Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 juni 2011, nr. WJZ/305395 (2775), tot wijziging van de Regeling leerresultaten PO in verband met aanpassing van de normen per toets voor de beoordeling van leerresultaten in het basisonderwijs (toetsnormen 2011)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 34.4 van het Besluit bekostiging WPO;

Gelet op het voorstel, bedoeld in artikel 34.5, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO, van de Inspecteur-generaal van het onderwijs van 31 mei 2011;

Besluit:

ARTIKEL I

De bijlagen A tot en met E van de Regeling leerresultaten PO worden vervangen door de bijlagen 1 tot en met 5 van deze regeling.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

BIJLAGE 1

Bijlage A bij de Regeling leerresultaten PO

Betrouwbare en valide toetsen

De basisschool verantwoordt zich over de leerresultaten met door haar gebruikte betrouwbare en valide toetsen. Toetsen zijn betrouwbaar als zij steeds hetzelfde resultaat opleveren als hetzelfde gemeten wordt. Toetsen zijn valide als ze die kennis en vaardigheid meten waarvoor de toets is bedoeld. Een basisschool kan uit het beschikbare toetsinstrumentarium een principieel eigen keuze maken. De volgende toetsen voldoen aan de criteria zoals vastgesteld in artikel 34.1 van het Besluit bekostiging WPO:

  • Eindtoets Basisonderwijs, inclusief de Niveautoets van het Cito (zie verder bijlage B onder 1.);

  • Schooleindonderzoek van de vier landelijke Protestants Christelijke Schoolbegeleidingsdiensten (zie verder bijlage B onder 2.);

  • Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering (zie verder bijlage B onder 3);

  • Entreetoets van het Cito (tot en met schooljaar 2010–2011, zie verder bijlage B onder 4);

  • Landelijk genormeerde methodeonafhankelijke toetsen voor groep 8, te weten:

    • Toetsen Rekenen en wiskunde en Begrijpend lezen uit het leerling- en onderwijsvolgsysteem (LOVS) van het Cito (zie verder bijlage B, onder 5.1);

    • DLE-toetsen Rekenen en wiskunde en Begrijpend lezen van Boom test uitgevers (zie verder bijlage B, onder 5.2);

    • Begrijpend lezen toets van 678 Onderwijs Advisering (zie verder bijlage B, onder 5.3).

BIJLAGE 2

Bijlage B bij de Regeling leerresultaten PO

Normen voor beoordeling leerresultaten per toets

Voor elke toets waarmee een basisschool zich verantwoordt over de leerresultaten, bestaan eigen normen. Deze normen houden rekening met de leerlingpopulatie op de basisschool (percentage gewogen leerlingen, schoolgroep). De norm geeft per toets aan wanneer de gemiddelde schoolscore op de toets, oftewel de leerresultaten van de school, voldoende is.

Schoolgroepen

Bij de beoordeling van een aantal toetsen onderscheidt de inspectie schoolgroepen. Als de schoolgroep niet op de te analyseren formulieren vermeld wordt, bepaalt de inspectie deze aan de hand van het percentage gewogen leerlingen op de hele school. De inspectie raadpleegt eventueel de DUO-gegevens om de schoolgroep te bepalen. Vóór 2010 gaat het om de leerlinggewichten in de betreffende groep.

1. Eindtoets Basisonderwijs van Cito

Met ingang van het schooljaar 2009–2010 zijn de schoolrapporten bij de Cito Eindtoets gewijzigd. De IC-tabel is vervangen door het Schoolrapport correctie LG en het Schoolrapport B is vervangen door het Schoolrapport zonder correctie.

Het Schoolrapport correctie LG bevat de gecorrigeerde standaardscore (LG-score), de schoolscore die gecorrigeerd is voor het percentage gewogen leerlingen op de school. Het Schoolrapport zonder correctie bevat de ongecorrigeerde standaardscore.

Toetsen vóór het schooljaar 2009–2010: Het schoolrapport met de IC-tabel (tabel met instroomcorrectie) bevat de GLG-score, de schoolscore die gecorrigeerd is voor het gemiddelde leerlinggewicht. Schoolrapport B bevat de gemiddelde standaardscore.

Groepsgrootte: Als het oordeel wordt gebaseerd op 10 of meer leerlingen kijkt de inspectie naar het Schoolrapport correctie LG (met ingang van schooljaar 2009–2010) en de IC-tabel (vóór schooljaar 2009–2010). Bij minder dan 10 leerlingen wordt het oordeel gebaseerd op de gegevens op het Schoolrapport zonder correctie (met ingang van schooljaar 2009–2010) en het Schoolrapport B (vóór schooljaar 2009–2010), omdat de LG- en GLG-score voor kleine groepen minder betrouwbaar zijn.

Scholen besluiten soms leerlingen die het eindniveau van groep 8 niet halen, uit te sluiten van de Eindtoets omdat deze te moeilijk zou zijn. Het Cito heeft voor deze groep leerlingen een aangepaste versie op een lager niveau ontwikkeld: de Niveautoets. Deze toets meet hetzelfde als de Eindtoets maar bevat meer eenvoudige opgaven. De scores op deze toets kunnen rechtstreeks vergeleken worden met die op de Eindtoets, omdat het Cito zorgt dat de scores op dezelfde schaal worden geplaatst, en kunnen dus zonder probleem meetellen in het schoolgemiddelde.

1.1. Beoordeling op basis van het Schoolrapport met correctie (≥ 10 leerlingen)

Op het Schoolrapport met correctie LG staat de gecorrigeerde standaardscore (LG-score) vermeld. Deze wordt vanaf het schooljaar 2009–2010 door de inspectie bij de beoordeling gebruikt.

Bij toetsen vóór het schooljaar 2009–2010 wordt de IC-tabel gebruikt. De inspectie beoordeelt de resultaten aan de hand van de score gecorrigeerd voor GLG (Gemiddeld Leerling Gewicht).

In de volgende tabel staan de onder- en bovengrenzen voor de LG- en GLG-score. In de LG- en GLG-score zijn de kenmerken van de leerlingenpopulatie (correctie voor het leerlinggewicht) verwerkt. Dat betekent dat er geen onderscheid in schoolgroepen meer nodig is en dat voor alle scholen dezelfde ondergrens geldt.

Tabel 1. Normen gecorrigeerde standaardscore Cito Eindtoets

Cito Eindtoets LG / GLG

Schooljaar

Ondergrens

Landelijk gemiddelde

Bovengrens

2010–2011 (LG)

533,8

535,2

536,6

2009–2010 (LG)

533,8

535,2

536,6

2008–2009 (GLG)

533,8

535,2

536,6

2007–2008 (GLG)

533,7

534,9

536,1

2006–2007 (GLG)

533,6

534,8

536,0

Norm eindresultaten per schooljaar op basis van de LG / GLG-score

De eindresultaten van een bepaald schooljaar zijn

als de LG- of GLG-score:

goed

op of boven de bovengrens ligt;

voldoende

op of boven de ondergrens en onder de bovengrens ligt;

onvoldoende

onder de ondergrens ligt.

1.2. Beoordeling op basis van het Schoolrapport zonder correctie

De ongecorrigeerde standaardscore uit het Schoolrapport zonder correctie (met ingang van het schooljaar 2009–2010) of de gemiddelde standaardscore uit het Schoolrapport B (vóór het schooljaar 2009–2010) wordt gebruikt voor de beoordeling van eindresultaten in de volgende situaties:

  • 1. De beoordeling van kleine groepen (minder dan 10 leerlingen die in de beoordeling worden betrokken).

  • 2. De beoordeling van resultaten op het Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering. De werkwijze voor het Drempelonderzoek staat beschreven in paragraaf 3.

  • 3. Als er geen Schoolrapport met correctie of IC-tabel beschikbaar is.

Tabel 2. Normen Cito Eindtoets ongecorrigeerde standaardscore

Cito Eindtoets

Schoolgroep

Ongecorrigeerde standaardscore

 

Ondergrens

Landelijk gemiddelde

Bovengrens

Schooljaar 2010–2011

     

1

>88% 0,00 leerlingen

534,8

536,5

538,2

2

75–88% 0,00 leerlingen

532,9

534,8

536,6

3

≥25% gewogen leerlingen, aantal leerlingen 1,20 < 0,30

530,5

532,7

534,9

4

≥25% gewogen leerlingen, aantal leerlingen 1,20 ≥ 0,30

527,3

529,7

532,0

Schooljaar 2009–2010

     

1

>88% 0,00 leerlingen

534,8

536,5

538,2

2

75–88% 0,00 leerlingen

532,9

534,8

536,6

3

≥25% gewogen leerlingen, aantal leerlingen 1,20 < 0,30

530,5

532,7

534,9

4

≥25% gewogen leerlingen, aantal leerlingen 1,20 ≥ 0,30

527,3

529,7

532,0

Schooljaar 2008–2009

     

1

100% 1,00 leerlingen

535,2

537,2

539,2

2

76–99% 1,00 leerlingen

534,5

536,2

537,9

3

51–75% 1,00 leerlingen

532,6

534,4

536,3

4

0–50% 1.00 leerlingen

530,3

532,8

535,4

5

26–50% 1,90 leerlingen

530,9

532,9

534,8

6

51–75% 1,90 leerlingen

528,1

530,4

532,7

7

> 75% 1,90 leerlingen

526,6

528,9

531,2

Schooljaar 2007–2008

     

1

100% 1,00 leerlingen

535,1

537,3

539,5

2

76–99% 1,00 leerlingen

534,5

536,1

537,7

3

51–75% 1,00 leerlingen

532,6

534,5

536,4

4

0–50% 1.00 leerlingen

530.2

532,5

534,8

5

26–50% 1,90 leerlingen

530,3

532,5

534,7

6

51–75% 1,90 leerlingen

528,3

530,7

533,1

7

>75% 1,90 leerlingen

526,9

529,2

531,5

Schooljaar 2006–2007

     

1

100% 1,00 leerlingen

535,1

537,4

539,7

2

76–99% 1,00 leerlingen

533,8

536,1

538,4

3

51–75% 1,00 leerlingen

531,9

534,2

536,5

4

0–50% 1.00 leerlingen

529,5

531,8

534,1

5

26–50% 1,90 leerlingen

530,3

532,6

534,9

6

51–75% 1,90 leerlingen

527,3

529,6

531,9

7

>75% 1,90 leerlingen

526,1

528,4

530,7

Norm eindresultaten per schooljaar op basis van de ongecorrigeerde standaardscore

De eindresultaten van een bepaald schooljaar zijn

als de ongecorrigeerde standaardscore voor de betreffende schoolgroep:

goed

op of boven de bovengrens ligt;

voldoende

op of boven de ondergrens en onder de bovengrens ligt;

onvoldoende

onder de ondergrens ligt.

2. Schooleindonderzoek van de vier Landelijke Protestants Christelijke Schoolbegeleidingsdiensten

Op het overzicht van de schoolresultaten staan de gemiddelden van twee indexen: de schoolvorderingen (SV) en de intelligentie (IQ). Wanneer de SV-index lager is dan de IQ-index is dat een indicatie voor een minder goed presterende school. Indien de SV-index hoger is dan de IQ-index is dat een indicatie voor een beter presterende school. Op het overzichtsformulier van de school staat ook een meerjarenoverzicht waar deze verschilscores zijn omgezet naar zogenaamde z-scores. In deze z-scores zijn de resultaten van alle deelnemende scholen betrokken. De z-score geeft het aantal standaarddeviaties aan dat de schoolscore verschilt van de gemiddelde schoolscore van de deelnemende scholen.

De z-scores staan op het formulier als ’afwijkingsscore t.o.v. gemiddelde SV-IQ’ vermeld. Op deze scores baseert de inspectie haar oordeel over de school.

Tabel 3. Norm Schooleindonderzoek

Schooleindonderzoek

Ondergrens

Landelijk gemiddelde

Bovengrens

–0,5

0

0,5

Norm leerresultaten per schooljaar op basis van het Schooleindonderzoek

De leerresultaten van een bepaald schooljaar zijn

als de z-score:

goed

op of boven de bovengrens ligt;

voldoende

op of boven de ondergrens en onder de bovengrens ligt;

onvoldoende

onder de ondergrens ligt.

3. Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering1

Scholen gebruiken het Drempelonderzoek 678 op drie manieren:

  • 1. Alle leerlingen doen mee aan het Drempelonderzoek 678. In dit geval wordt de onderstaande procedure ‘Drempelonderzoek 678 bij alle leerlingen’ gevolgd.

  • 2. De school neemt de Cito Eindtoets af bij een deel van de leerlingen en bij enkele leerlingen het Drempelonderzoek 678. Ook komt het voor dat de school eerst alle leerlingen het Drempelonderzoek 678 laat doen en daarna alleen de betere leerlingen de Cito Eindtoets laat maken. In deze gevallen worden de scores van het Drempelonderzoek 678 omgezet naar Cito-scores en wordt de hieronder beschreven werkwijze ‘Drempelonderzoek 678 en Cito Eindtoets’ gevolgd.

  • 3. De school neemt geen Cito Eindtoets af en enkele leerlingen doen het Drempelonderzoek 678. In dit geval is het niet mogelijk gebruik te maken van de gegevens uit het Drempelonderzoek 678. Indien ook geen Entreetoetsen zijn afgenomen, baseert de inspectie het oordeel over de leerresultaten op gegevens uit het leerlingvolgsysteem.

In de onderstaande tabellen wordt ervan uitgegaan dat de scores van het Drempelonderzoek 678 tot 60 lopen (DGM60). Er is echter ook een score, waarbij deze doorloopt tot 66 (DGM66). Deze heeft een uitloop voor betere leerlingen om op individueel niveau onderscheid te maken tussen een havo-advies en vwo-advies. De normering in deze paragraaf is echter gebaseerd op de DGM60.

Ad 1. Procedure Drempelonderzoek 678 bij alle leerlingen

Vanaf schooljaar 2009–2010 vermeldt het formulier ‘totaaloverzicht’ van het Drempelonderzoek 678 de gemiddelde Cito-score van alle deelnemende leerlingen. Deze score wordt gehanteerd bij het bepalen van het oordeel over de eindopbrengsten. De inspectie gebruikt hierbij de normen voor het Schoolrapport zonder correctie (Tabel 2). De schoolgroep wordt bepaald op basis van het percentage gewogen leerlingen op de gehele school (DUO-gegevens). Het is in dit geval niet mogelijk de normen voor de gecorrigeerde score (LG-score) te gebruiken.

Vóór schooljaar 2009–2010 worden de normen uit de onderstaande tabel gebruikt om het schoolgemiddelde van de DGM60 te vergelijken met de ondergrens voor de betreffende schoolgroep.

Tabel 4. Normen Drempelonderzoek 678 vóór schooljaar 2009–20101

Drempelonderzoek 678

Schoolgroep

Gemiddelde DGM60 score

Ondergrens

Bovengrens

1

100% 1,00 leerlingen

53,1

56,2

2

76–99% 1,00 leerlingen

51,8

55,4

3

51–75% 1,00 leerlingen

49,9

54,5

4

0–50% 1.00 leerlingen

47,5

52,1

5

26–50% 1,90 leerlingen

48,3

52,9

6

51–75% 1,90 leerlingen

46,4

49,9

7

>75% 1,90 leerlingen

46,0

48,7

X Noot
1

De normen in deze tabel zijn toepasbaar op alle schooljaren vóór schooljaar 2009–2010, waarin het Drempelonderzoek is afgenomen.

Het gemiddelde van de DGM60 staat met ingang van het schooljaar 2008–2009 op de groepsoverzichten van het Drempelonderzoek 678 aangegeven. Voor voorgaande jaren moet dit handmatig berekend worden uit de individuele leerlingenscores.

Norm leerresultaten per schooljaar op basis van het Drempelonderzoek 678

De leerresultaten van een bepaald schooljaar zijn

als de gemiddelde DGM60 score of de gemiddelde Cito-score voor de betreffende schoolgroep:

goed

op of boven de bovengrens ligt;

voldoende

op of boven de ondergrens en onder de bovengrens ligt;

onvoldoende

onder de ondergrens ligt.

Ad 2. Procedure Cito Eindtoets én Drempelonderzoek 678

Als een deel van de leerlingen de Cito Eindtoets heeft gemaakt en een deel van de leerlingen het Drempelonderzoek 678, wordt de onderstaande werkwijze toegepast. Het komt voor dat sommige leerlingen beide toetsen maken. In dat geval baseert de inspectie haar oordeel op de Cito Eindtoetsscores.

Met ingang van schooljaar 2009–2010 wordt de Cito-score per leerling zoals vermeld op het ‘totaaloverzicht’ van het Drempelonderzoek 678 gebruikt. De inspectie berekent de gemiddelde Cito standaardscore van de hele groep door het gewogen gemiddelde van de scores uit beide bronnen te nemen. Bij de beoordeling worden de normen voor het Schoolrapport zonder correctie gebruikt (Tabel 2). De schoolgroep wordt bepaald op basis van het percentage gewogen leerlingen op de gehele school (DUO-gegevens). Het is in dit geval niet mogelijk de normen voor de gecorrigeerde score (LG-score) te gebruiken.

Vóór schooljaar 2009–2010 worden de individuele Drempelonderzoekscores van de leerlingen die niet aan de Cito Eindtoets hebben deelgenomen, omgezet volgens de onderstaande conversietabel naar een Cito-score. Daarna wordt de werkwijze zoals beschreven voor de periode vanaf schooljaar 2009–2010 toegepast (zie hierboven).

Tabel 5. Conversietabel op leerlingniveau van Drempelscore (DGM60) naar Cito Eindtoetsscore1

DGM60

Cito-score

DGM60

Cito-score

DGM60

Cito-score

14–20

502

37

517

50

531

21–23

503

38

518

51

532

24–26

504

39

519

52

533

27

505

40

520

53

534

28

506

41

521

54

536

29

507

42

522

55

537

30

509

43

523

56

539

31

511

44

524

57

540

32

512

45

525

58

541

33

513

46

526

59

543

34

514

47

527

60

546

35

515

48

528

   

36

516

49

530

   
X Noot
1

De normen in deze tabel zijn toepasbaar op alle schooljaren vóór schooljaar 2009–2010 waarin het Drempelonderzoek is afgenomen.

Voorbeeld:

Stel dat vijftien leerlingen de Cito Eindtoets hebben gedaan en vijf leerlingen alleen aan het Drempelonderzoek 678 hebben deelgenomen. Met behulp van de tabel kan de Drempelscore worden omgezet naar een Cito-score. Dat betekent, bijvoorbeeld, dat een individuele leerling met een Drempelscore van 26 een Cito-score krijgt van 504, een leerling met een Drempelscore van 35 een Cito-score van 515, een Drempelscore van 60 wordt 546, etc.

Het nieuwe schoolgemiddelde voor twintig leerlingen wordt vervolgens berekend door 15 x de gemiddelde standaardscore van de Cito Eindtoets te berekenen, daar de (uit conversie verkregen) Cito-scores van de vijf ‘drempelleerlingen’ bij op te tellen en deze som te delen door twintig. De school behoort in 2007 bijvoorbeeld tot schoolgroep 3. De zojuist berekende uitkomst moet worden vergeleken met de ondergrens van 531,9 die we in Tabel 2 vinden.

De normen in Tabel 4 zijn bepaald aan de hand van de gemiddelde scores die door scholen behorend tot de verschillende schoolgroepen zijn behaald. De normen in Tabel 5 zijn daarentegen bepaald op basis van scores van individuele leerlingen. De beide tabellen zijn daardoor niet rechtstreeks met elkaar te vergelijken.

4. Cito Entreetoets

De inspectie betrekt de Cito Entreetoets met ingang van het schooljaar 2011–2012 niet meer bij de beoordeling van de eindresultaten. Indien de beoordeling van de leerresultaten niet gebaseerd kan worden op gegevens van de Cito Eindtoets, het Schooleindonderzoek of het Drempelonderzoek 678, betrekt de inspectie de gegevens van de Cito Entreetoets van groep 7 tot en met schooljaar 2010–2011 nog wel bij de beoordeling.

Met ingang van het schooljaar 2009–2010 zijn de schoolrapporten bij de Cito Entreetoets gewijzigd. Het Schoolrapport correctie LG bevat het gecorrigeerd aantal goed, de schoolscore die gecorrigeerd is voor het percentage gewogen leerlingen op de school. Het Schoolrapport zonder correctie bevat het ongecorrigeerde aantal goed.

De normen in tabel 6a zijn van toepassing op de schooljaren 2009–2010 en 2010–2011; de normen in tabel 6b en 6c zijn van toepassing op eerdere schooljaren.

Tabel 6a. Normen Entreetoets schooljaar 2009–2010 en 2010–2011

Gecorrigeerd aantal goed

Ondergrens

Landelijk gemiddelde

Bovengrens

281,6

290,4

299,2

Voor leerresultaten aan de hand van de Entreetoets van groep 7 uit de periode vóór schooljaar 2009–2010 gaat de inspectie bij de beoordeling uit van het gemiddelde percentage goed.

Tabel 6b. Normen Entreetoets groep 7 schooljaar 2008–2009

Entreetoets groep 7

Schoolgroep

Ondergrens gemiddeld % goed

<25% gewogen leerlingen

68

25%–50% gewogen leerlingen

65

≥50% gewogen leerlingen

55

De normen in de tabel worden toegepast op resultaten verkregen over het schooljaar 2008–2009. De resultaten van vóór 2008-2009 worden beoordeeld met de normen in tabel 6c.

Tabel 6c. Normen Entreetoets groep 7 vóór schooljaar 2008–2009

Schoolgroep

Ondergrens gemiddeld % goed (norm)

1

100% 1,00 leerlingen

67

2

76–99% 1,00 leerlingen

65

3

51–75% 1,00 leerlingen

61

4

0–50% 1.00 leerlingen

60

5

26–50% 1,90 leerlingen

59

6

51–75% 1,90 leerlingen

46

7

>75% 1,90 leerlingen

46

Norm leerresultaten per schooljaar op basis van de Cito Entreetoets

De leerresultaten van een bepaald schooljaar zijn

als het gecorrigeerd aantal goed of het percentage goed voor de betreffende schoolgroep:

voldoende

op of boven de ondergrens ligt;

onvoldoende

onder de ondergrens ligt.

5. Toetsen uit het leerlingvolgsysteem

Indien er geen resultaten van bovengenoemde toetsen beschikbaar zijn, worden de resultaten aan het eind van de basisschool beoordeeld aan de hand van methodeonafhankelijke en landelijk genormeerde toetsen voor Rekenen en wiskunde en Begrijpend lezen in de leerjaren 8 van de drie laatste schooljaren (cohorten).

Voor een positief oordeel over de resultaten aan het einde van de schoolperiode geldt dat ten minste één van de drie jaren voor Rekenen en wiskunde én Begrijpend lezen positief moet scoren om tot een voldoende te komen.

Norm leerresultaten per schooljaar op basis van leerlingvolgsysteem

De leerresultaten van een bepaald schooljaar zijn

als de resultaten voor Rekenen en wiskunde én Begrijpend lezen aan het eind van de basisschool:

voldoende

beide voldoen aan de norm;

onvoldoende

niet beide voldoen aan de norm.

In de volgende paragrafen staan de procedures beschreven voor de beoordeling van de toetsen uit de leerlingvolgsystemen van Cito en de oude DLE-toetsen van Boom test uitgevers (geldig tot en met schooljaar 2009–2010). Daarnaast zijn de normen voor de begrijpend lezen toets van 678 Onderwijs Advisering opgenomen.

5.1. Cito leerlingvolgsysteem: Rekenen en wiskunde en Begrijpend lezen

Bij het beoordelen van de eindopbrengsten aan de hand van het Cito-leerlingvolgsysteem maakt de inspectie gebruik van de toetsgegevens Begrijpend lezen en Rekenen en wiskunde van groep 8. Omdat in bepaalde gevallen bij de beoordeling van kleine scholen ook de toetsgegevens van groep 7 kunnen worden betrokken, worden in de tabellen in deze paragraaf ook de normen voor groep 7 vermeld (zie verder bijlage E).

Met ingang van het schooljaar 2011–2012 beoordeelt de inspectie de oude leerlingvolgsysteemtoetsen uit 2002 en eerder niet meer.

Begin- en middentoetsen:

De nieuwe leerlingvolgsysteemtoetsen voor Begrijpend lezen en Rekenen en wiskunde in groep 8, kunnen in november of januari worden afgenomen. Het gaat in beide gevallen om dezelfde toets. De inspectie adviseert scholen – in hun eigen belang – de toetsen die zijn afgenomen in januari te gebruiken voor de verantwoording van de eindresultaten.

Nieuwe normen:

Op dit moment zijn er nog onvoldoende empirische gegevens beschikbaar om definitieve normen op schoolniveau te kunnen bepalen voor de toetsen van de groepen 7 en 8. Er zijn echter sterke aanwijzingen dat de voorlopige normen voor de groepen 7 en 8 niet adequaat zijn. Bij het bepalen van de definitieve normen op schoolniveau voor de toetsen van groep 3 tot en met 6, is namelijk al gebleken dat deze substantieel afwijken van de eerder geformuleerde voorlopige normen. In afwachting van – door het Cito te berekenen – definitieve normen voor de groepen 7 en 8, hanteert de inspectie met ingang van 1 augustus 2011 de normen in de tabel 7a. Dit zijn dezelfde normen die zij vóór het intreden van de vaardigheidsscores ook heeft gehanteerd. Scholen die vóór 1 augustus 2011 al met oude normen zijn beoordeeld, behouden dat oordeel.

Tabel 7a. Normen nieuwe Cito LVS-toetsen groepen 7 en 8 met ingang van 1 augustus 2011

Percentage leerlingen met een D- of E-score

Schoolgroep

Maximaal % D- en E-leerlingen

<15% gewogen leerlingen

25%

≥15% gewogen leerlingen

30%

Dit betekent dat de resultaten op de bovengenoemde toetsen voldoende zijn als het percentage leerlingen dat een D- of E-score heeft op de betreffende toets gelijk of kleiner is aan het maximum in tabel 7a.

Tabel 7b geeft de normen weer voor de oude Cito toetsen voor schooljaar 2009–2010 en 2010–2011 voor de groepen 7 en 8. Tabel 7c en 7d bevatten de normen voor schooljaar 2008–2009 en 2007–2008 (en eerder) voor groep 8.

Tabel 7b. Normen oude Cito LVS-toetsen schooljaren 2009–2010 en 2010–2011
 

Groep 7

Groep 8

Schoolgroep

Gemiddelde vaardigheidsscore

Ondergrens midden

Ondergrens eind

Ondergrens midden

Rekenen en wiskunde

Begrijpend lezen

Rekenen en wiskunde

Rekenen en wiskunde

Begrijpend lezen

<15% gewogen leerlingen

103

45

107

112

54

≥15% gewogen leerlingen

100

40

104

108

50

Tabel 7c. Normen Cito LVS-toetsen over schooljaar 2008–2009

Rekenen en wiskunde algemeen en Begrijpend Lezen

groep 8

Schoolgroep

Rekenen en wiskunde

Begrijpend lezen

Gemiddelde vaardigheidsscore

Ondergrens midden

Ondergrens midden

<25% gewogen leerlingen

112

54

25%–50% gewogen leerlingen

109

52

≥50% gewogen leerlingen

98

46

Tabel 7d. Normen Cito LVS-toetsen schooljaar vóór schooljaar 2008–2009

Rekenen en wiskunde algemeen en Begrijpend lezen

groep 8

Schoolgroep

Rekenen en wiskunde

Begrijpend lezen

Gemiddelde vaardigheidsscore

Ondergrens midden

Ondergrens midden

>50% 1.00 leerlingen

116

55

>50% gewogen leerlingen

112

48

>50% 1.90 leerlingen

111

42

Het oordeel op een toets is voldoende als de gemiddelde vaardigheidsscore op of boven de gegeven ondergrens ligt.

Als leerlingen toetsen maken op een lager niveau, tellen ze in principe mee in de gemiddelde vaardigheidsscore van de school. Hiervoor is het wel van belang dat de toetsversies hetzelfde zijn, aangezien het noodzakelijk is dat de toetsscores op dezelfde schaal liggen. Dit is niet het geval als gebruik wordt gemaakt van verschillende versies. In dat geval hanteert de inspectie de normen in tabel 7a.

5.2. DLE-toetsen: Rekenen en wiskunde en Begrijpend lezen Boom test uitgevers

Met ingang van het schooljaar 2010–2011 beoordeelt de inspectie de DLE-toetsen met de oude normering niet meer. Voor scholen die de verouderde toetsen gebruiken zijn er voor de verantwoording van de leerresultaten in de schooljaren 2010–2011 en 2011–2012 twee alternatieven:

  • de school neemt eenmalig een eindtoets af waarmee de eindresultaten kunnen worden verantwoord (zie bijlage A);

  • de school neemt deel aan het normeringsonderzoek voor de toetsen Begrijpend lezen en Rekenen en wiskunde in groep 8 van Boom test uitgevers, waarin tevens voorzien is in de afname van een eindtoets.

In de tabellen 8a en 8b staat beschreven hoe de inspectie de resultaten op de oude DLE-toetsen beoordeelt tot en met schooljaar 2009–2010. Deze tabellen geven de normen weer voor het percentage zwakst presterende leerlingen.

Tabel 8a. Normen DLE-toetsen met ingang van schooljaar 2009–2010

Schoolgroep

Maximaal % zwakste leerlingen

<15% gewogen leerlingen

25

≥15% gewogen leerlingen

30

Tabel 8b. Normen DLE-toetsen vóór schooljaar 2009–2010

Schoolgroep

Maximaal % zwakste leerlingen

<25% gewogen leerlingen

25

25%–50% gewogen leerlingen

30

≥50% gewogen leerlingen

35

De resultaten voor een toets zijn voldoende als het percentage zwakst presterende leerlingen op of onder het maximum voor de betreffende schoolgroep ligt.

In de volgende tabellen (9a en 9b) staan de normen voor het bepalen van het aantal zwakst presterende leerlingen in termen van achterstanden in maanden (DLE-DL) (te vergelijken met Cito D- en E-niveau). Indien een leerling een achterstand heeft die groter is dan de in de tabel vermelde norm, behoort deze tot de groep zwakst presterende leerlingen.

Tabel 9a. Normen achterstanden (DL-DLE) schooljaren 2008–2009 en 2009–2010

DLE-toetsen

 

Achterstand in maanden (DLE-DL)

 

Afnameperiode

Rekenen en wiskunde

Begrijpend lezen A

Begrijpend lezen B

Groep 7

September–januari

–3

–6

–7

 

Februari–juli

–3

–8

–8

Groep 8

September–januari

–5

–11

–8

 

Februari–juli

–7

–12

–10

Tabel 9b. Normen achterstanden (DL-DLE) vóór schooljaar 2008–2009

DLE-toetsen

 

Achterstand in maanden (DLE-DL)

 

Afnameperiode

Rekenen en wiskunde

Begrijpend lezen A

Begrijpend lezen B

Groep 8

September–januari

–6

–12

–10

 

Februari–juli

–7

–12

–10

5.3. Begrijpend lezen toets van 678 Onderwijs Advisering

De volgende tabel geeft de normen weer voor het bepalen van het percentage zwakst presterende leerlingen bij Begrijpend lezen op de toets van 678 Onderwijs Advisering.

Tabel 10. Normen begrijpend lezen toetsen 678 Onderwijs Advisering

Begrijpend lezen groep 8

Schoolgroep

Maximaal % zwakste leerlingen

<15% gewogen leerlingen

25

≥15% gewogen leerlingen

30

De resultaten voor een toets zijn voldoende als het percentage zwakst presterende leerlingen op of onder het maximum (voor de betreffende schoolgroep) ligt.

Onderstaande tabel geeft de normen voor het bepalen van de zwakst presterende leerlingen bij begrijpend lezen. Indien een leerling een score heeft die lager is dan de in de tabel vermelde norm, behoort deze tot de groep zwakst presterende leerlingen. In de tabel zijn ook DLE’s opgenomen. Deze worden alleen gebruikt als geen leerlingenscores beschikbaar zijn, maar wel DLE’s.

Tabel 11. Normen zwakst presterende leerlingen begrijpend lezen toetsen 678 Onderwijs Advisering
 

Begrijpend lezen 678 (versie 2006)

Begrijpend lezen 678 (versie 2006)

 

Score

DLE

Score

DLE

M7 (december–maart)

<28

<33

<23

<32

E7 (april–juli)

<29

<35

<24

<35

M8 (december–maart)

<30

<38

<25

<38

BIJLAGE 3

Bijlage C bij de Regeling leerresultaten PO

Correctie op meting leerresultaten en bijzondere omstandigheden

In deze bijlage staat beschreven hoe en wanneer een correctie (zijnde een herberekening) van de leerresultaten plaatsvindt voor bepaalde groepskenmerken of individuele kenmerken van leerlingen en voor enkele specifieke omstandigheden.

1. Leerlingen die uitstromen naar het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs

Leerlingen met een indicatie voor het voortgezet speciaal onderwijs (vso) of praktijkonderwijs (pro) houdt de inspectie buiten de beoordeling van de eindresultaten. Dit doet zij ook als deze leerlingen de indicatie hebben, maar hier in de praktijk niet daadwerkelijk naar uitstromen. Als leerlingen met een pro- of vso-indicatie wel hebben deelgenomen aan de toets, herberekent de inspectie het schoolgemiddelde, waarbij de resultaten van deze leerlingen buiten beschouwing worden gelaten.

2. Leerlingen met een lgf-, so- of sbo-indicatie die als gevolg van beperktere capaciteiten geheel of gedeeltelijk zijn losgekoppeld van het reguliere curriculum van de groep.

De inspectie verstaat hierbij onder het hebben van een indicatie het volgende:

  • sbo-indicatie: De leerling heeft een beschikking van de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) van het samenwerkingsverband voor het sbo.

  • lgf, so-indicatie: De Commissie voor de Indicatiestelling (CvI) van het Regionaal expertisecentrum heeft geoordeeld dat de leerling in aanmerking komt voor leerlinggebonden financiering.

De inspectie sluit de resultaten van deze leerlingen uit van de beoordeling als:

  • de leerling een eigen leerlijn voor taal (één of meer van de vakgebieden technisch lezen, spelling, begrijpend lezen) én voor rekenen heeft, en

  • de school voor deze leerling einddoelen (een ontwikkelingsperspectief) heeft bepaald die voldoende onderbouwd en realistisch zijn, en

  • van deze einddoelen tussendoelen zijn afgeleid, en

  • de school kan aantonen op basis van ten minste twee evaluaties dat de leerling zich op beide vakgebieden naar verwachting ontwikkelt (dus volgens de gestelde doelen).

Het gaat hier dus om uitzonderingsgevallen.

3. Leerlingen die kort in Nederland verblijven èn om die reden het Nederlands minder goed beheersen

Bij de beoordeling van de eindresultaten mogen de resultaten van leerlingen die sinds kort in Nederland verblijven én het Nederlands onvoldoende beheersen in sommige gevallen buiten beschouwing worden gelaten. De richtlijn is dat de leerlingen aan het begin van het schooljaar korter dan vier jaar in Nederland verblijven én om die reden het Nederlands minder goed beheersen.

De resultaten van leerlingen die al langer in Nederland verblijven en het Nederlands nog steeds onvoldoende beheersen, worden wel bij de beoordeling van de toetsen betrokken. Dit geldt ook voor de resultaten van leerlingen die korter in Nederland verblijven, maar het Nederlands wel goed beheersen.

4. Leerlingen die in groep 7 of 8 zijn ingestroomd

De inspectie kan de resultaten van leerlingen die in groep 7 of 8 zijn ingestroomd buiten beschouwing laten bij de beoordeling van de eindresultaten. Als de inspectie dit doet, corrigeert zij voor alle leerlingen die dit betreft en niet alleen voor de zwakst scorende leerlingen.

5. Leerlingen die ten onrechte niet aan de toets hebben deelgenomen

De inspectie baseert haar oordeel over de eindresultaten in principe op de leerresultaten van alle leerlingen in groep 8. Het is mogelijk dat er geen resultaten beschikbaar zijn voor leerlingen, die de inspectie echter niet buiten beschouwing wenst te laten. Dit betreft bijvoorbeeld leerlingen die naar het lwoo uitstromen en niet hebben deelgenomen aan de eindtoets.

In dit geval kent de inspectie een fictieve score toe (bij Cito Eindtoets: 517; bij Drempelonderzoek 678: 517 vanaf het schooljaar 2009–2010 of 37 vóór het schooljaar 2009–2010) aan de leerlingen die niet hebben deelgenomen aan de toets. Als de leerresultaten op basis van leerlingvolgsysteemtoetsen worden beoordeeld, dan wordt deze leerling als D/E scorende leerling beschouwd bij het Cito leerlingvolgsysteem en de begrijpend lezen toets van 678 Onderwijs Advisering.

Het komt voor dat op scholen die zich met het Schooleindonderzoek verantwoorden of die daarvoor voorheen de Entreetoets van groep 7 hebben gebruikt, leerlingen de toets niet of gedeeltelijk hebben gemaakt. Het is niet mogelijk in dit geval een fictieve score toe te kennen aan deze leerlingen. In dat geval beoordeelt de inspectie de leerresultaten niet, tenzij de resultaten ook zonder dat deze leerlingen aan de toets hebben deelgenomen, van onvoldoende niveau zijn. In dat geval beoordeelt de inspectie de leerresultaten als onvoldoende.

Als een school zich over haar eindresultaten verantwoordt met het leerlingvolgsysteem, komt het voor dat sommige leerlingen niet deelnemen aan de toets die de rest van de groep maakt. Andere leerlingen maken een toets op een lager niveau (ander leerjaar of afnamemoment). Het komt ook voor dat leerlingen in het geheel geen toets maken.

Als leerlingen een Cito toets op een ander niveau hebben gemaakt, voegt de inspectie de score van deze leerlingen toe aan het groepsgemiddelde. Als leerlingen niet zijn getoetst, beschouwt de inspectie hen als leerlingen die onder de norm presteren. Bij het gebruik van Cito toetsen zijn dit leerlingen met D- en E-scores; dan gelden de volgende grenzen:

  • < 15% gewogen leerlingen: maximaal 25 procent leerlingen met D/E-score;

  • ≥ 15% gewogen leerlingen: maximaal 30 procent leerlingen met D/E-score.

BIJLAGE 4

Bijlage D bij de Regeling leerresultaten PO

Meting onmogelijk of incomplete gegevens

In deze bijlage staat beschreven hoe de inspectie scholen beoordeelt waarbij de meting van leerresultaten onmogelijk is of waarbij de gegevens over de leerresultaten incompleet zijn.

1. Nieuw opgerichte scholen

Scholen die nieuw zijn beginnen vaak met een klein aantal leerlingen, dat veelal in de onderbouw verblijft. De eerste jaren dat de school bestaat, zullen in de midden- en bovenbouw vooral leerlingen de school bezoeken die eerst op andere scholen hebben gezeten. De resultaten van deze leerlingen kunnen dan ook niet direct toegeschreven worden aan de nieuwe school.

Desondanks beoordeelt de inspectie de eindresultaten van deze scholen in eerste instantie volgens de reguliere werkwijze. Als blijkt dat de eindresultaten onvoldoende zijn, gaat de inspectie nader analyseren waardoor dit wordt veroorzaakt en wordt dezelfde werkwijze gevolgd als voor leerlingen die recent op school zijn ingestroomd.

2. Verouderde, onvoldoende of ondeugdelijke toetsen of te weinig beschikbare gegevens

Scholen die zich niet over hun eindresultaten kunnen verantwoorden omdat zij bijvoorbeeld niet beschikken over de leerresultaten van drie cohorten leerlingen of omdat deze gegevens incompleet zijn, krijgen het oordeel: niet te beoordelen. Deze scholen krijgen iedere twee jaar een kwaliteitsonderzoek.

3. Beoordeling eindresultaten scholen met kopklassen

Kopklassen hebben tot doel de leerlingen (veelal leerlingen met een taalachterstand) die hieraan deelnemen een betere uitgangspositie te geven voor het vervolgonderwijs. In de meeste gevallen gaat het om landelijke projecten of door de overheid erkende experimenten.

De inspectie baseert zich bij de beoordeling van de eindresultaten van deze scholen op de meest recente resultaten van de totale groep leerlingen die aan de eindtoets heeft meegedaan.

NB. Het komt voor dat sommige leerlingen alleen de kopklas volgen en dus recent zijn ingestroomd. Deze leerlingen worden bij de beoordeling buiten beschouwing gelaten.

4. Afwijken van afnamevoorschriften

Toetsresultaten zijn alleen betrouwbaar en valide als de toetsen zijn afgenomen volgens de voorschriften, zoals die in de toetshandleiding zijn beschreven. De inspectie veronderstelt dat scholen deze voorschriften kennen en naleven. Indien scholen hiervan afwijken, kan dit betekenen dat de inspectie de leerresultaten niet kan beoordelen.

Enkele voorbeelden van het afwijken van de voorschriften zijn:

  • aanbieden van hulpmaterialen (bijvoorbeeld posters in de klas of een rekenmachine), die niet zijn toegestaan bij het maken van de toets;

  • voorlezen van (delen van) toetsen;

  • klassikaal (samen) maken van toetsen;

  • het door de leraar zodanig beantwoorden van vragen van leerlingen dat er sprake is van hulp bij de toetsafname;

  • afwijken van de voorgeschreven tijdsduur voor de toets;

  • afwijken van het voorgeschreven afnamemoment.

Twee overwegingen spelen bij de beoordeling van de resultaten een cruciale rol:

  • Is op grond van eerder behaalde resultaten te verwachten dat de toetsresultaten aan het eind van de basisschool anders waren geweest als de afnamevoorschriften wel correct waren gevolgd? Zou dit een onvoldoende inspectieoordeel tot resultaat kunnen hebben gehad?

  • Is er mogelijk doelbewust door de betrokkenen afgeweken van de afnamevoorschriften om betere resultaten te verkrijgen?

Als één of beide overwegingen van toepassing zijn of hier serieuze twijfels over bestaan, kan de inspectie besluiten de resultaten niet te beoordelen.

BIJLAGE 5

Bijlage E bij de Regeling leerresultaten PO

Beoordeling leerresultaten van de basisschool

De school verantwoordt zich over de leerresultaten met door haar gebruikte betrouwbare en valide toetsen. Ze kan uit het beschikbare toetsinstrumentarium een principieel eigen keuze maken. De inspectie hanteert de volgende volgorde bij het gebruik maken van beschikbare toetsresultaten:

  • 1. Eén van de eindtoetsen:

    • (1) Eindtoets Basisonderwijs, inclusief Niveautoets van het Cito;

    • (2) Schooleindonderzoek van de vier landelijke Protestants Christelijke Schoolbegeleidingsdiensten;

    • (3) Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering;

  • 2. Entreetoets van het Cito (tot en met schooljaar 2010–2011);

  • 3. Landelijk genormeerde methodeonafhankelijke toetsen uit groep 8.

Bij voorkeur baseert de inspectie haar oordeel op de toets waarvoor van twee of meer jaren gegevens beschikbaar zijn.

De inspectie beoordeelt de eindresultaten op basis van de resultaten van de leerlingen in groep 8 van de afgelopen 3 jaar (cohorten). Als de resultaten slechts één keer voldoende zijn, en het aantal in de beoordeling betrokken leerlingen is minder dan 10, dan betrekt de inspectie de resultaten van groep 7 bij de beoordeling. Als de resultaten van groep 7 onvoldoende zijn, dan betrekt de inspectie de leerresultaten van een vierde jaargroep 8 bij de beoordeling.

Beslisregel beoordeling eindresultaten

Beslisregel eindresultaten

Indicator 1.1

De resultaten van de leerlingen aan het eind van de basisschool liggen ten minste op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie mag worden verwacht.

 

De eindresultaten van de afgelopen drie schooljaren zijn:

goed (‘4’):

• drie keer goed.

voldoende (‘3’):

• twee of drie keer voldoende;

• één keer voldoende (aantal in de beoordeling betrokken leerlingen 10 of meer);

• één keer voldoende (aantal in de beoordeling betrokken leerlingen minder dan 10) én voldoende resultaten in groep 7; of

• één keer voldoende (aantal in de beoordeling betrokken leerlingen minder dan 10) én onvoldoende resultaten in groep 7 én voldoende resultaten in een vierde groep 8.

onvoldoende (‘2’):

• drie keer onvoldoende; of

• één keer voldoende (aantal in de beoordeling betrokken leerlingen minder dan 10), onvoldoende resultaten in groep 7 en onvoldoende resultaten in een vierde groep 8.

niet te beoordelen (‘5’):

• bijzondere omstandigheden (zie bijlage D van deze regeling).

In omstandigheden waarin deze regeling niet voorziet, geeft de hoofdinspecteur po/ec een gemotiveerd oordeel over de leerresultaten.

Toelichting op de beslisregel

Het oordeel op jaarbasis voor de verschillende (eind)toetsen wordt bepaald conform de werkwijze zoals beschreven in de bijlagen B, C en D van deze regeling. Vervolgens gelden de volgende richtlijnen:

  • 1. Ongeacht het aantal leerlingen waaruit de cohorten bestaan, is het oordeel voldoende, als ten minste twee van de laatste drie schooljaren voldoende zijn.

  • 2. Ongeacht het aantal leerlingen waaruit de cohorten bestaan, is het oordeel onvoldoende, als de laatste drie schooljaren onvoldoende zijn.

  • 3. Als slechts één van de afgelopen drie jaren voldoende is en het aantal leerlingen waarop dat oordeel is gebaseerd, is 10 of meer, dan is het oordeel voldoende.

  • 4. Als slechts één van de afgelopen drie jaren voldoende is en het aantal leerlingen waarop dat oordeel is gebaseerd, is minder dan 10, dan worden de resultaten van groep 7 bij de beoordeling betrokken. Als de resultaten van groep 7, ongeacht het leerlingenaantal, voldoende zijn, is het oordeel over de eindresultaten ‘voldoende’. Is het oordeel over de resultaten van groep 7 onvoldoende, dan worden de resultaten van een vierde groep 8 bij de beoordeling betrokken. Als de resultaten van die vierde groep 8, ongeacht het leerlingenaantal, voldoende zijn, is het oordeel over de eindresultaten ‘voldoende’. Is het oordeel over de resultaten van de vierde groep 8 onvoldoende, dan zijn de eindresultaten ‘onvoldoende’.)1

  • 5. Als de eindresultaten aan de hand van toetsen uit leerjaar 7 worden beoordeeld, dan maakt groep 7 al deel uit van de te beoordelen cohorten. Als slechts één van de afgelopen drie schooljaren voldoende is, en het aantal in de beoordeling betrokken leerlingen is minder dan 10, dan betrekt de inspectie de resultaten van een vierde groep 7 (het schooljaar 2007–2008, als de schooljaren 2008–2009, 2009–2010 en 2010–2011 worden beschouwd) bij de beoordeling. Als de resultaten van deze vierde groep 7, ongeacht het leerlingenaantal, voldoende zijn, dan is het oordeel over de eindresultaten ‘voldoende’. Als de resultaten van deze vierde groep 7 onvoldoende zijn, dan betrekt de inspectie de leerresultaten van een vijfde jaargroep 7 (het schooljaar 2006–2007, als de schooljaren 2007–2008, 2008–2009, 2009–2010 en 2010–2011 worden beschouwd) bij de beoordeling. Als de resultaten van die vijfde groep 7, ongeacht het leerlingenaantal, voldoende zijn, is het oordeel over de eindresultaten ‘voldoende’. Is het oordeel over de resultaten van de vijfde groep 7 onvoldoende, dan zijn de eindresultaten ‘onvoldoende’.

  • 6. Scholen die zich niet over hun eindresultaten kunnen verantwoorden omdat zij bijvoorbeeld niet beschikken over de leerresultaten van drie cohorten leerlingen of omdat deze gegevens incompleet zijn, krijgen het oordeel: ‘niet te beoordelen’. Indien dit het geval is beoordeelt de inspectie de kwaliteitszorg. Deze scholen krijgen iedere twee jaar een kwaliteitsonderzoek.

TOELICHTING

Deze regeling wijzigt onderdelen van de Regeling leerresultaten PO. De wijzigingen zijn noodzakelijk omdat de wijze van beoordeling van leerresultaten jaarlijks moet worden vastgesteld.

De Regeling leerresultaten PO komt voort uit de wet Goed onderwijs, goed bestuur (Stb. 2010, 80) en de algemene maatregel van bestuur over de vaststelling van de wijze van meting en beoordeling van leerresultaten (Stb. 2010, 281) die per 1 augustus 2010 van kracht zijn.

Wijzigingen

Deze regeling wijzigt bijlagen A tot en met E van de Regeling leerresultaten PO.

Bijlage A: Betrouwbare en valide toetsen

In deze bijlage zijn slechts tekstuele wijzigingen doorgevoerd.

Bijlage B: Normen voor beoordeling leerresultaten per toets

  • Tabel 1. Normen gecorrigeerde standaardscore Cito Eindtoets is aangepast. De normen voor het schooljaar 2010–2011 zijn toegevoegd.

  • Tabel 2. Normen Cito Eindtoets ongecorrigeerde standaardscore is aangepast. De normen voor het schooljaar 2010–2011 zijn toegevoegd.

  • Paragraaf 4, Cito Entreetoets. De inspectie zal, met ingang van het schooljaar 2011–2012, de eindresultaten die behaald zijn met de Cito Entreetoets niet meer beoordelen. De (nieuwe) Entreetoets van 2009–2010 is nog niet door het Cito aangeboden aan de Cotan. Er is over deze versie van de Entreetoets dus nog geen informatie beschikbaar over de betrouwbaarheid en de validiteit.

  • Scholen die in 2009–2010 en 2010–2011 hun eindresultaten verantwoordden met de Cito Entreetoets kunnen dit in 2011–2012 doen met de resultaten van (door Cotan positief beoordeelde) toetsen uit het leerlingvolgsysteem van groep 8.

  • Tabel 6a. Normen Entreetoets schooljaar 2009–2010 en 2010–2011. De normen voor het schooljaar 2010–2011 zijn toegevoegd.

  • Tabel 7a.Normen nieuwe Cito-toetsen groep 7 en 8 met ingang van 1 augustus 201. Op dit moment zijn er nog onvoldoende empirische gegevens beschikbaar om definitieve normen op schoolniveau te kunnen bepalen voor de Cito lvs-toetsen van groep 7 en 8. Er zijn echter sterke aanwijzingen dat de voorlopige normen op schoolniveau voor groep 7 en 8 niet adequaat zijn. Bij het bepalen van de definitieve normen op schoolniveau voor de toetsen van groep 3 tot en met 6, is namelijk al gebleken dat deze substantieel afwijken van de eerder geformuleerde voorlopige normen. In afwachting van – door het Cito te berekenen – definitieve normen voor de groepen 7 en 8, hanteert de inspectie met ingang van 1 augustus 2011de normen in tabel 7a. Dit zijn dezelfde normen die zij vóór het intreden van de vaardigheidsscores ook heeft gehanteerd. Scholen die vóór 1 augustus 2011 al met oude normen zijn beoordeeld, behouden dat oordeel.

  • Tabel 7b. Normen oude Cito-toetsen schooljaar 2009–2010 en 2010–2011. In deze tabel zijn de tabellen 7a en 7b uit de vorige versie van de regeling geïntegreerd. Aangegeven is dat de normen ook van toepassing zijn op het schooljaar 2010–2011.

Bijlage C: Correctie op meting leerresultaten en bijzondere omstandigheden

  • Voormalige paragraaf 1.2 Leerlingen die uitstromen naar het leerwegondersteunend onderwijs. De tekst over de beoordeling van de leerresultaten van lwoo leerlingen die relevant is voor deze regeling, is verplaatst naar paragraaf 5.

  • Huidige paragraaf 2. Leerlingen met een lgf-, so- of sbo-indicatie die als gevolg van beperktere capaciteiten geheel of gedeeltelijk zijn losgekoppeld van het reguliere curriculum van de groep. Ten opzichte van de oorspronkelijke regeling is in deze paragraaf duidelijker omschreven om welke typen indicaties het gaat en wanneer de resultaten van deze leerlingen worden uitgesloten van de beoordeling.

  • Paragraaf 5. Leerlingen die ten onrechte niet aan de toets hebben deelgenomen. In deze paragraaf is de tekst over lwoo-leerlingen opgenomen die voorheen in paragraaf 1.2 stond.

Bijlage D: Meting onmogelijk of incomplete gegevens

Paragraaf 4. Afwijking van afnamevoorschriften. Aan de voorbeelden van het afwijken van de afnamevoorschriften is toegevoegd: Afwijken van het voorgeschreven afnamemoment.

Bijlage E: Beoordeling leerresultaten van de basisschool

In deze bijlage zijn slechts tekstuele wijzigingen doorgevoerd.

Uitvoeringsgevolgen en administratieve lasten

De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de uitvoeringsorganisaties DUO en de Inspectie van het Onderwijs. De administratieve lasten voor basisscholen veranderen niet. Basisscholen leveren, net als voorheen, de toetsgegevens aan bij de inspectie.

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2011. Hiermee wordt afgeweken van de minimale termijn van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding. Een latere inwerkingtreding zou ernstige gevolgen hebben voor de uitvoering van het toezicht op de kwaliteit van leerresultaten door de Inspectie van het Onderwijs. De inspectie moet vanaf 1 augustus 2011 de juiste normen voor het meten en beoordelen van de leerresultaten kunnen hanteren.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.


X Noot
1

Het Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering moet niet verward worden met de Drempeltest van Boom test uitgevers. De resultaten van de laatstgenoemde toets kan de inspectie niet beoordelen.

X Noot
1

Het oordeel voor groep 7 moet gebaseerd zijn op een nieuwe groep. Dus niet de toets uit leerjaar 7 van een groep 8 die al in de analyse is betrokken. De inspectie gaat uit van de laatste beschikbare gegevens van de leerlingvolgsysteemtoetsen voor Rekenen en wiskunde en Begrijpend lezen. Voor een voldoende oordeel moeten zowel Rekenen en wiskunde als Begrijpend lezen van groep 7 voldoende zijn.

Ook kan het kan voorkomen dat bij het ‘overstappen’ van bijvoorbeeld de Cito Entreetoets naar een andere eindtoets of omgekeerd, twee keer de gegevens van hetzelfde cohort worden betrokken bij de beoordeling. Dit is niet de bedoeling. In dit geval beschouwt de inspectie slechts één van beide schooljaren en wordt een extra cohort toegevoegd ten behoeve van de beoordeling.

Naar boven