Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2011, 13668 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2011, 13668 | Besluiten van algemene strekking |
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 3:2, derde lid, van de Arbeidstijdenwet;
Besluit:
De Nadere regeling kinderarbeid wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onder g, wordt ‘moeten worden gedragen’ vervangen door: moeten worden gedragen om het risico tegen te gaan.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Onacceptabele veiligheidsrisico's voor een kind of zijn omgeving zijn in ieder geval aanwezig bij werkzaamheden:
a. met of in de omgeving van mechanische arbeidsmiddelen waarbij brand-, elektrocutie-, knel-, plet-, snij- of valgevaar bestaat, of
b. waarbij op grond van artikel 1.37 van het Arbeidsomstandighedenbesluit voor jeugdige werknemers bijzondere vereisten zijn gesteld.
3. Het vierde lid vervalt.
B
Aan artikel 3:1 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt in afwijking van artikel 1:1, tweede lid, onder arbeid van lichte aard mede verstaan arbeid waarbij door een kind permanent persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden gedragen.
C
Na artikel 3:1 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
1. Alvorens de in dit artikel bedoelde arbeid kan worden verricht is een stageovereenkomst als bedoeld in artikel 30a van het Inrichtingsbesluit W.V.O., gesloten.
2. Indien een kind van 13 of 14 jaar tijdens een schoolweek niet-industriële arbeid van lichte aard verricht in de vorm van een maatschappelijke stage dan wordt in acht genomen, dat dat kind:
a. op zondag geen arbeid verricht, behalve voor zover dat uit de aard van de arbeid voortvloeit en het tegendeel is bedongen. Indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken, kan van de vorige zin worden afgeweken, indien de werkgever daartoe overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan of, bij het ontbreken daarvan, met de belanghebbende werknemers. Een in de aanhef bedoelde kind verricht in de omstandigheden, bedoeld in dit onderdeel, uitsluitend arbeid op zondag, indien de ouders of verzorgers daarmee voor dat geval instemmen;
b. indien hij op zondag arbeid verricht, hij op de dag voorafgaande aan die zondag geen arbeid verricht;
c. op ten minste 5 zondagen in elke periode van 16 achtereenvolgende weken geen arbeid verricht;
d. op niet meer dan ten hoogste 5 dagen arbeid verricht;
e. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 14 uren in elke periode van 24 aaneengesloten uren, waarin de periode tussen 19.00 uur en 07.00 uur begrepen is;
f. niet langer arbeid verricht dan 12 uren, waarvan ten hoogste 2 uren per dag op dagen dat onderwijs wordt gevolgd en ten hoogste 7 uren per dag op andere dagen;
g. indien op een dag langer arbeid wordt verricht dan 4,5 uur, die arbeid afwisselt met een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten.
1. Alvorens de in dit artikel bedoelde arbeid kan worden verricht is een stageovereenkomst als bedoeld in artikel 30a van het Inrichtingsbesluit W.V.O., gesloten.
2. Indien een kind van 13 of 14 jaar tijdens een vakantieweek niet-industriële arbeid van lichte aard verricht in de vorm van een maatschappelijke stage dan wordt in acht genomen, dat dat kind:
a. op zondag geen arbeid verricht, behalve voor zover dat uit de aard van de arbeid voortvloeit en het tegendeel is bedongen. Indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken, kan van de vorige zin worden afgeweken, indien de werkgever daartoe overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan of, bij het ontbreken daarvan, met de belanghebbende werknemers. Een in de aanhef bedoelde kind verricht in de omstandigheden, bedoeld in dit onderdeel, uitsluitend arbeid op zondag, indien de ouders of verzorgers daarmee voor dat geval instemmen;
b. indien hij op zondag arbeid verricht, hij op de dag voorafgaande aan die zondag geen arbeid verricht;
c. op ten minste 5 zondagen in elke periode van 16 achtereenvolgende weken geen arbeid verricht;
d. op niet meer dan ten hoogste 5 dagen arbeid verricht;
e. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 14 uren in elke periode van 24 aaneengesloten uren, waarin de periode tussen 19.00 uur en 07.00 uur begrepen is;
f. niet langer arbeid verricht dan 35 uren per week, waarvan ten hoogste 7 uren per dag;
g. indien op een dag langer arbeid wordt verricht dan 4,5 uur, die arbeid afwisselt met een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten.
3. Een kind van 13 of 14 jaar mag gedurende ten hoogste 4 vakantieweken per jaar arbeid verrichten, waarvan ten hoogste 3 vakantieweken aaneengesloten.
1. Alvorens de in dit artikel bedoelde arbeid kan worden verricht is een stageovereenkomst als bedoeld in artikel 30a van het Inrichtingsbesluit W.V.O., gesloten.
2. Indien een kind van 15 jaar tijdens een schoolweek niet-industriële arbeid van lichte aard verricht in de vorm van een maatschappelijke stage dan wordt in acht genomen, dat dat kind:
a. op zondag geen arbeid verricht, behalve voor zover dat uit de aard van de arbeid voortvloeit en het tegendeel is bedongen. Indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken, kan van de vorige zin worden afgeweken, indien de werkgever daartoe overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan of, bij het ontbreken daarvan, met de belanghebbende werknemers. Een in de aanhef bedoelde kind verricht in de omstandigheden, bedoeld in dit onderdeel, uitsluitend arbeid op zondag, indien de ouders of verzorgers daarmee voor dat geval instemmen;
b. indien hij op zondag arbeid verricht, hij op de dag voorafgaande aan die zondag geen arbeid verricht;
c. op ten minste 5 zondagen in elke periode van 16 achtereenvolgende weken geen arbeid verricht;
d. op niet meer dan ten hoogste 5 dagen arbeid verricht;
e. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren in elke periode van 24 aaneengesloten uren, waarin de periode tussen 19.00 uur en 07.00 uur begrepen is;
f. niet langer arbeid verricht dan 12 uren, waarvan ten hoogste 2 uren per dag op dagen dat onderwijs wordt gevolgd en ten hoogste 8 uren per dag op andere dagen;
g. indien op een dag langer arbeid wordt verricht dan 4,5 uur, die arbeid afwisselt met een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten.
1. Alvorens de in dit artikel bedoelde arbeid kan worden verricht is een stageovereenkomst als bedoeld in artikel 30a van het Inrichtingsbesluit W.V.O., gesloten.
2. Indien een kind van 15 jaar tijdens een vakantieweek niet-industriële arbeid van lichte aard verricht in de vorm van een maatschappelijke stage dan wordt in acht genomen, dat dat kind:
a. op zondag geen arbeid verricht, behalve voor zover dat uit de aard van de arbeid voortvloeit en het tegendeel is bedongen. Indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken, kan van de vorige zin worden afgeweken, indien de werkgever daartoe overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan of, bij het ontbreken daarvan, met de belanghebbende werknemers. Een in de aanhef bedoelde kind verricht in de omstandigheden, bedoeld in dit onderdeel, uitsluitend arbeid op zondag, indien de ouders of verzorgers daarmee voor dat geval instemmen;
b. indien hij op zondag arbeid verricht, hij op de dag voorafgaande aan die zondag geen arbeid verricht;
c. op ten minste 5 zondagen in elke periode van 16 achtereenvolgende weken geen arbeid verricht;
d. op niet meer dan ten hoogste 5 dagen arbeid verricht;
e. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren in elke periode van 24 aaneengesloten uren, waarin de periode tussen 21.00 uur en 07.00 uur begrepen is;
f. niet langer arbeid verricht dan 40 uren per week, waarvan ten hoogste 8 uren per dag;
g. indien op een dag langer arbeid wordt verricht dan 4,5 uur, die arbeid afwisselt met een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten.
3. Een kind van 15 jaar mag gedurende ten hoogste 6 vakantieweken per jaar arbeid verrichten, waarvan ten hoogste 4 vakantieweken aaneengesloten.
D
In artikel 5:2, eerste lid, onder d, wordt ‘19.00 uur’ vervangen door: 21.00 uur.
E
Artikel 6:1, eerste lid, onder e, komt te luiden:
e. niet meer dan ten hoogste 3 malen optreedt met een maximum aan uitvoeringen tezamen met artikel 7:1, eerste lid, onder c, van 24 malen per jaar;.
F
Artikel 7:1, eerste lid, onder c, komt te luiden:
c. ten hoogste 3 malen arbeid verricht tussen 19.00 uur en 23.00 uur met een maximum aan uitvoeringen tezamen met artikel 6:1, eerste lid, onder e, van 24 malen per jaar;.
G
In artikel 10:1 wordt ‘de artikelen 4:1 en 6:1’ vervangen door ‘de artikelen 3:2, 4:1 of 6:1’ en wordt ‘6 uren’ vervangen door: 7 uren.
H
In artikel 10:2 wordt ‘de artikelen 4:2, 6:2 en 9:1’ vervangen door: de artikelen 3:4, 4:2, 6:2 of 9:1.
I
In artikel 11:1 wordt ‘de artikelen 5:1 en 7:1’ vervangen door: de artikelen 3:3, 5:1 of 7:1.
J
In artikel 11:2 wordt ‘de artikelen 5:2, 7:2 en 9:1’ vervangen door: de artikelen 3:5, 5:2, 7:2 of 9:1.
Deze regeling treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop de Wet van 6 juli 2011 (Stb. 371) houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het invoeren van een maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs in werking treedt.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 19 juli 2011
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H.G.J. Kamp.
De wijziging van de Nadere Regeling Kinderarbeid, hierna NRK, strekt ertoe de maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs mogelijk te maken. Hiertoe is de Wet op het voortgezet onderwijs veranderd evenals de Arbeidstijdenwet.
(Wet van 6 juli 2011, Stb. 371).
Met een maatschappelijke stage wordt een vorm van leren bedoeld waarbij leerlingen in het voortgezet onderwijs vanuit de school door middel van vrijwilligersactiviteiten kennismaken met, en een onbetaalde bijdrage leveren aan allerlei aspecten en onderdelen van de samenleving. De belangrijkste eigenschappen van een maatschappelijke stage zijn dan ook dat de leerling zelf iets doet, dat de activiteiten bijdragen aan een maatschappelijk doel en onbetaald zijn. Dit is vastgelegd in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs. Een beroeps- of praktijkstage kan geen maatschappelijke stage zijn.
Voor de leerlingen gelden leeftijdscategorieën bij de mogelijkheden tot maatschappelijke stage. Zo is het voor de jongste leerlingen van 12 jaar niet mogelijk om een maatschappelijke stage buiten de school te doen, eventueel wel binnen een andere school. Voor kinderen van 13 en 14 gelden wat andere regels over tijden en inhoud van de stage dan voor 15 jarigen. Voor de volledigheid wordt nog opgemerkt dat voor jeugdigen (16 en 17-jarigen) de (specifieke) bepalingen van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit gelden.
De onderhavige wijziging bevat verder een aantal aanpassingen die in de praktijk wenselijk zijn gebleken.
De onderdelen 1 en 2 zijn van technische aard.
Onderdeel 3 laat de verplichting vervallen dat voor lopendebandwerk voor kinderen een lopendebandovereenkomst moet worden gesloten tussen de werkgever en het kind. In de praktijk is gebleken dat dergelijke overeenkomsten nauwelijks tot stand komen en feitelijk slechts als administratieve verplichting worden gezien. Voor de bescherming van kinderen is deze bepaling niet noodzakelijk. Dit is de reden dat deze verplichting vervalt.
Bij beroepsstages is het wenselijk dat kinderen werkervaring opdoen. Het permanent moeten dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen wordt gezien als arbeid die niet valt in de categorie arbeid van lichte aard. Daardoor kunnen kinderen in beroepsstages bijvoorbeeld niet op een bouwplaats werken, omdat daar het dragen van een helm veelal verplicht is. Ook bijvoorbeeld handelingen waarbij kinderen permanent handschoenen moeten dragen vanwege de aard van de risico’s van het werk, zijn voor kinderen in beroepsstages formeel niet mogelijk. Als voorbeeld kan hier worden genoemd het werken met een kolomboormachine, waarbij de gebruikershandleiding aangeeft dat uit preventief oogpunt een veiligheidsbril moet worden gedragen. In de praktijk is gebleken dat juist bij beroepsstages dit soort werkzaamheden – uiteraard onder adequaat deskundig toezicht – wel moeten kunnen worden verricht. Om die reden is de definitie van arbeid van lichte aard uitsluitend bij beroepsstages aangepast.
Overeenkomstig de structuur van de NRK wordt er verschil gemaakt tussen schoolweken en vakantieweken en de leeftijdsgroepen 13/14 jaar en 15 jaar voor de maatschappelijke stage. Hiervoor gelden verschillende werk en rusttijden en verschillende soorten werkzaamheden.
13/14 jaar |
15 jaar |
|
---|---|---|
Schooldag |
2 |
2 |
Niet-schooldag |
7 |
8 |
Vakantiedag |
7 |
8 |
Schoolweek |
12 |
12 |
Vakantieweek |
35 |
40 |
Maximaal aantal dagen in een schoolweek |
5 |
5 |
Zondag |
niet tenzij1 |
niet tenzij1 |
Maximaal aantal zondagen bij aantal weken |
11 per 16 |
11 per 16 |
Op zondag geen arbeid tenzij dit uit de aard van het werk voortvloeit, bijvoorbeeld een kerkdienst. Hiervoor is altijd nadrukkelijke toestemming van de ouders nodig. Indien op zondag wordt gewerkt mag op de zaterdag ervoor niet worden gewerkt.
13/14 jaar |
15 jaar |
|
---|---|---|
Minimaal aantal uren dagelijkse rust |
14 |
12 |
Bij schooldagen in elk geval tussen |
19.00–7.00 uur |
19.00–7.00 uur |
In vakanties in elk geval tussen |
19.00–7.00 uur |
21.00–7.00 uur |
Nachtwerk |
niet |
niet |
Consignatie |
niet |
niet |
Aaneengesloten pauze |
half uur bij werktijd meer dan 4,5 uur |
half uur bij werktijd meer dan 4,5 uur |
Deze bepaling maakt het mogelijk dat kinderen van 15 jaar in vakantieweken tot 21.00 uur toegestane arbeid verrichten. In de praktijk is hier behoefte aan bijvoorbeeld bij de veranderde winkelsluiting bij supermarkten. Tot heden gold een grens van 19.00 uur. In schoolweken blijft de grens van 19.00 uur overigens gehandhaafd.
Kinderen van 13 en 14 jaar mogen in een jaar maximaal 24 maal een uitvoering verzorgen. Dit aantal van 24 geldt voor het gehele jaar, waarbij het niet ter zake doet of het een schoolweek of een vakantieweek betreft. Dit is in genoemde onderdelen verduidelijkt.
Maatschappelijke stage wordt gezien als arbeid. De totale tijd die een leerling hieraan mag besteden dient te worden opgeteld bij een eventueel bijbaantje om het maximum aantal uren dat per dag mag worden gewerkt te controleren.
In artikel 10:1 wordt het maximale aantal uren dat mag worden gewerkt veranderd van 6 naar 7. Deze wijziging is een correctie. In gelijksoortige artikelen is steeds 7 uur aangegeven.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H.G.J. Kamp.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011-13668.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.