Bekendmaking wijziging van de verplichtstelling tot deelneming in het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Woningcorporaties

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gezien de op 1 november 2010 ontvangen aanvraag van Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties namens FNV Bouw, CNV Vakmensen, De Unie en Aedes vereniging van Woningcorporaties, daartoe strekkende dat de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties, ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, wordt gewijzigd voor de in de aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak Woningcorporaties;

Overwegende,

dat vorengenoemde organisaties zijn te beschouwen als een vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in genoemde bedrijfstak, die naar het oordeel van de Minister een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt;

Gelet op de artikelen 10, eerste lid en 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;

Gezien het overleg met De Nederlandsche Bank;

Besluit:

  • I. Wijzigt zijn besluit van 13 juli 1960, nr. 3752, Stcrt. 1960, nr. 138 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 september 2004, nr. 03/19520, Stcrt. 2004, nr. 181) waarin werd overgegaan tot het verplichtstellen van de deelneming in de Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties. De verplichtstelling tot deelneming komt na wijziging te luiden als volgt:

    ‘Het deelnemen in de Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties is verplichtgesteld voor de werknemers in dienst van een werkgever, zulks met dien verstande dat:

    • 1. de verplichtstelling tot deelneming aanvangt per de datum van indiensttreding van de werknemer, en eindigt met ingang van de eerste dag van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt;

    • 2. van de verplichting tot deelneming zijn uitgezonderd de vakantiewerkers en vakantiehulpen die niet langer dan 10 weken per kalenderjaar werkzaam zijn.

      Wordende te dezen verstaan onder

      Werkgever:

      • a. de rechtspersoon die uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting werkzaam is, niet zijnde een overheidsinstelling, en op grond van artikel 70 van de Woningwet (stb. 1991, 439) als zodanig is toegelaten;

      • b. alle door één of meer rechtspersonen, als bedoeld onder a., (mede) gevormde instellingen waarin een of meer rechtspersonen, als bedoeld onder a., in overwegende mate de zeggenschap hebben;

      • c. alle door twee of meer rechtspersonen, als bedoeld onder a., gevormde instellingen die uitsluitend zijn belast met de gemeenschappelijke uitvoering van werkzaamheden, die behoren tot het bedrijf van een rechtspersoon bedoeld onder a.;

      • d. de rechtspersoon die zich primair tot doel heeft gesteld zo optimaal mogelijke woonvoorzieningen te realiseren voor kwetsbare groepen en/of waarvan de bedrijfsactiviteiten in hoofdzaak bestaan uit het leveren van producten en/of diensten op een of meer van de terreinen wonen, woondiensten en woonmilieus.

      Werknemer:

      Degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst is van een werkgever.’

  • II. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en heeft geen terugwerkende kracht.

's-Gravenhage, 17 januari 2011

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze:

de Directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,

M.H.M. van der Goes.

Naar boven