dat de huidige vergunningen rechtmatig zijn verleend, zie ik geen reden om in een verlengingsbesluit vooruit te lopen op een mogelijk voor mij nadelige uitspraak.

Extra frequentieruimte

Enkele respondenten verzoeken om een (extra) vergunning voor het gebruik van frequentieruimte. Deze opmerking heeft geen betrekking op de consultatiestukken maar is een algemene opmerking en tevens een aanvraag voor het gebruik van frequentieruimte. Voor zover er sprake is van een aanvraag heb ik deze regulier in behandeling genomen.

Informatieplicht verbondenheid

Een respondent stelt aan de orde dat in de ontwerpvergunning is geregeld dat de vergunninghouder de minister moet informeren over wijzigingen in de zeggenschap of feitelijke invloed die een andere instelling kan uitoefenen. Deze bepaling is volgens hem zonder wettelijke grondslag.

De Minister kan op grond van artikel 3.7 Tw een vergunning intrekken wanneer er sprake is van strijd met artikel 6.24 van de Mediawet 2008. Uit de praktijk is gebleken dat vergunninghouders de kans op verbondenheid vaak lager inschatten dan de Minister doet. Vergelijk de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 juni 2009, LJN BI9134. Een (verboden) verbondenheid verstoort de concurrentieverhoudingen. Daarom is het belangrijk dat de Minister tijdig wordt geïnformeerd. Het artikel is zo geformuleerd dat de administratieve lasten beperkt blijven. De betreffende verplichting is gebaseerd op artikel 16, eerste lid, onderdelen a en f, Fb.

Verlengingsduur

Een respondent meent dat een langere verlengingsduur dan zes jaar van toepassing zou moeten zijn. Mijn keuze om met zes jaar te verlengen is ingegeven om enerzijds de digitalisering te stimuleren en anderzijds de in beginsel ondoelmatige periode van simulcasting niet te lang te laten duren. Voor uitgebreidere overwegingen over de optimale duur van de verlenging verwijs ik u naar het tekstonderdeel dat gaat over het digitaliseringsbeleid hierboven. Een verlenging van negen jaar, zoals door de respondent is voorgesteld, zou naar mijn oordeel een te lange periode zijn en minder goed aansluiten bij mijn digitaliseringsbeleid dan zes jaar. Een verlenging van negen jaar zou ook op gespannen voet staan met hetgeen ik met betrekking tot de gevolgen van de verlenging van zes jaar voor de mededinging heb overwogen. Om die reden heb ik de verlengingsduur niet aangepast.


X Noot
1

Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (PbEG L 108), respectievelijk richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (PbEG L 108). Deze richtlijnen zijn gewijzigd door richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 (Pb EU L337, blz. 37–69) die in werking is getreden op 18 december 2009. Ter implementatie van deze wijziging in Nederlands recht is een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer aanhangig gemaakt (TK 2010–2011, 32 549).

Naar boven