Besluit van de Minister van Justitie van 16 juni 2010 nr. 5653136/Justis/10, strekkende tot wijziging van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar AID 2005 van 9 november 2005, nr. 5385960/505/CBK

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Ministers van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, van Economische Zaken, van Verkeer en Waterstaat, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Overwegende dat bij besluit van 9 november 2005, nr. 5385960/505/CBK, maximaal 1234 medewerkers van de Algemene Inspectiedienst van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar, ter zake van de opsporing van de in voornoemd besluit genoemde strafbare feiten;

Overwegende dat op 1 april 2010 de Circulaire Buitengewoon opsporingsambtenaar (met kenmerk 5647961/10) inwerking is getreden en dat in bijlage A-I van deze circulaire een onderscheid wordt gemaakt in zes domeinen waarbinnen per domein is aangegeven welke wetten en artikelen de buitengewoon opsporingsambtenaren bevoegd zijn te handhaven en over welke bevoegdheden de buitengewoon opsporingsambtenaren daarbij beschikken;

Overwegende dat paragraaf 4.2.2 van de Circulaire Buitengewoon opsporingsambtenaar voorziet in een wijziging van de toezichthouder en de direct toezichthouder op de buitengewoon opsporingsambtenaren in het domein Milieu en Welzijn;

Overwegende dat de Algemene Inspectiedienst van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit bij brief van 24 maart 2010 (met kenmerk 5647506/Justis/10) is geïnformeerd over de domeinindeling en de wijziging van de toezichthouder en de direct toezichthouder;

Overwegende dat de Minister van Justitie op grond van artikel 6, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar bevoegd is de akte van opsporingsbevoegdheid, de aanwijzing en de aanvullende opsporingsbevoegdheid ambtshalve te wijzigen of te vervangen;

Gelet op artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering, artikel 17, eerste lid, onder 2°, van de Wet op de economische delicten, artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993, de artikelen 6, tweede lid, en 36, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, laatstelijk gewijzigd op 30 januari 2010, en op de Circulaire Buitengewoon opsporingsambtenaar, kenmerk 5647961/10;

Besluit:

ARTIKEL I

Het besluit buitengewoon opsporingsambtenaar AID 2005 wordt als volgt gewijzigd:

A.

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

  • 1. De bezoldigde ambtenaren werkzaam bij de AID en belast met de opsporing van strafbare feiten, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

  • 2. De onbezoldigde ambtenaren die werkzaam zijn bij de SBB, it Fryske Gea, de PD, en de NAK van de AID, danwel ten behoeve van de Commissie van deskundigen van het Productschap Tuinbouw of als controleur flora en fauna, danwel bij de Directie Natuur en de Directie Visserij van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, en die belast zijn met de opsporing van strafbare feiten, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

B.

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

  • 1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde ambtenaren zijn bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten genoemd in domein VI Generieke Opsporing, van bijlage A-I van de Circulaire Buitengewoon opsporingsambtenaar, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.

  • 2. De in artikel 2, tweede lid, bedoelde ambtenaren zijn bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten genoemd in domein II Milieu en Welzijn, van bijlage A-I van de Circulaire Buitengewoon opsporingsambtenaar, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.

  • 3. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste en het tweede lid, geldt:

    • a. voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken;

    • b. voor de visserijzone, zoals bedoeld in de Machtigingswet instelling visserijzone en het uitvoeringsbesluit ex artikel 1 van de Machtigingswet instelling visserijzone;

    • c. buiten de onder a. en b. genoemde gebieden:

      • 1°. aan boord van vissersschepen varende onder de Nederlandse vlag;

      • 2°. voor de opsporing van krachtens artikel 3a van de Visserijwet 1963 strafbaar gestelde gedragingen, voor zover het betreft de overtreding van regelen als bedoeld in artikel 58, onderdeel b, van die wet, een en ander met inachtneming van de geldende volkenrechtelijke en interregionale bepalingen.

  • 4. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het domein waarin hij is aangesteld.

C.

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

  • 1. Als toezichthouder van dein artikel 2, eerste lid, bedoelde buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de Hoofdofficier van Justitie bij het arrondissementsparket te Den Haag.

  • 2. Als toezichthouder van dein artikel 2, tweede lid, bedoelde buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de Hoofdofficier van Justitie bij het Functioneel Parket.

  • 3. Als direct toezichthouder van de in artikel 2, eerste en tweede lid, bedoelde buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Limburg-Zuid.

D.

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

  • 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2, met uitzondering van de buitengewoon opsporingsambtenaar werkzaam bij de Directie Visserij van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, is bevoegd bij de opsporing van strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993.

  • 2. De buitengewoon opsporingsambtenaar genoemd in artikel 2, eerste lid, en werkzaam bij een observatieteam van het Dienstonderdeel Opsporing kan gedurende de uitoefening van zijn taak worden uitgerust met:

    • a. handboeien van een door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties merk en type,

    • b. een korte wapenstok van een door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties goedgekeurd merk en type,

    • c. de pepperspray van een door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties goedgekeurd merk en type,

    • d. een vuurwapen.

  • 3. De in het eerste lid genoemde buitengewoon opsporingsambtenaar kan gedurende de uitoefening van zijn taak als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn uitgerust met een surveillancehond.

E.

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het besluit van 9 november 2005, nr. 5385960/505/CBK, worden voor de duur van hun geldigheid mede te zijn afgegeven op basis van het onderhavige besluit.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Den Haag, 16 juni 2010

De Minister van Justitie,

namens deze:

P.W.C. Collard,

teammanager BTR.

Bezwaar maken

U kunt tegen deze beslissing bezwaar maken bij de Minister van Justitie. U doet dit door schriftelijk een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen binnen zes weken na dagtekening van deze beschikking. U kunt uw bezwaarschrift sturen naar het volgende adres:

Dienst Justis

Team BTR

Postbus 20300

2500 EH Den Haag

U kunt uw bezwaarschrift ook door uw gemachtigde in laten dienen. Als de gemachtigde geen advocaat is, voeg dan een machtiging bij uw bezwaarschrift.

Zorg ervoor dat uw bezwaarschrift in elk geval het volgende bevat:

uw naam en adres;

  • de dagtekening;

  • een kopie van de beslissing;

  • de gronden van uw bezwaar;

  • uw handtekening of de handtekening van uw gemachtigde.

Naar boven