Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 juni 2011, nr. IVV/BBO/2011/10881, tot vaststelling van de rijksbijdrage voor het Ouderdomsfonds en van bijzondere rijksbijdragen voor het Ouderdomsfonds en voor het Nabestaandenfonds voor het jaar 2011

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 14, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;

Besluit:

Artikel 1. Rijksbijdrage Ouderdomsfonds

De rijksbijdrage, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, die ten gunste komt van het Ouderdomsfonds, bedraagt voor het jaar 2011: € 4.853.400.000.

Artikel 2. Bijzondere rijksbijdragen voor het Ouderdomsfonds en het Nabestaandenfonds

  • 1. Ter dekking van de lasten van de tegemoetkomingen, bedoeld in artikel 33b van de Algemene Ouderdomswet, en artikel 29a van de Algemene nabestaandenwet worden bijzondere rijksbijdragen vastgesteld die ten gunste komen van het Ouderdomsfonds en het Nabestaandenfonds.

  • 2. De rijksbijdragen, bedoeld in het eerste lid, bedragen voor het jaar 2011:

    • a. voor het Ouderdomsfonds: € 488.506.000;

    • b. voor het Nabestaandenfonds: € 17.433.000.

Artikel 3. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2011. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 17 juni 2011

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.G.J. Kamp.

TOELICHTING

Op grond van artikel 14, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen kunnen bij ministeriële regeling bedragen, die als rijksbijdragen ten gunste komen van het Ouderdomsfonds en het Nabestaandenfonds, worden vastgesteld. Deze regeling voorziet daarin voor het jaar 2011. Het betreft een algemene rijksbijdrage voor het Ouderdomsfonds alsmede bijzondere rijksbijdragen ter financiering van de tegemoetkomingen op grond van artikel 33b van de Algemene Ouderdomswet en artikel 29a van de Algemene nabestaandenwet. De rijksbijdragen worden verstrekt naast de uitkeringen op grond van deze wetten. Met de rijksbijdrage Ouderdomsfonds wordt jaarlijks het vermogenstekort in het Ouderdomsfonds gefinancierd vanuit de algemene middelen.

De bijzondere rijksbijdragen, die ten gunste komen van het Ouderdomsfonds en het Nabestaandenfonds, zijn bestemd voor de dekking van de lasten van de te betalen tegemoetkomingen. Overigens heeft de bijzondere rijksbijdrage ten gunste van het Ouderdomsfonds betrekking op de maanden januari tot en met mei 2011. Met ingang van 1 juni 2011 is de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen (Wet MKOB) in werking getreden. De tegemoetkomingen op grond van artikel 33b van de Algemene Ouderdomswet zijn hierdoor komen te vervallen. Dit geldt tevens voor de rijksbijdrage.

Deze regeling heeft slechts betrekking op de rijksbijdragen, die worden vastgesteld voor het jaar 2011, zodat de regeling vervalt met ingang van 1 januari 2012.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.G.J. Kamp.

Naar boven