Regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 26 januari 2011, nr. WJZ/10192323, tot vaststelling van een formulier voor het doen van een melding in verband met de toepassing van de rijkscoördinatieregeling op energie-infrastructuurprojecten

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op de artikelen 9b, derde lid, en 20a, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998, artikel 39b, tweede lid, van de Gaswet en artikel 141a, tweede lid, van de Mijnbouwwet;

Besluit:

Artikel 1

Het formulier voor het doen van een melding en de daarbij te verstrekken gegevens in verband met toepassing van de rijkscoördinatieregeling op energie-infrastructuurprojecten als bedoeld in de artikelen 9b, derde lid, en 20a, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998, artikel 39b, tweede lid, van de Gaswet en artikel 141a, tweede lid, van de Mijnbouwwet wordt vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze regeling.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 26 januari 2011

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.

BIJLAGE

Meldingsformulier

Rijkscoördinatieregeling energie-infrastructuurprojecten

Formulier als bedoeld in artikel 9b, derde lid, en artikel 20a, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998, artikel 39b, tweede lid, van de Gaswet en artikel 141a, tweede lid, van de Mijnbouwwet

A. Toelichting op de procedure
  • Het verdient aanbeveling om, voordat een melding wordt gedaan, ter oriëntatie contact op te nemen met de programmamanager rijkscoördinatieregeling bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, directie Energiemarkt (070-3797801).

  • Het ingevulde formulier kan worden uitgeprint en verzonden aan: Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, directie Energiemarkt, ter attentie van de programmamanager rijkscoördinatieregeling, postbus 20101, 2500 EC, ’s-Gravenhage.

  • Er wordt geen kennis genomen van uw melding, indien de onderdelen 1, 4, 5, 6, 8, 9, 12, 14 of 17 van dit formulier niet of onvolledig zijn ingevuld. Voor de overige onderdelen geldt dat een zo compleet mogelijke melding de voortvarende aanpak van het project bevordert.

B. De melding

Verplicht in te vullen onderdelen zijn gemarkeerd met (*). Een toelichting treft u aan onder onderdeel C van dit formulier. Mocht u bepaalde antwoorden niet (zeker) weten, vermeldt dit dan op dit formulier.

Mocht u meer ruimte nodig hebben dan het formulier toelaat, dan kunt u, duidelijk aangegeven, de toelichting in een aparte bijlage opnemen.

 

Hier invullen

1. Initiatiefnemer (*)

 

2. Eventuele overige initiatiefnemers

 

3. Verkorte naam van het project

 

4. Contactpersoon (*)

 

a. Naam

 

b. Postadres

 

c. Telefoon

 

d. E-mail

 

5. Beschrijving van het project (*)

 

6. Grondslag voor de rijkscoördinatieregeling (*)

 

7. Past het project in het vigerende bestemmingsplan?

 

8. Toelichting op nut en noodzaak (*)

 

9. Als voor het project een rijksinpassingsplan nodig is, is dit dan m.e.r.-plichtig? (*)

 

a. Ja/Nee

 

b. Toelichting

 

10. Zo ja, zijn er al stappen gezet in de m.e.r.-procedure?

 

11. Is voor hetzelfde project al eerder een planologische procedure of een m.e.r.-procedure gestart, die niet is afgerond? Zo ja, wat was daarvan de reden?

 

12. Gemeente(n) waarin het project gelegen is (*)

 

13. Is sprake van een samenhangend project dat ook onder de rijkscoördinatieregeling valt?

 

a. Ja/Nee

 

b. Toelichting

 

14. Is sprake van een samenhangend project dat niet onder de rijkscoördinatieregeling valt maar waarvoor nog wel besluitvormingsprocedures moeten worden doorlopen? (*)

 

a. Ja/Nee

 

b. Toelichting

 

15. Is er zicht op andere (ruimtelijke) procedures in dit gebied die van invloed kunnen zijn op dit project?

 

a. Ja/Nee

 

b. Toelichting

 

16. Is er contact geweest met gemeente(n), provincie(s) en/of andere bevoegde gezagen?

 

17. Gewenste start realisatie (datum) (*)

 

18. Wat is het (te verwachten) draagvlak bij de betrokken partijen:

a. Provincie(s):

b. Gemeente(n):

c. Burgers:

d. Maatschappelijke organisaties:

e. Overige partijen:?

 

19. Aandachtspunten

 

20. Overige informatie

 

21. Is er volgens u aanleiding tot het buiten toepassing laten van de rijkscoördinatieregeling?

a. Planologische module

b. Uitvoeringsmodule

 

a. Ja/Nee

 

b. Toelichting

 

22. Bijlagen:

 

– Globale planning tot start realisatie (voor zover beschikbaar)

 

– Kaartmateriaal ligging van het project (voor zover beschikbaar)

 

– Overige bijlagen

 
C. Toelichting bij het meldingsformulier

Algemene toelichting:

  • Verplicht in te vullen onderdelen zijn gemarkeerd met (*).

  • Mocht u meer ruimte nodig hebben dan het formulier toelaat, dan kunt u, duidelijk aangegeven, de toelichting in een aparte bijlage opnemen.

Toelichting per onderdeel

1. Initiatiefnemer (*)

Naam van bedrijf dat de melding doet (een producent als bedoeld in artikel 9b Elektriciteitswet 1998, een beheerder van het net als bedoeld in artikel 20a Elektriciteitswet 1998, een gasbedrijf als bedoeld in artikel 39b Gaswet, of een mijnbouwondernemer als bedoeld in artikel 141a Mijnbouwwet).

2. Eventuele overige initiatiefnemers

Naam van eventuele overige initiatiefnemers.

3. Verkorte naam van het project

Naam waaronder het project kortheidshalve kan worden aangeduid.

4. Contactpersoon (*)

Contactpersoon voor de melding met contactgegevens.

5. Beschrijving van het project (*)

Korte beschrijving van het type project en de geplande uitvoeringswijze. Het gaat erom dat het bevoegd gezag een indruk krijgt van de aard en omvang van het project zowel in ruimtelijk opzicht (beoogde ligging), omvang/capaciteit, als in (procedure)tijd. Het verdient aanbeveling om, indien beschikbaar, een uitgebreidere projectomschrijving als bijlage bij de melding te voegen, inclusief een samenvatting van deze omschrijving.

6. Grondslag voor de rijkscoördinatieregeling (*)

Wettelijke grondslag voor toepassing van de rijkscoördinatieregeling in de Elektriciteitswet 1998, Gaswet of Mijnbouwwet. Aangeven indien hierover wordt getwijfeld dan wel hierover discussie mogelijk is.

7. Past het project in het vigerende bestemmingsplan?

Aangeven of een herziening van het vigerende bestemmingsplan voor het project nodig is en zo ja, waarom (met welke aspecten van het bestemmingsplan is het in strijd) en in hoeverre dit afhankelijk is van een bepaalde (nog te kiezen) uitvoeringswijze van het project.

8. Toelichting op nut en noodzaak (*)

Toelichting op het doel van het project en de nut en noodzaak daarvan in het algemeen en in relatie tot de plaats waar de initiatiefnemer het project voorziet.

9. Als voor het project een rijksinpassingsplan nodig is, is dit dan m.e.r.-plichtig? (*)

Toelichten onder verwijzing naar wettelijke grondslag (bijlage bij het Besluit m.e.r.).

10. Zo ja, zijn er al stappen gezet in de m.e.r.-procedure?

In beginsel is het de bedoeling dat die stappen nog niet zijn gezet omdat het rijk bevoegd gezag én initiatiefnemer is voor de m.e.r. dat hoort bij het plan. Mochten er toch al voorbereidingen zijn getroffen, dat dan hier aangeven.

11. Is voor hetzelfde project al eerder een planologische procedure of een m.e.r.-procedure gestart, die niet is afgerond? Zo ja, wat was daarvan de reden?

In sommige gevallen kan het zijn dat een project (of een deel ervan of een ander redelijk vergelijkbaar project) in een eerder stadium in procedure is gebracht, maar waarbij de procedure niet geheel is afgerond, bijvoorbeeld vanwege wet- en regelgeving waar op dat moment niet aan voldaan kon worden of andere redenen. Mocht hiervan sprake zijn, dan hier aangeven. Tevens wordt gevraagd om een beschrijving van de aspecten waarin het nu voorgestelde plan al dan niet afwijkt van het eerder in procedure gebrachte plan alsmede de redenen waarom de procedure destijds niet is afgemaakt en wat er sindsdien is gewijzigd en waardoor de procedure nu mogelijk wel succesvol kan worden doorlopen.

12. Gemeente(n) waarin het project gelegen is (*)

Geef aan op het grondgebied van welke gemeenten het project c.q. verschillende alternatieven of uitvoeringsvarianten daarvan gelegen is. Voeg bij voorkeur kaartmateriaal bij.

13. Is sprake van een samenhangend project dat ook onder de rijkscoördinatieregeling valt?

Denk (bijvoorbeeld bij een gasgestookte elektriciteitscentrale) aan een gasleiding of (bijvoorbeeld bij een windmolenpark) aan een hoogspanningsleiding. Duidt het type project aan, de (waarschijnlijke) initiatiefnemer daarvoor en of daarmee al contact is geweest en wat daaruit is gekomen. Het kan hier dus ook gaan om een project dat wordt uitgevoerd door een andere initiatiefnemer dan de initiatiefnemer van het hoofdproject.

14. Is sprake van een samenhangend project dat niet onder de rijkscoördinatieregeling valt maar waarvoor nog wel besluitvormingsprocedures moeten worden doorlopen?

Het gaat in het bijzonder om samenhangende projecten die niet van rechtswege onder de rijkscoördinatieregeling vallen, maar die wel een zekere ruimtelijke betekenis hebben c.q. waarvoor een planologische procedure moet worden doorlopen. Denk (bijvoorbeeld) aan een gasleiding of hoogspanningsleiding die niet voldoet aan de criteria voor toepassing van de rijkscoördinatieregeling uit de Gaswet of de Elektriciteitswet 1998, of aan de CO2-afvanginstallatie bij CO2-opslagprojecten.

15. Is er zicht op andere (ruimtelijke) procedures in dit gebied die van invloed kunnen zijn op dit project? (*)

Denk aan de voorbereiding van een gemeentelijk bestemmingsplan of een structuurvisie van provincie of rijk.

16. Er is al wel/geen contact geweest met gemeente(n) of provincie(s)

Aangeven in hoeverre de betrokken gemeente(n) en provincie al van het project op de hoogte zijn en wat – voor zover bekend – hun standpunt erover is.

17. Gewenste start realisatie (datum) (*)

Datum waarop de initiatiefnemer de realisatie wil starten en de procedures (dus) zouden moeten zijn afgerond. Urgentie toelichten.

18. Wat is het (te verwachten) draagvlak bij de betrokken partijen (provincie(s), gemeente(n), burgers, maatschappelijke organisaties, overige partijen)?

Geef per doelgroep aan wat het te verwachten draagvlak voor het project is. Specificeer desgewenst per actor en per aspect van het project (bijvoorbeeld ‘nut en noodzaak’ of ‘locatiekeuze’) en geef aan waarop de verwachting gebaseerd is. Benoem, indien deze betrokken zijn, de ‘overige partijen’ expliciet.

19. Aandachtspunten

Ruimte voor overige aandachtspunten, zoals aspecten van externe veiligheid, gevoelige natuur, etc.

20. Overige informatie

Indien behoefte is aan overige toelichting kan dit in een apart schrijven worden meegezonden.

21. Is er volgens u aanleiding tot het buiten toepassing laten van de rijkscoördinatieregeling?

a. Planologische module

b. Uitvoeringsmodule

De rijkscoördinatieregeling is van rechtswege van toepassing. Bij wijze van uitzondering kan in specifieke situaties worden besloten hiervan af te zien. Toelichten of de initiatiefnemer op voorhand aanleiding ziet de rijkscoördinatieregeling buiten toepassing te laten op grond van artikel 9b, vierde lid, Elektriciteitswet (etc.). Daarbij moet wel worden voldaan aan de wettelijke criteria daarvoor en u dient daarnaar in uw toelichting ook te verwijzen.

NB. Ook indien u ‘ja’ invult dient de rest van het formulier wel te worden ingevuld. Het eventuele besluit tot buiten toepassing laten dient namelijk mede op basis van die informatie te worden genomen.

TOELICHTING

1. Doel en aanleiding

Op grond van de artikelen 9b en 20a van de Elektriciteitswet 1998, artikel 39b van de Gaswet en artikel 141a van de Mijnbouwwet is degene die voornemens is een energie-infrastructuurproject uit te voeren waarop op grond van de genoemde artikelen de rijkscoördinatieregeling van toepassing is, verplicht dit zo spoedig mogelijk te melden aan de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

De genoemde artikelen maken het mogelijk voor het doen van een dergelijke melding en de daarbij te verstrekken gegevens bij ministeriële regeling een formulier vast te stellen. Deze regeling strekt daartoe.

De plicht om dergelijke projecten bij de minister te melden geldt ingevolge de artikelen 9b, derde lid, en 20a, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 voor de aanleg of de uitbreiding van een productie-installatie alsmede voor een uitbreiding van het landelijk hoogspanningsnet, voor zover het betreft de van dat net deel uitmakende netten op spanningsniveau van 220 kV of hoger en landsgrensoverschrijdende netten op een spanningsniveau van 500 V of hoger.

Evenzo geldt de meldingsplicht ingevolge artikel 39b, tweede lid, van de Gaswet voor de uitbreiding van het landelijk gastransportnet, voor zover het betreft de van dat net deel uitmakende leidingen met een druk van tenminste 40 bar en een diameter van 45,7 cm (18 inches), op de aanleg of uitbreiding van landsgrensoverschrijdende netten waarvoor een ontheffing op grond van artikel 18h van de Gaswet kan worden verkregen, en op de aanleg of uitbreiding van LNG-installaties met een capaciteit van ten minste vier miljard kubieke meter.

Op grond van artikel 141a, tweede lid, van de Mijnbouwwet geldt de meldingsplicht tevens voor de aanleg of uitbreiding van mijnbouwwerken ten behoeve van de opsporing en winning van koolwaterstoffen (olie en gas) in of onder gebieden die op grond van artikel 10 of artikel 10a van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn aangewezen als beschermde natuurgebieden, van mijnbouwwerken ten behoeve van de opslag van stoffen, en van zogeheten ‘productienetten’ tussen zulke mijnbouwwerken onderling of tussen zo’n mijnbouwwerk en een andere installatie.

Met het vaststellen van het meldingsformulier wordt beoogd dat de melding, die volgens voornoemde artikelen moet worden gedaan, direct de vereiste informatie bevat over het voorgenomen project zodat de procedures ter voorbereiding van het betrokken project zonder onnodige vertraging kunnen aanvangen. Ook verkrijgt het bevoegd gezag zo de informatie, voor zover deze in de beginfase bekend is, die nodig is om te kunnen bepalen welke zaken bij het desbetreffende project bijzondere aandacht behoeven. Het gaat dan bijvoorbeeld om bepaalde maatschappelijke aandachtspunten, het te verwachten (bestuurlijk) draagvlak of specifieke milieuaspecten.

Het meldingsformulier gaat gepaard met een toelichting voor het invullen en toezenden van het formulier. Het voornemen bestaat om het op termijn mogelijk te maken het formulier elektronisch in te vullen en in te dienen.

2. Administratieve lasten

Deze regeling is van toepassing op bedrijven die productie-installaties voor (duurzame) elektriciteit of transportnetten voor elektriciteit en aardgas exploiteren, bedrijven die actief zijn in de aardolie- en aardgaswinning, bedrijven die aardgas of andere producten (zoals CO2) opslaan in de grond, en voor LNG-bedrijven. Die bedrijven hebben totaal enkele tientallen projecten per jaar die onder de rijkscoördinatieregeling vallen.

Degene die voornemens is een energie-infrastructuurproject uit te voeren waarop de rijkscoördinatieregeling van toepassing is, is reeds op grond van de desbetreffende wettelijke bepalingen verplicht dit zo spoedig mogelijk te melden aan de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Bij die melding werden tot dusverre door degene die de melding deed naar eigen inzicht gegevens verstrekt. Doordat thans tevoren duidelijk is welke gegevens moeten worden verstrekt en daarvoor een formulier kan worden ingevuld, wordt het proces van melding vereenvoudigd en gestroomlijnd. De daling van de administratieve lasten door het gebruik van het meldingsformulier is marginaal en bedraagt minder dan € 10.000.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.

Naar boven