De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 123, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs;
Besluit:
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a. minister:
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
- b. bijzondere bekostiging:
bijzondere bekostiging voor personeelskosten als bedoeld in artikel 123, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs;
- c. school:
basisschool als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;
- d. schooljaar:
tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaraanvolgend.
Artikel 2 Bekostiging
1. Voor de schooljaren 2010–2011 tot en met 2014–2015 verstrekt de Minister aan het bevoegd gezag van een school jaarlijks bijzondere
bekostiging voor personeelkosten in verband met extra activiteiten ter verbetering van leerprestaties op het terrein van taal
en rekenen alsmede voor de daarop aansluitende werkwijze van opbrengstgericht werken.
2. De bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt een bedrag per leerling.
3. Het leerlingenaantal wordt berekend op grond van het aantal leerlingen op 1 oktober voorafgaand aan het schooljaar waarvoor
de bekostiging wordt verstrekt met dien verstande dat voor het schooljaar waarin een nieuwe school wordt geopend het aantal
leerlingen van de school op 1 oktober volgende op de opening geldt.
Artikel 3 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 4 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bijzondere bekostiging taal, rekenen en opbrengstgericht werken.
Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.
TOELICHTING
Goede beheersing van taal en rekenen vormt voor alle leerlingen de basis van een succesvolle schoolcarrière, en daarmee hun
verdere loopbaanontwikkeling. De basisvaardigheden taal en rekenen staan dan ook centraal in de Kwaliteitsagenda PO (‘Scholen
voor morgen’; Kamerstukken II 2007/2008, 31293, nr. 1).
Uit internationale vergelijkingen van onderwijsresultaten blijkt dat taal- en rekenprestaties in Nederland achterblijven bij
prestaties in andere landen. Om scholen in staat te stellen de leerprestaties voor taal en rekenen te verbeteren zijn extra
middelen beschikbaar. De extra middelen die met deze regeling worden verstrekt hebben als bestedingsdoel taal, rekenen en
de daarop aansluitende werkwijze van opbrengstgericht werken. Opbrengstgericht werken is het doelgericht werken aan het maximaliseren
van prestaties door systematisch gebruik te maken van toetsgegevens, werkstukken en andere waarnemingen om het onderwijs aan
de leerlingen aan te passen. De verwachting is dat meer opbrengstgericht werken door scholen leidt tot structurele verbetering
van de taal- en rekenprestaties
De middelen zijn bedoeld voor ‘extra activiteiten’. Reguliere taal- en reken(verbeter)activiteiten of vervanging van de methode
behoren in beginsel niet tot deze extra activiteiten. Wel kan gedacht worden aan de inkoop van externe begeleiding van taal-
en rekenverbetertrajecten, de follow-up van lopende verbetertrajecten, trajecten voor opbrengstgericht werken op taal en rekenen
en de inkoop van (extra) professionaliseringsprogramma’s op het gebied van taal en rekenen.
Op de bijzondere bekostiging, bedoeld in artikel 2, geldt voor de schooljaren 2010–2011 tot en met 2013–2014, op grond van
de Regeling bestemmingsbox de plicht tot het leveren van bijzondere gegevens als bedoeld in die regeling. Naast deze verplichte
bijzondere gegevenslevering omtrent de aanwending van de bijzondere bekostiging gelden uiteraard de gewone verantwoordings-
en bestedingsvoorschriften die voor de hele lumpsumbekostiging gelden.
Het bedrag per leerling is voor het schooljaar 2010–2011 het bedrag, vastgesteld in artikel 39a van de Regeling bekostiging
personeel PO 2010–2011.Het gaat om € 15,50 per leerling.
De betaling van de bijzondere bekostiging vindt voor het schooljaar 2010–2011 plaats op de wijze, geregeld in artikel 44,
derde lid, van de Regeling bekostiging personeel PO 2010–2011. Daarin is bepaald, dat 58,33% wordt uitbetaald in 5 gelijke
maandelijkse termijnen in 2010 en 41,67% in 7 gelijke maandelijkse termijnen in 2011.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
A. Rouvoet.