De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Handelende in overeenstemming met de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
Gelet op de artikelen 2.3.2, eerste en tweede lid, en 2.4.1, tweede lid van het Uitvoeringsbesluit WEB;
Besluit:
ARTIKEL I
De Uitvoeringsregeling WEB 2007 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel a, wordt ‘minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’ vervangen door: minister van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie.
B
In artikel 2.2.3, onderdeel o, wordt de puntkomma aan het einde van de zin vervangen door een punt.
C
Artikel 3.1.2 komt als volgt te luiden:
Artikel 3.1.2. Vaststelling vaste voet en prijs per leerling voorbereidend beroepsonderwijs
-
1. De vaste voet per instelling, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van het besluit, wordt voor het jaar 2011 berekend door
elke vaste formatieplaats te vermenigvuldigen met een bedrag van € 53.175,67. De vaste formatie wordt als volgt vastgesteld:
-
a. één formatieplaats per agrarisch opleidingscentrum; en
-
b. een halve formatieplaats per vestiging waar per 1 augustus voorafgaand aan het desbetreffende jaar voorbereidend beroepsonderwijs
in de afdeling landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel wordt verzorgd;
-
c. indien twee of meer agrarische opleidingscentra een fusie met elkaar aangaan, behoudt het agrarisch opleidingscentrum dat
ten gevolge van de fusie tot stand komt het aantal formatieplaatsen, bedoeld in het eerste lid onder a. en b., dat ieder van
de agrarische opleidingscentra afzonderlijk voor de fusie had, voor een periode van drie jaren na het jaar waarin de fusie
plaatsvond;
-
d. indien de formatie van een agrarisch opleidingscentrum, berekend volgens deze regeling zoals die luidde op 1 januari 2011,
hoger was dan die volgens deze regeling zoals deze luidt op 1 januari 2012, dan wordt het verschil voor het bekostigingsjaar
2012 toegevoegd aan de formatie van dat agrarisch opleidingscentrum. Voor het bekostigingsjaar 2013 wordt 75% van het verschil
toegevoegd, voor het jaar 2014 50% en voor het jaar 2015 25%.
-
2. De prijs per leerling verbonden aan het voorbereidend beroepsonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs als bedoeld in artikel
2.3.2 van het besluit bedraagt per 1 januari 2011:
-
a. voor de leerling voorbereidend beroepsonderwijs € 6463,24, bestaande uit een component voor personele kosten ad € 5.484,87en
een component voor materiële kosten ad € 978,37;
-
b. voor de leerling leerwegondersteunend onderwijs€ 10.070,72,bestaande uit een component voor personele kosten ad € 8.842,35en
een component voor materiële kosten ad € 1.228,37.
-
3. De bedragen in het eerste en tweede lid worden jaarlijks als volgt aangepast:
-
a. het bedrag in het eerste lid wordt met hetzelfde percentage aangepast als waarmee de gemiddelde personeelslast in het voorbereidend
beroepsonderwijs wordt aangepast op grond van artikel 85, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;
-
b. de bedragen voor personele kosten, bedoeld in het tweede lid, worden aangepast met hetzelfde percentage als waarmee de gemiddelde
personeelslast in het voorbereidend beroepsonderwijs wordt aangepast op grond van artikel 85, derde lid, van de Wet op het
voortgezet onderwijs;
-
c. de bedragen voor materiële kosten, bedoeld in het tweede lid, worden jaarlijks aangepast met het gemiddelde van de percentages
waarmee de bedragen voor het voorbereidend beroepsonderwijs worden aangepast op grond van artikel 86, vijfde en zesde lid,
van de Wet op het voortgezet onderwijs.
ARTIKEL II
De Regeling vaststellen bedragen leerlinggebonden financiering MBO voor het studiejaar 2010–2011 wordt ingetrokken.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2011. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst,
wordt uitgegeven na 29 juli 2011, treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant
waarin deze regeling wordt geplaatst, en werken terug tot en met 1 augustus 2011.
TOELICHTING
Algemeen
Het Uitvoeringsbesluit WEB (hierna: UWEB) is gewijzigd in verband met een aantal technische aanpassingen en aanpassingen met
betrekking tot de leerlinggebonden financiering. De wijziging van het UWEB leidt ertoe dat ook de Uitvoeringsregeling WEB
2007 dient te worden gewijzigd. Dat betreft voornamelijk de vaste voet voor de bekostiging van het vbo-groen (artikel 3.1.2
van de regeling).
Daarnaast is het noodzakelijk de Regeling vaststellen bedragen leerlinggebonden financiering MBO voor het studiejaar 2010–2011
in te trekken omdat in het UWEB de nieuwe bedragen voor leerlinggebonden financiering vanaf het studiejaar 2011/2012 zijn
opgenomen.
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten van instellingen of burgers.
Artikelsgewijs
Artikel I
A en B
Dit betreft technische aanpassingen.
C
De berekening van de rijksbijdrage voor het voorbereidend beroepsonderwijs verbonden aan agrarische opleidingencentra (aoc)
geschiedt op basis van artikel 2.3.2 van het UWEB. Volgens dit artikel wordt de rijksbijdrage berekend op basis van het aantal
leerlingen met of zonder LWOO en een prijs per leerling (met en zonder LWOO) die jaarlijks bij ministeriële regeling wordt
vastgesteld. Deze bepaling in het UWEB werd feitelijk niet zo uitgevoerd. In de Uitvoeringsregeling WEB 2007, artikel 3.1.2,
was ook een vaste voet vastgesteld die wordt meegenomen in de berekening van de rijksbijdrage. Voorts worden de bedragen per
leerling jaarlijks niet in een ministeriële regeling vastgesteld maar in de rijksbijdragebrieven aan de instellingen.
Om dit te corrigeren is aan het UWEB, artikel 2.3.2, de grondslag voor het meerekenen van een vaste voet toegevoegd.
De berekening van deze vaste voet wordt nu in de regeling geactualiseerd. De berekeningswijze was voor een deel nog gebaseerd
op de situatie uit de periode waarin de aoc door fusie van de voorgangers van deze onderwijsvorm tot stand kwamen. Dit wordt
nu gecorrigeerd en bovendien wordt de berekening vereenvoudigd. Er wordt een vaste prijs per FTE vastgesteld, gebaseerd op
de gemiddelde personeelslast voor ondersteunend personeel in het (door OCW bekostigde) VMBO in 2011 (GL AOBP 2011). Deze vaste
prijs wordt geïndexeerd door jaarlijkse aanpassing aan de stijging of daling van de GPL. Bij het aantal FTE wordt één FTE
per instelling en een halve FTE per vestiging van de instelling meegeteld.
Voorts wordt de prijs per leerling bepaald, namelijk door vaststelling van de bedragen voor 2011 en door indexatie van deze
bedragen. De indexatie wordt gebaseerd op de regelingen GPL en bekostiging exploitatiekosten VO. Daarbij wordt uitgegaan van
de volgende grondslagen:
-
1. voor de berekening van de vaste voet in lid 1: de Regeling gemiddelde personeelslast, het percentage van de verhoging van
het bedrag voor het onderwijsondersteunend personeel (artikel 2, onderdeel 3 in de huidige regeling GPL);
-
2. voor de berekening van het bedrag per leerling, personele component, in het tweede lid: ibidem, het bedrag voor de leraren
in schoolsoortgroep 1 (artikel 2, tweede lid, onderdeel b bij a);
-
3. voor de berekening van het bedrag per leerling, component materiële kosten, in het tweede lid: de Regeling aanpassing 2010
en bekostiging exploitatiekosten voortgezet onderwijs, kalenderjaar 2011, het percentage van de verhoging van de bedragen
voor de exploitatiekosten per leerling (artikel 5, onderdeel 6, de bedragen in de tabel voor Groep 1 en Groep 4, kolom I+II+III
in de huidige Regeling exploitatiekosten).
De Regelingen GPL en exploitatiekosten worden jaarlijks aangepast. De indexatie volgt automatisch deze aanpassingen. De bedragen
worden vervolgens door DUO bekend gemaakt in de rijksbijdragebrieven.
De vereenvoudigde berekening van de vaste voet kan leiden tot herverdelingseffecten, waardoor een aantal aoc in beperkte mate
meer of minder ontvangt dan volgens de oude regeling. Om hieraan tegemoet te komen bevat lid 1 bij d. een overgangsregime,
waardoor voor het jaar 2012 een instelling die minder zou ontvangen het verschil met 2011 krijgt bijgepast. Deze aanvulling
wordt vervolgens in drie jaar stapsgewijs afgebouwd.
D
Artikel 3.1.3 kan vervallen omdat deze materie nu in het UWEB wordt geregeld.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap a.i.,
E.I. Schippers.