Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 1 juli 2011, nr. 213483 houdende tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter bescherming van bloembollen tegen Rhizoctonia solani. (Tijdelijke vrijstelling ter bestrijding van Rhizoctonia in de bloembollenteelt)

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

In overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Gezien het verzoek van de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur van 11 mei 2011;

Gelet op artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

Besluit:

Artikel 1

Tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt verleend voor het gewasbeschermingsmiddel Rizolex ter bestrijding van Rhizoctonia solani in de bloembollenteelt.

Artikel 2

De vrijstelling is slechts van toepassing indien de gebruiksvoorschriften in de bijlage bij dit besluit worden nageleefd.

Artikel 3

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 12 mei 2011.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstelling ter bestrijding van Rhizoctonia in de bloembollenteelt.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

namens deze:

Directeur-Generaal,

J.P. Hoogeveen.

Een belanghebbende kan, binnen zes weken na de datum van publicatie in de Staatscourant, tegen dit besluit of een onderdeel daarvan een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen bij de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, ter attentie van Dienst Regelingen, Afdeling Rechtsbescherming, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag.

BIJLAGE

Gebruiksvoorschriften

Toegestaan is uitsluitend het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel in bedekte en onbedekte teelt van bloembollen en bolbloemen, toegepast door middel van een grondbehandeling.

Het middel met een beddenfrees toedienen en ten minste 10 cm diep inwerken.

Dosering: 2 ml per m2.

Aanvullende beperkingen voor gebruik:

Om in het water levende organismen te beschermen is bespuiting op percelen die grenzen aan oppervlaktewater uitsluitend toegestaan indien gebruik wordt gemaakt van een beddenfrees in combinatie met minimaal 90% drift reducerende spuitdoppen.

TOELICHTING

Op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) wordt tijdelijk vrijstelling verleend voor het gebruik van Rizolex ter bestrijding van Rhizoctonia solani in de bloembollenteelt. Vrijstelling kan worden verleend als de plantaardige productie door onvoorziene gevaren wordt bedreigd, terwijl dit gevaar niet op andere wijze kan worden bestreden. Vrijstelling wordt ingevolge artikel 38, tweede lid, van de wet, in ieder geval verleend ter uitvoering van een communautaire maatregel, die is gericht op een te bestrijden gevaar.

Rhizoctonia solani is een bodemschimmel en kent twee stammen, de zogenaamde koude en de warme stam, die ieder hun eigen kenmerk hebben. De koude stam veroorzaakt in het vroege voorjaar een aantasting. De schimmel slaat toe als het spruitje door de grond groeit. Er ontstaan gaatjes in de ondergrondse delen van de spruit. Veel planten komen niet meer op, vertonen een geremde groei en een gehavende plant. Kenmerkend zijn gescheurde en gerafelde bladeren. Vaak treedt een secundaire aantasting van Erwiniaop. De schade komt tot uiting in zowel opbrengst- als kwaliteitsverlies. De warme stam wordt actief bij hogere bodemtemperaturen en tast de bolhuid van de nieuwe bol aan. Het gevolg is veel uitschot, een slecht bolkwaliteit en ook hier vaak een secundaire aantasting van Erwinia. De schade komt tot uiting in zowel opbrengst- als kwaliteitsverlies.

Met een toelating van een middel op basis van tolclofos-methyl was Rhizoctonia geen noemenswaardig probleem bij het telen van bloembollen. Door het passeren van de datum van herregistratie van tolclofos-methyl per 31-1-2011 is het echter niet mogelijk om voor het teeltseizoen van 2011 gebruik te maken van toelating als een dringend vereist gewasbeschermingsmiddel als bedoeld in artikel 123 Wbg. Verwacht wordt dat zonder dit middel de schade door Rhizoctonia solaniin bloembollen kan oplopen tot 30% opbrengstderving (exclusief de extra kosten voor het uitsorteren) doordat de bollen niet uitlopen. Deze hoge schadepercentages komen voor op de intensieve zandgronden waar vruchtwisseling vrijwel niet voorkomt.

Niet-chemische preventieve maatregelen zijn over het algemeen maar matig effectief en kunnen een besmetting van het gewas met Rhizoctonia dan ook niet voorkomen. Op basis van het ontbreken van voldoende effectieve alternatieven, is het probleem Rhizoctonia in de teelt van bloembollen erkend als knelpunt in de gewasbescherming, waarvoor op dit moment geen effectieve alternatieven beschikbaar zijn.

Voor de bestrijding van Rhizoctonia in de teelt van bloembollen geplant in het voorjaar zijn onvoldoende maatregelen beschikbaar en met het beschikbare pakket aan maatregelen en middelen kan Rhizoctonia niet effectief worden bestreden.

Het onvoorziene karakter van het niet beschikbaar zijn van een middel

Vanaf eind november 2007 was duidelijk dat de toelating van een middel op basis van tolclofos-methyl zou vervallen omdat het een te groot risico voor zoogdieren en vogels vormde. In 2009 (na afloop van de opgebruikperiode) en 2010 is toelating door middel van een dringend vereist gewasbeschermingsmiddel geregeld. Dit was mogelijk tot 31 januari 2011. Vanwege het mogelijke risico voor zoogdieren en vogels is nieuw effectiviteitsonderzoek uitgevoerd in bloembollen met een lagere dosering. Toelating in bloembollen blijft daarom meelopen in het herregistratieproces van tolclofos-methyl. Dit proces heeft echter vertraging opgelopen en deze vertraging is onvoorzien.

De inwerkingtreding

De vrijstelling wordt op verzoek verleend en heeft geen belastend karakter. Omdat het hier een middel betreft waarvoor in het verleden al een toelating is verstrekt, betekent het gebruik van dit middel geen aanvullende belasting van het milieu. Omdat de vrijstelling voor de periode van maart tot en met mei is aangevraagd die inmiddels al is verstreken, wordt de vrijstelling met terugwerkende kracht verleend. De terugwerkende kracht werkt terug tot de dag na indiening van dit verzoek.

Naar boven