Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 14 juni 2011, nr. PO/B&S/271683, tot wijziging van de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4 en artikel 6 van de Wet overige OCW-subsidies en artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht,

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. stichting:

Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland (Stichting NOB), statutair gevestigd te ’s-Gravenhage;

c. toezichthouders:

door de minister aangewezen toezichthouders op grond van artikel 10 van de Wet overige OCW-subsidies

d. onderwijsvoorziening:

een in het buitenland gevestigde Nederlandse school, Nederlandse afdeling van een school in het buitenland waar volledig basisonderwijs, volledig voortgezet onderwijs, NTC-PO of NTC-VO wordt gegeven dan wel een voorziening voor onderwijs op afstand als bedoeld in deze regeling;

e. raamschoolplan:

model van een schoolplan voor hetzij volledig basisonderwijs of volledig voortgezet onderwijs, hetzij NTC-PO, hetzij NTC-VO, vastgesteld door de stichting na goedkeuring door de inspectie

f. onderwijs op afstand:

voorziening voor onderwijs via schriftelijke, telefonische en elektronische media op grond van een raamschoolplan dan wel raamschoolplan NTC als bedoeld in artikel 12, tweede lid;

g. Europese School:

school gesticht en in stand gehouden op grond van het Statuut voor de Europese School.

B

Artikel 2, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. overige activiteiten ten aanzien van specifieke instellingen als bedoeld in de artikelen 14 tot en met 17 met dien verstande, dat dit geschiedt met inachtneming van het Statuut voor de Europese scholen, voor zover het activiteiten betreft van de Europese scholen.

C

In artikel 2, eerste lid, onderdeel c, komt de zinsnede: ‘zoals beschreven in de bijlage bij deze regeling’ te vervallen.

D

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. ‘2006 tot en met 2010’ wordt vervangen door: 2011 tot en met 2015;

b. ‘11.000’ wordt vervangen door: 15.000;

c. ‘15 december 2010’ wordt vervangen door: 15 december 2015.

2. In het vijfde lid wordt ‘algemene subsidiemaatregelen (ASM) zoals deze gelden voor het onderwijspersoneel’ vervangen door: genormeerde gemiddelde personeelslasten zoals deze gelden voor de schoolleiding.

E

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘staatssecretaris’ vervangen door: ‘minister’.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Het in het tweede lid bedoelde aantal leerlingen wordt voor de periode 2011 tot en met 2015 op maximaal 3.000 vastgesteld. Het maximum aantal leerlingen voor een volgende periode wordt uiterlijk 15 december 2015 na overleg met de stichting vastgesteld.

3. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. ‘1.500’ wordt vervangen door: 3.000;

b. ‘10%’ wordt vervangen door: 5%.

4. In het vijfde lid wordt ‘algemene subsidiemaatregelen (ASM) zoals deze gelden voor het onderwijspersoneel’ vervangen door: genormeerde gemiddelde personeelslasten zoals deze gelden voor de schoolleiding.

F

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘de artikelen 14 tot en met 17 genoemde beheers- en bestuursactiviteiten en ten behoeve van de in artikel 2, onder c genoemde werkzaamheden’ vervangen door: artikel 2, onder b en onder c, genoemde activiteiten.

2. Aan het tweede lid wordt een nieuw onderdeel d toegevoegd, luidende:

  • d. ICT

G

Artikel 7 vervalt.

H

Artikel 8, vijfde lid komt te luiden:

  • 5. In afwijking van het eerste lid besteedt de stichting, indien de aanvullende subsidie, bedoeld in artikel 5, tweede lid, is uitgeput, maximaal 20% van de subsidie aan de instandhouding van de stichting, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

I

In artikel 17, eerste lid, wordt direct na de zinsnede ‘van overige besluiten’ ingevoegd de zinsnede: alsmede het vaststellen van beleidsregels.

J

Paragraaf 7 komt te luiden:

Paragraaf 7. Subsidieaanvraag, -verlening en -vaststelling

Artikel 18. Subsidieaanvraag en -verlening
  • 1. De stichting dient jaarlijks uiterlijk 15 december van enig kalenderjaar een aanvraag in tot subsidieverlening voor het daaropvolgende kalenderjaar.

  • 2. De subsidieaanvraag bevat in ieder geval een opgave van het aantal leerlingen en formatieplaatsen op peildatum 1 oktober van het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt gedaan.

  • 3. Een leerling kan slechts op één onderwijsvoorziening voor bepaling van de subsidiegrondslag worden meegeteld.

  • 4. De minister besluit uiterlijk 15 januari van enig kalenderjaar op de aanvraag tot subsidieverlening voor het desbetreffende kalenderjaar.

  • 5. De subsidie wordt betaald in maandelijkse termijnen, met dien verstande dat voor 1 april van het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft, tenminste 80% van de subsidie is betaald.

  • 6. De stichting doet jaarlijks aan de minister voor 31 juli een aangepaste opgave van het aantal leerlingen en formatieplaatsen op basis van peildatum 1 oktober van het daaraan voorafgaande kalenderjaar en op basis van de peildatum 1 maart van het desbetreffende kalenderjaar voor zover het betreft de subsidie ten behoeve van het Nederlands Astma Centrum in Davos.

  • 7. De stichting gebruikt voor de opgave, bedoeld in het tweede en zesde lid, het Rekenmodel Subsidiebepaling NOB.

  • 8. In de maand september van enig kalenderjaar wordt de hoogte van de subsidie die voor het desbetreffende kalenderjaar is verleend, bijgesteld op grond van de in het zesde lid bedoelde opgave van het aantal leerlingen en formatieplaatsen.

Artikel 19. Subsidievaststelling
  • 1. Binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend, dient de stichting bij de minister ten behoeve van de subsidievaststelling een jaarverslag in, bestaande uit een financieel verslag en een activiteitenverslag. Uit het jaarverslag blijkt in hoeverre sprake is van een behoorlijke uitvoering van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee behaalde resultaten, alsmede van een doelmatige aanwending van de subsidie.

  • 2. Het jaarverslag bestaat in ieder geval uit:

    • a. een balans per eind van het kalenderjaar,

    • b. een exploitatierekening over het kalenderjaar,

    • c. een toelichting op balans en exploitatierekening,

    • d. een bestuursverslag.

    • e. een definitieve opgave van het leerlingaantal en aantal formatieplaatsen.

  • 3. Uit het jaarverslag dient een verantwoord inzicht te worden verkregen in

    • a. de grootte en samenstelling van het vermogen,

    • b. de grootte en samenstelling van het resultaat,

    • c. de solvabiliteit en liquiditeit.

  • 4. Het activiteitenverslag bevat een overzicht van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend en van de daarmee behaalde resultaten. Afschrift van dit verslag wordt gezonden aan de toezichthouders.

  • 5. De minister kan een model vaststellen voor het jaarverslag en de begroting.

  • 6. Niet bestede middelen worden verrekend bij de eerstvolgende betaling.

Artikel 20. Accountantsverklaring

Het jaarverslag gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De verklaring bevat tevens een oordeel over de naleving van de subsidieverplichtingen door de stichting. De verklaring van getrouwheid is mede gebaseerd op het voor de scholen in overleg met de stichting opgestelde controleprotocol en geschiedt volgens het in het protocol opgenomen model.

Artikel 21. Termijn vaststelling

De minister stelt de subsidie vast uiterlijk 31 december van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend.

K

De bijlage bij de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland wordt vervangen door de bijlage behorende bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt daarbij terug tot 1 december 2010.

Deze regeling zal met de bijlage en toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

TOELICHTING

Met deze regeling wordt de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland op een aantal financiële, procesmatige en regeltechnische punten gewijzigd.

Een aantal bepalingen in de regeling lopen af in 2010. Die behoeven een update. Verder is in paragraaf 7 de verantwoordingscyclus vereenvoudigd en is er een aanvraagprocedure van gemaakt. Tenslotte zijn de regeling en de bijlage bij de regeling geactualiseerd, waarbij o.a. jaartallen en bedragen zijn aangepast.

Administratieve lasten

De administratieve lasten zullen voor de Stichting NOB iets afnemen, aangezien de verplichting tot het opgeven van vestigingsplaatsen is komen te vervallen. De overige bepalingen die met de regeling wijzigen hebben betrekking op bedragen, jaartallen en andere technische aspecten. Deze wijzigingen veranderen niets aan de administratieve lasten voor de Stichting NOB of de onderwijsinstellingen en Europese scholen die van de Stichting NOB subsidie ontvangen, dan wel waar de Stichting NOB werkzaamheden voor verricht.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

BIJLAGE BEHOREND BIJ DE REGELING VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP, VAN 14 JUNI 2011, NR. PO/B&S/271683, TOT WIJZIGING VAN DE REGELING STICHTING NEDERLANDS ONDERWIJS IN HET BUITENLAND

A. De subsidie

1. Basissubsidie ten behoeve van:

  • a. basisonderwijs in het buitenland

  • b. voortgezet onderwijs in het buitenland

  • c. NTC-PO

  • d. NTC-VO

  • e. Afstandsonderwijs

2. Aanvullende subsidie ten behoeve van:

  • a. het werkgeverschap van het personeel verbonden aan de Nederlandstalige afdelingen van de Europese scholen

  • b. de Europese school te Bergen

  • c. de Nederlandstalige afdeling van het Lycée international Saint-Germain-en-Laye (Frankrijk)

  • d. het Nederlands Astmacentrum Davos (Zwitserland)

  • e. het beheer en bestuur van de Stichting NOB

  • f. het in opdracht van de minister uitvoeren van werkzaamheden ter ondersteuning van de minister of diens vertegenwoordiger bij de vervulling van zijn taak in de Raad van Bestuur voor de Europese Scholen.

3. Opgave aantal leerlingen en aantal formatieplaatsen

  • 3.1 Jaarlijks vóór 15 december van het jaar t-1 dient de voorlopige opgave van het aantal leerlingen op de peildatum 1 oktober t-1 te worden gemeld van de onder 1 en 2 genoemde onderwijsinstellingen, onderverdeeld naar PO en VO, alsmede het aantal formatieplaatsen voor de onder 2.a en 2.d genoemde onderwijsinstellingen.

  • 3.2 Jaarlijks vóór 31 juli van het jaar t dient de opgave van het aantal leerlingen op de peildatum 1 oktober t-1 te worden gemeld van de onder 1 en 2 genoemde onderwijsinstellingen, onderverdeeld naar PO en VO, alsmede het aantal formatieplaatsen voor de onder 2.a en 2.d genoemde onderwijsinstellingen.

  • 3.3 Bij de opgave genoemd onder 3.2 dient ook het aantal leerlingen op 1 maart van het jaar t van de onderwijsinstelling te Davos gemeld te worden. Voor bepaling van het aantal leerlingen van Davos dat voor bekostiging in aanmerking komt geldt: het leerlingaantal op 1 oktober van jaar t-1 + het leerlingaantal op 1 maart van jaar t gedeeld door 2.

  • 3.4 In het jaarverslag van het jaar t moeten de definitieve opgaven genoemd onder 3.2 en 3. 3 worden opgenomen.

B. Berekening basissubsidie

4.1 Basisonderwijs in het buitenland

Bedrag per leerling vermenigvuldigd met het aantal leerlingen PO op 1 oktober t-1.

Het aantal leerlingen PO (volledig en NTC) per 1 oktober t-1 wordt verhoogd met 2 procent.

Voor het jaar 2009 is het bedrag per leerling vastgesteld op €598,76.

4.2 Voortgezet onderwijs in het buitenland

Bedrag per leerling vermenigvuldigd met het aantal leerlingen VO op 1 oktober t-1

Het aantal leerlingen NTC-VO per 1 oktober t-1 wordt verhoogd met het aantal 10 en 11 jarigen.

Het aantal leerlingen NTC-VO per 1 oktober t-1 wordt verhoogd met 2 procent

Voor het jaar 2009 is het bedrag per leerling vastgesteld op €598,76.

4.3 Afstandsonderwijs

Bedrag per leerling vermenigvuldigd met het aantal leerlingen op 1 oktober t-1

Voor het jaar 2009 is het bedrag per leerling vastgesteld op €598,76.

C. Berekening aanvullende subsidie Europese scholen, Saint-Germain-en-Laye en Davos

I. Personele lasten.

Uitgangspunt is een integrale vergoeding van de werkelijk in een begrotingsjaar gemaakte kosten.

De component personele lasten wordt berekend volgens de formule B = Esf x (P1 x Q1+ P2 x Q2 + ......), waarbij geldt:

B = de bekostiging van de personele lasten voor de Europese scholen en Saint-Germain-en-Laye.

Esf = factor Europese scholen, conform paragraaf 6.2 van deze bijlage.

P = landelijk gemiddelde personeelslast (GPL) per functietype, conform artikel 5.1 van deze bijlage.

Q = het aantal formatieplaatsen per functietype uitgedrukt in fulltime equivalenten (fte’s), vastgesteld conform artikel 6 van deze bijlage.

P x Q = berekening per functietype.

5.1 Gemiddelde personeelslast

De genormeerde gemiddelde personeelslast (GPL) van het personeel voor de Europese scholen wordt per functietype bepaald op de volgende wijze:

  • 1. voor de gemiddelde personeelslast voor het primair onderwijs wordt uitgegaan van de Regeling PO/FenV-207525 en de regelingen die daar (jaarlijks) op volgen op grond van maatregelen in de personele bekostiging

  • 2. voor de gemiddelde personeelslast voor het voortgezet onderwijs wordt uitgegaan van de Regeling VO/FBI-2009/144602 en de regelingen die daar (jaarlijks) op volgen op grond van maatregelen in de personele bekostiging.

5.2 Europese scholen factor

  • 1. De Esf beweegt zich binnen een bandbreedte van: 5‰ ten opzichte van de in de jaarrekening van de Stichting NOB verantwoorde cijfers in jaar t m.b.t. de personele lasten van de Europese scholen en Saint-Germain-en-Laye (PLV). Bij overschrijding van deze bandbreedte wordt de Esf na overleg tussen OCW en Stichting NOB opnieuw vastgesteld voor het jaar t.

  • 2. De door Stichting NOB verantwoorde personele lasten in jaar t genoemd onder punt 1 bestaan uit de volgende componenten:

    • 1. salariskosten op basis van jaaroverzichten uit het salarissysteem,

    • 2. de verhuiskosten en de buitenlandtoelage op basis van jaaroverzichten uit het salarissysteem,

    • 3. de kosten van noodzakelijke scholing en begeleiding van personeel,

    • 4. de dotatie voor een bestemde reserve, voor zover deze risico’s niet worden gedekt door

    respectievelijk het Participatiefonds en het Vervangingsfonds of andere daarvoor ontwikkelde fondsen of voorzieningen.

  • 3. Bij het opnieuw vaststellen van de Esf conform punt 2 van dit artikel worden de conform punt 3 van dit artikel verantwoorde personele lasten (PLV) in jaar t gedeeld door de bijgestelde subsidie van jaar t voor wat betreft het onderdeel bekostiging van de personele lasten, exclusief Esf.

6. Berekening aantal formatieplaatsen

6.1 Europese scholen

Het aantal beschikbare formatieplaatsen voor het jaar t voor de Europese scholen is het aantal formatieplaatsen voor door Nederland te detacheren functietypen: directeur, adjunct-directeur, leraar voortgezet onderwijs, leraar basisonderwijs, overig onderwijzend personeel zoals bijvoorbeeld administrateur, dat is vastgelegd in het meest recente besluit ‘Scheppen en schrappen van posten’ van de Raad van Bestuur Europese Scholen. Dit document wordt elk jaar uiterlijk in de aprilvergadering van jaar t-1 vastgesteld voor het schooljaar t-1/t. Dit aantal wordt uitgebreid met het aantal formatieplaatsen waarvoor de Nederlandse delegatie in de Raad van Bestuur van de Europese scholen een commitment is aangegaan voor het jaar t.

Het in dit artikel genoemde aantal formatieplaatsen moet verantwoord worden in het jaarverslag over het jaar t-1.

6.2 Saint-Germain-en-Laye

Het aantal formatieplaatsen voor het jaar t wordt volgens de hierna volgende algemene bepalingen vastgesteld door de Stichting NOB en voor 1 december van het jaar t-1 aan de minister bekendgemaakt.

Algemeen

Voor bekostiging komt in aanmerking de Nederlandse afdeling van het Lycée International te Saint-Germainen- Laye. De Nederlandse afdeling van het Lycée International te Saint-Germain-en-Laye verzorgt het onderwijs in

2 leerjaren kleuterschool (groep 1 en 2 basisonderwijs) 6 klokuren per week,

5 leerjaren lagere school (groep 3 t/m 7 basisonderwijs) 6 klokuren per week,

4 leerjaren collège (groep 8 basisonderwijs, brugklas,

2 en 3 HAVO/VWO) 6 lesuren (van 50 minuten) per week

en 3 leerjaren lycée (4, 5 en 6 VWO) 8 lesuren (van 50 minuten) per week.

Grondslag formatiebepaling

De omvang van de formatie per schooljaar is afhankelijk van het aantal leerlingen in combinatie met het onderwijsaanbod.

Bepaling aantal leerlingen

Voor de berekening van het aantal leerlingen wordt uitgegaan van het aantal leerlingen met de Nederlandse nationaliteit en het aantal Nederlandstalige leerlingen met de Belgische nationaliteit op 1 oktober van het voorafgaande jaar. De vaststelling van het leerlingenaantal geschiedt door beide toezichthouders (i.c. inspecteurs buitenland) op basis van de door de rector van de Nederlandse afdeling gemaakte opgave.

Bepaling onderwijsaanbod

Het onderwijsaanbod moet zoveel mogelijk voldoen aan de bepalingen hieromtrent in de WPO en de WVO. De eisen die door de Franse overheid aan de inrichting van het onderwijs gesteld worden, zijn vastgelegd in de Franse onderwijswetgeving (Decret) van 19 mei 1981. De inhoud van het moedertaalonderwijs voor het primair onderwijs is beschreven in het Schoolplan van de Nederlandstalige afdeling van het Lycée International, volgens de meest recente richtlijnen van het Raamschoolplan NTC-onderwijs van de Stichting NOB. Het moedertaalonderwijs voor het voortgezet onderwijs is beschreven in het Schoolplan van de Nederlandstalige afdeling van het Lycée International en omvat de vakken Nederlands, delen van aardrijkskunde (géographie) en geschiedenis (histoire). Dit schoolplan is opgesteld volgens de richtlijnen van het Raamschoolplan Nederlandse Taal en Cultuur VO van de Stichting NOB en de richtlijnen opgesteld door Nederlandse en Franse onderwijsinspectie. De cursus leidt op tot het Baccalauréat à l’Option Interntionale avec des épreuves en Néerlandais; dit Franse baccalaureaat is equivalent verklaard met een Nederlands VWO-diploma.

Per leerniveau wordt vanaf jaargroep 3 tot en met jaargroep 8 één uur per week extra onderwijs gegeven aan leerlingen met een (tijdelijke) taalachterstand. Vanaf jaargroep 3 tot en met jaargroep 7 wordt, naast de reguliere zes taaluren per week per leerniveau, één uur onderwijs besteed aan creatieve vorming, sport of boekenuur.

De Nederlandse afdeling (VO) verricht voor 9 lesuren per week werkzaamheden ten behoeve van het Centre de Documentation Internationale (CDI).

Het programma geschiedenis/aardrijskunde voortgezet onderwijs wordt in overleg met de Franse school vastgesteld en onderhouden. Ten behoeve van het overleg tussen de Nederlandse, de Franse en de andere buitenlandse secties wordt één lesuur per week ter beschikking gesteld.

Berekening te bekostigen formatie Per leerniveau is er één groep. Daarboven kan maximaal 1 parallelle groep worden gevormd bij de Nederlandse afdeling. Als er in een leerniveau geen leerlingen zijn, wordt voor dit leerniveau ook geen formatie bekostigd.

Per groep wordt het aantal te bekostigen minuten lesgebonden formatie vastgesteld op basis van de onderstaande tabel. De formatie voor steunuren wordt uitsluitend bekostigd als er op het betreffende leerniveau leerlingen zijn met een (tijdelijke) taalachterstand.

Berekening te bekostigen lesgebonden formatie in minuten per week per groep

Leerniveau Frans

Leerniveau Nederlands

Lesgebonden formatie

Steunuren

Extra activiteiten

T

6 VWO

400

 

450 (CDI)

50 (Coördinatie Aa/Gs)

1ère

5 VWO

400

 

2nde

4 VWO

400

 

3ème

3 HAVO/VWO

300

 

4ème

2 HAVO/VWO

300

 

5ème

Brugklas

300

   

6ème

8 bo

360

60

 

7ème

7 bo

360

60

60

8ème

6 bo

360

60

60

9ème

5 bo

360

60

60

10ème

4 bo

360

60

60

11ème

3 bo

360

60

60

12ème

2 bo

360

   

13ème

1 bo

360

   

Formatie leerkrachten PO

Het aantal minuten basisonderwijs (1 t/m 8) wordt getotaliseerd en vervolgens omgerekend in uren door te delen door 60.

Het aantal formatie-uren per week wordt vervolgens omgerekend naar uren per schooljaar door te vermenigvuldigen met 46,08. De uitkomst hiervan wordt omgerekend naar formatieplaatsen door te delen door 930 uur (lesgebonden normjaartaak). De uitkomst wordt naar boven afgerond op gehele formatieplaatsen.

De minimale formatie bedraagt 1 fte. Als het aantal leerlingen PO gedurende 3 achtereenvolgende schooljaren kleiner is dan 15, wordt de bekostiging van het basisonderwijs beëindigd.

Formatie leerkrachten VO

Het aantal minuten voortgezet onderwijs (brugklas t/m 6 VWO) wordt getotaliseerd en vervolgens omgerekend in uren door te delen door 60.

Het aantal formatie-uren per week wordt vervolgens omgerekend naar uren per jaar door te vermenigvuldigen met 46,08. De uitkomst hiervan wordt omgerekend naar formatieplaatsen door te delen door 823 uur (lesgebonden normjaartaak). De uitkomst wordt naar boven afgerond op gehele formatieplaatsen.

De minimale formatie bedraagt 1 fte. Als het aantal leerlingen VO gedurende 3 achtereenvolgende schooljaren kleiner is dan 15 wordt de bekostiging van het voortgezet onderwijs beëindigd.

Overige formatie

Voor schoolleiding wordt 1 fte bekostigd (rector). Door de Stichting NOB wordt de omvang van de lesgevende taak van de schoolleiding vastgesteld. Deze vaststelling behoeft de goedkeuring van de toezichthouders. Bij wijzigingen wordt hiervan terstond mededeling gedaan door de Stichting NOB. Voor administratieve ondersteuning wordt 1 fte bekostigd.

Beëindiging bekostiging

Als het aantal leerlingen van de Nederlandse afdeling gedurende 3 achtereenvolgende schooljaren kleiner is dan 15, wordt bekostiging van de Nederlandse afdeling beëindigd.

6.3 Nederlands Astmacentrum Davos

Vast aantal formatieplaatsen

Het aantal formatieplaatsen voor het basisonderwijs is vastgesteld op 1. Dit aantal wordt met 0,2 verhoogd ten behoeve van extra formatieondersteuning.

Het aantal formatieplaatsen voor het voortgezet onderwijs is vastgesteld op 2. Dit aantal wordt met 0,4 verhoogd ten behoeve van extra formatieondersteuning.

Gemiddelde personeelslast

Voor het personeel voor het basisonderwijs wordt uitgegaan van de onder 5.1 punt 1 genoemde regeling.

Voor het personeel voor het voortgezet onderwijs wordt uitgegaan van de GPL schoolsoort 1 van de onder 5.1 punt 2 genoemde regeling.

Opslagpercentages

De hierboven genoemde gemiddelde personeelslast voor zowel het personeel voor het basisonderwijs als het personeel voor het voortgezet onderwijs wordt met de volgende percentages verhoogd:

  • a. 7,81% ten behoeve van de arbeidsduurverkorting

  • b. 1,90% ten behoeve van formatieve fricties

  • c. 8,97% ten behoeve van kwaliteitsverbetering en innovatie

  • d. 1,70% ten behoeve van personeelsbeleid.

Aanvullende personele kosten

Vanwege bestedingsbeperkingen die het gevolg zijn van het verschil in de kosten van levensonderhoud dat tussen Nederland en Zwitserland bestaat komt het onderwijspersoneel in aanmerking voor een huurbijdrage en een bijdrage in de koopkrachtregeling. Beide aanvullende bedragen worden in de jaarrekening verantwoord. Grondslag voor deze aanvullende personele kosten is de ‘Nadere uitvoeringsregeling 2005 van het Nederlands Astmacentrum Davos’.

Inhouding vergoeding

Op de totale vergoeding houdt de Stichting NOB 3% voor apparaatskosten in.

7. Component inkomstenbelasting Europese School Bergen

De personele vergoeding wordt verhoogd met de inkomstenbelasting van de Europese school Bergen. Uitgangspunt is integrale vergoeding van de werkelijk in een begrotingsjaar gemaakte kosten. Deze werkelijke kosten blijken uit de beslissingen van de Belastingdienst Alkmaar die medio jaar t bekend zijn en zijn opgenomen in de jaarrekening van jaar t.

8. Component korting salariskosten Europese school München

Van de Europese school in München ontvangt de Stichting NOB jaarlijks een bijdrage in de salariskosten. Deze wordt in mindering gebracht op de personele vergoeding. Voor de bijdrage in de salariskosten door de Europese school in München wordt uitgegaan van het werkelijk ontvangen bedrag. Dit werkelijk ontvangen bedrag blijkt uit de jaarlijkse opgave van de Europese school München en moet worden opgenomen in de jaarrekening van de Stichting NOB van jaar t.

II. Materiële uitgaven en Beheer

9.1 Europese school Bergen en werkgeverschap Europese scholen

De vergoeding voor materiële instandhouding bestaat uit een vergoeding voor het gebouwonderhoud van de Europese school in Bergen op basis van het onderhoudscontract met derden en een vergoeding voor Arbodienst, werving en selectie en reiskosten voor alle Nederlandse afdelingen van de Europese scholen.

Voor het jaar 2009 is de vergoeding vastgesteld op €467.017.

9.2 Saint-Germain-en-Laye

Voor het Lycée international te Saint-Germain-en-Laye bestaat de vergoeding voor materiële instandhouding overwegend uit (incidentele) aanvullingen op de door Frankrijk ter beschikking gestelde leermiddelen.

Voor het jaar 2009 is de vergoeding vastgesteld op €44.507.

9.3 Davos

Voor het Nederlands Astmacentrum Davos wordt de vergoeding voor materiële instandhouding gebaseerd op één bedrag per leerling voor zowel PO als VO.

Voor het jaar 2009 is de vergoeding vastgesteld op €736.

9.4 ICT

De vergoeding voor ICT voor zowel PO- als VO-leerlingen op het basis- en de voortgezet onderwijs in het buitenland, NTC-PO, NTC-VO en het afstandsonderwijs, de Europese Scholen, Saint-Germain-en-Laye en het Nederlands Astma centrum Davos is gebaseerd op de programma’s van eisen voor het basisonderwijs. Daarnaast ontvangen de Europese Scholen per school voor ICT een vast bedrag, in lijn met het bedrag dat bekostigde basisscholen in Nederland hiervoor ontvangen.

Voor het jaar 2009 is het bedrag per leerling voor de Europese Scholen, Saint-Germain-en-Laye en het Nederlands Astma centrum Davos vastgesteld op €86,04 en voor het basis- en de voortgezet onderwijs in het buitenland, NTC-PO, NTC-VO en het afstandsonderwijs op €43,02.

10. Huisvestingskosten Davos

Voor het Nederlands Astmacentrum Davos wordt een vergoeding verstrekt voor de huisvesting van 4 à 5 groepen leerlingen. In deze vergoeding zijn tevens vergoedingen begrepen voor andere voorzieningen en gebouwgebonden materiële instandhouding. Voor het jaar 2009 is de vergoeding voor huisvestingskosten vastgesteld op €93281.

  • 11. Voor het in opdracht van de minister uitvoeren van werkzaamheden ter ondersteuning van de minister of diens vertegenwoordiger bij de vervulling van zijn taak in de Raad van Bestuur voor de Europese Scholen wordt een vergoeding verstrekt. Voor het jaar 2009 is de vergoeding vastgesteld op €79.875.

12. Bestuur en beheer Stichting NOB

Voor bestuur en beheer van de Stichting NOB wordt een vergoeding verstrekt.

Voor het jaar 2009 is het bedrag vastgesteld op €243.799.

D. Wijzigen van bedragen

  • 13. De bedragen genoemd onder 4.1, 4.2, 4.3, 5.1 en 6.3 worden jaarlijks verhoogd met de prijsstijging maatregelen in de personele bekostiging, zoals deze gelden voor het onderwijspersoneel.

  • 14. De bedragen genoemd onder 9,1, 9.2, 9.3, 9.4, 10 en 12 worden jaarlijks aangepast aan de hand van de macro-economische verkenning voor jaar t zoals deze geldt voor de prijsaanpassing van de materiële vergoedingsbedragen voor het primair onderwijs.

  • 15. Het bedrag genoemd onder 11 wordt jaarlijks aangepast op grond van de uitkomst van het aantal werkelijk bestede uren maal het vaste tarief van € 125,00 per uur.

Naar boven