Besluit van de Minister voor Immigratie en Asiel van 10 juni 2011, nr. WBV 2011/7, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister voor Immigratie en Asiel,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf B1/7.1.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.1.1 De duur van het ononderbroken verblijf in Nederland

Op grond van artikel 21, eerste lid, onder a, Vw kan de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 Vw worden afgewezen indien de vreemdeling niet gedurende vijf jaren ononderbroken en direct voorafgaande aan de aanvraag rechtmatig verblijf heeft gehad als bedoeld in artikel 8 Vw. Richtlijn 2003/109 laat niet toe dat uitzonderingen worden gemaakt op de duur van het rechtmatig verblijf. Wel mogen de lidstaten uitzonderingen maken op de voorwaarde dat het rechtmatig verblijf ononderbroken moet zijn.

Terugkeeroptie

Op grond van artikel 3.92, eerste lid, Vb wordt de aanvraag niet af gewezen, om reden dat het rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8 Vw niet vijf jaar aaneengesloten is geweest, indien de aanvraag is ingediend door een meerderjarige die zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft verplaatst en:

  • die tussen het vierde en negentiende levensjaar tien jaren rechtmatig in Nederland heeft verbleven als bedoeld in artikel 8, onder a, b dan wel l, Vw en wiens aanvraag is ontvangen voor het drieëntwintigste levensjaar; of

  • die voor het negentiende levensjaar vijf jaar rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a, b dan wel l, Vw en voor wie Nederland het meest aangewezen land is.

Houder van een Europese blauwe kaart

Op grond van artikel 3.92, derde lid, sub c en d, Vb, wordt de aanvraag van de houder van een Europese blauwe kaart niet afgewezen als deze houder:

  • vijf jaar legaal en ononderbroken op het grondgebied van de Europese Unie verblijft als houder van een Europese blauwe kaart;

  • onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van de aanvraag ten minste achttien achtereenvolgende maanden als houder van een Europese blauwe kaart in een andere staat die partij is bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; en

  • ten minste twee achtereenvolgende jaren direct voorafgaande aan de aanvraag als houder van een door Onze Minister afgegeven Europese blauwe kaart in Nederland heeft verbleven.

B

Paragraaf B1/7.1.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.1.3 Afwezigheid van het grondgebied

Ononderbroken verblijf

Op grond van artikel 21, eerste lid, onder c, Vw kan de aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 Vw, worden afgewezen, indien de vreemdeling in de periode, bedoeld in artikel 21, eerste lid, onder a, Vw zes of meer achtereenvolgende maanden of in totaal tien of meer maanden buiten Nederland heeft verbleven.

Het verblijf in Nederland dient in beginsel ononderbroken te zijn. De aanvraag wordt echter niet in alle gevallen afgewezen waarin de verblijfsduur niet aaneensluitend is. Zo is een onderbreking van het verblijf in Nederland door verblijf buiten Nederland gedurende maximaal zes maanden achtereenvolgend, of maximaal tien maanden in de gehele periode van vijf jaar, onvoldoende om de aanvraag af te wijzen. Deze perioden tellen echter niet mee voor de berekening van de totale verblijfsduur van vijf jaren.

Uitzonderingen

De aanvraag wordt niet vanwege overschrijding van de bovengenoemde termijn van onderbreking van het verblijf afgewezen indien deze is ingediend door:

  • een meerderjarige vreemdeling die tussen het vierde en het negentiende levensjaar tien jaren rechtmatig in Nederland heeft verbleven als bedoeld in artikel 8, onder a, b dan wel l, Vw, en wiens aanvraag is ontvangen voor het drieëntwintigste levensjaar (zie artikel 3.92, eerste lid, onder a1, Vb en B4/5.1);

  • een meerderjarige vreemdeling die voor het negentiende levensjaar vijf jaren rechtmatig in Nederland heeft verbleven als bedoeld in artikel 8, onder a, b, dan wel l, Vw, en voor wie Nederland naar het oordeel van de Minister het meest aangewezen land is (zie artikel 3.92, eerste lid, onder a2, Vb en B4/5.1);

  • een vreemdeling die weliswaar langer dan zes of tien maanden buiten Nederland heeft verbleven, maar daarbij niet het hoofdverblijf heeft verplaatst (zie artikel 3.92, eerste lid, onder b, Vb);

  • een vreemdeling die als houder van een Europese blauwe kaart:

    • niet langer twaalf achtereenvolgende maanden buiten Nederland heeft verbleven; of

    • in totaal niet langer dan achttien maanden buiten Nederland heeft verbleven (zie artikel 3.92, derde lid, onder c, Vb).

Deze uitzondering geldt ook als de houder van een Europese blauwe kaart geen gebruik heeft gemaakt van zijn intra-communautaire mobiliteit, maar als houder van een Europese blauwe kaart in het land van herkomst of derde land heeft verbleven (zie artikel 3.92, derde lid, onder d, Vb).

Het gedeelte van het verblijf buiten Nederland dat tien maanden in totaal, of bij aaneengesloten verblijf buiten Nederland het tijdvak van zes maanden, te boven gaat wordt buiten beschouwing gelaten bij de berekening van het tijdvak van vijf jaar (artikel 3.92, zevende lid, Vb).

Verplaatsing hoofdverblijf

De beoordeling of de vreemdeling zijn hoofdverblijf heeft verplaatst vindt plaats aan de hand van de feiten en omstandigheden van het concrete geval waarbij met de wil van de vreemdeling slechts rekening wordt gehouden voor zover die blijkt uit diens gedragingen.

Vestiging van het hoofdverblijf buiten Nederland wordt niet aangenomen op de enkele grond dat de vreemdeling:

  • a. Nederland heeft verlaten voor de vervulling van de militaire dienstplicht en binnen zes maanden na beëindiging van de dienstplicht naar Nederland is teruggekeerd; of

  • b. buiten Nederland is gedetineerd en binnen zes maanden na beëindiging van de detentie naar Nederland is teruggekeerd.

Daarnaast geldt als beleidsregel dat een vreemdeling niet geacht wordt zijn hoofdverblijf buiten Nederland te hebben gevestigd:

  • a. indien hij beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid die geheel of gedeeltelijk buiten Nederland plaatsvindt; of

  • b. indien en zo lang hij feitelijk de echtgenoot/partner is van een ambtenaar, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 8, derde of vierde lid, van het reglement van dienst BuZa die uitgezonden is (geweest) naar een Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland.

Bij de beoordeling van de vraag of de vreemdeling het hoofdverblijf heeft verplaatst, wordt rekening gehouden met de situatie van vrouwen en hun eventuele kinderen, die tegen hun wil en zonder identiteits- en verblijfsdocumenten in het land van herkomst zijn achtergelaten. Omdat de omstandigheden van deze vrouwen sterk uiteenlopen, geldt dat als de achtergelaten vrouw zich zonder dralen tot de Nederlandse overheid (gemeente, ambassade, consulaat, IND of Vreemdelingenpolitie) heeft gewend om naar Nederland te kunnen terugkeren, verplaatsing van het hoofdverblijf niet wordt aangenomen. Wat ‘zonder dralen’ is, wordt van geval tot geval bezien; hierbij wordt rekening gehouden met de moeilijkheden die de positie van de achtergelaten vrouw met zich mee heeft gebracht.

Als een beroep wordt gedaan op achterlating, kan van de vreemdelinge worden gevergd om de omstandigheden waar een beroep op wordt gedaan met ter zake relevante gegevens en bescheiden te onderbouwen. Indien het beroep op achterlating niet of niet afdoende met terzake relevante gegevens en bescheiden is onderbouwd bij het indienen van de aanvraag om voortzetting van verblijf, stelt de IND de vreemdelinge in de gelegenheid dit gebrek te herstellen. In beginsel wordt hiertoe een termijn van vier weken gegund.

Zie ten aanzien van achtergelaten vrouwen tevens B1/5.1, B1/5.3.2 en B16/7.

Aangezien het merendeel van de achtergelaten vreemdelingen vrouw is, wordt in de voorgaande passage gerept van achtergelaten vrouwen. Vanzelfsprekend kunnen ook mannen en minderjarigen een beroep doen op de omstandigheid dat zij zijn achtergelaten.

De aanvraag wordt niet afgewezen wegens verplaatsing van het hoofdverblijf buiten Nederland, indien de aanvraag is ingediend door de vreemdeling die in aanmerking komt voor verblijf op grond van de in artikel 3.92 Vb geregelde terugkeeropties (zie artikel 3.92 en 4.52 Vb).

De politie zendt het verblijfsdocument voorzien van een begeleidend schrijven, waarin de reden van inname alsmede ten minste het adres van de vreemdeling in het buitenland staan vermeld, naar het Bureau Documenten van de IND.

Beroepsmatige detachering

Indien sprake is van beroepsmatige detachering (ook in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening) in een andere EU-lidstaat, telt het verblijf buiten Nederland wel mee bij de berekening van de duur van het rechtmatig verblijf voor de toekenning van de status van langdurig ingezetene (zie artikel 3.92, derde lid, onder a, Vb).

Herverkrijging van de status van EG-langdurig ingezetene na afwezigheid

De EG-status als langdurig ingezetene kan na intrekking in sommige gevallen worden herkregen. Herverkrijging is mogelijk indien de vreemdeling, die als langdurig ingezetene houder is geweest van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 Vw (zie artikel 3.92, derde lid, onder b, Vb):

  • na verblijf voor studie of beroepsopleiding in een andere lidstaat, zijn aanvraag om herverkrijging binnen zes maanden na beëindiging van die studie of opleiding, dan wel de verblijfstitel in die staat, heeft ingediend;

  • na verblijf buiten de Gemeenschap gedurende een aaneengesloten periode van ten minste twaalf maanden, de aanvraag binnen twaalf maanden na het onherroepelijk worden van het verlies indient; of

  • na verkrijging van de EG-verblijfsvergunning als langdurig ingezetene in een andere lidstaat, binnen twaalf maanden na het verlies van de Nederlandse status een aanvraag indient.

C

Paragraaf B1/8.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

8.1 Afwezigheid van het grondgebied

Ingevolge artikel 22, eerste lid, onder a, Vw kan de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd worden ingetrokken of gewijzigd indien de vreemdeling een aaneengesloten periode van 12 maanden of langer buiten het grondgebied van de staten die partij zijn bij het EG-Verdrag, dan wel zes jaar of langer buiten Nederland heeft verbleven.

Specifieke of uitzonderlijke redenen van afwezigheid

De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd wordt niet ingetrokken wegens afwezigheid van het grondgebied indien:

  • a. het hoofdverblijf niet is verplaatst (zie B1/7.1.3);

  • b. de houder van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd aantoont dat hij langer dan zes jaar voor studiedoeleinden in een of meer andere lidstaten verblijft;

  • c. er sprake is van verblijf buiten de Gemeenschap, maar nog wel binnen de EER (IJsland, Noorwegen en Liechtenstein) of Zwitserland, tenzij sprake is van een verblijf buiten Nederland van langer dan zes jaren; of

  • d. de houder van de verblijfsvergunning langdurig ingezetene, die voormalig houder van een Europese blauwe kaart was, en zijn gezinsleden die de status van langdurig ingezeten hebben verkregen niet langer dan 24 achtereenvolgende maanden buiten het grondgebied van de Europese Unie, het grondgebied van een andere EER-lidstaat of Zwitserland hebben verbleven (zie artikel 3.95, eerste lid, onder d, Vb).

Ad b

De student kan in een andere lidstaat niet de status van langdurig ingezetene krijgen nu Richtlijn 2003/109 niet van toepassing is op houders van een verblijfsvergunning van tijdelijke aard.

D

Paragraaf B2/1.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

1.3 Bijzondere categorieën gezinsleden

Het betreft de volgende categorieën:

  • gezinsleden van vreemdelingen die werkzaam zijn op Nederlandse zeeschepen en mijnbouwinstallaties op het Nederlandse deel van het continentale plat (zie B5/4.2);

  • gezinsleden van vreemdelingen die werkzaam zijn als godsdienstleraar of geestelijk voorganger (zie B5/4.1);

  • gezinsleden van vreemdelingen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met het volgen van studie (zie B6/7);

  • gezinsleden van vreemdelingen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met medische behandeling (zie B8/9;

  • (gezinsleden van) gemeenschapsonderdanen (zie B10);

  • onderdanen van een lidstaat van de EU/EER en van de Zwitserse Bondsstaat;

  • gezinsleden van Surinaamse onderdanen (zie B11);

  • gezinsleden van diplomatieke ambtenaren en andere geprivilegieerde vreemdelingen alsmede niet geprivilegieerde NAVO-militairen of NAVO-burgerpersoneel (zie B12);

  • gezinsleden van langdurig ingezetenen (zie B17);

  • gezinsleden van een houder van een Europese blauwe kaart (zie B21).

E

Paragraaf B16/3.5 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:

3.5 Verblijf als gezinslid bij een houder van een Europese blauwe kaart

Op grond van artikel 3.51, zesde lid, onder a en b, Vb komen de gezinsleden van de houder van de Europese blauwe kaart in aanmerking voor een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met voortgezet verblijf als:

  • het gezinslid onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van de aanvraag twee jaren rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad bij de houder van de Europese blauwe kaart;

  • het gezinslid twee jaren heeft voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de verblijfsvergunning;

  • het gezinslid op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven ten minste vijf jaar legaal en onafgebroken verblijf heeft gehad op het grondgebied van een EU lidstaat;

  • het inburgeringsexamen is behaald of het gezinslid hiervan is vrijgesteld of ontheven; zie B1/4.7.2 en verder voor de uitwerking van dit vereiste; en

  • zich geen van de algemene weigeringsgronden voordoet (zie B1/4).

F

Hoofdstuk B21 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:

21 VERBLIJF ALS HOUDER VAN EEN EUROPESE BLAUWE KAART

I Inleiding

In dit hoofdstuk zijn de beleidsregels opgenomen die gelden voor vreemdelingen die in Nederland willen verblijven in het kader van Richtlijn 2009/50, onder de beperking ‘houder van een Europese blauwe kaart’. De richtlijn regelt de voorwaarden van toegang en verblijf voor langer dan drie maanden op het grondgebied van de lidstaten van derdelanders die als houder van een Europese blauwe kaart hooggekwalificeerde werkzaamheden vervullen en van hun gezinsleden.

In aanvulling op de algemene voorwaarden voor de verlening van een verblijfsvergunning (regulier) voor bepaalde tijd genoemd in B1/4, gelden voor de verlening van een verblijfsvergunning onder de beperking ‘houder van een Europese blauwe kaart’ de in dit hoofdstuk neergelegde bijzondere voorwaarden, zoals het voldoen aan het looncriterium (zie B21/3.2) en het voldoen aan de opleidingseis (zie B21/3.4).

2 Procedureel

De volgende categorieën vreemdelingen komen in aanmerking voor verblijf op grond van Richtlijn 2009/50:

  • de vreemdeling en diens gezinsleden die vanuit een derde land (van buiten de EU) een aanvraag indient; en

  • de houder van een Europese blauwe kaart en diens gezinsleden in een andere EU- lidstaat, die vanuit die lidstaat een aanvraag om een verblijfsvergunning indient.

2.1 Verzoek om advies mvv

De vreemdeling dient het verzoek om advies schriftelijk in bij de IND. Betrokkene kan dit zelf doen, of door tussenkomst van de werkgever. De vreemdeling maakt gebruik van het aanvraagformulier ‘verzoek om advies in verband met afgifte mvv houder van een Europese blauwe kaart in de zin van Richtlijn 2009/50’.

De Hoofddirecteur van de IND stelt het aanvraagformulier vast en het aanvraagformulier kan alleen elektronisch worden verkregen via de website van de IND.

De werkgever kan voor de vreemdeling, die in Nederland verblijf beoogt als houder van een Europese blauwe kaart het ingevulde en ondertekende formulier, vergezeld van de vereiste stukken, per post naar het IND-loket kennis- en arbeidsmigratie sturen. Het bepaalde in B1/1.1.1 en B1/1.1.2 is van toepassing. Als de vreemdeling, conform het bepaalde in B1/1.1.1 zonder voorafgaand verzoek om een advies van de werkgever een aanvraag om een mvv indient bij de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in zijn land van herkomst of bestendig verblijf, wordt de aanvraag ter afhandeling doorgezonden naar het IND-loket kennis- en arbeidsmigratie.

Gezinsleden

De echtgeno(o)te of (geregistreerd) partner en de minderjarige kinderen die verblijf bij de houder van een Europese blauwe kaart willen, moeten een aanvraag indienen voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor gezinsleden van de houder van een Europese blauwe kaart in de zin van Richtlijn 2009/50.

De werkgever kan een verzoek om advies met het oog op de afgifte van een mvv in het kader van gezinshereniging bij de houder van een Europese blauwe kaart ook bij het IND-loket kennis- en arbeidsmigratie indienen als:

  • de hoofdpersoon (degene bij wie de aanvrager wil verblijven) op grond van ‘houder van een Europese blauwe kaart’ verblijf in Nederland vraagt; en

  • de aanvragen gelijktijdig met die van de hoofdaanvrager worden ingediend door middel van het daartoe bestemde aanvraagformulier.

Als de gezinsleden tegelijkertijd met de hoofdpersoon een verzoek om advies indienen, moeten zij gebruik maken van het aanvraagformulier ‘verzoek om advies in verband met afgifte mvv als gezinslid bij de houder van een Europese blauwe kaart in de zin van Richtlijn 2009/50’.

Als een gezinslid niet gelijktijdig een verzoek om advies wordt indient moet hij maken van het formulier voor nareizende gezinsleden.

Ten aanzien van de beslistermijnen wordt aangesloten bij de algemene bepalingen hieromtrent als opgenomen in paragraaf B1/1.

2.2 Aanvraag om een verblijfsvergunning

Betrokkene dient de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning als houder van een Europese blauwe kaart in de zin van Richtlijn 2009/50 schriftelijk in bij de IND. Betrokkene kan dit zelf doen, of door tussenkomst van de werkgever. Betrokkene maakt gebruik van het aanvraagformulier ‘aanvraag verblijfsvergunning zonder mvv of wijziging verblijfsdoel als houder van een Europese blauwe kaart in de zin van Richtlijn 2009/50’ of ‘aanvraag verblijfsvergunning houder van een Europese blauwe kaart met mvv’.

De Hoofddirecteur van de IND stelt het aanvraagformulier vast en het aanvraagformulier kan alleen elektronisch worden verkregen van de IND (zie website).

De werkgever kan voor de vreemdeling die in Nederland wil verblijven als ‘houder van een Europese blauwe kaart’ het ingevulde en ondertekende formulier, vergezeld van de vereiste stukken, per post aan het IND-loket kennis- en arbeidsmigratie sturen.

Als de vreemdeling die in Nederland wil verblijven als ‘houder van een Europese blauwe kaart’, de aanvraag persoonlijk wil indienen bij de IND, maakt hij een afspraak via de afsprakenlijn.

Gezinsleden

Met het aanvraagformulier voor een verblijfsvergunning voor de houder van een Europese blauwe kaart kunnen de gezinsleden gelijktijdig een aanvraag voor een verblijfsvergunning indienen.

Als de gezinsleden naar Nederland reizen nadat de vreemdeling, die in Nederland wil verblijven als houder van een Europese blauwe kaart een aanvraag heeft ingediend, moeten deze gezinsleden een aanvraag indienen. Hiervoor moeten zij gebruik maken van het daartoe bestemde aanvraagformulier ter verlening van een verblijfsvergunning regulier voor nareizende gezinsleden.

De vreemdeling, die direct voorafgaande aan de indiening van de aanvraag houder was van een blauwe kaart uit een andere lidstaat, mag de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning in Nederland afwachten. De uitzetting blijft dan achterwege. Ook de leden van het reeds in de eerste lidstaat bestaande gezin – er mag dus geen sprake zijn van gezinsvorming – mogen de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning in Nederland afwachten (zie artikel 3.1b Vb).

Beslistermijn

Ingevolge richtlijn 2009/50 neemt de IND binnen een termijn van 90 dagen een beslissing op de aanvraag om een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘verblijf als houder van een Europese blauwe kaart’.

2.3 Leges

Betaling van de verschuldigde leges vindt plaats door tussenkomst van de werkgever door een machtiging tot automatische incasso. Als de werkgever dit niet bij de aanvraag doet dan vindt betaling van de verschuldigde leges plaats door een acceptgiro van het CJIB.

2.4 TBC-verklaring

Het bepaalde in B1/4.5 is van toepassing.

2.5 Sticker verblijfsaantekeningen algemeen

De werkgever neemt contact op met het Loket kennis- en arbeidsmigratie van de IND. Vervolgens moet betrokkene of de werkgever met het paspoort van de betrokkene zich melden bij dit loket. Als de vreemdeling in het bezit is van een mvv wordt op de sticker aangetekend: ‘Arbeid wel toegestaan. TWV niet vereist’. Dit geldt ook voor zijn gezinsleden. Als de vreemdeling niet over een mvv beschikt wordt de volgende arbeidsmarktaantekening geplaatst: ‘Arbeid niet toegestaan. TWV wel vereist’. Dit geldt ook voor de afhankelijke gezinsleden.

Daarna moet de vreemdeling naar de gemeente gaan waar hij woont om zich te laten inschrijven in de GBA.

2.6 In kennis stellen eerste lidstaat bij afwijzing

Als Nederland als tweede lidstaat een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet verleent, verlengt of intrekt, stelt de IND de eerste lidstaat, die de status als houder van een Europese blauwe kaart aan de vreemdeling heeft verleend, in kennis en verstrekt de IND informatie betreffende het verwijderingsbesluit. De eerste lidstaat is verplicht de vreemdeling en zijn gezinsleden terug te nemen (zie artikel 3.103a, vierde lid, Vb).

Het koppelingsbureau van de IND fungeert in dergelijke gevallen als contactpunt voor het verstrekken en ontvangen van informatie.

De toegang wordt niet geweigerd als de vreemdeling of zijn gezinsleden uit een andere staat die partij is bij het EU-Verdrag naar Nederland terugkeert als ‘houder’ of voormalig houder van een door Onze Minister afgegeven Europese blauwe kaart. Dit geldt ook als de geldigheid van de door de Nederlandse autoriteiten afgegeven verblijfsvergunning verleend onder de beperking ‘verblijf als houder van een Europese blauwe kaart’ is verstreken of de verblijfsvergunning tijdens behandeling van de aanvraag is ingetrokken (zie artikel 2.1a, tweede lid, onder a, Vb).

3 Uitsluitingen

Uitgesloten van een verblijfsvergunning onder de beperking ‘houder van een Europese blauwe kaart’ is (zie artikel 3.30b, tweede lid, Vb):

  • de vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning op asielgerelateerde gronden, of een hiervoor aanvraag heeft ingediend waar nog niet onherroepelijk op is beslist;

  • de vreemdeling die in het bezit is van verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als onderzoeker in de zin van Richtlijn 2005/71, of hiervoor een aanvraag heeft ingediend waar nog niet onherroepelijk op is beslist;

  • een gemeenschapsonderdaan;

  • een langdurig ingezeten derdelander;

  • derdelanders die in Nederland verblijven op grond van een internationale overeenkomst die de toegang en het verblijf van bepaalde categorieën natuurlijke personen in verband met handel en investeringen gemakkelijker maken;

  • seizoenarbeiders of werknemers die op grond van Richtlijn 96/71 ter beschikking zijn gesteld in Nederland met het oog op het verrichten van diensten; en

  • de vreemdeling die arbeid wil verrichten die geheel of gedeeltelijk bestaat uit het verrichten van seksuele handelingen met derden of het verlenen van seksuele diensten aan derden (artikel 3.32 Vb).

4 Voorwaarden

Op grond van artikel 3.30b Vb wordt de verblijfsvergunning verleend als:

  • de vreemdeling beschikt over een geldige arbeidsovereenkomst of een voorlopige arbeidsovereenkomst van ten minste een jaar;

  • de vreemdeling arbeid gaat verrichten waarvoor minimaal een diploma van hoger onderwijs vereist is (dus het moet gaan om hooggekwalificeerde arbeid);

  • de vreemdeling voldoet aan het looncriterium zoals vastgeteld door de Minister van SZW in artikel 1i, eerste lid, onder b, Buwav;

  • de werkgever waar de vreemdeling arbeid voor gaat verrichten in de periode van maximaal vijf jaar direct voorafgaande aan de aanvraag geen sanctie is opgelegd wegens overtreding van artikel 2 Wav, of wegens het niet of onvoldoende afdragen van loonbelasting of premies voor de werknemers- of volksverzekeringen (artikel 67d, e en f van de Algemene wet inzake de Rijksbelastingen);

  • de vreemdeling beschikt over de benodigde getuigschriften van hoger onderwijs in de zin van artikel 2, onder h, van Richtlijn 2009/50. Als het gaat om een gereglementeerd beroep dan moet er sprake zijn van erkenning van de beroepskwalificaties;

  • de vreemdeling beschikt over een geldige mvv afgegeven onder de beperking verband houdend met verblijf als houder van een Europese blauwe kaart;

  • de vreemdeling beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding; en

  • de vreemdeling geen gevaar voor de openbare orde en nationale veiligheid (zie artikel 3.77 en 3.78 Vb) vormt.

4.1 Vrijstelling mvv

De vreemdeling moet beschikken over een geldige mvv afgegeven onder een beperking verband houdend met verblijf als houder van een Europese blauwe kaart. Het mvv-vereiste geldt niet als:

  • de vreemdeling behoort tot een van de in artikel 17 Vw of artikel 3.71, tweede lid, Vb genoemde categorieën; of

  • de vreemdeling ten minste achttien maanden in een andere lidstaat verblijf heeft gehad als houder van een Europese blauwe kaart (zie artikel 3.30b, derde lid, Vb).

Het is aan de vreemdeling om bescheiden over te leggen waaruit dit blijkt. Richtlijn 2009/50 is niet bindend voor de lidstaten Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken.

4.2 Looncriterium

Het looncriterium is een bijzondere voorwaarde voor de verlening van een verblijfsvergunning voor verblijf als ‘houder van een Europese blauwe kaart’. Uit de arbeidsovereenkomst, aangegaan voor ten minste één jaar, moet blijken dat de vreemdeling een salaris ontvangt dat in ieder geval gelijk is aan het looncriterium. De wettelijk toegestane arbeid moet verricht worden voor één en dezelfde werkgever en de vereiste premies en belastingen moeten worden afgedragen.

Voor het looncriterium wordt verwezen naar artikel 1i van het Buwav. De Minister van SZW zal dit bedrag jaarlijks herzien.

Bij het beoordelen van het looncriterium kent de IND uitsluitend betekenis toe aan loon in geld. Het gaat daarbij om het vaste contractueel overeengekomen en in geld vastgestelde brutoloon.

De IND telt niet in geld uitgekeerd loon en onzekere loonbestanddelen (overwerkvergoedingen, fooien en uitkeringen) niet mee. Vaste toeslagen (zoals vakantietoeslag en een dertiende maand) rekent de IND bij het brutoloon mee.

De aanvrager legt een kopie van de arbeidsovereenkomst over, waaruit blijkt dat voldaan wordt aan het looncriterium. Daarnaast wordt voor de bewijsmiddelen aangesloten bij B15/5.1.2.

Bij de beoordeling van aanvragen om een mvv of een eerste verblijfsvergunning zal in de regel geen rekening kunnen worden gehouden met een eventuele toekenning van de 30% regeling, omdat de Belastingdienst in dat stadium nog geen beschikking heeft afgegeven.

4.3 Werkgever

Aan de werkgever voor wie de vreemdeling gaat werken mag in de periode van maximaal vijf jaar direct voorafgaande aan de aanvraag geen sanctie zijn opgelegd wegens overtreding van artikel2 van de Wav, of wegens het niet of onvoldoende afdragen van loonbelasting of premies voor de werknemers- of volksverzekeringen.

De IND controleert bij de Arbeidsinspectie of een boete, als hiervoor bedoeld, is opgelegd.

De IND controleert bij de Belastingdienst of de loonbelasting of premies voor de werknemers- of volksverzekeringen zijn afgedragen.

4.4 Diploma

Onder benodigde getuigschriften van het hoger onderwijs in de zin van artikel 2, onder h, Richtlijn 2009/50 wordt verstaan:

  • een door een bevoegde instantie afgegeven diploma, certificaat of andere opleidingstitel, waaruit blijkt dat de houder met succes een postsecundair hoger onderwijsprogramma heeft gevolgd, bestaande uit een reeks cursussen die worden aangeboden door een onderwijsinstelling die in de staat waarin zij is gevestigd, wordt erkend als hoger-onderwijsinstelling. De studie die daarvoor is gevolgd heeft ten minste drie jaar geduurd.

Bij de aanvraag moet altijd de originele diplomawaardering van het Nuffic worden meegestuurd. Betrokkene zelf of de werkgever draagt zelf zorg voor de diplomawaardering door een aanvraag hiertoe in te dienen bij het Informatiecentrum Diplomawaardering van het Nuffic. Bij deze aanvraag moet een gewaarmerkte kopie van het diploma en de bijbehorende cijferlijst worden overgelegd zonodig voorzien van een vertaling door een beëdigde vertaler.

Erkenning beroepskwalificaties:

Volgens artikel 3.30b, eerste lid onder c, Vb moet een ‘gereglementeerd’ beroep (bijvoorbeeld een chirurg, notaris, boswachter en brandweerofficier) erkend zijn. De werkgever en de vreemdeling dragen de verantwoordelijkheid om bij een bezoek van een inspectie aan te tonen dat de vreemdeling beschikt over de vereiste beroepskwalificaties voor het betreffende gereglementeerde beroep.

Beroepen in de individuele gezondheidszorg

Voor beroepen in de individuele gezondheidszorg is registratie in het ‘beroepen in de individuele gezondheidszorg’-register verplicht. Als een vreemdeling in Nederland een beroep wil uitoefenen waarvoor registratie in het BIG (dit register) verplicht is, maar deze registratie niet blijkt wijst de IND de aanvraag af omdat er geen sprake is van wettelijk toegestane arbeid.

De werkgever en/of de vreemdeling moet bij de aanvraag de bewijsmiddelen overleggen waaruit blijkt dat de vreemdeling aan de vereisten voldoet om een bepaald beroep uit te oefenen.

4.5 Geldig document voor grensoverschrijding

Een vreemdeling die niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding komt niet in aanmerking voor een Europese blauwe kaart. In afwijking van B1/4.2 wordt de vreemdeling niet vrijgesteld van dit vereiste ook als de vreemdeling kan aantonen dat hij vanwege de regering van het land waarvan hij onderdaan is, niet of niet meer in het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding kan worden gesteld.

5 Gezinsleden
5.1 Inleiding

Voor verlening van een verblijfsvergunning verleend onder een beperking verband houdende met gezinshereniging komen in aanmerking de echtgeno(o)te of (geregistreerd) partner, alsmede de minderjarige kinderen die feitelijk behoren tot het gezin van de houder van een Europese blauwe kaart.

5.2 Voorwaarden in het kader van gezinshereniging

Op grond van artikel 3.23b Vb wordt de verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging verleend als aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan. Het is niet nodig om te beschikken over een geldige mvv:

  • de echtgeno(o)t(e), (geregistreerd) partner of het minderjarige kind minstens achttien maanden is toegelaten als gezinslid bij de houder van een Europese blauwe kaart in een andere staat die partij is bij het EU-Verdrag;

  • het gezinslid beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding;

  • het gezinslid geen gevaar vormt voor de openbare orde;

  • de hoofdpersoon (de houder van een Europese blauwe kaart) direct voorafgaande aan de verlening van die kaart houder was van een door de autoriteiten van een andere lidstaat afgegeven blauwe kaart; en

  • de hoofdpersoon (de houder van een Europese blauwe kaart) duurzaam en zelfstandig beschikt over voldoende middelen van bestaan.

Het gezinslid legt bescheiden over waaruit de duur en aard van het eerdere verblijf als gezinslid in de andere staat die partij is bij het EU-verdrag blijkt.

Als de gezinsleden niet aan de bovengenoemde voorwaarden voldoen dan zijn de algemene regels van B2 van toepassing. Dit is ook het geval indien het gezin in de andere lidstaat nog niet was gevormd.

6 Geldigheidsduur

Verblijfsduur

De verblijfsvergunning wordt verleend voor ten minste één jaar en ten hoogste vier jaren (zie artikel 3.59c, eerste lid, Vb). Een verblijfsvergunning als houder van een Europese blauwe kaart wordt verleend voor de duur van de arbeidsovereenkomst aangevuld met drie maanden.

Gezinsleden

De verblijfsvergunning van de gezinsleden wordt op grond van artikel 3.59c, tweede lid, Vb verleend en verlengd met een geldigheidsduur die gelijk is aan de duur van de verblijfsvergunning van de houder van een Europese blauwe kaart.

7 Beperkingen, arbeidsmarktaantekening en voorschriften

Beperking

De verblijfsvergunning wordt verleend op grond van artikel 3.4, eerste lid onder cc, Vb onder de beperking ‘houder van een Europese blauwe kaart’. Het verblijfsrecht wordt met toepassing van artikel 3.5, derde lid, Vb aangemerkt als een niet-tijdelijk verblijfsrecht.

Arbeidsmarktaantekening

Op het verblijfsdocument wordt de aantekening geplaatst: ‘TWV niet vereist. Andere arbeid niet toegestaan. Een beroep op publieke middelen kan gevolgen hebben voor het verblijfsrecht’.

Gezinsleden

De verblijfsvergunning voor de echtgeno(o)t(e) of (geregistreerd) partner wordt verleend onder de beperking ‘verblijf bij echtgeno(o)t(e)/(geregistreerd)partner/ (naam). Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist’.

De verblijfsvergunning aan minderjarige kinderen wordt verleend onder de beperking ‘gezinshereniging bij (naam ouder(s)). Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist’.

Voorschriften

Aan de afgifte van de verblijfsvergunning wordt het voorschrift verbonden voldoende verzekerd te zijn tegen ziektekosten met inbegrip van de kosten verbonden aan opname en verpleging in een sanatorium of psychiatrische inrichting.

8 Wijziging van werkgever, zoekperiode

De houder van een Europese blauwe kaart heeft als hij werkloos is geworden, binnen de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning, drie maanden de tijd om een nieuwe baan te zoeken. De vreemdeling en zijn (voormalige) werkgever moeten de IND direct informeren als de vreemdeling werkloos is geworden.

Als de vreemdeling geen baan vindt binnen de termijn van drie maanden, moeten de werkgever en de vreemdeling dit melden bij de IND. De verblijfsvergunning wordt dan ingetrokken. Als er een nieuwe werkgever is gevonden moet deze dit schriftelijk doorgeven aan de IND. De IND zal dan controleren of bij deze werkgever nog wordt voldaan aan alle voorwaarden voor de Europese blauwe kaart. Als niet meer wordt voldaan aan deze voorwaarden trekt de IND de verblijfsvergunning in. Als de vreemdeling een wijziging wil aanvragen naar een ander verblijfsdoel dient hij daartoe een aanvraag in bij de IND.

9 Gronden voor intrekking en niet-verlenging

Een verblijfsvergunning kan worden ingetrokken of niet verlengd als sprake is geweest van fraude bij de verkrijging ervan of als het verblijfsdocument is vervalst of veranderd (zie artikel 3.84, tweede lid, Vb).

De IND wijst de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning af en trekt de verblijfsvergunning in als de vreemdeling niet langer voldoet aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verleend (zie artikel 3.89b, eerste lid, Vb). Intrekking (zie artikel 3.91c Vb) of niet-verlenging is ook mogelijk op gronden die verband houden met openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid, een voorschrift dat aan de verblijfsvergunning is verbonden of als een van de andere in artikel 18 Vw genoemde afwijzingsgronden van toepassing is (zie B1/5.3.1 t/m B1/5.3.6).

9.1 Wijziging werkgever

Als de houder van een Europese blauwe kaart niet langer voldoet aan de beperking waaronder aan hem verblijf is toegestaan kan de verblijfsvergunning worden ingetrokken met toepassing van artikel 18, eerste lid, sub f, Vw. Relevante wijzigingen, zoals wijziging van werkgever, moeten aan de IND worden gemeld (zie artikel 4.43 Vb). De houder van een Europese blauwe kaart heeft na drie jaar vrije toegang tot de arbeidsmarkt.

9.2 Werkloosheid

Werkloosheid is van invloed op de verblijfsrechtelijke positie van de houder van een Europese blauwe kaart in de zin van Richtlijn 2009/50. De aanvraag om verlenging van de verblijfsvergunning wordt afgewezen (zie artikel 3.89b, tweede lid, Vb en artikel 18, eerste lid, sub d, Vw) en de verblijfsvergunning wordt ingetrokken (zie artikel 3.91c Vb) als:

  • de houder langer dan drie maanden werkloos is;

  • tijdens de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning eerder werkloos is geweest; of

  • de houder een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand heeft aangevraagd.

De houder van een Europese blauwe kaart moet in alle gevallen melding maken van zijn werkloosheid (zie artikel 4.43 Vb). Een beroep op de algemene middelen kan gevolgen hebben op het verblijfsrecht.

De vreemdeling die niet meer voldoet aan de beperking verband houdend met het doel waarvoor de oorspronkelijke verblijfsvergunning is verleend, kan een aanvraag indienen tot wijziging van de beperking van de verblijfsvergunning.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 19 juni 2011.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 juni 2011

De Minister voor Immigratie en Asiel,

namens deze:

de waarnemend directeur-generaal Vreemdelingenzaken,

L. Mulder.

TOELICHTING

Algemeen

Op 18 juni 2009 is Richtlijn 2009/50/EG van de Raad van de Europese Unie betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (PbEU L155) gepubliceerd.

De richtlijn voorziet in het vaststellen van minimumnormen om de toegang en de mobiliteit, voor een verblijf van langer dan drie maanden, voor hoogopgeleide onderdanen van derde landen, en hun gezinsleden, binnen de EU te vergemakkelijken. Het betreft objectieve criteria zoals een minimumsalarisdrempel die aansluit bij het salarisniveau in de lidstaten en op beroepskwalificaties. De juridische basis van de richtlijn is artikel 63, aanhef en derde lid, onder a, en vierde lid, van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, thans artikel 79, tweede lid, onder a en b, en vierde lid, VWEU.

De richtlijn regelt de voorwaarden van toegang en verblijf voor langer dan drie maanden op het grondgebied van de lidstaten van derdelanders die als houder van een Europese blauwe kaart hooggekwalificeerde werkzaamheden vervullen en van hun gezinsleden. De richtlijn is geïmplementeerd in meerdere artikelen van het Vreemdelingenbesluit. Voor deze artikelen en de uitgebreide toelichting daarbij wordt verwezen naar de publicatie in het Staatsblad van deze wijziging van het Vreemdelingenbesluit (zie Stb, 2010, nr. 307). Het onderhavige WBV is een nadere uitwerking van de wijziging van het Vreemdelingenbesluit.

Artikelsgewijs

A

In artikel 16, eerste lid, van de richtlijn is bepaald dat Richtlijn 2003/109 van toepassing is, behoudens de in dit artikel neergelegde afwijkingen. In artikel 16, tweede lid, van de richtlijn staan de afwijkingen genoemd. In het licht en doel van de richtlijn is dit geregeld in artikel 3.92, derde lid, Vb en zijn aanvullende bepalingen opgenomen.

B

In deze paragraaf is een uitzondering opgenomen voor wat betreft de beoordeling of sprake is geweest van ononderbroken verblijf in Nederland bij de aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. Voor houders van een verblijfsvergunning onder de beperking ‘verblijf als houder van een Europese blauwe kaart’ geldt dat zij niet meer dan 12 aansluitende maanden buiten Nederland mogen hebben verbleven of niet meer dan 18 maanden in totaal. Het betreft hier een uitwerking van het bepaalde in artikel 16, derde lid, van de richtlijn, geregeld in artikel 3.92, derde lid, sub c en d, Vb.

C

In deze paragraaf is opgenomen de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd met de aantekening langdurig ingezetene niet wordt ingetrokken op grond van artikel 22, eerste lid, onder a, Vw als het een voormalig houder van een Europese blauwe kaart betreft dan wel een gezinslid indien zij niet langer dan 24 achtereenvolgende maanden buiten het grondgebied van de Europese Unie, het grondgebied van een andere EER-lidstaat of Zwitserland hebben verbleven. Indien sprake is van een verblijf van 6 jaar of langer buiten Nederland kan de verblijfsvergunning worden ingetrokken.

D, E

In deze paragrafen is de bijzondere positie van de gezinsleden van houders van een Europese blauwe kaart neergelegd.

F

Mobiliteit tussen de lidstaten

In artikel 18, eerste lid, van de richtlijn wordt bepaald dat het na achttien maanden legaal verblijf in de eerste lidstaat de houder van de Europese blauwe kaart en zijn gezinsleden is toegestaan naar een andere lidstaat te verhuizen voor een hooggekwalificeerde baan, mits voldaan wordt aan de in artikel 18 van de richtlijn bedoelde voorwaarden. In het licht van het doel van de richtlijn is de vrijstelling van het mvv-vereiste voor de houder van een Europese blauwe kaart geregeld in artikel 3.30b Vb en voor de gezinsleden in artikel 3.23b Vb.

Hooggekwalificeerde arbeid

Uit de richtlijn 2009/50 en artikel 3.30b, eerste lid, Vb volgt dat het verblijf als houder van een Europese blauwe kaart is gericht op die vreemdelingen die hooggekwalificeerde arbeid (gaan) verrichten. Dit betekent dat de vreemdeling arbeid moet gaan verrichten waarvoor minimaal een diploma van hoger onderwijs vereist is. Een vreemdeling die een beroep wil gaan uitoefenen waarvoor geen afgeronde opleiding voor hoger onderwijs vereist is, valt dus niet onder de reikwijdte van richtlijn 2009/50 en zal geen verblijfsvergunning krijgen onder de beperking: ‘houder van een Europese blauwe kaart’. Dit betekent derhalve dat bijvoorbeeld een beroepsvoetballer of een betonvlechter niet in aanmerking zullen komen voor een verblijfsvergunning onder de beperking: ‘houder van een Europese blauwe kaart’.

Arbeidsovereenkomst en looncriterium

In artikel 5, eerste lid, sub a, van de richtlijn moeten onderdanen die een Europese blauwe kaart aanvragen een geldige arbeidsovereenkomst of, als bedoeld in de nationale wetgeving, een bindend aanbod van een hooggekwalificeerde baan, voor ten minste een jaar in de betrokken lidstaat over leggen. Artikel 5, derde lid, van de richtlijn bepaalt dat behalve de in het eerste lid gestelde voorwaarden het brutojaarloon het resultaat is van het in de arbeidsovereenkomst genoemde maand of jaarloon en niet lager mag zijn dan een voor dit doel door de lidstaten vastgestelde en bekendgemaakte relevante loondrempel die ten minste anderhalf maal het gemiddelde brutojaarloon in de betrokken lidstaat bedraagt.

Het looncriterium is een bijzondere voorwaarde voor verlening van een verblijfsvergunning voor verblijf als ‘houder van een Europese blauwe kaart’ geregeld in artikel 3.30b Vb. Uit de arbeidsovereenkomst, aangegaan voor ten minste één jaar, moet blijken dat uit wettelijk toegestane arbeid in loondienst voor één en dezelfde werkgever de vreemdeling een salaris zal ontvangen dat ingevolge artikel 1i van het Buwav gesteld is op 60.000 euro bruto per jaar. Dit bedrag zal jaarlijks herzien worden door de Minister van SZW.

Diploma

In artikel 2, onder h, van de richtlijn wordt onder getuigschrift hoger onderwijs verstaan: een door een bevoegde instantie afgegeven diploma, certificaat of andere opleidingstitel, waaruit blijkt dat de houder met succes een postsecundair hogeronderwijsprogramma heeft gevolgd, bestaande uit een reeks cursussen die worden aangeboden door een onderwijsinstelling die in de staat waarin zij is gevestigd, wordt erkend als hogeronderwijsinstelling. De studie die daarvoor is gevolgd heeft ten minste drie jaar geduurd. Deze voorwaarde is opgenomen in artikel 3.30b Vb. Voor de beoordeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘houder van een Europese blauwe kaart’ geldt dat een diplomawaardering van het Nuffic overgelegd moet worden. De vreemdeling en/of de werkgever dragen zelf zorg voor de waardering van het diploma van de vreemdeling bij het Nuffic. Daarnaast geldt ingevolge derde lid van bovengenoemd artikel dat een gereglementeerd beroep erkend moet zijn. De werkgever en de vreemdeling dragen de verantwoordelijkheid om bij een bezoek van een inspectie aan te tonen dat de vreemdeling beschikt over de vereiste beroepskwalificaties voor het betreffende beschermde beroep.

Werkgever

In artikel 8, vijfde lid, van de richtlijn staat dat de lidstaten een aanvraag voor een Europese blauwe kaart mogen afwijzen indien tegen de werkgever naar nationaal recht een sanctie is uitgesproken voor zwartwerk en/of illegale tewerkstelling. In artikel 3.30, eerste lid, sub b, Vb staat dat de werkgever een periode van vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag om een verblijfvergunning onder de beperking ‘houder van een Europese blauwe kaart’ niet bestraft mag zijn wegens zwartwerk en of illegale tewerkstelling. Met de periode van maximaal vijf jaar is aangesloten bij dezelfde periode die in het kader van Modern Migratiebeleid wordt gehanteerd om onbetrouwbare referenten erkenning te onthouden.

Geldig document voor grensoverschrijding

Volgens artikel 18, tweede lid jo artikel 5 van de richtlijn geldt als voorwaarde voor een Europese blauwe kaart dat de vreemdeling moet beschikken over een geldig document voor grensoverschrijding. Om gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid tot intra-communautaire mobiliteit is daar niet van afgeweken in artikel 3.30b Vb.

Procedureel

Toelatingsaanvragen kunnen door de vreemdeling, al dan niet door tussenkomst van de werkgever, worden ingediend. Er is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de regeling voor de kennismigranten. Dit sluit het meest aan bij de vereisten van de richtlijn. Voor de behandeling van de aanvraag dient gebruik te worden gemaakt van de door de IND beschikbaar gestelde toepasselijke aanvraagformulieren.

Gezinsleden

Ingevolge richtlijn 2009/50 is de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning van het gezinslid dezelfde als die van de houder van een Europese blauwe kaart. Dit is geregeld in de tijdelijke bepaling artikel 3.59c, tweede lid, Vb.

De Minister voor Immigratie en Asiel,

namens deze:

de waarnemend directeur-generaal Vreemdelingenzaken,

L. Mulder.

Naar boven