Beleidsregels UWV normbedragen voorzieningen 2e halfjaar 2011

19 juli 2011

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Besluit:

Artikel 1: Wettelijk kader

De normbedragen voor voorzieningen, als bedoeld in:

  • artikelen 34aen 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,

  • artikel 2:22 en 2:23 van de Wet Werk en Arbeidsondersteuning Jonggehandicapten,

  • artikel 19a van de Wet overige OCW-subsidies

  • artikelen 5, 6, 7, 13, 14, 15 en 15a van het Reïntegratiebesluit

  • artikelen 5, 6 en 8 van het Besluit onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap

worden vastgesteld op de bedragen, genoemd in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2: Kilometervergoeding

  • 1. De kilometervergoedingen volgens de normbedragen C11, C13, C22 en C25 worden verstrekt op basis van de aantallen kilometers, verkregen volgens de ANWB-methode ‘snelste route’, op basis van volledige postcodes en per enkele reis afgerond naar boven op de eerstvolgende hele kilometer.

  • 2. De aftrek, als bedoeld onder de normbedragen C26-I en C26-II, wordt vastgesteld op de wijze als in het eerste lid aangegeven.

Artikel 3: Taxikostenvergoeding

  • 1. Vergoeding volgens het normbedrag C31 wordt verstrekt als de cliënt niet méér dan 100 meter kan lopen en voor iedere verplaatsing buitenshuis gebruik moet maken van een taxi.

  • 2. De combinatievergoeding volgens het normbedrag C34 wordt verstrekt als de cliënt voor het leefvervoer niet uitsluitend is aangewezen op een taxi.

Artikel 4: Uurvergoeding doventolken

  • 1. De uurvergoeding volgens de normbedragen E17-I en E17-III wordt uitsluitend verstrekt voor feitelijke tolkactiviteit en bij een minimale inzet van één kwartier in alle voorkomende situaties. Afronding van de te vergoeden getolkte tijd vindt plaats naar boven op hele kwartieren.

  • 2. Voor opdrachten in het onderwijs wordt de uurvergoeding als volgt gedifferentieerd in percentages van de normbedragen E17-I en E17-III:

    • a. in wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs: 105%

    • b. in het middelbaar (beroeps) onderwijs: 100%

    • c. in het lager onderwijs: 95%

  • 3. De in het tweede lid genoemde percentages worden alleen gewijzigd na overleg met het ministerie van OCW.

  • 4. De in het eerste en tweede lid bedoelde uurvergoeding wordt als volgt verhoogd in geval van buitengewone werktijden:

    • a. 120% op maandag tot en met vrijdag tussen 06.00 en 08.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur;

    • b. 130% op zaterdag tussen 06.00 en 22.00 uur;

    • c. 140% op maandag tot en met zaterdag tussen 22.00 en 06.00 uur;

    • d. 145% op zondagen en algemeen erkende feest- of gedenkdagen.

    Opdrachten, die in het buitenland plaatsvinden, worden steeds op basis van 100% vergoed.

  • 5. De werkelijk getolkte tijd, vergoed volgens het eerste tot en met vierde lid, komt niet voor dubbele vergoeding in aanmerking.

Artikel 5: Reisvergoeding doventolken en intermediaire activiteiten

  • 1. Onder reisvergoeding wordt verstaan de vergoeding van de reistijd die als werktijd van de tolk wordt beschouwd, te verhogen met de fiscale norm onkostenvergoeding per kilometer.

  • 2. De reisvergoedingen volgens de normbedragen E17-A1, E17-A3, E17-C2 en S1-R worden verstrekt op basis van de aantallen werkelijk gereisde kilometers, verkregen volgens de ANWB-methode ‘snelste route’, op basis van volledige postcodes en per enkele reis afgerond naar boven op de eerstvolgende hele kilometer.

  • 3. De vergoeding, bedoeld in het tweede lid, wordt verstrekt bij een reisafstand op basis van minimaal één verschil in postcode en van maximaal 220 kilometer v.v.

    In het geval van cliënten, die doof én blind dan wel doof én zeer slechtziend zijn, geldt geen maximum en mag worden omgereden voor het ophalen en/of wegbrengen van deze cliënt.

Artikel 6: Afwijkende vergoeding doventolkopdrachten

  • 1. Voor groepsgewijze toepassingen en opdrachten in het buitenland wordt afgeweken van de vergoedingen, bedoeld in artikel 4, eerste tot en met vierde lid, en artikel 5, en wordt op basis van maatwerk een passende vergoeding verstrekt.

  • 2. In afwijking van artikel 4, vijfde lid, wordt getolkte tijd dubbel vergoed indien er sprake is van teamtolken, waarbij maximaal twee doventolken tegelijkertijd voor één cliënt optreden én indien wordt aangetoond dat is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. de opdrachtduur is langer dan twee klokuren;

    • b. van tevoren staat vast dat gedurende de opdracht geen (tolk)pauzes mogelijk zijn;

    • c. van tevoren staat vast dat het achtereenvolgens inzetten van verschillende tolken niet mogelijk is;

    • d. de opdrachtduur wordt niet onderbroken door lunchpauzes of koffiepauzes (de laatste van een kwartier of langer).

    Voor opdrachten, die in het buitenland plaatsvinden, wordt geen dubbele vergoeding verstrekt.

  • 3. In afwijking van artikel 5, derde lid, worden meer kilometers dan 220 vergoed indien wordt aangetoond dat van het benodigde type doventolk er te weinig op redelijke afstand van de opdrachtlocatie woonachtig zijn.

  • 4. Een aanvraag voor vergoeding van tolkopdrachten als bedoeld in het eerste en tweede lid dient zo vroeg mogelijk, doch uiterlijk drie weken voorafgaand aan de datum van uitvoering te zijn ingediend. Voor wat betreft het bepaalde in het derde lid is deze termijn twee weken.

  • 5. Het bepaalde in het vierde lid is voor het eerst van toepassing op aanvragen die betrekking hebben op opdrachten die later dan zeven weken na de inwerkingtreding van dit besluit worden uitgevoerd.

Artikel 7: Annulering van doventolkopdrachten

  • 1. Een opdracht, die aantoonbaar binnen 24 uur voor het afgesproken tijdstip van uitvoering wordt geannuleerd, wordt voor 50% van de geldende norm vergoed, tenzij de annulering aan de doventolk moet worden toegeschreven, in welk geval geen vergoeding wordt verstrekt.

  • 2. Onder geannuleerde tijd wordt ook verstaan de tijd die de opdracht korter heeft geduurd dan oorspronkelijk was geboekt. Dit verschil moet tenminste vijftien minuten hebben bedragen. Verrekening vindt plaats in hele kwartieren, waarbij het geheel van getolkte tijd en geannuleerde tijd de oorspronkelijke opdrachtlengte niet mag overtreffen.

  • 3. De reisvergoeding van geannuleerde opdrachten wordt niet vergoed, ook in de situatie dat het bericht van de annulering de tolk te laat of in het geheel niet heeft bereikt.

Artikel 8: Naamgeving besluit

Dit besluit wordt aangehaald als:

Beleidsregels UWV normbedragen voorzieningen 2e halfjaar 2011.

Artikel 9: Datum inwerkingtreding besluit

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2011.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Amsterdam, 19 juli 2011

D.M.F. Jongen,

waarnemend voorzitter Raad van Bestuur UWV.

Normbedragen voorzieningen met ingang van 1 juli 2011

code

beschrijving

oud t/m 30-6-2011

nieuw per 1-7-2011

 

Drempelbedrag voorzieningen

B11

drempelbedrag, waar beneden geen vergoeding wordt verleend

(kostenbedrag inclusief BTW)

€ 121,–

€ 122,–

 

Kilometervergoeding motorinvalidenwagen

C11

– in bruikleen

€ 0,10

€ 0,13

C13

– in eigen bezit

€ 0,42

€ 0,46

 

Afweging taxivervoer t.o.v. (bruikleen)auto

C18-IA

normbedrag (inclusief BTW)

€ 25.100,–

€ 25.100,–

 

Referentieauto

C18-II

normbedrag referentieauto (aanschafbedrag inclusief BTW)

€ 16.800,–

€ 16.800,–

C18-III

eigen bijdrage verzekeringskosten eigen auto (bij vergoeding aanschaf boven referentiewaarde) per maand

€ 32,35

€ 32,35

C18-IV

eigen bijdrage motorrijtuigenbelasting eigen auto (bij vergoeding aanschaf boven referentiewaarde) per maand

€ 29,35

€ 29,35

 

Inkomensgrenzen vervoersvoorziening

C20-I

inkomensgrens werk- en leefvervoer

€ 34.100,–

€ 34.600,–

C20-III

inkomensgrens tweede auto

€ 51.200,–

€ 52.000,–

 

Kilometervergoeding bruikleenauto’s

C22-BA

brandstof benzine, automatische transmissie, bedrag per km.

€ 0,10

€ 0,13

C22-BS

brandstof benzine, handgeschakeld, bedrag per km.

€ 0,09

€ 0,11

C22-D

brandstof dieselolie, bedrag per km.

€ 0,10

€ 0,14

 

Reparaties vervoersvoorziening – eigen bijdrage c.q. risico

Bedragen inclusief BTW

C24-I

eigen bijdrage bij schade:

(bruikleencontract volgens model 1994 t/m 2004)

€ 71,–

€ 71,–

C41

eigen risico bij frequent voorkomende aanrijdingschade:

€ 140,–

€ 140,–

 

Kilometervergoeding voor auto’s in eigen bezit

C25-I

personenauto

€ 0,42

€ 0,46

C25-V

bestelauto

€ 0,53

€ 0,58

 

Aftrek algemeen gebruikelijke kosten per kilometer

C26-I

beneden inkomensgrens C20-I, resp. C 20-III

€ 0,10

€ 0,10

C26-II

boven inkomensgrens C-20-I, resp. C20-III

€ 0,42

€ 0,46

 

Taxikostenvergoeding leefvervoer (maximaal)

C31

algemeen

€ 3.600,–

€ 3.600,–

C32

gehalveerd (visueel gehandicapten)

€ 1.800,–

€ 1.800,–

C33

rolstoeltaxikosten

€ 4.400,–

€ 4.400,–

C34

combinatievergoeding

€ 1.600,–

€ 1.600,–

 

Rijles

C51

vaste leskilometervergoeding bij het lesrijden in een eigen auto

€ 0,32

€ 0,36

 

Begeleidingskosten

C71

maximale vergoeding reiskosten van de begeleider per jaar

€ 790,–

€ 790,–

 

Communicatievoorziening voor doven en slechthorenden in werk- en onderwijssituaties

bedragen exclusief BTW

 

uurvergoeding voor:

   

E17-I

– doventolk (geregistreerd)

€ 50,–

€ 50,–

E17-III

– communicatieassistent, tolk in opleiding bij Hogeschool Utrecht (HU)

€ 18,25

€ 18,25

 

vergoeding reizen, bedrag per kilometer, voor:

   

E17-A1

– doventolk (geregistreerd)

€ 0,61

€ 0,61

E17-A3

– communicatieassistent, tolk in opleiding HU

€ 0,28

€ 0,28

 

vergoeding mentor (via HU):

   

E17-C1

– uurvergoeding mentor (= gediplomeerde tolk)

€ 50,–

€ 50,–

E17-C2

– vergoeding reizen mentor, per kilometer

€ 0,61

€ 0,61

 

Technische apparatuur (maximaal)

aanschafprijzen inclusief BTW

G21

daisyspeler

€ 475,–

€ 475,–

G22-I

PC-configuratie (exclusief aanpassingen), één maal per drie jaar

€ 750,–

€ 750,–

G22-II

eenmalige bijdrage verzekering PC-configuratie voor drie jaar

€ 200,–

€ 200,–

G23

hoortoestel

€ 700,–

€ 700,–

 

Voorzieningen met beheersaspecten

   

I-11

verstrekkingen in eigendom, kosten minder dan:

€ 3.300,–

€ 3.300,–

I-12

eenvoudige verklaring voor bruikleen, indien hogere kosten tot:

€ 6.600,–

€ 6.600,–

I-13

bruikleencontract, indien kosten gelijk zijn aan of meer dan:

€ 6.600,–

€ 6.600,–

 

Persoonlijke ondersteuning gehandicapten

bedrag vergoeding per uur, exclusief BTW

Q1

persoonlijke ondersteuning (jobcoach)

€ 78,70

€ 78,70

 

Intermediaire activiteiten

bedrag vergoeding per uur, exclusief BTW

S1

uurvergoeding

€ 18,15

€ 18,25

S1-R

vergoeding reizen, bedrag per kilometer

€ 0,28

€ 0,28

 

Voorzieningen voor startende zelfstandigen

Z-1

omzet norm startende zelfstandige

€ 77.600,–

€ 77.700,–

Z-2

begeleiding van startende zelfstandige vòòr en na de start (bedrag vergoeding inclusief BTW)

€ 3.450,–

€ 3.450,–

TOELICHTING

I. Toelichting op de bepalingen van dit besluit

Algemeen

Op grond van de in artikel 1 van dit besluit genoemde wetsartikelen is UWV bevoegd voorzieningen te verstrekken tot behoud, herstel of bevordering van de arbeidsgeschiktheid, alsook het onder voorwaarden subsidie verstrekken voor meerkosten die gemaakt zijn voor het aanbrengen van voorzieningen. Voor de verstrekking van de voorzieningen worden normbedragen gehanteerd die periodiek worden vastgesteld. In dit besluit zijn de desbetreffende normbedragen opgenomen, zoals deze gelden met ingang van 1 juli 2011.

In andere jaren wordt per 1 juli een wijzigingsbesluit opgesteld, waarin in principe alleen de normen, gebaseerd op het wettelijk minimumloon, worden aangepast indien dit per 1 juli wijzigt. Dit jaar is besloten een volledig herziene tekst in de vorm van een nieuw besluit voor het tweede halfjaar 2011 op te stellen, gelet op onvolkomenheden in het besluit, geldend per 1 januari 2011.

Daarbij zijn tegenstrijdigheden uit de tekst gehaald en is, daar waar nodig, nadere toelichting opgenomen op basis van de jongste ervaringen uit de uitvoeringspraktijk.

Omdat naast dit besluit niet tegelijk een herziene versie van het besluit Beleidsregel intermediaire activiteitenbleek te kunnen worden aangemaakt is ervoor gekozen de beleidsdelen, die volgens aankondiging in het besluit Beleidsregels UWV normbedragen voorzieningen 2011, geldig vanaf van 1 januari 2011, zouden worden overgeplaatst naar de Beleidsregel intermediaire activiteiten op te nemen in dit besluit.

Wijze van aanpassing

Aanpassing van de normbedragen, met uitzondering van de normen die zijn gebaseerd op het wettelijk minimumloon, is geen automatisme, maar een beleidsmatige keuze van UWV, binnen de context van kostenbeheersing en het doelmatige gebruik van voorzieningen.

Indien besloten wordt om een normbedrag aan te passen, dan wordt gebruik gemaakt van de hieronder genoemde consumentenprijsindexcijfers van het CBS (zie www.cbs.nl – StatLine). De berekeningen die tot de in de bijlage bij dit besluit genoemde bedragen hebben geleid worden afgerond op vier decimalen en als basis voor een volgende indexatie gehanteerd.

codes

gehanteerde index

B11, E17-II (loondeel), S1 (loondeel)

wettelijk minimumloon, 23 jaar en ouder,

alsmede hoogte werkgeverspremies SV

C20-I, C20-III,

maximumdagloon SV

E17-1, E17-C1, E17-II (overhead), S1 (overhead), E17-A1 (loondeel), E17-A3, (loondeel), Q1 (loondeel), E17-C2 (loondeel) S1-R (loondeel)

CAO-lonen sector 85 excl. Bijzondere beloningen, totaal cao-sectoren

Q1 (overhead)

CPI alle huishoudens 00000 tTotaal huishoudens

C18-II

CPI 07111 Nieuwe autos

C13, C25-I, C25-V, C26-II

CPI 07200 Gebruik van privé voertuigen

C22BA, C22BS

CPI 07221 Benzine

C22D

CPI 07222 Dieselolie

C24-1; C41

CPI 07230 Onderhoud en reparatie privé-voertuigen

C26-I, C31 t/m C 34, C71

 

C18-III

CPI 12541 Autoverzekering

C18-IV

MRB-tarief normauto in goedkoopste provincie

Op basis van de uitzonderlijke ontwikkeling van de indices CPI 07200, 07221 en 07222, met name als gevolg van de ontwikkeling van de brandstofprijzen, is besloten de daarop gebaseerde normen tussentijds aan te passen. Uitgangspunt zijn de indexwaarden per april 2011. Bij eventuele verlaging van de brandstofprijzen moet rekening gehouden worden met het per een volgend besluit naar beneden aanpassen van de desbetreffende normen.

II. Artikelsgewijs

Artikel 3: Taxikostenvergoeding

Eerste lid – verstrekkingsgrond

De taxikostenvergoedingen volgens de normbedragen C31 t/m C33 zijn, op basis van jurisprudentie, per 1 januari 2011 aangepast. Conform jurisprudentie wordt voor het leefvervoer een vergoeding verstrekt waarmee daadwerkelijk een afstand kan worden overbrugd tussen de 1500 en 2000 kilometer op jaarbasis. Normbedrag C31 wordt verstrekt als men niet meer dan 100 meter kan lopen en voor iedere verplaatsing buitenshuis gebruik moet maken van een taxi.

Tweede lid – combinatievergoeding

De combinatievergoeding volgens normbedrag C34 is per 1 januari 2011 ingevoerd. De vergoeding wordt verstrekt als men voor het leefvervoer niet uitsluitend is aangewezen op een taxi. Men kan dus voor het leefvervoer ook gebruik maken van ander, goedkoper, vervoer.

Artikel 4: Uurvergoeding doventolken

Eerste lid – vergoeding alleen bij feitelijke tolkactiviteit

Alle vergoedingen volgens de normbedragen E-17 betreffen maximale normen. Er mogen daarnaast geen kosten apart worden vergoed, tenzij in dit besluit anders is bepaald. Bij een declaratie voor een lager bedrag dan de normering aangeeft, wordt altijd het lagere bedrag vergoed.

In geval van een declaratie voor een hoger bedrag dan de normering kan geen rechtstreekse betaling aan de leverancier plaatsvinden en is de cliënt – dat wil zeggen de rechthebbende op de voorziening – gehouden de declaratie te betalen, waarna deze kan declareren tot maximaal de geldende norm.

Indien door de leverancier toch rechtstreeks namens de cliënt wordt gedeclareerd bij UWV zal de declaratie slechts worden uitgekeerd tot het volgens dit besluit geldende maximum.

Voorts kan uit hoofde van kostenbeheersing in geen geval de tijd, waarvoor kan worden gedeclareerd of waarvoor in de normvergoeding compensatie is opgenomen, elders nogmaals voor vergoeding in aanmerking komen. Dit geldt voor zowel getolkte tijd als voor gereisde tijd, indien en voor zo ver voor het laatste is gedeclareerd.

De vergoedingen per getolkt uur volgens de normbedragen E17-I en E17-C1 zijn vastgesteld inclusief een overhead- en risico-opslag van 43% van het loon- of inkomensgedeelte in de norm.

Deze opslag is bedoeld als tegemoetkoming in de door de werkgever van de tolk danwel door de zelfstandig werkende tolk te maken kosten, zoals onder meer (tussen haakjes de vastgestelde verdeling van de 43 procentpunten):

  • registratie en onderhoud deskundigheid (8);

  • werkgeverslasten en verzekeringen (7);

  • ondernemersrisico en acquisitie opdrachten (8);

  • kantoor- en administratiekosten (7);

  • inconveniënte tijd, onder meer: pauzes en wachttijd tijdens en tussen opdrachten, alsmede de vrijval als gevolg van te laat geannuleerde opdrachten (totaal 13, inclusief 8 voor annuleringsschade);

  • en voor schrijftolken bovendien: kosten apparatuur, incl. opbouw- en afbraaktijd (maakt onderdeel uit van het inkomensgedeelte van de norm).

Deze grondslagen zijn ontwikkeld in de periode tot en met 2008. In het in 2009 en 2010 uitgevoerde onderzoek naar de vergoedingstructuur doventolken is deze overheadgrondslag als onderdeel van de integrale vergoeding beschouwd. De gemiddelde hoogte van de integrale vergoeding is in het onderzoek als billijk beoordeeld.

Voor werk- en onderwijsopdrachten geldt dat het z.g. doortolken tijdens pauzes nimmer een reden is voor vergoeding van pauzetijd. De werk- en de onderwijsvoorziening is bedoeld om de lessen c.q. de inhoudelijke voordrachten te kunnen volgen. Tolken kunnen onder deze voorziening niet worden gedwongen door te tolken, zeker niet tijdens z.g. tolkpauzes (korte pauzes tijdens het inhoudelijke programma waarin de doventolk even kan rusten ter voorkoming van onder meer RSI).

Voor wat betreft programmapauzes dient de cliënt zelf een oplossing te zoeken. De binnen deze regeling ingehuurde doventolk kan uitsluitend op vrijwillige basis en buiten UWV-vergoeding worden gevraagd te helpen. Verwezen wordt naar de bepalingen omtrent afronding op hele kwartieren en de toelichting op de overheadopslag voor wat betreft inconveniënte tijd.

Om in aanmerking te kunnen komen voor de hoge vergoedingen E17-I en E17-C1 dient de doventolk geregistreerd te zijn in het register van de Stichting Register Tolken Gebarentaal.

Als afrondingsregel voor vergoeding geldt in alle situaties: naar boven op het eerstvolgende hele kwartier. Daarmee, alsmede met de tegemoetkoming in de overheadopslag voor inconveniënte tijd, is voorkomen de discussie over hoe om te gaan met kleinere pauzes etcetera, en wordt administratieve eenvoud nagestreefd. Deze wijze van werken betekent echter niet dat pauzetijd afdwingbaar onderdeel van de vergoeding is. Met andere woorden: de doventolk mag ook op basis hiervan nimmer worden gedwongen door te tolken tijdens pauze van welke aard dan ook.

Tweede lid – differentiatie naar type onderwijs

Op basis van het eerderaangehaald onderzoek is tegemoet gekomen aan de bezwaren tegen de z.g. ‘blokkenmethode’. Dit wordt uitgevoerd op basis van een factor, die wordt bepaald op ervaringsgegevens. Aannemelijk is dat in het wetenschappelijk onderwijs en het hoger beroepsonderwijs de intensiteit van het onderwijs hoger is dan in alle overige vormen van onderwijs. In overleg met het ministerie van OCW is daarom besloten om voor vergoedingen van opdrachten in het HBO en WO een hogere factor te hanteren dan voor overige vormen van onderwijs.

De moeilijkheidsgraad van opdrachten is bij de vaststelling van deze factoren buiten aanmerking gelaten (zie ook de toelichting op artikel 6, tweede lid.).

In geval van samenloopsituaties dient de tolk c.q. de communicatieassistent/studenttolk de desbetreffende declaraties op zodanige wijze in te richten c.q. naar beneden bij te stellen, dat de optelsom niet uitkomt boven hetgeen voor werkopdrachten en/of gereisde tijd gedurende de verlopen tijd had mogen worden gedeclareerd.

Dubbele vergoeding wordt voorkomen, mede in overleg met Menzis, uitvoerder van deze voorziening in de leefsfeer.

Derde lid – wijziging differentiatie onderwijs

De vastgestelde percentages worden gehandhaafd zolang zij overeenstemmen met de onderwijspraktijk. Als er signalen zijn dat deze overeenstemming er niet meer is, zullen de genoemde percentages in overleg met het ministerie van OCW worden heroverwogen. Naar verwachting is het niet noodzakelijk dat deze heroverweging jaarlijks plaatsvindt.

Vierde lid – toeslag buitengewone werktijden

Voor de bepaling van de verhoging van de uurvergoeding in geval van buitengewone werktijden is aansluiting gezocht bij de CAO Welzijn. Deze verhoging is uitsluitend van toepassing op de normbedragen E-17-I, E17-III en E17-C1 en uitsluitend voor opdrachten binnen Nederland.

Vijfde lid – geen dubbele vergoeding

Voor alle normvergoedingen uit de groep E-17 geldt dat deze, op basis van het eerste lid, uitsluitend mogen worden gedeclareerd over werkelijk getolkte tijd. Alleen deze feitelijk getolkte tijd wordt in mindering gebracht op het aan de cliënt toegekende recht. Tot de getolkte tijd behoren in geen geval de tijd, waarin onder meer vallen de lunch- en eventuele dinerpauzes, alsmede de ingeroosterde tussenuren in het onderwijs, alsook geplande koffie- en theepauzes van langer dan een kwartier.

Werkelijk getolkte tijd is niet gelijk aan de geboekte tijd. Duurt de opdracht korter, dan is de kortere tijd volgens de norm declarabel. Het niet gerealiseerde deel is mogelijk declarabel conform artikel 7.

Daartegenover is bij het uitlopen van de opdracht de langere tijd declarabel volgens de norm.

Voor één en dezelfde opdracht ten behoeve van één cliënt kan slechts één maal een van de uurvergoedingen E-17 worden toegekend, tenzij vooraf door UWV een andere beslissing is genomen op basis van artikel 6, tweede lid.

Artikel 5: Reisvergoeding doventolken en intermediaire activiteiten

Een van de bevindingen van het in de toelichting op artikel 4 genoemde onderzoek is dat de vergoedingen voor reizen onevenredig hoog waren in verhouding tot de vergoedingen voor het eigenlijke tolken. Op basis daarvan is de reisvergoeding met ingang van 1 januari 2011 verlaagd in ruil voor enige verruiming van de vergoeding voor onderwijsopdrachten.

Hiermee wordt mede beoogd dat de tolk zich zoveel mogelijk richt op opdrachten in zijn/haar woonomgeving.

Eerste lid – samenstelling reisvergoeding

De vergoedingen reizen (normbedragen E17-A1, E17-A3, E17-C2 en S1-R) bestaan uit een tegemoetkoming voor alle feitelijke kosten van het reizen conform de fiscale norm van € 0,19 per kilometer, verhoogd met de helft van het inkomensdeel volgens de desbetreffende (uur)vergoedingen, gedeeld door 60. Daarmee is reistijd ook gewerkte tijd. De rekenfactor 60 is gebaseerd op de over het gehele etmaal in Nederland haalbare gemiddelde reissnelheid van 60 km/uur. Bij de reisvergoeding volgens de normbedragen E17-A3 en S1-R wordt de overheadopslag buiten beschouwing gelaten.

Tweede lid – werkelijk gereisd, volgens ANWB-norm

De te vergoeden kilometeraantallen gelden alleen wanneer daadwerkelijk is gereisd, ongeacht het vervoermiddel. De aantallen worden uitsluitend berekend volgens de ANWB-methode ‘snelste route’ en op basis van volledige postcodes (zie www.anwb.nl). Het gevonden resultaat wordt per enkele reis op de eerstvolgende hele kilometer afgerond.

Derde lid – minimum en maximum

Het minimum voor de reisvergoeding wordt bepaald door de postcodes van vertrek en aankomst. Dit betekent dat wanneer vertrek en aankomst in hetzelfde postcodegebied gelegen zijn (volgens de volledige postcode van zes posities) er geen vergoeding wordt verstrekt.

De reisvergoeding wordt verstrekt tot maximaal 220 km vice versa per opdracht. Bij samengestelde opdrachten geldt 110 km per enkele opdracht (aanreis) en 220 km voor de laatste opdracht van de dag (aanreis en thuisreis).

In geval van de bepaalde groep dubbelgehandicapte cliënten is het maximum van 220 km niet van toepassing. Bovendien mag voor deze groep cliënten door de doventolk tegen vergoeding worden omgereden om hen op te halen en/of bijvoorbeeld terug naar huis te brengen, indien de cliënt deze dienst van de doventolk vraagt. In dat geval dienen alle vigerende postcodes bij declaratie te worden vermeld.

Artikel 6: Afwijkende vergoedingen doventolkopdrachten

Eerste lid – groepstoepassingen en buitenlandse opdrachten

Voor groepsgewijze toepassingen en toepassingen in het buitenland kunnen, uitsluitend voorafgaand, aparte afspraken worden gemaakt. Bij toekenning van een vergoeding kan, onder meer op basis van het uitgangspunt ‘goedkoopst adequaat’, naar beneden worden afgeweken van de bepalingen in dit besluit. Hierbij geldt dat zonder voorafgaande toestemming van vergoeding wordt afgezien.

Tevens kunnen bij groepstoepassingen op de situatie toegesneden vergoedingen worden afgesproken voor de werkelijke reis- en verblijfkosten. Met name in geval van buitenlandse toepassing in individuele gevallen kan besloten worden van het vergoeden van reis- en verblijfkosten af te zien.

Tolkdiensten in het buitenland hebben vaak een gemengd karakter van onderwijs- en/of werk- en/of leefvoorziening. Daarom hebben Menzis als uitvoerder voor de leefvoorziening en UWV als uitvoerder voor de onderwijs- en de werkvoorziening nadere afspraken gemaakt voor de vergoeding van communicatiediensten in het buitenland. Deze afspraken luiden als volgt:

  • per dag wordt voor iedere benodigde doventolk een vergoeding verstrekt voor het daadwerkelijk benodigde aantal tolkuren, met een maximum van acht. Deze vergoeding wordt door UWV en het zorgkantoor van Menzis indien van toepassing gezamenlijk verstrekt.

  • reis- en verblijfkosten van de doventolk, voorzover deze betrekking hebben op het buitenland, worden in het geheel niet vergoed. Uitzonderingen zijn er voor groepsgewijze toepassingen, waarbij als uitgangspunt geldt de werkelijke reis- en verblijfskosten, op basis van een groepsarrangement.

UWV wil bevorderen dat voor een tijdelijk verblijf in het buitenland zoveel mogelijk van ter plaatse beschikbare dienstverlening gebruik wordt gemaakt. Hiervoor kan een vergoeding worden verstrekt ten behoeve van een doventolk of communicatieassistent ter plaatse, met inachtneming van de bepalingen van dit besluit.

Tweede lid – teamtolken

De bepalingen in artikel 4, vijfde lid, kunnen in bijzondere situaties en na voorafgaande toestemming van UWV worden overschreden, uitsluitend in de vorm van het z.g. ‘teamtolken’. Deze toestemming volgt alleen bij hoge uitzondering en uitsluitend, wanneer is voldaan aan alle in dit lid opgenomen criteria.

Bij de aanvraag dient voldoende informatie gegeven te worden om verificatie mogelijk te maken. Dit geldt met name de nadere omschrijving van de opdracht, de reden waarom teamtolken wordt aangevraagd en de bereikbaarheidsgegevens, inclusief contactpersoon, van de organisatie van het evenement, waarbinnen de tolkopdracht plaatsvindt.

In de criteria is geen bepaling opgenomen voor wat betreft de zwaarte van de opdracht. Het z.g. PIN-project, waaraan UWV financieel en inhoudelijk heeft bijgedragen, heeft vooralsnog niet het beoogde doel bereikt. Dit doel is het komen tot een objectieve norm voor de kwaliteit van doventolken, die ook zou kunnen worden toegepast – eventueel in aangepaste vorm – voor het bepalen van de zwaarte van opdrachten. Zonder een dergelijke objectieve maatstaf is het niet mogelijk de zwaarte van de opdracht te laten meewegen in de afweging tot teamtolken en/of andere afwijkende vergoedingen.

Voor werk- en onderwijsopdrachten geldt dat het z.g. doortolken tijdens pauzes nimmer een reden kan zijn voor een aanvraag teamtolken (zie voorts artikel 4, eerste lid, alsmede de toelichting daarop).

De persoonlijke voorkeur van de cliënt voor een bepaalde doventolk is nimmer reden tot toestemming voor teamtolken. Via de mede door UWV bekostigde bemiddeling, zoals uitgevoerd door Tolknet, kan gezocht worden naar een doventolk, die bereid is de opdracht alleen uit te voeren, tenzij aantoonbaar aan alle criteria is voldaan. Bij persoonlijke voorkeur is het billijk dat de cliënt of diens werkgever bijdraagt aan eventuele meerkosten.

Derde lid – meer dan maximaal aantal kilometers

Uitgangspunt is dat voor gereisde kilometers uitsluitend toestemming kan worden gegeven ten aanzien van het overschrijden van het bepaalde maximum. Kilometers kunnen nimmer dubbel worden vergoed. Toekenning van aanvullende vergoedingen, bijvoorbeeld voor parkeer- en veergelden, is uitgesloten. De fiscaal vrijgestelde vergoeding van € 0,19 per kilometer omvat conform de bepalingen van de Belastingdienst alle kosten die betrekking hebben op vervoer.

Overschrijding van de bepaling in artikel 5, derde lid, vergt voorafgaande toestemming van UWV. Deze toestemming wordt alleen gegeven wanneer is aangetoond dat er te weinig doventolken binnen redelijke afstand tot de opdrachtlocatie beschikbaar zijn.

Vooralsnog geldt dit, wanneer binnen een afstand van 110 kilometer ten opzichte van de opdrachtlokatie minder dan drie doventolken woonachtig zijn van het benodigde type, gelet op de beperking van de cliënt. Persoonlijke voorkeur voor een bepaalde doventolk is nimmer reden voor verhoging van de maximum kilometernorm. In onder meer zo’n geval is het billijk dat de cliënt of diens werkgever bijdraagt aan de meerkosten voor het reizen.

Vierde en vijfde lid – aanvraagtermijnen

Voor de behandeling van de separate aanvragen, als bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, is enige tijd nodig. Nieuw toegevoegd aan dit besluit is derhalve een bepaling over de minimale aanvraagtermijnen.

Te laat ingediende aanvragen worden niet in behandeling genomen.

De aanvraagtermijn van drie weken voorafgaand aan de opdrachtdatum is noodzakelijk voor het uitvoeren van de interne beoordelingsprocedure en ter bevordering van de kwaliteit en de uniformiteit van beslissingen. Aanvragen voor groepstoepassingen en buitenlandse opdrachten zijn doorgaans omvangrijk en complex van aard. Ten aanzien van het onderwerp ‘teamtolken’ is, gelet op het gevoelige karakter van dit beleid, een separaat landelijk beoordelingsteam ingericht.

Ter vermijding van onnodige discussie dienen de aanvragen, als bedoeld in dit lid, uitsluitend te worden ingediend door de cliënt of door een door de cliënt schriftelijk gemachtigde persoon.

Het vijfde lid bevat de overgangstermijn ten aanzien de nieuwe indieningstermijnen.

Artikel 7: Annulering van doventolkopdrachten

Met ingang van 1 januari 2009 was de mogelijkheid om een vergoeding te krijgen voor opdrachten, die binnen 24 uur voor de geplande uitvoering van de opdracht waren geannuleerd, vervallen. De achterliggende gedachte van deze beleidswijziging was dat annulering van opdrachten vooral moest worden gezien als een aangelegenheid tussen de dienstverlener en de cliënt. In het in de toelichting op artikel 4 genoemde onderzoek is vastgesteld dat, met name voor wat betreft de onderwijssfeer, in een groot aantal gevallen de annulering van de opdracht wordt veroorzaakt door omstandigheden die aan de onderwijsinstelling moeten worden toegeschreven, zoals verhindering van de docent of rooster- of locatiewijzigingen.

Besloten is daarom om in geval van verhindering de tolk voor een vergoeding van 50% van de normvergoeding over de gederfde uren in aanmerking te brengen. Deze vergoeding geldt niet alleen in de onderwijssfeer maar ook in de werksfeer.

Voor geannuleerde opdrachten wordt geen reisvergoeding verstrekt. Ook de eigenlijke reiskosten (€ 0,19) worden niet vergoed.

Het melden van de annulering is altijd een verantwoordelijkheid voor de cliënt. Als door het uitblijven van een melding schade ontstaat, dan is het redelijk dat de nalatige hierop wordt aangesproken, zeker wanneer dit bij dezelfde cliënt herhaaldelijk voorkomt (te denken valt bijvoorbeeld aan het z.g. spijbelen in onderwijssituaties).

De reisvergoeding wordt wel verstrekt als de annulering betrekking heeft op een kortere opdracht dan oorspronkelijk was afgesproken. De reisvergoeding is dan gerelateerd aan het deel van de opdracht dat normaal is uitgevoerd.

Voor het overige is, boven de regeling gedeeltelijke vergoeding annuleringen, gehandhaafd de vergoeding, die hiervoor is opgenomen in de overheadopslag (zie de toelichting op artikel 4, eerste lid).

III. Toelichting op de normbedragen

C22 Kilometervergoedingen

De normbedragen C22-BA en C22-BS zijn gebaseerd op het gebruik van een personenauto met de brandstofsoort benzine. In voorkomend geval worden dezelfde bedragen gehanteerd voor de kilometervergoeding, wanneer een bestelauto in benzine-uitvoering is verstrekt.

Het normbedrag C22-D is gebaseerd op het gebruik van een bestelauto met de brandstofsoort dieselolie. Wanneer een personenauto in dieseluitvoering wordt verstrekt, wordt voor de kilometervergoeding eveneens normbedrag C22-D gehanteerd. De onderscheiden verbruiksgegevens zijn afkomstig van de Rijksdienst voor het Wegverkeer.

C34 Combinatievergoeding taxikosten leefvervoer

Gelet op gerechtelijke uitspraken zijn de normbedragen voor taxikosten voor het leefvervoer per 1 januari 2010 aangepast. De vergoeding is gebaseerd op een onderzoek naar de kosten van vervoer per taxi in 2006 en vervolgens geïndexeerd. Nieuw is de combinatievergoeding, die gebaseerd is op de situatie dat de rechthebbende niet voor iedere rit buitenshuis een taxi nodig heeft maar ook nog gebruik kan maken van ander (collectief) vervoer zoals de belbus of buurttaxi.

E17-III Uurvergoeding communicatieassistent of tolk in opleiding, en S1 Uurvergoeding bij intermediaire activiteiten

De vergoedingen volgens de normbedragen E17-III en S1 zijn gebaseerd op het wettelijk minimumloon, verhoogd met de werkgeverspremies sociale verzekeringen, zoals deze beiden gelden per 1 juli 2011. De totale opslag voor bedoelde premies bedraagt 19,57%. Bij de bepaling van de norm is hierbij franchise buiten beschouwing gelaten. Vervolgens is de vergoedingsnorm verhoogd met een opslag voor de kosten van de werkgever, danwel de door de zelfstandig werkende communicatieassistent noodzakelijk te maken kosten, overeenkomstig hetgeen voor de geregistreerde tolk is aangegeven. De verhoging betreft een gedeelte van het opslagbedrag, toegepast bij normbedrag E17-I, aangezien:

  • de sociale werkgeverspremies opgenomen zijn in het loongedeelte;

  • de annuleringsafspraak nimmer heeft gegolden voor studenttolken.

G22-1 Computers

Computers in het onderwijs en ten behoeve van het maken van huiswerk zijn de laatste jaren meer en meer algemeen gebruikelijk geworden, Het normbedrag betreft alleen de kosten van een standaard computer en derhalve niet de specifieke aanpassingen of toepassingsmogelijkheden voor personen met een auditieve, visuele of motorische handicap. Hiervoor blijft vergoeding mogelijk.

De motie van de Tweede Kamerleden Biskop, Kraneveldt en Slob (ingediend op 11 december 2008) heeft als uitgangspunt, dat het tijdig en volledig beschikbaar komen van aangepaste studiematerialen (in braille en/of ingesproken) van belang is voor studenten met een visuele beperking en/of dyslexie. Over het uitvoering geven aan deze motie is nog geen besluit genomen. In afwachting hiervan moet UWV zich op grond van artikel 5, tweede lid, sub e van het Besluit onderwijsvoorzieningen aan de regel houden, dat geen voorzieningen worden verstrekt die verband houden met dyslexie.

G23 Hoortoestellen

Voor het normbedrag G23 geldt dat, indien de zorgverzekeraar een vergoeding verstrekt, UWV voor het meerdere bedrag van de aanschafprijs van een hoortoestel een aanvullende vergoeding van maximaal deze norm per toestel kan verstrekken. In een intern onderzoek van UWV is vastgesteld dat, ook in de situatie dat de zorgverzekeraar geen vergoeding verstrekt, het normbedrag G23 als toereikend moet worden beschouwd. Achterliggende gedachte hierbij is dat de verantwoordelijkheid voor de verstrekking van hoortoestellen in de eerste plaats bij de zorgverzekeraar ligt en dat de bevoegdheid van UWV slechts van aanvullende aard is.

Voorwaarde voor vergoeding door UWV is dat dit betere toestel nodig is in de werksfeer. Vergoeding van hoortoestellen als onderwijsvoorziening is niet toegestaan.

Z1 Inkomensgrens voor voorzieningen aan startende zelfstandigen

Met ingang van 1 januari 2010 geldt een inkomensgrens inzake de voorzieningen die aan startende zelfstandigen zijn toegekend. Volgens de bedoeling van de wetgever zal deze inkomensgrens moeten worden gehanteerd nadat de eerste drie jaar van de zelfstandige vestiging zijn verstreken. Op grond van het overgangsrecht geldt deze inkomensgrens ook ten aanzien van zelfstandigen aan wie reeds vòòr 1 januari 2010 een voorziening is toegekend.

De inkomensgrens geldt voor alle voorzieningen die op grond van de artikelen 14 en 15a van het Reïntegratiebesluit aan startende zelfstandigen worden verstrekt. De inkomensgrens geldt dus niet voor het starterskrediet en de bijbehorende instrumenten. Voor vervoersvoorzieningen geldt vanaf het eerste moment alleen de specifieke inkomensgrens vervoersvoorzieningen, die ook voor werknemers en werkzoekenden geldt.

De formule voor de inkomensgrens is opgenomen in artikel 15 b van het gewijzigde Reïntegratiebesluit (Staatsblad 2009, 591).

Om te voorkomen dat een eenmalige piek in het inkomen van de zelfstandige tot een afwijzing of intrekking van voorzieningen leiden, worden de vastgestelde inkomens van de laatste drie jaren gemiddeld. Hiermee kunnen eenmalige uitschieters in het inkomen van de zelfstandige worden genivelleerd (Reïntegratiebesluit, artikel 15b, tweede lid).

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze van vaststelling van het inkomen, dat moet worden gehanteerd voor de inkomensgrens. Hierbij kunnen ook inkomens van partners, echtgenoten of andere gezinsleden worden betrokken. Tot op heden (1 januari 2011) zijn deze regels niet gesteld.

Z2 Begeleiding vòòr en na de start

De kosten van begeleiding vòòr en na de start kunnen op grond van artikel 15, tweede lid van het Reïntegratiebesluit als voorziening in de zin van art. 34a Wet WIA worden vergoed. Deze vergoeding kan worden verstrekt aan alle personen die naar het oordeel van UWV structurele functionele beperkingen hebben en die een zelfstandig beroep of bedrijf willen starten. Bovendien kan deze begeleiding worden verstrekt aan personen, die bij UWV een aanvraag hebben ingediend voor een starterskrediet als bedoeld in artikel 15 van het Reïntegratiebesluit. Om voor deze begeleiding in aanmerking te komen geldt als voorwaarde dat de startende zelfstandige niet tegelijkertijd in aanmerking is gebracht voor een re-integratietraject of RO.

Met ingang van 1 januari 2010 heeft de wetgever besloten om de vaststelling van het bedrag aan de gemeenten en aan UWV over te laten, ieder voor hun eigen populatie.

D.M.F. Jongen,

waarnemend voorzitter Raad van Bestuur UWV.

Naar boven