Wijziging van de Regeling erkende organisaties Schepenwet in verband met de implementatie van richtlijn 2009/15/EG (gemeenschappelijke voorschriften en normen voor klassenbureaus)

8 juni 2011

Nr. IENM/BSK-2011/74038

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Toerisme, Transport en Arbeid van Aruba, de Minister van Verkeer en Vervoer van Curaçao en de Minister van Economische Zaken, Toerisme, Verkeer en Communicatie van Sint Maarten

Gelet op het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157), op richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (PbEU L 131), en op artikel 6, derde en vierde lid, van de Schepenwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling erkende organisaties Schepenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 1 en 2 komen te luiden:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

erkende beveiligingsorganisatie:

rechtspersoon, bevoegd tot het verrichten van bij of krachtens artikel 19 van het Schepenbesluit 2004 voorgeschreven onderzoeken;

klassenbureau:

rechtspersoon, bevoegd tot het verrichten van bij of krachtens de artikelen 8 van het Schepenbesluit 1965 en 13 tot en met 18 van het Schepenbesluit 2004, voorgeschreven onderzoeken;

richtlijn:

richtlijn nr. 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (PbEG L 131);

SOLAS-verdrag:

het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen, aanhangsels en bijlagen;

testing ASP:

rechtspersoon, bevoegd tot het verrichten van onderzoeken gericht op het testen van geschiktheid van apparatuur voor het automatisch zenden van gegevens, bedoeld in voorschrift V/19-1 van het SOLAS-verdrag;

verordening:

verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties (PbEG L 131).

Artikel 2

  • 1. Als klassenbureaus kunnen slechts worden aangewezen de organisaties die zijn erkend overeenkomstig de verordening.

  • 2. Indien de erkenning, bedoeld in artikel 4 van de verordening, is beperkt naar type schip, grootte van het schip, activiteit of een combinatie ervan, wordt de aanwijzing als klassenbureau op dezelfde wijze beperkt.

  • 3. Erkenning als bedoeld in artikel 4 of 15 van de verordening, geldt als erkenning als bedoeld in artikel 6, vierde lid, van de Schepenwet.

B

In artikel 3 wordt ‘artikel 6 van de richtlijn’ vervangen door: artikel 5 van de richtlijn.

C

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

Indien de erkenning van een organisatie op grond van de verordening wordt ingetrokken, wordt de aanwijzing van deze organisatie als klassenbureau ingetrokken met ingang van de dag waarop de intrekking van de erkenning op grond van de verordening van kracht wordt.

D

Artikel 5, eerste lid, wordt ‘artikel 10 van de richtlijn’ vervangen door ‘artikel 8 van de richtlijn’ en wordt ‘geschorst’ vervangen door ‘geschorst of ingetrokken’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 17 juni 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

TOELICHTING

1. Algemeen

Deze regeling vormt de implementatie van richtlijn nr. 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (PbEU L 131) (hierna: richtlijn 2009/15/EG). De richtlijn moet op 17 juni 2011 zijn geïmplementeerd.

Richtlijn 2009/15/EG vormt tezamen met verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisatie (PbEU L 131) (hierna verordening (EG) 391/2009) de herschikking van richtlijn 94/57/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 november 1994 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (PbEG L 319) (hierna: richtlijn 94/57/EG). Richtlijn 2009/15/EG bevat de voorschriften die moeten worden toegepast door de lidstaten bij het machtigen van op grond van verordening (EG) 391/2009 erkende organisaties en in hun betrekkingen met deze organisaties. Verordening (EG) 391/2009 bevat voorschriften voor de Europese Commissie met betrekking tot de erkenning van organisaties, de mogelijkheid financiële sancties op te leggen en voorschriften voor erkende organisaties die zijn belast met de op grond van de internationale verdragen verplichte onderzoeken. Laatstgenoemde verordening behoeft geen uitvoering in Nederlandse regelgeving.

Zowel richtlijn 2009/15/EG als verordening (EG) 391/2009 maken onderdeel uit van het op 23 april 2009 door de Raad van de Europese Unie vastgestelde zogenoemde derde maritieme veiligheidspakket. Dit veiligheidspakket omvat in totaal zes EU-richtlijnen en twee EU-verordeningen die beogen de veiligheid binnen de zeescheepvaart te verhogen, de verontreiniging van het mariene milieu te voorkomen en de concurrentiekracht van de zeescheepvaart te herstellen. Richtlijn 2009/15/EG en verordening (EG) 391/2009 hervormen het bestaande systeem voor erkenning van klassenbureaus en versterken de controle op deze bureaus door de Europese Commissie. Op deze wijze beogen deze richtlijn en deze verordening het kwaliteitspeil van de erkende organisaties te verhogen.

Aruba beraadt zich op de vaststelling van een regeling voor Aruba afzonderlijk. Dit kan eventueel leiden tot het opnieuw vaststellen van de regeling.

2. Administratieve lasten

De onderhavige regeling leidt tot een verhoging noch tot een verlaging van de administratieve lasten en is om die reden niet ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten.

3. Transponeringstabel

Bepaling richtlijn 2009/15/EG

Bepaling in onderhavige regeling, tenzij anders is aangegeven (Sw = Schepenwet, Wvvs = Wet voorkoming verontreiniging door schepen, Sb 2004 = Schepenbesluit 2004 en Sb 1965 + Schepenbesluit 1965)

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuze bij de invulling van beleidsruimte

Artikel 1

Behoeft naar zijn aard geen implementatie. Betreft doelstelling richtlijn

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 2, onderdelen a tot en met d

Behoeven geen implementatie. Volgt uit systematiek Sw en Wvvs en daarop gebaseerde regelgeving.

   

Artikel 2, onderdelen e tot en met g

Behoeven geen implementatie. Regeling erkende organisaties Sw bevat dynamische verwijzing naar bepalingen richtlijn waar deze begrippen worden gebruikt

   

Artikel 2, onderdeel h tot en met k

Behoeven geen implementatie. Begrippen worden niet gebruikt in nationale regelgeving dan wel zijn voldoende duidelijk.

   

Artikel 2, onderdeel l

Artikel 5, eerste lid, aanhef en onder c, Schepenbesluit 2004

   

Artikel 3

Artikelen 6 en 10 Sw, artikel 23, eerste lid, Sb 2004, artikel 6 Sb 1965, artikel 8 en 14 Wvvs, artikelen 2 en 4 van de Regeling erkende organisaties Sw, artikel I, onderdelen A en C, waarmee deze artikelen worden gewijzigd alsmede de Regeling aanwijzing klassenbureaus Wet voorkoming verontreiniging door schepen

   

Artikel 4, eerste lid, eerste alinea

Behoeft geen implementatie. Betreft besluit van minister op basis van artikel 23, eerste lid, van het Schepenbesluit 2004 en artikel 6 van het Schepenbesluit 1965

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 4, eerste lid, tweede alinea

Behoeft naar zijn aard geen implementatie. Betreft verplichting Europese Commissie

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 4, tweede lid, eerste alinea

Artikel 6, derde lid, Sw en artikel 8, vierde lid, Wvvs

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 4, tweede lid, tweede alinea

Behoeft naar zijn aard geen implementatie. Betreft bevoegdheid Europese Commissie

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 5, eerste tot en met derde lid

Artikel 3 van de Regeling erkende organisaties Schepenwet, artikel I, onderdeel B, waarmee dit artikel wordt gewijzigd, alsmede de in voornoemd artikel 3 bedoelde overeenkomsten

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 5, vierde lid

Behoeft naar zijn aard geen implementatie. Betreft feitelijke handeling door of vanwege minister

n.v.t.

n.v.t.

Artikelen 6 en 7

Behoeven naar hun aard geen implementatie. Betreft comitéprocedure

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 8, eerste zin

Artikel 5 Regeling erkende organisaties Schepenwet en artikel I, onderdeel D, waarmee dit artikel wordt gewijzigd

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 8, tweede zin

Behoeft naar zijn aard geen implementatie. Betreft feitelijke handeling door of vanwege minister

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 9

Behoeft naar zijn aard geen implementatie. Betreft feitelijke handeling door of vanwege minister

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 10

Artikel 8, derde lid, Wet havenstaatcontrole en artikelen 15, eerste lid en 16, eerste lid, onderdeel c, Regeling havenstaatcontrole 2011

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 11, eerste lid

Artikel 3a van de Schepenwet en de artikelen 6 en 7 van het Schepenbesluit 1965

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 11, tweede lid

n.v.t.

Betreft bevoegdheid voor lidstaat om voorschriften toe te passen die gelijkwaardig zijn aan voorschriften van erkende klassenbureaus.

Nederland heeft geen gebruik gemaakt van deze bevoegdheid

Artikel 11, derde lid

Behoeft naar zijn aard geen implementatie. Betreft feitelijke handeling door of vanwege minister

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 12

Behoeft naar zijn aard geen implementatie. Betreft verplichting Europese Commissie

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 13

Behoeft naar zijn aard geen implementatie. Betreft implementatietermijn

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 14

Behoeft naar zijn aard geen implementatie. Betreft intrekking richtlijn 94/57/EC

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 15

Behoeft naar zijn aard geen implementatie. Betreft inwerkingtredingbepaling

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 16

Behoeft naar zijn aard geen implementatie. Betreft adressaat van de richtlijn

n.v.t.

n.v.t.

4. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A en C

Met het nieuwe artikel 1 van de Regeling erkende organisaties Schepenwet is gekozen voor een alfabetische opsomming van definities. Daarbij is in verband met de herschikking van richtlijn 94/57/EG in richtlijn 2009/15/EG en verordening (EG) 391/2009 het begrip ‘richtlijn’ in artikel 1 van de Regeling erkende organisaties Schepenwet opnieuw gedefinieerd door middel van een dynamische verwijzing naar richtlijn 2009/15/EG en is het begrip ‘verordening’ toegevoegd. Laatstgenoemd begrip is gedefinieerd door middel van een dynamische verwijzing naar verordening (EG) 391/2009.

Met de herschikking van richtlijn 94/57/EG in richtlijn 2009/15/EG en verordening (EG) 391/2009 is de mogelijkheid van beperkte erkenning van organisaties voor drie jaar komen te vervallen. Om die reden zijn de bepalingen van het voormalige artikel 2, tweede lid, en artikel 4, eerste lid, van de Regeling erkende organisaties Schepenwet geschrapt. Met deze artikelleden werd uitvoering gegeven aan de op grond van richtlijn 94/57/EG geldende voorschriften voor de aanwijzing van deze organisaties met beperkte erkenning.

Met de herschikking van richtlijn 94/57/EG is – in verordening (EG) 391/2009 – de mogelijkheid voor de Europese Commissie gecreëerd om de erkenning van organisaties te beperken tot bepaalde type schepen, schepen van een bepaalde grootte, bepaalde activiteiten, of een combinatie daarvan. Indien de Europese Commissie van deze mogelijkheid gebruik maakt, moet uiteraard ook de aanwijzing door de Minister van Infrastructuur en Milieu worden beperkt. Dit wordt geregeld met het nieuwe artikel 2, tweede lid, van de Regeling erkende organisaties Schepenwet.

Op grond van artikel 7 van verordening (EG) 391/2009 heeft de Europese Commissie de mogelijkheid om de erkenning van een organisatie in te trekken. Als de erkenning door de Europese Commissie wordt ingetrokken moet ook de aanwijzing van deze organisatie als klassenbureau worden ingetrokken. Dit was al zo onder richtlijn 94/57/EG, maar omdat artikel 4 van de Regeling erkende organisatie ter implementatie van de richtlijn op dit punt ten onrechte bepaalde dat de aanwijzing verviel in plaats van dat deze moest worden ingetrokken, is dit artikel opnieuw geformuleerd.

Artikel I, onderdelen B en D

Met de wijziging van de artikelen 3 en 5 van de Regeling erkende organisaties Schepenwet worden de verwijzingen naar richtlijn 94/57/EG en daarin opgenomen bepalingen vervangen door verwijzingen naar richtlijn 2009/15/EG en de in deze richtlijn opgenomen bepalingen.

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Naar boven