Regeling tot vaststelling voor 2011 van de maatstaven, bedragen, bandbreedtes, verdeelsleutels en tarieven Besluit bekostiging financieel toezicht

28 juni 2011

Nr. FM/2011/9155 M

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 1:40 van de Wet op het financieel toezicht en de artikelen 5, 7, tweede lid, en 11 van het Besluit bekostiging financieel toezicht;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet:

Wet op het financieel toezicht;

b. besluit:

Besluit bekostiging financieel toezicht;

c. DNB:

De Nederlandsche Bank NV;

d. AFM:

de Stichting Autoriteit Financiële Markten.

Artikel 2

Ter bepaling van de door DNB in rekening te brengen tarieven, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit, worden voor de volgende categorieën financiële ondernemingen, bedoeld in artikel 7 van het besluit, de volgende maatstaven vastgesteld:

  • a. clearinginstellingen: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald;

  • b. kredietinstellingen en ondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van het besluit: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald;

  • c. kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het besluit: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald;

  • d. kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, van het besluit: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald;

  • e. kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 4°, van het besluit: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald;

  • f. kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 5°, van het besluit: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald;

  • g. kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 6°, van het besluit: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald;

  • h. kredietinstellingen met zetel in een andere lidstaat die hun bedrijf vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor mogen uitoefenen: de vereiste liquiditeit, berekend conform de regels die bij of krachtens artikel 3:63 van de wet zijn bepaald;

  • i. zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel d, van het besluit: aantal verzekerden als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Zorgverzekeringswet;

  • j. verzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel e, van het besluit: het bruto premie-inkomen;

  • k. beheerders als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel f, onder 1°, van het besluit: het gezamenlijk balanstotaal van de beleggingsinstellingen waarover beheer wordt gevoerd;

  • l. beheerders als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel f, onder 2°, van het besluit: het gezamenlijk balanstotaal van de beleggingsinstellingen waarover beheer wordt gevoerd;

  • m. beleggingsmaatschappijen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel g, van het besluit: het balanstotaal;

  • n. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit: het aantal in Nederland werkzame personen dat door de desbetreffende onderneming belast is met het verrichten van transacties in financiële instrumenten, waarbij het aantal deeltijdmedewerkers wordt omgerekend naar voltijd;

  • o. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 3°, van het besluit: het type vergunning voor het verlenen van beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet en het aantal effectenrekeningen bij of in beheer bij de desbetreffende instelling;

  • p. betaaldienstverleners als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel i, onder 1°, van het besluit: de provisie- en commissie-inkomsten.

Artikel 3

Ter bepaling van de door de AFM in rekening te brengen tarieven, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit, worden voor de volgende categorieën financiële ondernemingen, uitgevende instellingen en pensioenfondsen, bedoeld in artikel 8, van het besluit, de volgende maatstaven vastgesteld:

  • a. clearinginstellingen en kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het besluit: het aantal transacties afgewikkeld tussen de clearinginstelling of kredietinstelling en het clearinghuis dat door het clearinghuis aan de clearinginstelling onderscheidenlijk kredietinstelling in rekening wordt gebracht;

  • b. kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 3°, van het besluit: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald;

  • c. verzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 1°, van het besluit: het bruto premie-inkomen in Nederland;

  • d. verzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 3°, van het besluit: het bruto premie-inkomen in Nederland;

  • e. beheerders als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, van het besluit: het gezamenlijke balanstotaal van de beleggingsinstellingen waarover beheer wordt gevoerd;

  • f. Beleggingsmaatschappijen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, van het besluit: het balanstotaal;

  • g. in Nederland gevestigde beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 2°, van het besluit: het type vergunning voor het verlenen van beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet en het aantal effectenrekeningen bij of in beheer bij de desbetreffende instelling;

  • h. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 3°, van het besluit: het aantal in Nederland werkzame personen dat door die instellingen is belast met het verrichten van transacties in financiële instrumenten;

  • i. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 4°, van het besluit: het aantal directe toezichturen;

  • j. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 11 van de Vrijstellingsregeling Wft: het aantal werknemers en andere personen die zich onder verantwoordelijkheid van de beleggingsonderneming direct of indirect bezighouden met het verlenen van beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, waarbij het aantal deeltijdmedewerkers wordt omgerekend naar voltijd;

  • k. in Nederland gevestigde financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 10°, van het besluit die ingevolge artikel 2:97, eerste lid, van de wet beleggingsdiensten mogen verlenen of beleggingsactiviteiten mogen verrichten: het aantal effectenrekeningen bij of in beheer bij die instellingen;

  • l. marktexploitanten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit: het aantal directe toezichturen;

  • m. uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van het besluit, niet zijnde beleggingsmaatschappijen, waarvan de aandelen of andere daarmee gelijk te stellen verhandelbare waardebewijzen of rechten niet zijnde een recht van deelneming in een beleggingsmaatschappij, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de wet, is verleend of een multilaterale handelsfaciliteit waarvoor de beleggingsonderneming een vergunning heeft als bedoeld in artikel 2:96, van de wet, of waarvoor met haar instemming verzocht is om toelating van die financiële instrumenten tot de handel op een dergelijke markt: de gemiddelde marktkapitalisatie van de instelling over de eerste drie maanden van 2011;

  • n. aanbieders van krediet als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 1°, van het besluit: het aantal particuliere cliënten dat met de aanbieder rechtstreeks of middellijk als wederpartij een overeenkomst is aangegaan inzake krediet;

  • o. aanbieders van beleggingsobjecten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 2°, van het besluit: ingelegde gelden;

  • p. adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, onder 1° en 2°, van het besluit: het aantal werknemers en andere personen, die zich onder verantwoordelijkheid van de financiële dienstverlener direct of indirect bezighouden met financiële dienstverlening, waarbij het aantal deeltijdmedewerkers wordt omgerekend naar voltijd.

Artikel 4

Het minimumbedrag, bedoeld in artikel 11, derde lid, van het besluit, wordt, voor zover het door DNB in rekening te brengen kosten betreft, vastgesteld op:

  • a. € 31.500 voor clearinginstellingen;

  • b. € 31.500 voor kredietinstellingen en ondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van het besluit;

  • c. € 40.000 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het besluit;

  • d. € 31.500 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, van het besluit;

  • e. € 40.000 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 4°, van het besluit;

  • f. € 31.500 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 5°, van het besluit;

  • g. € 40.000 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 6°, van het besluit;

  • h. € 25.000 voor kredietinstellingen met zetel in een andere lidstaat die hun bedrijf vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor mogen uitoefenen;

  • i. € 681 voor zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel d, van het besluit;

  • j. € 681 voor verzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel e, van het besluit;

  • k. € 5.000 voor beheerders bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel f, onder 1° en 2°, van het besluit;

  • l. € 5.000 voor beleggingsmaatschappijen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel g, van het besluit;

  • m. € 1.500 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit;

  • n. € 2.500 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 3°, van het besluit;

  • o. € 0 voor betaaldienstverleners als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel i, onder 1°, van het besluit.

Artikel 5

Het minimumbedrag, bedoeld in artikel 11, derde lid, van het besluit wordt, voor zover het door de AFM in rekening te brengen kosten betreft, vastgesteld op:

  • a. € 4.000 voor clearinginstellingen en kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het besluit, die het bedrijf van clearinginstelling uitsluitend voor de eigen organisatie uitoefenen;

  • b. € 8.000 voor overige clearinginstellingen en kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het besluit;

  • c. € 4.500 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 3°, van het besluit;

  • d. € 900 voor schadeverzekeraars of natura-uitvaartverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 1°, van het besluit;

  • e. € 0 voor andere schadeverzekeraars of natura-uitvaartverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 2°, van het besluit;

  • f. € 1.500 voor levensverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 3°, van het besluit;

  • g. € 0 voor andere levensverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 4°, van het besluit;

  • h. € 4.500 voor beheerders en beleggingsmaatschappijen zonder aparte beheerder als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, van het besluit;

  • i. € 4.500 voor beheerders als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, 2°, van het besluit

  • j. € 0 voor beheerders als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder 3°, van het besluit;

  • k. € 0 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 1°, 2°, 4°, 5°, 6°, 7°, 8° en 9°, van het besluit;

  • l. € 1.400 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 3°, van het besluit;

  • m. € 98.000 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 4°, van het besluit voor zover het betreft het exploitatietekort voor de behandeling van een aanvraag in 2008 en/of 2009 tot wijziging van een vergunning;

  • n. € 975 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 11 van de Vrijstellingsregeling Wft;

  • o. € 11.370 voor in Nederland gevestigde financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 10°, van het besluit die ingevolge artikel 2:97, eerste lid, van de wet beleggingsdiensten mogen verlenen of beleggingsactiviteiten mogen verrichten;

  • p. € 0 voor marktexploitanten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, onder 1° tot en met 3°, van het besluit;

  • q. € 1.300 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 1°, van het besluit;

  • r. € 290 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van het besluit, voor zover het beleggingsmaatschappijen betreft;

  • s. € 0 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van het besluit die geen beleggingsmaatschappij zijn, waarvan de aandelen of daarmee gelijk te stellen verhandelbare waardebewijzen of rechten, niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsmaatschappij, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland of een markt in financiële instrumenten, niet zijnde een gereglementeerde markt, waarvan de houder een erkenning heeft als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, of waarvoor toelating tot die handel is aangevraagd;

  • t. € 170 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van het besluit die geen instelling zijn als bedoeld onder p of q waarvan de verhandelbare obligaties of een ander verhandelbaar schuldinstrument of een ander financieel instrument is toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland of een markt in financiële instrumenten, niet zijnde een gereglementeerde markt, waarvan de houder een erkenning heeft als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de wet of waarvoor toelating tot die handel is aangevraagd;

  • u. € 2.700 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 3°, van het besluit;

  • v. € 630 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 4°, van het besluit, voor zover het beleggingsmaatschappijen betreft;

  • w. € 950 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 4°, van het besluit, waarvan aandelen of financiële instrumenten waarvan de waarde mede wordt bepaald door de waarde van hun aandelen, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de wet, is verleend of een multilaterale handelsfaciliteit waarvoor de beleggingsonderneming een vergunning heeft als bedoeld in artikel 2:96, van de wet, of waarvoor met hun instemming verzocht is om toelating van die financiële instrumenten tot de handel op een dergelijke markt;

  • x. € 0 voor pensioenfondsen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel j, van het besluit;

  • y. € 800 voor aanbieders van krediet als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 1°, van het besluit;

  • z. € 5.000 voor aanbieders van beleggingsobjecten;

  • aa. € 0 voor aanbieders van een financieel product als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, van het besluit, die tevens kredietinstelling zijn als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen b, onder 1° en 3°, van het besluit;

  • bb. € 725 voor adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, onder 1°, van het besluit, die op 1 juli 2011 deelnemer zijn van de Stichting Financiële Dienstverlening of adviseurs en bemiddelaars waarvan de vergunning in 2011 vóór 1 juli is komen te vervallen maar tot dat tijdstip nog deelnemer waren van de Stichting Financiële Dienstverlening of adviseurs en bemiddelaars waaraan ná 1 juli 2011 een vergunning door de AFM is of wordt verleend en waarbij de aanvraag van de vergunning heeft plaatsgevonden via de Stichting Financiële Dienstverlening

  • cc. € 0 voor adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, van het besluit, die tevens een beleggingsonderneming zijn als bedoeld in artikel 11 van de vrijstellingsregeling Wft, of die tevens een financiële onderneming, uitgevende instelling of pensioenfonds zijn als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen a tot en met k, van het besluit;

  • dd. € 0 voor adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, van het besluit, die tevens aanbieder zijn van een financieel product als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, van het besluit;

  • ee. € 975 voor overige adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, van het besluit.

Artikel 6

De tarieven en bandbreedtes, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit, en de bedragen, bedoeld in artikel 11, derde lid, van het besluit worden vastgesteld zoals opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

Artikel 7

  • 1. Indien aan een financiële onderneming in het jaar 2010 op grond van de wet een aanwijzing is gegeven of een last onder dwangsom is opgelegd, kan de toezichthouder aan deze financiële onderneming een bedrag in rekening brengen ter vergoeding van de in verband daarmee werkelijk gemaakte kosten die uitstijgen boven de kosten die onder normale omstandigheden voor het toezicht op die financiële onderneming zouden zijn gemaakt.

  • 2. Een bedrag dat door de toezichthouder op grond van het eerste lid in rekening is gebracht en door de desbetreffende financiële onderneming is betaald, wordt onverwijld terugbetaald indien het besluit tot het geven van de aanwijzing of tot het opleggen van de last onder dwangsom is ingetrokken of na beroep is vernietigd.

  • 3. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt op zodanige wijze gespecificeerd dat daaruit blijkt dat het gebaseerd is op de werkelijk gemaakte kosten, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8

Twee of meer aanbieders van beleggingsobjecten die gedurende het gehele jaar, in steeds dezelfde samenstelling, gezamenlijk aanbiedingen doen aan consumenten, of deze aanbiedingen aan consumenten gezamenlijk beheren, worden voor wat betreft deze regeling aangemerkt als één aanbieder.

Artikel 9

Er wordt een bedrag van € 225 in mindering gebracht op de totale heffing voor adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, onder 1°, van het besluit waarvan de medewerkers met klantcontact op 1 juli 2011 elk afzonderlijk geregistreerd zijn bij de Stichting DSI, voor adviseurs en bemiddelaars waarvan de vergunning in 2011 vóór 1 juli is komen te vervallen maar waarvan de medewerkers met klantcontact tot dat tijdstip nog elk afzonderlijk geregistreerd waren bij Stichting DSI en voor adviseurs en bemiddelaars waaraan ná 1 juli 2011 een vergunning door de AFM is of wordt verleend en waarvan de medewerkers met klantcontact op het tijdstip van de vergunningverlening elk afzonderlijk geregistreerd waren of zijn bij de Stichting DSI.

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën,

J.C. de Jager.

BIJLAGE, BEHOREND BIJ ARTIKEL 6

Categorie

Bandbreedte/Maatstaf

Verdeelsleutel

DNB

clearinginstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van het besluit en kredietinstellingen en ondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b onder 1°, 3° en 5°, van het besluit

€ 0 tot en met € 80 mln.

€ 2.886 per € 1 mln.

> € 80 mln. tot en met € 400 mln.

€ 1.243 per € 1 mln.

> € 400 mln. tot en met € 4 mld.

€ 653 per € 1 mln.

> € 4 mld.

€ 190 per € 1 mln.

zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel d, van het besluit

 

€ 0,224 per verzekerde

verzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel e, van het besluit

 

0,0451% van het bruto premie-inkomen

beheerders als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel f, onder 1° en 2°, van het besluit en beleggingsmaatschappijen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel g, van het besluit

balanstotaal: € 0 tot en met € 5 mld.

€ 1,50 per € 500.000

balanstotaal: > € 5 mld.

€ 0

beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit

0 tot en met 10 werkzame personen

€ 700 per werkzame persoon

 

> 10 werkzame personen

€ 450 per werkzame persoon

beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 3°, van het besluit

vergunning voor het ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 0 per vergunning

 

vergunning voor het uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 3.250 per vergunning

 

vergunning voor vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 3.250 per vergunning

 

vergunning voor beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 0 per vergunning

 

vergunning voor het begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 5.200 per vergunning

 

vergunning voor het begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 2.500 per vergunning

 

0 tot en met 250 rekeningen

€ 0 per rekening

 

> 250 tot en met 10.000 rekeningen

€ 17 per rekening

 

> 10.000 rekeningen

€ 0 per rekening

betaalinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel i, onder 1°, van het besluit

provisie- en commissie-inkomsten € 0 tot en met € 200.000

€ 5.000

 

provisie- en commissie-inkomsten >€ 200.000 tot en met € 500.000

€ 10.000

 

provisie- en commissie-inkomsten >€ 500.000 tot en met € 1.000.000

€ 15.000

 

provisie- en commissie-inkomsten > € 1.000.000 tot en met € 5.000.000

€ 20.000

 

provisie- en commissie-inkomsten > € 5.000.000

€ 25.000

AFM

clearinginstellingen en kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het besluit

Transacties

€ 22,50 per 100.000 transacties of een gedeelte daarvan

kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van het besluit en kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, van het besluit

€ 0 tot en met € 80 mln.

€ 640 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

> € 80 mln. tot en met € 400 mln.

€ 325 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

 

> € 400 mln. tot en met € 4 mld.

€ 130 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

 

> € 4 mld.

€ 0

schadeverzekeraars of natura-uitvaartverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 1°, van het besluit

€ 0 tot en met € 1 mld.

€ 14,50 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

> € 1 mld.

€ 0

levensverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 3°, van het besluit

€ 0 tot en met € 500 mln.

€ 426 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

 

> € 500 mln.

€15 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

beheerders als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, van het besluit

€ 0 tot en met € 3,5 mld.

€ 12,20 per € 500.000 of een gedeelte daarvan

 

> € 3,5 mld. tot en met € 6 mld.

€ 7,90 per € 500.000 of een gedeelte daarvan

 

> € 6 mld.

€ 0

in Nederland gevestigde beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 2°, van het besluit

vergunning voor het ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 873 per vergunning

 

vergunning voor het uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 2.626 per vergunning

 

vergunning voor vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 3.499 per vergunning

 

vergunning voor beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 2.626 per vergunning

 

vergunning voor het begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 873 per vergunning

 

vergunning voor het begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 873 per vergunning

 

0 tot en met 10.000 rekeningen

€ 1,65 per rekening

 

> 10.000 tot en met 20.000 rekeningen

€ 1,56 per rekening

 

> 20.000 tot en met 100.000 rekeningen

€ 1,38 per rekening

 

> 100.000 tot en met 400.000 rekeningen

€ 0,74 per rekening

 

> 400.000 rekeningen

€ 0,18 per rekening

in Nederland gevestigde financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 5, onderdeel o, van deze regeling

0 tot en met 10.000 rekeningen

€ 1,65 per rekening

> 10.000 tot en met 20.000 rekeningen

€ 1,56 per rekening

 

> 20.000 tot en met 100.000 rekeningen

€ 1,38 per rekening

 

> 100.000 tot en met 400.000 rekeningen

€ 0,74 per rekening

 

> 400.000 rekeningen

€ 0,18 per rekening

beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 3°, van het besluit

0 tot en met 1 persoon

€ 0

> 1 tot en met 5 personen

€ 1.040 per persoon

> 5 personen

€ 1.210 per persoon

beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 4°, van het besluit

 

€ 172 per uur

beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 4°, van het besluit, die op 31 december 2010 beschikten over een vergunning

 

€ 8,00 per gerealiseerd direct toezichtuur in 2010

marktexploitanten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit

 

€ 172 per uur

marktexploitanten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit die op 31 december 2010 beschikten over een vergunning als marktexploitant

 

€ 8 per gerealiseerd direct toezichtuur in 2010

uitgevende instellingen, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van het besluit, niet zijnde beleggingsinstellingen

Bij een gemiddelde marktkapitalisatie van:

€ 0 tot en met € 500 mln.

€ 1.550

 

Bij een gemiddelde marktkapitalisatie van:

> € 500 mln. tot en met € 6,5 mld.

€ 4.750

 

Bij een gemiddelde marktkapitalisatie van:

> € 6,5 mld.

€ 9.550

aanbieders van krediet als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 1°, van het besluit

0 tot en met 7.500

€ 2,65 per cliënt

> 7.500 tot en met 100.000

€ 0,13 per cliënt

 

> 100.000

€ 0

aanbieders van beleggingsobjecten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 2°, van het besluit

€ 0 tot en met € 5 mln.

€ 1.312,50 per € 500.000 of een gedeelte daarvan

> € 5 mln. tot en met € 100 mln.

€ 637,50 per € 500.000 of een gedeelte daarvan

 

> € 100 mln.

€ 0

adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, onder 1°, van het besluit, die op 1 juli 2011 deelnemer zijn van de Stichting Financiële Dienstverlening, of adviseurs en bemiddelaars waarvan de vergunning in 2011 vóór 1 juli is komen te vervallen maar tot dat tijdstip nog deelnemer waren van de Stichting Financiële Dienstverlening of adviseurs en bemiddelaars waaraan ná 1 juli 2011 een vergunning is verleend en waarbij de aanvraag via de Stichting Financiële Dienstverlening heeft plaatsgevonden

0 tot en met 1,0 fte

> 1 fte tot en met 21 fte

> 21 fte tot en met 201 fte

> 201 fte

€ 0

€ 150 per fte

€ 140 per fte

€ 0

adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, onder 1°, van het besluit die op 1 juli 2011 geen deelnemer zijn van de Stichting Financiële Dienstverlening en beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 11 van de Vrijstellingsregeling Wft

0 tot en met 1 fte

> 1 fte tot en met 21 fte

> 21 fte tot en met 201 fte

> 201 fte

€ 0

€ 170 per fte

€ 155 per fte

€ 0

TOELICHTING

Algemeen

In deze regeling zijn de maatstaven, bedragen, bandbreedtes en verdeelsleutels/tarieven voor het doorlopend toezicht ingevolge de Wet op het financieel toezicht (Wft) voor het jaar 2011 vastgesteld. Deze regeling is gebaseerd op de voorstellen van De Nederlandsche Bank NV (DNB) en de Stichting Autoriteit Financiële Markten (de AFM). Deze voorstellen vloeien voort uit de door de toezichthouders opgestelde begrotingen van het jaar 2011, alsmede op de ZBO-verantwoording van DNB dan wel de jaarrekening van de AFM over 2010. In de regel ontstaan verschillen tussen de tarieven 2011 en 2010 door enerzijds de verschillen tussen de begrote toezichtkosten 2011 en 2010 en anderzijds de verschillen tussen de exploitatieresultaten 2010 en 2009. Deze systematiek kan leiden tot aanzienlijke verschillen tussen de jaarlijkse tarieven. Voor zover afgeweken is van deze standaardsystematiek van verrekening van de exploitatiesaldi in het volgende jaar wordt dit onderstaand toegelicht. Daarnaast wordt een toelichting gegeven op enkele inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de regeling 2010.

Tarieven DNB

De vaste tarieven van DNB (artikel 4) zijn, met uitzondering van die voor de betaaldienstverleners (van € 3.000 naar € 0), in 2011 ongewijzigd ten opzichte van de tarieven over 2010. De tarieven op grond van artikel 6 zijn licht gedaald. Toegevoegd is de categorie betaaldienstverleners.

Betaaldienstverleners

De verdeelsleutel die wordt toegepast bij het doorbelasten van toezichtkosten voor deze groep wordt vastgesteld op de ‘totale provisie- en commissie-inkomsten’. Het door te belasten tarief wordt gedifferentieerd naar omvang in 5 tariefgroepen. Bij de keuze van het aantal groepen en de hoogte van de tarieven is aansluiting gezocht bij de verwachte omvang van de toezichtinspanning voor de individuele betaaldienstverleners. Onder de heffingsmaatstaf ‘totale provisie- en commissie-inkomsten’ wordt verstaan het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, zijn verkregen uit ondernemingsactiviteiten waarvoor een vergunning als betaaldienstverlener op grond van de Wft noodzakelijk is.

Tarieven AFM

Aanbieders van levensverzekeringen

Op 6 januari 2011 heeft de Rechtbank Rotterdam een uitspraak gedaan naar aanleiding van een beroep tegen de gebruikte heffingsmaatstaf voor de heffingen van aanbieders van levensverzekeringen op basis van de Wet op het financieel toezicht en heffingen van pensioenverzekeringen op basis van de Pensioenwet.1 Tot en met 2010 werd voor beide toezichtcategorieën de heffingsmaatstaf ‘Bruto Premie Inkomen in Nederland (BPIN) uit levensverzekeringen en pensioenverzekeringen samen’ gehanteerd. De appellanten betoogden dat voor het aanbieden van levensverzekeringen uitsluitend het BPIN uit levensverzekeringen zou moeten worden gehanteerd en voor het aanbieden van pensioenverzekeringen het BPIN uit pensioenverzekeringen. De Rechtbank Rotterdam heeft de appellanten in dit betoog gevolgd. Als gevolg hiervan zal in 2011 de heffing voor aanbieders van levensverzekeringen uitsluitend gebaseerd zijn op het BPIN uit levensverzekeringen.

Aanbieders van beleggingsobjecten

In 2011 is het aantal aanbieders van beleggingsobjecten afgenomen naar 6 aanbieders. De dalende populatie vraagt toch nog steeds een bovengemiddelde toezichtinspanning van de AFM.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft uitspraak gedaan in twee beroepen tegen de heffing 2006.2 Met betrekking tot de tarieven voor 2011 is vooruitgelopen op het voorstel van de AFM voor de heffingen 2006–2010 om de basisheffing van te stellen op € 5.000 (was € 20.000) en de variabele tarieven 2006–2010 lager vast te stellen dan opgenomen in de oorspronkelijke regelingen . Hiermee wordt in 2011 al tegemoet gekomen aan de uitspraken van het CBb van 25 november 2010 en 6 december 2010. Het basistarief ligt ongeveer op het niveau van de basisheffing voor de beheerders van beleggingsinstellingen.

Adviseurs en bemiddelaars

DE AFM heeft in het afgelopen jaar opnieuw gekeken naar de onderbouwing van het tariefvoordeel voor deelnemers bij de Stichting financiële dienstverlening (StFD). Voor een adviseur en bemiddelaar met één medewerker bedraagt het tariefvoordeel nu € 250 (was € 325). Het nieuwe tarief vormt een betere afspiegeling van de verminderde toezichtinspanning door de AFM als gevolg van deelnemerschap.

De DSI-korting wordt verleend aan alle adviseurs en bemiddelaars die zijn aangesloten bij de Stichting DSI en waarbij alle medewerkers met klantcontact een DSI-registratie voeren conform de ‘DSI kwaliteitsregeling’. De DSI-korting is vastgesteld op € 225.

Houders gereglementeerde markten en exploitatie van een Multilateral Trading Facility (MTF)

Voor houders van een gereglementeerde markt en exploitanten van een MTF wordt voor 2011 een reguliere tarief vastgesteld van € 172 per direct toezichtuur. Dit tarief is gebaseerd op de begroting 2011. Het vastgestelde uurtarief op basis van de begroting 2010 was eveneens € 172.

Het gerealiseerde uurtarief 2010 is € 180 en hoger dan begroot (€ 172) als gevolg van een lagere bezetting bij een gelijkblijvend kostenniveau. Het hoger gerealiseerde uurtarief is onder meer veroorzaakt door een dotatie aan de pensioenvoorziening. Om het hierdoor ontstane exploitatietekort te verrekenen is een aanvullend uurtarief vastgesteld van € 8 voor houders van een gereglementeerde markt en exploitanten van een MTF die op 31 december 2010 beschikten over een vergunning. Deze heffing wordt in rekening gebracht over het aantal werkelijke toezichturen in 2010.

MTF

Uitgangspunt bij de heffingen voor houders van een gereglementeerde markt en een MTF is dat deze kosten op basis van een uurtarief in rekening worden gebracht bij de instelling waarop de werkzaamheden betrekking hebben. In de jaarrekening 2010 is een te verrekenen bedrag opgenomen van € 98.000. Dit bedrag heeft betrekking op een wijziging van een vergunning van NYSE Arca Europe waarvoor ten tijde van het verzoek een vast bedrag was vastgesteld. De werkelijke kosten waren echter aanzienlijk hoger dan het vastgestelde tarief. In deze regeling wordt het bedrag van € 98.000 op basis van het vorenstaande gestelde uitgangspunt als een opslag boven de reguliere heffing 2011 in rekening gebracht bij NYSE Arca Europe.

Verlicht regime beheerders van beleggingsinstellingen

Met de Wijzigingswet financiële markten 2010 wordt per 1 juli 2011 in de Wet op het financieel toezicht een verlicht regime ingevoerd voor bepaalde beleggingsinstellingen (artikel 2:69a). Met de opneming van artikel 2:69a, eerste lid, van in het Besluit bekostiging financieel toezicht wordt de grondslag vastgelegd voor het door de Autoriteit Financiële Markten met ingang van 1 juli 2011 in rekening brengen van de kosten voor het afgegeven van een verklaring van ondertoezichtstelling, het registeren daarvan en de kosten voor het doorlopend toezicht voor de desbetreffende beleggingsinstellingen.

De Minister van Financiën,

J.C. de Jager.


X Noot
1

LJN BP3136.

X Noot
2

25 november 2010 (AWB 08/568) en 6 december 2010 (AWB 08/569).

Naar boven