Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 20 juni 2011, nr. WJZ/309248 (8318), tot wijziging van de Regeling financiële verantwoording landelijke publieke media-instellingen, Wereldomroep en Ster in verband met vaststelling van een nieuw handboek voor de financiële verantwoording

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2.172, derde lid, van de Mediawet 2008;

Besluit:

ARTIKEL I. VASTSTELLING HANDBOEK

De bijlage behorende bij de Regeling financiële verantwoording landelijke publieke media-instellingen, Wereldomroep en Ster wordt vervangen door de bij deze regeling gevoegde bijlage.

ARTIKEL II. OVERGANGSRECHT

Voor de verantwoording van de landelijke publieke media-instellingen, de Wereldomroep en de Ster van het jaar 2010 blijft de Regeling financiële verantwoording landelijke publieke media-instellingen, Wereldomroep en Ster zoals die luidde voor inwerkingtreding van deze regeling van toepassing.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

BIJLAGE

Handboek Financiële Verantwoording landelijke publieke media-instellingen, Wereldomroep en Ster 2011

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Den Haag, juni 2011

Handboek Financiële Verantwoording landelijke publieke media-instellingen, Wereldomroep en Ster 2011

1 Inleiding

Op grond van artikel 2.172, derde lid van de Mediawet 2008 (hierna MW 2008), dat bepaalt dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld over de inhoud en inrichting van de jaarrekening, is dit nieuwe Handboek Financiële Verantwoording landelijke publieke media-instellingen, Wereldomroep en Ster 2011 (hierna Handboek) vastgesteld.

Dit Handboek vervangt het vorige Handboek van 12 augustus 2009 en is van toepassing vanaf het boekjaar 2011. Hierbij dient opgemerkt te worden dat eventuele gevolgen voor waarderingen, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2011, opgenomen worden.

1.1 Wettelijk kader

Op grond van artikel 2.172, eerste lid MW 2008 is Titel 9 van het Tweede Boek van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen BW 2 Titel 9) van toepassing op de landelijke publieke media-instellingen, de Wereldomroep en Ster met dien verstande dat zij de winst- en verliesrekening vervangen door een exploitatierekening. Op de exploitatierekening zijn de bepalingen omtrent de winst- en verliesrekening zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing. Bij toepassing van de omvangscriteria volgens de artikelen 396 en 397 Boek 2 BW dient het begrip netto-omzet te worden geïnterpreteerd als de totale baten (inclusief subsidies en bijdragen van derden) van de publieke media-instelling.

Ongeacht de omvang van de media-instelling is de controleplicht volgens artikel 393 BW 2 voor alle landelijke publieke media-instellingen van toepassing. Verder is het bestuur verantwoordelijk om te voldoen aan de deponeringsplicht volgens artikel 394 Boek 2 BW.

Doel van de hierbij nader te bepalen voorschriften en modellen met betrekking tot de presentatie van de financiële verantwoording is het bereiken van een uniforme en vergelijkbare jaarverslaggeving inzake de financiële gegevens door de jaren heen, alsmede tussen de verschillende media-instellingen. Daarbij zijn de regels van het jaarrekeningenrecht, zoals deze zijn opgenomen in BW 2 Titel 9, de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving en jurisprudentie van toepassing. Wanneer hetgeen in dit Handboek vermeld afwijkt van eerdergenoemde richtlijnen, dan prevaleert het Handboek.

1.2 Informatie

Op grond van artikel 2.171, eerste t/m derde lid MW 2008, dienen de landelijke publieke media-instellingen en de Wereldomroep vóór 1 mei de jaarrekening over het voorafgaande boekjaar aan het Commissariaat voor de Media te sturen. Daarbij is bepaald dat het boekjaar gelijk is aan een kalenderjaar. Op grond van artikel 2.171, tweede en derde lid MW 2008, dient een afschrift van de jaarrekening van de landelijke publieke media-instellingen ook aan de raad van bestuur van de Stichting Nederlandse Publieke Omroep (NPO) te worden gezonden. De NPO levert zijn jaarrekening, samen met opmerkingen over de jaarrekeningen van de media-instellingen, voor 1 juli aan het Commissariaat voor de Media aan.

De jaarrekening van bevat minimaal de volgende onderdelen:

  • 1. Balans met toelichting (model I)

  • 2. Exploitatierekening volgens de categoriale indeling met toelichting (model III en IV)

  • 3. Kasstroomoverzicht (model II)

Daarnaast voegt het bestuur de ‘Overige gegevens’ zoals genoemd in artikel 392 BW 2, met inachtneming van hetgeen bepaald is in het vijfde lid van genoemd artikel, toe aan de jaarrekening.

De additionele informatie dient vóór 1 mei te worden verstrekt. Deze informatie, hierna genoemd Additionele informatie, sluit aan bij de gepubliceerde jaarrekening en bestaat uit:

  • 1. Aanvullende toelichting bij de balans en exploitatierekening (opgave lasten onafhankelijk product)

  • 2. Sponsorbijdragen en bijdragen van derden1 (model VII)

  • 3. Toelichting op de nevenactiviteiten per cluster (model VI)

  • 4. Accountantsverslag.

Verder wordt er een controleverklaring en een verslag van bevindingen bij de Additionele informatie verstrekt. Indien de onderwerpen van het verslag van bevindingen opgenomen zijn in het accountantsverslag, vervalt de verplichting om een apart verslag van bevindingen op te stellen.

1.3 Betrokkenheid bij andere rechtspersoon

Publieke media-instellingen en de Wereldomroep kunnen betrokken zijn bij andere rechtspersonen. Dit betreft rechtspersonen waarin een publieke media-instelling een aanmerkelijk (financieel) belang heeft of waarop de publieke media-instelling een overwegende invloed uitoefent. Een publieke media-instelling is betrokken bij een rechtspersoon als bijvoorbeeld één of meer van de volgende aspecten, eventueel in onderling verband en samenhang bezien, van toepassing zijn. De opsomming van de aspecten is niet limitatief.

  • De publieke media-instelling heeft een belang verworven in een rechtspersoon om andere redenen dan het beleggen van overtollig vermogen;

  • De publieke media-instelling heeft op enigerlei wijze aanspraak op de door een rechtspersoon gegenereerde winst;

  • De publieke media-instelling is betrokken bij het ontstaan van een rechtspersoon;

  • In de doelomschrijving van een rechtspersoon wordt verwezen naar de behartiging van één of meer belangen van de publieke media-instelling;

  • Een rechtspersoon voert een taak uit die voorheen door de publieke media-instelling aan zich was getrokken of door de publieke media-instelling als één van haar taken wordt gezien;

  • De publieke media-instelling heeft statutair of feitelijk invloed op de bestuurssamenstelling van een rechtspersoon of op de beslissingen van het bestuur van een rechtspersoon;

  • De publieke media-instelling draagt op enigerlei wijze (al dan niet financieel) bij in de financiering van de bedrijfsvoering middelen van een rechtspersoon.

De financiële bescheiden c.q. de jaarrekening van de bedoelde rechtspersonen, waarover de desbetreffende zendgemachtigde uit hoofde van de betrokkenheid kan beschikken, worden gelijktijdig met de toezending van de jaarrekening van de betrokken publieke media-instelling meegezonden naar het Commissariaat voor de Media.

Indien sprake is van duurzame kapitaaldeelname in een afzonderlijke rechtspersoon ten dienste van de eigen werkzaamheid van de publieke media-instelling, zijn de desbetreffende bepalingen inzake de zogenaamde deelneming in een rechtspersoon (artikel 24c BW 2) van toepassing.

2 Jaarrekening

De jaarrekening van een publieke media-instelling wordt opgesteld in euro’s en bevat minimaal de volgende onderdelen:

  • Balans met toelichting (zie 2.1)

  • Exploitatierekening volgens de categoriale indeling met toelichting (zie 2.2)

  • Kasstroomoverzicht (zie 2.3)

De publieke media-instelling neemt alleen die posten in de voorgeschreven modellen op, die voor de betrokken instelling van toepassing zijn. Vreemde valuta worden op de balansdatum gewaardeerd tegen de dagwaarde zoals aangegeven door de Nederlandsche Bank.

Daarnaast voegt het bestuur de ‘Overige gegevens’, zoals genoemd in artikel 392 BW 2, met inachtneming van hetgeen bepaald in het vijfde lid van genoemd artikel toe aan de jaarrekening.

2.1 Balans met toelichting

Hierbij wordt Model I balans gevolgd.

Met betrekking tot de waarderingsgrondslagen zijn in aanvulling op de bepalingen in BW 2 Titel 9 de volgende regels van toepassing.

2.1.1 Vaste Activa

Immateriële vaste activa

Waardering van immateriële vaste activa geschiedt tegen kostprijs, verminderd met cumulatieve afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingen. Afschrijving vindt plaats op systematische wijze over de (economische) levensduur.

Materiële vaste activa

Waardering van materiële vaste activa geschiedt op basis van historische kosten onder aftrek van afschrijvingen. Daarbij gelden de hieronder vermelde afschrijvingspercentages.

Bedrijfsgebouwen en terreinen

Als overgangsmaatregel geldt dat de ultimo 1995 gevolgde waarderingsmethodiek voor de ultimo 1996 aanwezige activa gecontinueerd kan worden, waarbij toekomstige herwaarderingen zijn uitgesloten.

Afschrijvingspercentages per jaar

Terreinen

geen afschrijving

 

Bedrijfsgebouwen incl. facilitaire gebouwen

afschrijvingen in een termijn van 40 jaar op basis van de historische kostprijs

– voor zover het gebouw gefinancierd is met vreemd vermogen vindt de afschrijving plaats op annuïtaire wijze tegen de afgesloten rentevoet;

– voor zover het gebouw gefinancierd is met eigen vermogen vindt de afschrijving plaats op annuïtaire wijze, waarbij de rentevoet bepaald wordt in het jaar van de investering overeenkomstig de op dat moment geldende langlopende hypotheekrente.

of

– lineaire afschrijving over de (resterende) afschrijvingstermijn.

 

verbouwingskosten die een fundamentele wijziging in het gebruik van het pand tot gevolg hebben

afschrijving op gelijke wijze als bij bedrijfsgebouwen

 

verbouwingskosten die geen fundamentele wijziging in het gebruik van het pand tot gevolg hebben

10% van de historische kosten

Overige materiële vaste activa

Aanschaffingen boven de € 2.500 dienen te worden geactiveerd; aanschaffingen tot en met € 2.500 komen direct ten laste van de exploitatierekening.

Afschrijvingspercentages per jaar:
 

% van de historische kostprijs

Inventaris en inrichting

20,00

Facilitaire apparatuur

20,00

Hardware en software

25/33,33

Vervoermiddelen

25,00

Technische installaties

6,67

Zend- en energie-installaties1

6,67

X Noot
1

Uitzondering hierop geldt voor Radio Nederland Wereldomroep. Zij mogen hun zendinstallatie afschrijven met afschrijvingspercentage van 20%.

Voor de afschrijvingstermijn voor Hard- en software geldt dat afgeweken mag worden en er een keuzevrijheid is tussen 25% of 33,33%. Voorwaarde is wel dat dit moet leiden tot een meer getrouw beeld en dat hiervan een onderbouwing dient te worden opgenomen in de grondslagen van de jaarrekening. De afwijking dient bovendien volgtijdig consistent te worden toegepast.

Niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar

Dit betreft vaste activa die niet dienstbaar zijn aan de publieke media-instelling, Wereldomroep of Ster. Te denken valt aan gebouwen die worden verhuurd aan derden. Waardering geschiedt op basis van historische kosten, naar beneden te corrigeren als de marktwaarde lager is dan de historische kosten. Afschrijving geschiedt tegen de bij bedrijfsgebouwen en terreinen vermelde afschrijvingspercentages.

Financiële vaste activa

Deelnemingen

Een overzicht met alle rechtspersonen waarbij een publieke media-instelling betrokken is geeft inzicht in de aard van de rechtspersonen waarbij de desbetreffende publieke media-instelling betrokken is.

Een overzicht met alle deelnemingen geeft inzicht in het resultaat per deelneming. De omvang van

eventuele afwaarderingen wordt vermeld, waarbij bijzondere afwaarderingen nader worden toegelicht.

Overige effecten

Dit betreft effecten die bestemd zijn om duurzaam te worden aangehouden. Waardering geschiedt tegen verkrijgingsprijs, naar beneden te corrigeren indien de beurswaarde of marktwaarde lager is dan de verkrijgingsprijs. De marktwaarde van de ter beurze genoteerde effecten wordt in de toelichting vermeld.

2.1.2 Vlottende Activa

Voorraden

Onderhanden werken en gereed product m.b.t. media-aanbod

Dit betreft zowel nog niet verspreid media-aanbod als herhalingen. Een overzicht specificeert het totaal van deze post naar nog te verspreiden media-aanbod en herhalingen. De omvang van eventuele afwaarderingen wordt vermeld, waarbij bijzondere afwaarderingen nader worden toegelicht.

Nog niet verspreid media-aanbod

Waardering van een eigen productie geschiedt tegen de directe kosten. Onder de directe kosten zijn opgenomen de personele kosten van eigen medewerkers en overige medewerkers, de facilitaire kosten en de overige programmakosten. Kosten die niet direct aan het programma zijn toe te rekenen (bijvoorbeeld leiding en planning media-aanbod, netcoördinatie) maken geen deel uit van de directe kosten.

De waardering van media-aanbod wordt verminderd met de voor dit media-aanbod ontvangen bijdragen van derden. Dit betreft bijdragen van sponsors, CoBO- en Stimuleringsfonds en overige derden. In de toelichting is zowel de voorraad voor vermindering als genoemde vermindering afzonderlijk getoond.

Gereed voor uitzending maar nog niet verspreid media-aanbod worden op balansdatum individueel beoordeeld. Bepaald media-aanbod wordt volledig afgewaardeerd als er door de publieke media-instelling in overleg met de netcoördinator definitief is besloten het media-aanbod niet te verspreiden.

Als twee jaar na de eerste voorraadwaardering nog steeds geen beslissing is genomen ten aanzien van het verspreiden van bepaald media-aanbod, zal het betreffende media-aanbod volledig worden afgewaardeerd.

In specifieke gevallen kan hiervan worden afgeweken. Er is in dit geval wel voldoende zekerheid over de verspreiding van het media-aanbod, maar niet over het jaar waarin de verspreiding zal plaatsvinden (danwel dat de verspreiding later dan 2 jaar na aankoop of productie zal plaatsvinden). Dit geldt bijvoorbeeld voor de aankoop van (licenties voor) speelfilms en series die minimaal 2 jaar na aankoop ingaan. Ingeval hier gebruik van wordt gemaakt dient dit te worden toegelicht, incl. waarde per speelfilm/serie e.d.

Herhalingen

Herhalingen van eigen producties worden gewaardeerd op de balans indien op het moment van eerste verspreiding schriftelijk is vastgelegd dat bepaald media-aanbod daadwerkelijk herhaald zal worden en voor de herhaling bekostiging is vastgesteld. Verspreidingen van media-aanbod dat binnen 1 week na balansdatum worden herhaald, zijn uitgesloten van voorraadwaardering. Waardering van een herhaling geschiedt tegen maximaal 15% van de directe kosten.

Aangekochte producties waar op basis van contractuele afspraken is betaald voor het recht op herhaling van media-aanbod, worden op balansdatum gewaardeerd tegen het bedrag dat is betaald voor dit recht.

Alle herhalingen worden drie jaar na de eerste voorraadwaardering volledig afgewaardeerd.

Handelsdebiteuren

Vorderingen dienen, onder aftrek van een eventuele voorziening wegens oninbaarheid, tegen nominale waarde te worden gewaardeerd.

Effecten

Dit betreft effecten die gerekend worden tot de tijdelijke beleggingen. Waardering van niet ter beurze genoteerde effecten geschiedt tegen verkrijgingsprijs of lagere marktwaarde. Voor de afwaardering naar lagere marktwaarde zijn twee methoden toepasbaar:

  • Individueel

    Per soort effecten;

  • Collectief

    Alleen afwaardering naar lagere marktwaarde voor zover de totale marktwaarde van een groep effecten lager is dan de totale verkrijgingsprijs van de groep.

In de toelichting dient te worden uiteengezet welke methode van afwaardering is toegepast. Waardering van ter beurze genoteerde effecten geschiedt tegen marktwaarde. In de toelichting dient de afwijking van de waardering tegen verkrijgingsprijs te worden uiteengezet. Het is niet toegestaan gebruik te maken van een balansrekening Reserve Koersverschillen Beleggingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde koers-verschillen komen direct ten laste of ten gunste van de exploitatierekening en worden verantwoord onder de post waardeveranderingen van effecten.

2.1.3 Eigen Vermogen

Een verloopoverzicht van ieder onderdeel van het Eigen Vermogen geeft inzicht in de mutaties.

Reserve voor media-aanbod

De reserve voor media-aanbod kan incidenteel een negatief saldo vertonen. In het volgende boekjaar dient de negatieve reserve voor media-aanbod verrekend te worden met het dan vast te stellen exploitatieresultaat. Indien dit exploitatieresultaat onvoldoende is voor volledige verrekening dient het resterende negatieve saldo van de reserve voor media-aanbod te worden afgeboekt van de Algemene reserve.

Overige reserves

Overige reserves dienen in de toelichting nader te worden gespecificeerd.

2.1.4 Voorzieningen

Een verloopoverzicht van iedere individuele voorziening geeft inzicht in de dotaties, onttrekkingen en overige mutaties. Het doel van de voorziening dient te worden toegelicht.

2.1.5 Kortlopende schulden

Overlopende passiva budget voor media-aanbod

Als de raad van bestuur van de NPO de bedragen die voor de verzorging van media-aanbod ter beschikking zijn gesteld in een boekjaar niet volledig aan de publieke media-instellingen heeft toegekend, dan dient de NPO deze middelen te verantwoorden als overlopende passiva budget voor media-aanbod. De NPO geeft bij de toelichting op de post overlopende passiva een specificatie van deze post, waarbij eerdergenoemd deel ten behoeve van het budget voor media-aanbod apart wordt vermeld.

2.2 Exploitatierekening volgens de categoriale indeling met toelichting

Hierbij wordt Model III exploitatierekening volgens de categoriale indeling gevolgd. Bij de toelichting wordt Model IV gevolgd. Model V geeft aan op welke wijze posten dienen te worden gerubriceerd.

De publieke media-instelling neemt in haar jaarrekening de exploitatierekening op volgens de categoriale indeling. Daarbij dient de publieke media-instelling inzicht te geven in de herkomst van baten en lasten van de publieke media-instelling. In de toelichting op de categoriale exploitatierekening (Model IV), blijken de afzonderlijke exploitaties van de instelling, gesplitst in algemene radio- en , televisiekanalen (zie artikel 2.50 e.v. MW 2008), overige media-aanbod, neven- en verenigingsactiviteiten en indirecte kosten. Model V geeft aan op welke wijze posten volgens deze indeling dienen te worden gerubriceerd. Daarbij is per post de aansluiting met de categoriale indeling vermeld.

2.2.1 Nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten

Voor nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten dient altijd een gescheiden administratie te worden gevoerd. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.135, eerste lid MW 2008 dienen de inkomsten uit neven- en verenigingsactiviteiten (waaronder inkomsten uit vermogen) te worden aangewend voor de verzorging van media-aanbod van de publieke media-instelling. Dit betreft ook de gerealiseerde koerswinsten, ofwel het verschil tussen de verkoopopbrengst en de boekwaarde. Genomen koersverliezen kunnen eerst met gerealiseerde koerswinsten worden verrekend alvorens saldering met andere verenigingsgebonden baten en lasten plaatsvindt. Noodzakelijke afboekingen in verband met niet-gerealiseerde boekverliezen, waarbij de beurswaarde respectievelijk de marktwaarde lager is dan de verkrijgingsprijs, kunnen in het jaar eerst met de gerealiseerde koerswinsten worden verrekend, alvorens het bepaalde in artikel 2.135, eerste lid MW 2008 van toepassing is.

De toerekening van de resultaten van neven- en verenigingsactiviteiten naar het media-aanbod (artikel 2.135, eerste lid MW 2008), wordt gespecificeerd in Model IV. Hierbij wordt een toelichting opgenomen voor de verschillende verenigingsactiviteiten die in het exploitatieoverzicht zijn verantwoord. Indien er, na verrekening met een eventueel positief resultaat uit de programmabladen, sprake is van een negatief exploitatieresultaat uit verenigingsactiviteiten, dient dit expliciet ten laste van de algemene (verenigings)reserve te worden gebracht.

Een toelichting van de nevenactiviteiten per cluster wordt gegeven conform model VI bij de additionele informatie. Het totaal dient aan te sluiten met de kolom nevenactiviteiten uit Model IV.

2.2.2 (Directe) kosten media-aanbod, neven- en verenigingsactiviteiten

Onder directe kosten dienen die kosten te worden verstaan die samenhangen met de kernactiviteiten (activiteiten gericht op de voortbrenging van een of meerdere producten) van de organisatie. Hierbij wordt voor de publieke media-instellingen, media-aanbod als verschillende producten gedefinieerd. Onder de directe kosten zijn opgenomen de personele kosten van eigen medewerkers en overige medewerkers, de facilitaire kosten en de overige programmakosten.

2.2.3 Indirecte kosten

Alle kosten die niet rechtstreeks samenhangen met de kernactiviteiten van de organisatie en dus samenhangen met ondersteunende activiteiten, dienen te worden aangemerkt als indirecte kosten.

Kosten die samenhangen met ondersteunende activiteiten worden waar mogelijk rechtstreeks ten laste van die activiteit verantwoord.

Met ingang van het boekjaar 2011 krijgen de landelijke publieke media-instellingen een aparte vergoeding van de NPO voor de indirecte kosten, met uitzondering van de 2.42 omroepen. Deze vergoeding, en de indirecte kostencomponent van de kostenregels worden in een aparte kolom ingevuld (zie model IV). De lasten op de platforms, nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten bestaan dus alleen nog maar uit directe kosten. Op de laatste kostenregel ‘Toerekening indirecte kosten’ kunnen de indirecte kosten toegerekend worden aan de verenigings- en nevenactiviteiten. Voor de 2.42 omroepen vindt wel toerekening plaats op de platforms.

De basis voor toerekening van indirecte kosten aan nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten is de kostprijs. Voor de toerekening van de indirecte kosten worden de volgende directe kostensoorten onderscheiden

  • personele kosten,

  • facilitaire kosten en overige directe kosten.

De volgende indirecte kostensoorten zijn te onderscheiden:

  • personele kosten,

  • huisvestingskosten, en

  • overige algemene kosten.

Personele kosten

Voor de toerekening van de indirecte personele kosten wordt de opslagcalculatiemethode gehanteerd. Grondslag voor het opslagpercentage is de verhouding tussen de indirecte personele lasten en de directe personele lasten.

Voorbeeld 1:

     

A:

Totaal directe personele kosten zijn

€ 100,

 

Totaal indirecte personele kosten

€ 10.

 

De opslag (A) voor de indirecte personele kosten is dan 10/100 = 10%

 

De neven- of verenigingsactiviteit heeft € 40 directe personele kosten. Dan wordt opslag A toegepast. In dit voorbeeld is dat 10% van € 40 = € 4.

 

Aan de totale kostprijs wordt € 40 + € 4 = € 44 toegerekend.

Huisvestingkosten

De toerekening van de indirecte huisvestingskosten vindt plaats op basis van de door de nevenactiviteit of verenigingsactiviteit gebruikte vloeroppervlakte (m2), rekeninghoudend met de duur van de activiteit.

Voorbeeld 2:

 

B:

Totale vloeroppervlakte bedraagt

150m2.

 

De neven- of verenigingsactiviteit gebruikt hiervan

15m2.

 

De toerekening (B) voor de indirecte huisvestingskosten is dan 15/150 = 10%.

 

Totale indirecte huisvestingskosten bedragen € 100. Dan wordt de toerekening B toegepast. In dit voorbeeld is dat 10% van € 100 = € 10.

 

Aan de totale kostprijs wordt € 10 toegerekend.

Overige algemene kosten

Voor de toerekening van de indirecte overige algemene kosten wordt (conform de personele kosten) de opslagcalculatiemethode gehanteerd. Het gehanteerde percentage per kostensoort is afhankelijk van de verhouding tussen de totale directe en indirecte kosten per kostensoort van de publieke media-instelling.

Voorbeeld 3:

     

C:

Totaal facilitaire kosten en overige directe kosten zijn

€ 50

 

Totaal indirecte overige algemene kosten

€ 10

 

De opslag (C) voor de indirecte overige algemene kosten is dan 10/50 = 20%

 

De neven- of verenigingsactiviteit heeft € 15 directe facilitaire kosten en overige kosten. Dan wordt opslag C toegepast. In dit voorbeeld is dat 20% van € 15 = € 3.

 

Aan de totale kostprijs wordt € 15 + € 3 = € 18 toegerekend.

De totale kostprijs bestaat uit het totaal van de hierboven genoemde kosten.

Voorbeeld 4:

     

Totale kostprijs bedraagt € 44 (volgens voorbeeld 1) + € 10 (volgens voorbeeld 2) + € 18 (volgens voorbeeld 3) = € 72.

2.2.4 Aantal fte ultimo boekjaar

Het aantal medewerkers in Full Time Equivalent dat ultimo boekjaar in dienst is bij de publieke media-instelling wordt aangegeven in Model III en Model IV.

2.2.5 Gemiddeld aantal fte over het boekjaar

Het gemiddeld aantal medewerkers in Full Time Equivalent dat over het boekjaar in dienst is geweest bij de publieke media-instelling, wordt aangegeven in Model III en Model IV.

2.2.6 Bezoldiging bestuurders, directie en toezichthouders

In de toelichting wordt overeenkomstig artikel 383 BW 2 opgave gedaan van de bezoldiging van de gezamenlijke bestuurders en gewezen bestuurders en, afzonderlijk, voor de gezamenlijke toezichthouders en gewezen toezichthouders. De bedragen dienen in het boekjaar ten laste van de publieke media-instelling te zijn verantwoord. Op overeenkomstige wijze wordt afzonderlijk opgave gedaan van de bezoldiging van de gezamenlijke directieleden en gewezen directieleden.

Een opgave die herleid kan worden tot een enkele natuurlijke persoon mag achterwege blijven.

De wijze waarop de bezoldiging wordt berekend is overeenkomstig de berekeningswijze, zoals deze is bepaald in artikel 6 Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT). De volgende beloningscomponenten dienen bij elkaar opgeteld te worden:

  • Belastbaar loon (bedrag zoals op de jaaropgaaf vermeld staat)

  • Pensioenafdracht (werkgevers én werknemersdeel)

  • Overige voorzieningen betaalbaar op termijn (bijvoorbeeld levensloop, financiële afspraken m.b.t. sabbatical etc.)

  • Ontslagvergoedingen voor zover deze niet zijn opgenomen in het belastbaar loon

Namen van alle bestuurders, directieleden en toezichthouders dienen eveneens te worden vermeld. Per bestuurder, directielid en toezichthouder wordt de vorm van bezoldiging (gesalarieerd parttime of fulltime en/of vacatiegeld en eventuele onkostenvergoeding) aangegeven. Bij parttime salariëring wordt het parttime percentage vermeld.

Onder bestuurders wordt verstaan die personen die deel uitmaken van het statutaire bestuursorgaan.

Onder directieleden wordt verstaan die personen die deel uitmaken van de statutaire directie. Tevens worden hieronder begrepen die personen die bij de statuten algemene bevoegdheden hebben verkregen.

Onder toezichthouders wordt verstaan die personen die krachtens de wet of statuten met het toezicht op het bestuur zijn belast. Leden van een ledenraad worden hier niet onder begrepen.

2.2.7 Verantwoording in het kader van het BPPO

Op grond van artikel 2.3 derde lid onder b MW 2008 is door de raad van bestuur ‘Het Beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep’ opgesteld. Het bedrag dat uiteindelijk is toegestaan om boven het maximum van categorie C aan een Presentator toe te kennen, mag bij ledenverenigingen ten aanzien van contracten aangegaan na 1 september 2009 niet betaald worden uit de omroepbudgetten, maar alleen uit de verenigingsmiddelen. Het bedrag dat uit verenigingsmiddelen is betaald, wordt in de toelichting bij Model IV opgenomen.

2.2.8 Verantwoording in het kader van de WOPT

Naast de hierboven genoemde informatie wordt een opgave opgenomen waarmee wordt voldaan aan de verantwoordingverplichting in het kader van de WOPT. In deze verantwoording wordt separaat opgaaf gedaan van het belastbaar loon, de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn, de functie of functies en de duur van het dienstverband in dat jaar van eenieder van wie de som van het belastbare loon en de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn, het gemiddelde belastbare loon van ministers in het boekjaar te boven is gegaan.

Wanneer een verplichte verantwoording in het kader van de WOPT niet van toepassing is, dient hiervan expliciet melding gemaakt worden.

2.2.9 Bijzonderheden

De bijzonderheden die zich in het boekjaar hebben voorgedaan worden tekstueel toegelicht. Dit betreft onder meer:

  • toelichting op de wijziging van verdeelsleutels bij de vaststelling van de lasten

  • toelichting op een aanzienlijke stijging of daling (meer dan 10%) van balansposten, baten en lasten ten opzichte van vorig jaar

  • toelichting op bijzondere waardeverminderingen

  • toelichting als een post van de exploitatierekening volgens de categoriale indeling meer dan 10% afwijkt van de begroting zoals bedoeld in de artikelen 2.147 en 2.160 MW 2008 (de NPO en de Wereldomroep) of de begroting van de Ster zoals bedoeld in artikel 14, tweede lid van de statuten van de Ster.

2.3 Kasstroomoverzicht

Hierbij wordt Model II kasstroomoverzicht gevolgd. De kasstromen worden hierbij ingedeeld naar herkomst uit operationele activiteiten, investeringsactiviteiten en financieringsactiviteiten.

3 Additionele informatie

De Additionele informatie bestaat uit:

  • Aanvullende toelichting bij de balans en exploitatierekening

  • Sponsorbijdragen en bijdragen van derden

  • Toelichting op de nevenactiviteiten per cluster

  • Accountantsverslag

Deze informatie dient, vergezeld van een controleverklaring en een verslag van bevindingen (indien de bevindingen niet zijn opgenomen in het Accountantsverslag), vóór 1 mei samen met de jaarrekening over het voorafgaande boekjaar aan het Commissariaat voor de Media en in afschrift aan de raad van bestuur van de NPO te worden toegezonden. De Additionele informatie moet ook elektronisch kunnen worden aangeleverd.

Controleverklaring onafhankelijke accountantbij de Additionele informatie

In de bijlage is het controleprotocol en het model controleverklaring (Model B) opgenomen.

3.1 Aanvullende toelichting bij de balans en exploitatierekening
3.1.1 Vaste Activa

Financiële vaste activa

Deelnemingen

Van alle deelnemingen wordt vóór 1 mei een exemplaar van de jaarrekening over het voorafgaande boekjaar aan het Commissariaat voor de Media verstrekt.

3.1.2 Vlottende Activa

Voorraden

Onderhanden werken en gereed product m.b.t. media-aanbod

Voor het nog niet verspreide media-aanbod wordt per bepaald media-aanbod de hoogte van de ontvangen bijdragen van derden gespecificeerd, waarbij ook de organisatie wordt vermeld die de bijdrage heeft verstrekt (Model VII).

Handelsdebiteuren

Een verloopoverzicht van de voorziening dubieuze debiteuren geeft inzicht in de dotaties, onttrekkingen en afwaarderingen die in een jaar hebben plaatsgevonden. Daarbij worden omvangrijke mutaties toegelicht.

Effecten

De effecten worden per balansdatum gespecificeerd naar soort waardepapier (aandelen, obligaties, opties, etc.) met – indien van toepassing – vermelding van het geldende rentepercentage per balansdatum.

Liquide middelen

De liquide middelen worden, voor zover van toepassing, per balansdatum gespecificeerd onder vermelding van het geldende rentepercentage:

  • contanten

  • direct opeisbare tegoeden

  • niet direct opeisbare tegoeden.

3.1.3 Eigen Vermogen

Reserve voor media-aanbod

Een negatieve reserve voor media-aanbod wordt toegelicht.

3.1.4 Exploitatierekening

Lasten onafhankelijk product

Door de media-instellingen wordt een opgave verstrekt van de totale lasten, zoals opgenomen in de exploitatierekening van het betreffende boekjaar, die samenhangen met de verzorging van media-aanbod dat bestaat uit Europese producties die kunnen worden aangemerkt als onafhankelijke productie als bedoeld in de artikelen 2.116 t/m 2.121 MW 20082.

De NPO dient jaarlijks vóór 1 juli aan het Commissariaat voor de Media te rapporteren hoeveel procent van het totaal van de budgetten, bedoeld in artikel 2.149, eerste lid MW 2008, met uitzondering van onderdeel g, en de gelden die op grond van artikel 2.158 MW 2008 ter beschikking zijn gesteld voor het verzorgen van media-aanbod, is besteed aan Europese producties als bedoeld in artikel 2.116 en 2.120 MW 2008. die kunnen worden aangemerkt als onafhankelijke productie. Hiervoor dient de NPO gebruik te maken van de opgaven door de landelijke publieke media-instellingen.

3.2 Sponsorbijdragen en bijdragen van derden

Onder verwijzing naar artikel 2.106 t/m 2.114 MW 2008 wordt jaarlijks een gespecificeerd overzicht (Model VII) verstrekt van alle sponsorbijdragen en andere bijdragen van derden die in het boekjaar in de exploitatierekening zijn verantwoord voor de verspreiding van media-aanbod.

Sponsoring is het verstrekken van financiële of andere bijdragen door een onderneming of een natuurlijke persoon, die zich gewoonlijk niet bezighoudt met de vervaardiging van mediadiensten of media-aanbod, ten behoeve van de totstandkoming of aankoop van media-aanbod teneinde de verspreiding daarvan naar het algemene publiek of een deel daarvan te bevorderen of mogelijk te maken (artikel 1.1, lid 1, MW 2008).

Onder sponsoring van media-aanbod wordt niet verstaan het verstrekken van een bijdrage ten behoeve van de totstandkoming of aankoop van media-aanbod door:

  • a. overheidsinstellingen en andere instellingen die geen particuliere onderneming uitoefenen;

  • b. de publieke media-instelling die het media-aanbod waarvoor de bijdrage wordt verstrekt, verzorgt;

  • c. de (co)producent die zich gewoonlijk bezighoudt met de vervaardiging van mediadiensten of media-aanbod en geheel of gedeeltelijk is belast met de productie van het media-aanbod waarvoor de bijdrage wordt verstrekt.3

Zoals toegelicht in paragraaf 3.1.2. dient dit overzicht ook ingevuld te worden voor de in de voorraad opgenomen nog niet verspreide media-aanbod. Als laatste wordt het overzicht ook ingevuld voor die bijdragen voor verspreid media-aanbod die toch direct door een buitenproducent zijn ontvangen en niet door de publieke media-instelling die het media-aanbod heeft verspreid.

Sponsorbijdragen en andere bijdragen van derden dienen direct met de publieke media-instelling verrekend te worden, zodat deze bijdragen als inkomsten in de jaarrekening van de publieke media-instelling worden verantwoord. Het in mindering brengen van deze bijdragen op de kosten van verzorging van media-aanbod is niet toegestaan. Als bijdragen voor verspreid media-aanbod toch direct zijn uitbetaald aan de buitenproducent en niet aan de publieke media-instelling die het media-aanbod heeft verspreid, dan blijft de publieke media-instelling verantwoordelijk voor melding van deze bijdragen.

3.3 Toelichting op de nevenactiviteiten per cluster

Zoals toegelicht in paragraaf 2.2.1, dient dit overzicht (Model VI) te worden ingevuld voor ieder cluster van nevenactiviteiten (conform de beleidsbrieven clusterindeling nevenactiviteiten van het Commissariaat voor de Media).Voor programmabladen en deelnemingen geldt de verplichting een exploitatie per individuele ‘activiteit’ (programmablad, deelneming) aan te leveren.

De toegerekende opbrengsten en kosten volgens de ontkoppeling van abonnements- en lidmaatschapsgelden dienen in de toelichting separaat zichtbaar te worden gemaakt. Dit betreft de overheveling van de lidmaatschapsgelden begrepen in de abonnementsprijs en eventueel kosten van het programmablad naar de vereniging. De regeling van de ontkoppeling is opgenomen op de website van het Commissariaat voor de Media.

3.4 Accountantsverslag

Bij de Additionele informatie wordt een kopie meegestuurd van het accountantsverslag van de jaarrekening van de publieke media-instelling. In het verslag informeert de accountant het bestuur over de bijzonderheden en risico’s die zij in het boekjaar hebben geconstateerd.

MODEL I BALANS
 

Boekjaar

Voorgaand boekjaar

 

Boekjaar

Voorgaand boekjaar

Vaste activa

   

Eigen vermogen

   

Immateriële vaste activa

   

Algemene reserve

   

Kosten van onderzoek en ontwikkeling

   

Herwaarderingsreserve

   

Concessies en vergunningen

   

Reserve voor media-aanbod

   

Overige immateriële vaste activa

   

Overige reserves

   
           

Materiële vaste activa

   

Voorzieningen

   

Bedrijfsgebouwen en -terreinen

   

Voor pensioenen

   

Inventaris en inrichting

   

Voor belastingen

   

Andere vaste bedrijfsmiddelen

   

Overige

   

Vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering

         

Niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar

   

Langlopende schulden

   
     

Obligaties en onderhandse leningen

   

Financiële vaste activa

   

Schulden aan kredietinstellingen

   

Deelnemingen

   

Schulden aan leveranciers

   

Vordering op deelnemingen

   

Schulden aan deelnemingen

   

Overige effecten

   

Belastingen en premies sociale

verzekeringen

   
     

Schulden inzake pensioenen

   

Vlottende activa

   

Overige schulden

   

Onderhanden werken en gereed product m.b.t. media-aanbod

   

Overlopende passiva

   

Overige voorraden

         

Vooruitbetaald op voorraden

   

Kortlopende schulden

   
     

Obligaties en onderhandse leningen

   

Vorderingen

   

Schulden aan kredietinstellingen

   

Handelsdebiteuren

   

Schulden aan leveranciers

   

Deelnemingen

   

Schulden aan deelnemingen

   

Belastingen en premies sociale verzekeringen

   

Belastingen en premies sociale verzekeringen

   

Overige vorderingen

   

Schulden inzake pensioenen

   

Overlopende activa

   

Overige schulden

   

Effecten

   

Overlopende passiva

   

Liquide middelen

         
           

Totaal

   

Totaal

   
MODEL II KASSTROOMOVERZICHT
 

Boekjaar

Voorgaand boekjaar

I Kasstroom uit operationele activiteiten

   

Exploitatieresultaat

   
     

Aanpassen voor:

   

Afschrijvingen vaste activa

   

Mutatie voorzieningen

   

Bruto kasstroom uit operationele activiteiten

   
     

Mutatie voorraden

   

Mutatie vorderingen

   

Mutatie kortlopende schulden

   

Netto kasstroom uit operationele activiteiten

   
     

II Kasstroom uit investeringsactiviteiten

   

Investeringen in (im)materiële vaste activa

   

Desinvesteringen in (im)materiële vaste activa

   

Investeringen in financiële vaste activa

   

Desinvesteringen financiële vaste activa

   

Kasstroom uit investeringsactiviteiten

   
     

III Kasstroom uit financieringsactiviteiten

   

Ontvangsten uit langlopende schulden

   

Aflossing van langlopende schulden

   

Kasstroom uit financieringsactiviteiten

   
     

Mutatie liquide middelen I – II + III

   
     

Liquide middelen einde boekjaar

   

Liquide middelen begin boekjaar

   

Mutatie liquide middelen

   
MODEL III EXPLOITATIEREKENING VOLGENS CATEGORIALE INDELING
 

Boekjaar

Voorgaand boekjaar

Begroting1

Afwijking boekjaar – begroting

In % van begroting

Baten

       

1. Media-aanbod

       

2. Programmagebonden eigen bijdragen

       

3. Opbrengst programmabladen

       

4. Opbrengst overige nevenactiviteiten

       

5. Opbrengst Verenigingsactiviteiten

       

6. Overige bedrijfsopbrengsten

       
         

7. Som der bedrijfsopbrengsten

       
         

Lasten

       

8. Lonen en salarissen

       

9. Sociale lasten

       

10. Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa

       

11. Bijzondere waardevermindering van vlottende activa

       

12. Directe productiekosten

       

13. Overige bedrijfslasten

       
         

15. Som der bedrijfslasten

       
         

16. Bedrijfsresultaat

       
         

17. Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren

       

18. Rentebaten en inkomsten uit beleggingen

       

19. Waardeverandering van vorderingen die tot de vaste activa behoren

       

20. Waardeverandering van beleggingen resp. effecten

       

21. Rentelasten en soortgelijke kosten (-/-)

       
         

22. Som der financiële baten en lasten

       
         

25. Saldo uit gewone bedrijfsuitoefening

       

26. Over te dragen reserve voor media-aanbod

       

27. Exploitatieresultaat na overdracht

       
         

28. FTE gemiddeld

       

29. FTE ultimo2

       
X Noot
1

Zoals bedoeld in artikelen 2.147,2.148 en 2.160 t/m 2.162 MW 2008; voor de Ster de begroting zoals bedoeld in de statuten, artikel 14, 2e lid. Opnemen van de begroting geldt niet voor de individuele landelijke publieke media-instellingen, maar alleen voor de landelijke publieke omroep als geheel, Ster en Wereldomroep.

X Noot
2

Opgave van de feitelijk aanwezige bezetting (exclusief vacatures), voorzover in dienst van de publieke media-instelling.

MODEL IV TOELICHTING OP EXPLOITATIEREKENING VOLGENS CATEGORIALE INDELING
 

Radio

TV

OMA

Nevenactiviteiten

Verenigingsactiviteiten

Indirect

Totaal

Baten

             

1. Media-aanbod

             

2. Programmagebonden eigen bijdragen

             

3. Opbrengst programmabladen

             

4. Opbrengst overige nevenactiviteiten

             

5. Opbrengst Verenigingsactiviteiten

             

6. Overige bedrijfsopbrengsten

             

7. Som der bedrijfsopbrengsten

             
               

Lasten

             

8. Lonen en salarissen

             

9. Sociale lasten

             

10. Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa

             

11. Bijzondere waardevermindering van vlottende activa

             

12. Directe productiekosten

             

13. Overige bedrijfslasten

             

14. Toerekening indirecte kosten

             

15. Som der bedrijfslasten

             
               

16. Bedrijfsresultaat

             
               

17. Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren

             

18. Rentebaten en inkomsten uit beleggingen

             

19. Waardeverandering van vorderingen die tot de vaste activa behoren

             

20. Waardeverandering van beleggingen resp. effecten

             

21. Rentelasten en soortgelijke kosten (-/-)

             
               

22. Som der financiële baten en lasten

             
               

23. Exploitatieresultaat voor toerekeningen Eigen Bijdragen

             

24. Toerekening resultaat niet-prog.gebonden EB

             

25. Saldo uit gewone bedrijfsuitoefening

             
               

26. Over te dragen reserve voor media-aanbod

             

27. Exploitatieresultaat na overdracht

             

28. FTE gemiddeld

             

29. FTE ultimo1

             
X Noot
1

Opgave van de feitelijk aanwezige bezetting (exclusief vacatures), voorzover in dienst van de publieke media-instelling.

MODEL V SPECIFICATIE BIJ EXPLOITATIEREKENING (MODEL IV en V) VOLGENS DE CATEGORIALE INDELING4

BATEN

     

Toelichting

Media-aanbod

1.1

Vergoedingen OCW/raad van bestuur Stichting Nederlandse Publieke Omroep

 

Inclusief overige wettelijke bijdragen

Programmagebonden eigen bijdragen

2.1

Bijdragen Stimuleringsfonds

   
 

2.2

Bijdragen CoBO

   
 

2.3

 

CoBO-fonds

reguliere CoBO-bijdragen

 

2.4

 

Filmfonds CoBO

filmfonds via CoBO

 

2.5

Bijdragen coproducenten

   
 

2.6

Sponsorbijdragen

 

zie artikelen 2.113,2.114 eerste en tweede lid MW 2008

 

2.7

Bijdragen overige derden

 

zie artikelen 2.113,2.114 tweede lid MW 2008

 

2.8

Overige programmaopbrengsten

 

zoals opbrengst kaartverkoop, aan derden doorberekende salarissen e.d. buiten de publieke media-instelling

 

2.9

Opbrengsten gebruiksrechten

 

zoals abonnementen, sms opbrengsten e.d.

 

2.10

Reclameopbrengsten

   

Opbrengst Programmabladen

3.1

Opbrengst abonnementsgelden

 

na aftrek verschuldigde BTW en voorziening voor non-betaling e.d.

 

3.2

Opbrengst losse verkoop

 

na aftrek retouren

 

3.3

Opbrengst advertenties

   

Opbrengst overige nevenactiviteiten

4.1

Opbrengst verkoop geluidsdragers e.d.

 

al dan niet via derden

 

4.2

Opbrengst uitzendrechten/formats

Nevenactiviteiten

 

Exclusief aan publieke media-instelling (welke worden verrekend met de kosten)

 

4.3

Opbrengst verhuurde panden

   
 

4.4

Aan derden doorberekende salarissen e.d.

 

excl. radio, televisie en overig media-aanbod; Exclusief aan publieke media-instelling ((welke worden verrekend met de kosten)

 

4.5

Overige nevenactiviteiten

   

Opbrengst vereniging (-sactiviteiten)

5.1

Contributies leden

   
 

5.2

Opbrengst ledenbladen

 

zijnde niet-programmabladen

 

5.3

Overige opbrengsten ten bate

van de vereniging

 

dotaties, legaten

Overige bedrijfsopbrengsten

6

Overige bedrijfsopbrengsten NPO

   

Totale Baten Σ 1 t/m 6

LASTEN

     

Toelichting

Lonen en salarissen

8.1

Salarissen CAO personeel

   
 

8.2

Vakantiegeld (idem)

   
 

8.3

Decemberuitkering (idem)

   
 

8.4

Overwerk 100 en 150% (idem)

   
 

8.5

NRD vergoeding (idem)

   
 

8.6

Doorberekende lonen en salarissen

 

alleen aan publieke media-instelling

 

8.7

Dotatie reorganisatievoorziening

   
 

8.8

Mutatie verplichtingen openstaande vakantie-uren

   
 

8.9

Reiskosten woon-werk verkeer

 

indien vaste vergoeding;

opslag % over 7.1 t/m 7.6.

 

8.10

WAO uitkeringen

   
 

8.11

Overlijdensuitkeringen

   
 

8.12

Gratificaties/Jubileumuitkeringen

   

Sociale lasten

9.1

Pensioenlasten

 

jaarlijks vergelijken van werkelijke kosten en opslag. Het verschil naar exploitaties toerekenen o.b.v. werkelijke loonsom.

 

9.2

Werkgeversaandeel soc.verz. wetten

 

Idem

 

9.3

Bijdrage werkgever in ziektekostenverzekering

 

Idem

Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa

10.1

Afschrijving inventaris en inrichting

   
 

10.2

Afschrijving facilitaire apparatuur

   
 

10.3

Afschrijving hardware en software

   
 

10.4

Afschrijving gebouwen

   

Bijzondere waardeverminderingen vlottende activa

11.1

Afschrijvingen media-aanbod

 

alleen de niet reguliere afschrijvingen

 

11.2

Idem voorraad geluidsdragers e.d.

   
 

11.3

Idem m.b.t. programmabladen

   

Directe productiekosten

12.1

Distributiekosten

   
 

12.2

Technische productiekosten media-aanbod

   
 

12.2.1

 

ENG/EFP materiaal

 
 

12.2.2

 

Faciliteiten NOB en overigen

inclusief verrekening interne cameraploeg

 

12.2.3

 

Verbindingen

 
 

12.2.4

 

Huur van locaties

 
 

12.2.5

 

Ster: Technische diensten RTV

 
 

12.2.6

 

Ster: Data en distributiekosten RTV

 
 

12.3

Overige productiekosten media-aanbod

   
 

12.3.1

 

Honorering freelancers

 
 

12.3.2

 

Uitzendrechten

 
 

12.3.3

 

Algemene kosten freelance personeel

 
 

12.3.4

 

Overige programmakosten

waaronder begrepen de direct toerekenbare kosten 12.1 tot en met 12.3

 

12.4

Programmabladen

   
 

12.4.1

 

Druk- en verzendkosten

 
 

12.4.2

 

Artikelen, foto’s e.d.

 
 

12.4.3

 

Kosten advertentieacquisitie

 
 

12.4.4

 

Kortingen reclamebureau

 
 

12.4.5

 

Plaatsingskosten advertenties

 
 

12.4.6

 

Distributiekosten

 
 

12.4.7

 

Wervingskosten abonnees

 
 

12.5

Sales (geluidsdragers, boeken e.d.)

   
   

Ster: Research

Ster: bereiksonderzoek, ad hoc onderzoek en overig onderzoek

 
   

Ster: PR en Communicatie

Ster: marketing communicatie, corparate communicatie, interne communicatie, web en overige middelen

 
 

12.5.1

 

Directe productiekosten

 
 

12.5.2

 

Auteursrechten e.d.

 
 

12.5.3

 

Distributiekosten

 
 

12.5.4

 

Promotiekosten

 
 

12.5.5

 

Afschrijving voorraden

geen bijzondere waardeverminderingen opgenomen onder 10.2

 

12.6

Directe kosten vereniging

 

met betrekking tot het goed en democratisch functioneren van de vereniging

 

12.6.1

 

Productie- en verzendkosten betaaldocumenten

 
 

12.6.2

 

Kosten ledenadministratie

 
 

12.6.3

 

Kosten verzorging ledenvergaderingen

 
 

12.6.4

 

Kosten ledenwerving

 
 

12.6.5

 

Overige directe kosten vereniging

 
 

12.6.6

 

BPPO

 
         

Overige bedrijfslasten

13.1

Overige kosten CAO personeel

   
 

13.1.1

 

Reiskosten woon-werk verkeer

indien variabele vergoeding

 

13.1.2

 

Overige personele lasten

bijvoorbeeld kerstpakketten, kinderdagverblijf, vakbond, studiekosten, telefoon, auto, bijdrage werkgever inzake maaltijdverzorging

 

13.2

Uitbesteed werk aan bedrijven

 

uitzendbureau’s, advieskosten, bewaking, catering, schoonmaakkosten

 

13.3

Overige aan afdeling gerelateerde algemene kosten

 

vergaderkosten, porti, drukkosten, e.d.

 

13.4

Promotiekosten (inclusief in- en externe betrekkingen)

   
 

13.4.1

 

Advertenties dag- en weekbladen

 
 

13.4.2

 

Kosten onderzoek

 
 

13.5

Huisvestingskosten

 

exclusief afschrijving, bewaking, rentelasten

 

13.5.1

 

Huur

aan derden betaalde huren, geen interne (binnen publieke media-instelling) huurverrekeningen

 

13.5.2

 

Belastingen

 
 

13.5.3

 

Verzekeringen

 
 

13.5.4

 

Onderhoudskosten

 
 

13.5.5

 

Kosten interne verhuizingen

 
 

13.5.6

 

Onderhoudscontracten

 
 

13.5.7

 

Gas, energie en water

 
 

13.5.8

 

Onderhoud tuinen

 
 

13.5.9

 

Vuilafvoer

 
 

13.6

Overige kosten

   
 

13.6.1

 

Lidmaatschappen branche organisaties

 
 

13.6.2

 

Kosten betalingsverkeer

 
 

13.6.3

 

Overige kosten

 

Toerekening indirecte kosten

14

   

Toerekening aan neven- en verenigingsactiviteiten, voor 2.42 omroepen wel toerekening aan platforms

Totale lasten Σ 8 t/m 14

       

Toelichting

Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren

17.1

Opbrengst deelnemingen

   

Rentebaten en inkomsten uit beleggingen

18.1

Renteopbrengsten op liquiditeiten

 

eliminatie interne renteverrekeningen

 

18.2

Resultaat op beleggingen

 

inclusief gerealiseerde boekwinsten en ongerealiseerde koerswinsten

Waardeverandering op vorderingen die tot de vaste activa behoren

19.1

Afwaardering deelnemingen

   

Waardeverandering van beleggingen respectievelijk effecten

20

   

indien ultimo boekjaar de boekwaarde respectievelijk de marktwaarde lager is dan de verkrijgingsprijs

Rentelasten en soortgelijke kosten

21

   

elimineren interne renteverrekeningen

Toerekening resultaat niet-prog.gebonden EB

24

   

Toerekening aan media-aanbod

Saldo uit gewone bedrijfsuitoefening Σ 1 t/m 6 en 8 t/m 14 en 17 t/m 24

       

Toelichting

Over te dragen reserve media-aanbod

26

     

Exploitatiesaldo Σ 1 t/m 6 en 8 t/m 14 en 17 t/m 24 en 26

MODEL VI TOELICHTING OP NEVENACTIVITEITEN PER CLUSTER5
 

Cluster 1

Cluster 2

Cluster ..

Cluster 13

Totaal

Baten

         

2. Programmagebonden eigen bijdragen

         

3. Opbrengst programmabladen

         

4. Opbrengst overige nevenactiviteiten

         

6. Overige bedrijfsopbrengsten

         

7. Som der bedrijfsopbrengsten

         
           

Lasten

         

8. Lonen en salarissen

         

9. Sociale lasten

         

10. Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa

         

11. Bijzondere waardevermindering van vlottende activa

         

12. Directe productiekosten

         

13. Overige bedrijfslasten

         
           

14. Toerekening indirecte kosten

         

15. Som der bedrijfslasten

         
           

16. Bedrijfsresultaat

         
           

17. Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren

         

18. Rentebaten en inkomsten uit beleggingen

         

19. Waardeverandering van vorderingen die tot de vaste activa behoren

         

20. Waardeverandering van beleggingen resp. effecten

         

21. Rentelasten en soortgelijke kosten (-/-)

         
           

22. Som der financiële baten en lasten

         
           

23. Exploitatieresultaat voor toerekeningen Eigen Bijdragen

         
MODEL VII SPONSORBIJDRAGEN EN BIJDRAGEN VAN DERDEN6
         

specificatie bijdragen derden in €

Titel Media-aanbod

Aantal afleveringen

naam organisatie

totale bijdrage in €

commerciële sponsoring

CoBO-fonds

Stimuleringsfonds

overige derden

               
               
               
               
               
               
               

Aansluiting exploitatierekening----->>>>

0

0

0

0

0

               
               
               
               
               
               
               

Aansluiting ‘vermindering van voorraad’ in balans ----->>>>

0

0

0

0

0

               
               
               
               
               
               

Totaal ontvangen bijdragen derden door buitenproducent---->>>>

0

0

0

0

0

Verklaring kolommen

 

Media-aanbodtitel

De naam van het media-aanbod waarvoor een bijdrage van een sponsor of een derde is ontvangen.

Aantal afleveringen

Het aantal afleveringen van het media-aanbod waarop de bijdrage betrekking heeft.

Naam organisatie

De naam van de organisatie of instelling die een bijdrage heeft verstrekt.

Totale bijdrage in €

De financiële bijdragen die zijn ontvangen ten behoeve van media-aanbod. Dit betreft bijdragen van particulieren , ondernemingen, overheidsinstellingen, instellingen zoals genoemd in artikel 1.1, tweede lid MW 2008, overige organisaties.

 

Alle bijdragen die in de exploitatierekening zijn verantwoord worden vermeld. Het totaal sluit aan met de exploitatierekening.

 

Indien meerdere organisaties bijdragen hebben verstrekt voor één bepaald media-aanbod worden zij apart genoemd.

CoBO-fonds, Stimuleringsfonds

De bijdrage nogmaals invullen indien afkomstig van één van deze fondsen.

Commerciële sponsoring

De bijdrage nogmaals invullen indien afkomstig van een particuliere onderneming.

Overige derden

De bijdrage nogmaals invullen indien afkomstig van een overheidsinstelling, een instelling zoals genoemd in artikel 1.1, tweede lid MW 2008 of een overige organisatie of instelling hier niet eerder genoemd.

Bijlage 1 bij het Handboek Financiële Verantwoording
Controleprotocol Publieke Media-Instellingen
1. Inleiding
Voor welke instellingen geldt dit controleprotocol?

Op basis van de artikelen 2.172 en 2.179 MW 2008 is dit protocol van toepassing op de omroepverenigingen, de NPS, de NOS, de NPO) Ster, de Wereldomroep, de educatieve omroepinstelling en de kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag die media-aanbod voor de landelijke publieke mediadienst verzorgen. Voor laatstgenoemden geldt dit alleen voor zover het de activiteiten en financiën betreft die betrekking hebben op het verzorgen van programma’s en daaraan gerelateerd ander media-aanbod.

Doel

De op basis van de artikelen 2.149 t/m 2.159 MW 2008 door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) ter beschikking gestelde budgetten worden via het Commissariaat voor de Media (het Commissariaat) verstrekt aan de raad van bestuur van de NPO die deze gelden ter beschikking stelt aan de publieke media-instelling. De op basis van de artikelen 2.160 t/m 2.165 MW 2008 aan de Wereldomroep ter beschikking gestelde budgetten worden door het Commissariaat aan de Wereldomroep verstrekt. De Ster wordt op grond van artikel 2.105, derde lid, bekostigd door vermindering van de Ster-opbrengsten met de door de minister van OCW goedgekeurde uitgaven. Namens de Minister van OCW verwacht de publieke media-instelling van de instellingsaccountant een verklaring van getrouwheid en van rechtmatigheid bij de jaarrekening van de publieke media-instelling evenals een verklaring van getrouwheid bij de Additionele informatie. Het controleprotocol is bedoeld om de verwachtingen van OCW vast te leggen ten aanzien van deze verklaringen. Deze verklaringen zijn mede de basis voor het oordeel van de departementale accountant bij de departementale jaarrekening.

Wettelijk kader

De landelijke publieke media-instellingen, Ster en de Wereldomroep leggen op grond van artikel 2.171, eerste t/m derde lid MW 2008, financiële rekening en verantwoording af aan het Commissariaat over de financiële rechtmatigheid van de uitgaven. Krachtens artikel 2.172, derde lid, MW 2008 zijn nadere regels gesteld voor de inrichting van de jaarrekening. Deze regels zijn opgenomen in het Handboek Financiële Verantwoording landelijke publieke media-instellingen, Wereldomroep en Ster 2011 (Handboek). Voor het rechtmatigheidoordeel controleert de instellingsaccountant de naleving van:

  • de artikelen van de MW 2008 die zijn vermeld in dit controleprotocol,

  • het Handboek en

  • de aanwijzingen van het Commissariaat.

Het object van controle is de verantwoording van de publieke media-instelling. De verantwoording bestaat uit de jaarrekening (inclusief jaarverslag volgens artikel 2:391 BW) en de Additionele informatie. Bij de controle van de jaarrekening en de Additionele informatie stelt de instellingsaccountant de getrouwheid daarvan vast. Hieronder worden mede verstaan de toedeling van de kosten naar radio- en televisieprogramma’s, overig media-aanbod, nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten en naar categorie (direct – indirect).

De controle van de jaarrekening is tevens gericht op de financiële rechtmatigheid van de bestedingen en inkomsten. Op grond van zijn controlewerkzaamheden dient de instellingsaccountant een getrouwheids- en rechtmatigheidsoordeel, zoals opgenomen in de Controleverklaring (Model A) af te geven bij de jaarrekening en een getrouwheidsoordeel bij de Additionele informatie (Model B). De controle dient te worden uitgevoerd in overeenstemming met de Controle- en overige standaarden (COS) zoals uitgegeven door het Koninklijk NIVRA en de aanwijzingen zoals opgenomen in dit controleprotocol.

De controle bij de Additionele informatie dient het mogelijk te maken een accountantsoordeel af te geven op de volgende specifieke punt:

  • de overeenstemming van de Additionele informatie met de informatie die in de (gepubliceerde) jaarrekening is opgenomen.

Procedure

De publieke media-instellingen, m.u.v. de NPO zijn in overeenstemming met artikel 2.171, eerste t/m derde lid, MW 2008 verplicht vóór 1 mei de jaarrekening in te dienen bij het Commissariaat. Het Commissariaat stelt op grond van artikelen 2.173, 7.6 t/m 7.8 MW 2008 vóór 1 september een verantwoording op over het beheer van de mediagelden in het voorgaande boekjaar, voorzien van een getrouwheids- en rechtmatigheidsoordeel van de accountant van het Commissariaat, ten behoeve van OCW. In deze verantwoording zijn de vaststellingen opgenomen van de mediabijdragen over voorgaande jaren voor alle publieke media-instellingen, die door tussenkomst van het Commissariaat worden bekostigd.

De accountant van het Commissariaat maakt voor de bovengenoemde verantwoording gebruik van de controleverklaringen bij de jaarrekeningen van de publieke media-instellingen. Daarnaast maakt hij gebruik van de jaarlijkse toetsing door het Commissariaat van de financiële rechtmatigheid van de besteding van de mediabijdragen.

Het Commissariaat is belast met de jaarlijkse toetsing van de financiële rechtmatigheid van de besteding van mediagelden op basis van de jaarrekeningen van de publieke media-instellingen. De toetsing van de financiële rechtmatigheid geschiedt door de afdeling Financieel Toezicht van het Commissariaat. Een van de beheermaatregelen die ter beschikking staan van de afdeling Financieel Toezicht is het reviewen van de accountantscontroles bij de publieke media-instellingen. Het doel van de review is het inzicht krijgen in de kwaliteit en toereikendheid van de door de instellingsaccountants uitgevoerde werkzaamheden. De uitkomsten van deze review gebruikt de accountant van het Commissariaat voor de controle van de jaarrekening van het Commissariaat. Het Commissariaat kan de reviewtaak uitbesteden aan een registeraccountant. De reviews dienen uitgevoerd te worden op basis van een roulatiesysteem.

2. Reikwijdte accountantsonderzoek
Onderzoeksaanpak

De instellingsaccountant neemt in zijn controledossier een risicoanalyse op, waarin expliciet rekening wordt gehouden met de aandachtspunten van dit controleprotocol. Dit controledossier vormt de basis voor een review die het Commissariaat kan (laten) uitvoeren. De instellingsaccountant controleert de financiële rechtmatigheid van de besteding van de mediagelden. De op de financiële rechtmatigheid van toepassing zijnde wettelijke bepalingen uit de MW 2008 zijn onderstaand aangegeven onder financiële transacties. Van de instellingsaccountant wordt verwacht dat hij over de naleving van de bepalingen, zoals hieronder opgenomen onder financiële beheershandelingen, rapporteert in het verslag van bevindingen.

 

Financiële transacties

MW 2008:

Financiële beheershandelingen

MW 2008:

Raad van bestuur NPO

2.2, tweede lid , onderdelen i en j, juncto; 2.60; 2.2, tweede lid;

2.151,eerste en tweede lid;

2.152 t/m 2.159;

2.167, tweede lid; 2.168, tweede en derde; 2.174 en 2.176 tweede lid; 7.16, eerste lid, onderdeel b tweede en derde lid;

2.178, tweede lid

2.115 t/m 2.121

NPO, NPS, Educom, Omroepvereniging, Ster

2.24 tweede lid, onderdeel e en derde lid; 2.105, derde lid; 2.135; 2.136; 2.152, tweede lid; 2.174; 2.176; 2.177;

2.109 t/m 2.114; 2.141; 2.142; 2.150; 2.171 t/m 2.173, 2.174a; 2.178, tweede lid;

Kerkgenootschappen/ genootschappen op geestelijke grondslag (2.42)

2.133 t/m 2.135; 2.153, tweede lid; 2.174; 2.176; 2.177;

2.109 t/m 2.114; 2.141; 2.142; 2.150; 2.171 t/m 2.173;

Wereldomroep

2.164; 2.165; 2.167, derde lid; 2.175 t/m 2.177

2.81; 2.109,2.113 en 2.114;, 2.160 t/m 2.162; 2.171 t/m 2.173;

* Niet van toepassing op Stichting Etherreclame

In bepaalde gevallen is een gesubsidieerde instelling in de zin van de Europese regelgeving een aanbestedende dienst. De accountant controleert in dat geval of de instelling de richtlijnen voor Europese aanbesteding naleeft. De accountant gaat na of bij in het controlejaar aangegane verplichtingen de Europese aanbestedingsregels zijn nageleefd. De accountant weegt zijn bevindingen mee in zijn oordeel. Indien de accountantscontrole fouten aan het licht brengt die de instelling niet herstelt, vermeldt de accountant deze in het verslag van bevindingen. Hiervoor geldt een rapportagetolerantie van 0%.

Bij de jaarlijkse toetsing van de financiële rechtmatigheid van alle bestedingen en inkomsten kunnen door het Commissariaat aanwijzingen zijn gegeven. De instellingsaccountant betrekt de naleving van de aanwijzingen in zijn controle. Voor zover deze niet zijn nageleefd maakt de instellingsaccountant daarvan melding in het verslag van bevindingen. Tevens dient de instellingsaccountant eventuele fouten en onzekerheden die hieruit voortvloeien, mee te wegen bij de strekking van het getrouwheids- en rechtmatigheidsoordeel.

Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid

De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij met een betrouwbaarheid van 95% de uitspraak kan doen dat in de verantwoording geen onjuistheden en onzekerheden voorkomen met een belang dat groter is dan de voorgeschreven toleranties. Voor de strekking van de controleverklaring gelden de volgende toleranties:

 

Onjuistheden

(in de verantwoording)

Onzekerheden

(in de controle)

Beperking

Afkeuring

Beperking

Oordeelonthouding

Rechtmatigheid

       

a. Instellingen 2.42 (% van de totale lasten)

>5 en <10

=>10

>5 en <10

=>10

b. Overige instellingen (% van de totale lasten)

>1 en <3

=>3

>3 en <10

=>10

Getrouwheid

       

c. Balans (% van de balanstelling)

>5 en <10

=>10

>5 en <10

=>10

d. Exploitatierekening (% van de baten)

>2 en <5

=>5

>5 en <10

=>10

Getrouwheid van de Additionele informatie

       

e. Exploitatierekening (% van de baten)

>2 en <5

=>5

>5 en <10

=>10

Voor het omgaan met geconstateerde fouten geldt de volgende gedragslijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen fouten die wel en fouten die geen invloed kunnen hebben op de financiële rechtmatigheid van de bestedingen en inkomsten. Geconstateerde fouten die wel invloed kunnen hebben, moeten voor zover mogelijk door de instelling worden gecorrigeerd. Hierbij is het niet van belang of de tolerantiegrenzen worden overschreden. Voor het omgaan met geconstateerde fouten die geen invloed hebben op de financiële rechtmatigheid van bestedingen en inkomsten gelden de toleranties die in het schema staan. De instelling dient deze fouten te corrigeren indien de tolerantiegrens wordt overschreden. De accountant vermeldt alle fouten groter dan 0,1% van de lasten die niet zijn gecorrigeerd in het verslag van bevindingen.

Normenkader

De publieke media-instelling stelt de jaarrekening op in overeenstemming met de richtlijnen die zijn opgenomen in het Handboek. In de jaarrekening zijn tevens een aantal modellen opgenomen die behoren tot de categorie Additionele informatie.

De instellingsaccountant controleert de jaarrekening waarin, indien van toepassing, tevens opgenomen de verantwoording van de vereniging van de publieke media-instelling. De controle is gericht op het vaststellen van de getrouwheid van de jaarrekening en op de toetsing van de financiële rechtmatigheid van alle bestedingen en inkomsten. Onder financiële rechtmatigheid wordt verstaan dat alle financiële transacties van de publieke media-instelling hebben plaatsgevonden binnen de bepalingen die bij het wettelijk kader zijn weergegeven. Als een financiële transactie in strijd met het wettelijk kader heeft plaatsgevonden, dan dient de instellingsaccountant het totale bedrag van de financiële transactie als een fout in de verantwoording aan te merken. Het totaal aan financiële rechtmatigheidsfouten dient de instellingsaccountant te betrekken bij het rechtmatigheidsoordeel.

De instellingsaccountant stelt vast dat de opgave van het bedrag van de bezoldiging voor de bestuurders juist en volledig is. De verplichtingen, bedoeld in artikel 383 c van Titel 9 Boek 2 BW zijn van toepassing. Dit betekent voor publieke media-instellingen dat zij een opgave op naamsniveau moet doen van alle bestuurders en gewezen bestuurders.

De accountant stelt aan de hand van de administratie van de publieke media-instelling integraal vast of de opgave in de toelichting van de jaarrekening van de publieke media-instelling op grond van de Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT) juist en volledig is. Indien dit niet het geval is, geeft de accountant een ander dan goedkeurend getrouwheidsoordeel af en vermeldt hij de ontbrekende informatie alsnog in zijn verklaring. Voor deze post geldt een rapportagetolerantie van 0%.

In dit kader wordt verwezen naar NBA Praktijkhandreiking 1115 Aanpassing van het oordeel in de controleverklaring bij materiële tekortkomingen in de toelichting op de jaarrekening.

De accountant stelt, aan de hand van de administratie van de instelling integraal vast of de opgave aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op grond van de Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT) juist en volledig is. Indien dit niet het geval is dan neemt de accountant dit op in een verslag van bevindingen zoals vermeld in het accountantsverslag.

3. Rapportages accountantsonderzoek
Controleverklaring

De departementale accountant en het Commissariaat dienen te beschikken over een rechtmatigheidsoordeel inzake de bestedingen van de mediagelden zoals verantwoord in de jaarrekening, en een getrouwheidsoordeel inzake de jaarrekening en de Additionele informatie. De instellingsaccountant van de publieke media-instelling dient daartoe een controleverklaring inzake getrouwheid en financiële rechtmatigheid te verstrekken bij de jaarrekening en een controleverklaring inzake getrouwheid bij de Additionele informatie. De instellingsaccountant hanteert bij het opstellen van de goedkeurende controle verklaring de voorgeschreven modellen die bij dit controleprotocol zijn gevoegd (Model A voor de verklaring bij de jaarrekening en Model B voor de verklaring bij de Additionele informatie). Bij een niet-goedkeurende controleverklaring past de accountant de Modellen A en B aan overeenkomstig de betreffende voorbeeldteksten van het NIVRA. De instellingsaccountant waarmerkt7 de jaarrekening en additionele informatie.

Accountantsverslag

De instellingsaccountant stelt een verslag van bevindingen op en stuurt dit verslag aan het Commissariaat. In het verslag van bevindingen rapporteert de instellingsaccountant tenminste over de financiële beheershandelingen, het niet naleven van aanwijzingen van het Commissariaat en over niet door de instelling gecorrigeerde fouten.

Model A: Controleverklaring bij de jaarrekening van de onafhankelijke accountant

Afgegeven ten behoeve van het Commissariaat voor de Media

Aan: Opdrachtgever

Verklaring betreffende de jaarrekening

Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 20.... van ............... (naam instelling) te .......................... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per ….20…., het kasstroomoverzicht 20…. en de exploitatierekening over 20… met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.

Verantwoordelijkheid van het bestuur

Het bestuur van de instelling is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuurs- en jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording landelijke publieke media-instellingen, Wereldomroep en Ster 2011.

Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen.

Het bestuur is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van de relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 11, tweede lid van de Mediaregeling 2008. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het Controleprotocol landelijke publieke media-instellingen, Wereldomroep en Ster van de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording landelijke publieke media-instellingen, Wereldomroep en Ster 2011. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten.

Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de instelling. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de instelling gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.

Oordeel8

Naar ons oordeel* geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van ………..(naam instelling) per 20... en van het resultaat over 20.… in overeenstemming met de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording landelijke publieke media-instellingen, Wereldomroep en Ster 2011.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 20…. voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in het Controleprotocol landelijke publieke media-instellingen, Wereldomroep en Ster van de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording landelijke publieke media-instellingen, Wereldomroep en Ster 2011.

Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen

Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

Naam accountant

Model B: Controleverklaring van de onafhankelijke accountant bij de Additionele informatie

Afgegeven ten behoeve van het Commissariaat voor de Media

Aan: Opdrachtgever

Verklaring betreffende de Additionele informatie

Wij hebben de Additionele informatie bij de jaarrekening 20.... van ............... (naam instelling) te ...................... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd, bestaande uit de volgende financiële overzichten:

  • de Aanvullende toelichting bij de balans,en exploitatierekening (opgave lasten onafhankelijk product);

  • de Sponsorbijdragen en bijdragen van derden

  • de Toelichting op de nevenactiviteiten per cluster.

Verantwoordelijkheid van het bestuur

Het bestuur van de instelling is verantwoordelijk voor het opmaken van de Additionele informatie bij de jaarrekening die de daarin opgenomen informatie volledig en juist dient weer te geven, in overeenstemming met de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording landelijke publieke media-instellingen, Wereldomroep en Ster 2011. Het bestuur is verder verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de Additionele informatie mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de Additionele informatie op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het Controleprotocol landelijke publieke media-instellingen, Wereldomroep en Ster van de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording landelijke publieke media-instellingen, Wereldomroep en Ster 2011. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de Additionele informatie geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de Additionele informatie. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de Additionele informatie een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten.

Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de Additionele informatie en voor het volledig en juist weergeven van de Additionele informatie bij de jaarrekening, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de instelling.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.

Oordeel

Naar ons oordeel is de financiële informatie in de Additionele informatie bij de jaarrekening 20.... in alle van materieel belang zijnde aspecten volledig en juist weergegeven in overeenstemming met de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording landelijke publieke media-instellingen, Wereldomroep en Ster 2011.

Voorts zijn wij van oordeel dat de financiële informatie in de Additionele informatie verenigbaar is met de financiële informatie die in de (gepubliceerde) jaarrekening is opgenomen..

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

Naam accountant

TOELICHTING

In artikel 2.172, derde lid, van de Mediawet 2008 is bepaald dat bij ministeriële regeling modellen en voorschriften kunnen worden vastgesteld over de inhoud en inrichting van de jaarrekening van omroepverenigingen, de NPS, de NOS, de NPO, de Ster, de kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag die media-aanbod voor de landelijke publieke mediadienst verzorgen, alsmede de Wereldomroep. Met deze regeling wordt hiervoor een nieuw handboek vastgesteld.

Het Handboek is aangepast om de transparantie van de financiële verantwoording te verbeteren en de uniformiteit van de administratie te bevorderen. Daarvoor zijn de twee exploitatiemodellen (één voor de Jaarrekening en één voor de Additionele informatie) samengevoegd tot één exploitatiemodel in de Jaarrekening. Verder is de toelichting op deze exploitatierekening uitgebreider en is de grondslag voor de waardering van de voorraden aangepast. Bovendien zijn er nieuwe regels opgenomen over de waardering van immateriële vaste activa en de verantwoording in het kader van het Beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep.

In de Additionele informatie wordt een nieuw model gegeven voor de toelichting op ieder cluster nevenactiviteit. Ook is de Additionele informatie uitgebreid met de opgave van de lasten die samenhangen met de onafhankelijke productie.

Het controleprotocol is naar aanleiding van de wijzigingen op onderdelen aangepast. Ook de nieuwe modellen voor controleverklaringen zoals voorgeschreven door het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants zijn een aanleiding om het controleprotocol te actualiseren.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.


X Noot
1

Dit geldt niet voor Ster.

X Noot
2

Buiten beschouwing wordt gelaten: programma-aanbod dat betrekking heeft op nieuws, sport en spel. Zie artikel 2.115 tot en met 2.121 van de MW 2008.

X Noot
3

Bron: artikel 5 BSPO (beleidslijn sponsoring publieke omroep van het CvdM, beleidsbrieven clusterindeling nevenactiviteiten 15/09/2009, 9/7/2009 en 23/12/2008, met kenmerken 18571\2009013905, 2009010013 en SBO-0075B2-yw)

X Noot
4

Uitzonderingen voor de Ster zijn bij het desbetreffende onderdeel aangegeven.

X Noot
5

Voor officiële terminologie wordt verwezen naar de Mediawet 2008 en regelgeving van het Commissariaat voor de Media. Voor programmabladen en deelnemingen dient per individuele activiteit financiële verantwoording plaats te vinden.

X Noot
6

Voor officiële terminologie wordt verwezen naar de Mediawet 2008 en regelgeving van het Commissariaat voor de Media

X Noot
7

Bij waarmerken wordt de specificatie ter identificatie gestempeld en geparafeerd door de accountant met als doel het identificeren van de stukken waarop de verklaring betrekking heeft.

X Noot
8

Indien niet wordt voldaan aan de WOPT vervalt de optie van een goedkeurend getrouwheidsoordeel, waarbij in de onderbouwing het relevante bedrag wordt meegenomen

Naar boven