Regeling van de Minister van Economische Zaken van 14 januari 2010, nr. WJZ / 9227483, houdende wijziging van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 i.v.m. SDE 2010

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 31, negende lid, van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. WKK-elektriciteit:

de elektriciteit, opgewekt in een productie-installatie voor warmtekrachtkoppeling die voldoet aan bijlagen 2 en 3 van de richtlijn, waarbij de productie-installatie:

  • 1°. bij maximale productie van nuttige warmte, nuttige warmte en elektriciteit produceert met een verhouding groter of gelijk aan 0,6;

  • 2°. de installatie voor minimaal 90% op aardgas wordt gestookt, en

  • 3°. minimaal 90% van de door de productie-installatie geproduceerde nuttige warmte wordt gebruikt in industriële processen;.

2. Het eerste lid, onderdeel k, komt te luiden:

k. systeemgrens van de WKK-installatie:

een fictieve, gesloten omhulling van de WKK-eenheden die deel uitmaken van de WKK-installatie, welke omhulling voldoet aan hetgeen in de bijlage bij de beschikking van de Commissie van 19 november 2008 tot vastlegging van gedetailleerde richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging en toepassing van bijlage II bij Richtlijn 2004/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 338) is bepaald ten aanzien van systeemgrenzen;.

3. Onder vervanging van de punt aan het einde van het eerste lid, onderdeel k, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

l. richtlijn:

de Richtlijn 2004/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 februari 2004 inzake de bevordering van warmtekrachtkoppeling op basis van de vraag naar nuttige warmte binnen de interne energiemarkt en tot wijziging van Richtlijn 92/42/EEG (PbEU L 52).

4. Het derde lid vervalt.

B

Artikel 1b, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Voor het verkrijgen van WKK-certificaten draagt de producent van WKK-elektriciteit die een productie-installatie in stand houdt er zorg voor dat ten aanzien van deze installatie een meetprotocol opgesteld wordt, dat voldoet aan de WKK-meetvoorwaarden, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

C

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Indien een in Nederland gevestigde producent van WKK-elektriciteit de netbeheerder verzoekt om de vaststelling, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel h, van de wet, te verrichten, gebruikt daarbij het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Naar aanleiding van het verzoek stelt de netbeheerder vast:

    • a. of de installatie een productie-installatie voor het opwekken van WKK-elektriciteit is en, indien dit het geval is, welke eenheden binnen de installatie een WKK-eenheid zijn,

    • b. of de meetinrichting geschikt is om de hoeveelheid op een net of een installatie ingevoede WKK-elektriciteit te meten en

    • c. of een goedgekeurd meetprotocol aanwezig is.

3. De eerste volzin van het vijfde lid komt te luiden: De netbeheerder doet de vaststelling door een administratief onderzoek in te stellen naar de installatie en de aansluiting daarvan op het net of op een installatie.

4. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8. Indien de producent een aanpassing van zijn productie-installatie doorvoert die een wijziging van één van de gegevens, vermeld in het vaststellingsverzoek, ten gevolge heeft, is een eerder verrichte vaststelling niet langer geldig.

5. Het negende lid komt te luiden:

  • 9. De producent bericht de netbeheerder vooraf over zijn voornemen een aanpassing als bedoeld in het achtste lid door te voeren en hij dient een nieuw verzoek tot vaststelling in. Het eerste tot en met het achtste lid zijn in dat geval van overeenkomstige toepassing.

6. Het tiende lid vervalt.

D

Artikel 2a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Voor het verkrijgen van WKK-certificaten draagt de producent van WKK-elektriciteit er zorg voor dat de hoeveelheden brandstof die zijn installatie verbruikt en de hoeveelheden elektriciteit en warmte die zijn installatie opwekt, gemeten worden volgens het meetprotocol.

2. Na het tweede lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. De producent overlegt het meetrapport uiterlijk twee maanden na afloop van het kwartaal waarvan de kalendermaand waarop het meetrapport betrekking heeft deel uitmaakt, aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.

  • 4. Indien het meetrapport niet of niet tijdig wordt ingediend geeft de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet voor de betreffende kalendermaand geen WKK-certificaten uit.

E

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De netbeheerder of het gecertificeerde meetbedrijf meet op verzoek van de producent maandelijks de hoeveelheid in de afgelopen maand op een net of een installatie ingevoede WKK-elektriciteit door het iedere kalendermaand bepalen van de meterstand.

2. Onder vernummering van het achtste lid tot het zevende lid, vervalt het achtste lid.

F

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het derde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Alvorens een WKK-certificaat op een WKK-certificatenrekening te boeken controleert de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet het meetrapport op volledigheid en juistheid.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Nadat een WKK-certificaat is gebruikt om de hoogte van het voorschot, bedoeld in artikel 67, vijfde lid, van het Besluit stimulering duurzame energieproductie, vast te stellen boekt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet het certificaat af van de WKK-certificatenrekening.

3. Onder vernummering van het zevende lid tot het zesde lid, vervalt het zevende lid.

G

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

  • 1. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bepaalt de hoeveelheid WKK-elektriciteit die de producent op een net of een installatie heeft ingevoed en de besparing op primaire energie met toepassing van:

    • a. de bijlagen 2 en 3 van de richtlijn;

    • b. de door de Europese Commissie op 21 december 2006 vastgestelde referentiewaarden (PbEU 2007 L 32);

    • c. de beschikking van de Commissie van 19 november 2008 tot vastlegging van gedetailleerde richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging en toepassing van bijlage II bij Richtlijn 2004/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 338).

  • 2. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet gebruikt bij de bepaling als bedoeld in het eerste lid:

    • a. de gegevens, verstrekt bij het verzoek, bedoeld in artikel 2, eerste lid;

    • b. het meetrapport, bedoeld in artikel 2a;

    • c. de gegevens, bedoeld in artikel 5, derde lid.

  • 3. Voor het bepalen van de elektriciteit-warmteratio conform bijlage 2, onderdeel b), van de richtlijn zal gebruik worden gemaakt van de volgende formule:

    C = Eη / (85% – Eη)

    waarin:

    • C de elektriciteit-warmteratio is,

    • het elektriciteitsrendement van het proces is, gedefinieerd als de maandelijkse opbrengst aan elektriciteit, gedeeld door de brandstofinvoer die is gebruikt om de som van de maandelijkse opbrengst aan warmte en elektriciteit te produceren.

  • 4. De hoeveelheid WKK-elektriciteit voor de maand waarop het meetrapport betrekking heeft bedraagt nihil indien:

    • a. de verhouding tussen warmte en elektriciteit minder dan 0,6 bedraagt;

    • b. het aandeel aardgas op het totaal aan ingezette brandstoffen minder dan 90% bedraagt of

    • c. minder dan 90% van de door de productie-installatie geproduceerde nuttige warmte wordt gebruikt in industriële processen.

  • 5. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geeft WKK-certificaten uit voor de op basis van het eerste tot en met vierde lid bepaalde hoeveelheid WKK-elektriciteit.

H

De artikelen 6a en 7 vervallen.

I

De bij de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 behorende bijlagen 1 en 2 worden vervangen door de bij deze regeling behorende bijlagen 1 en 2.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 14 januari 2010

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

BIJLAGE 1 BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL I

Bijlage 1 behorende bij artikel 1b, eerste lid, van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998

WKK-meetvoorwaarden

Hoofdstuk 1. Definities
1.1. Meten:

het vaststellen en registreren van de hoeveelheid energie die over een kalendermaand de systeemgrens van de WKK-eenheid is gepasseerd.

1.2. Meetgegeven:

het resultaat van het meten voor één vorm van energie. Er is ten minste één meetgegeven van elk van de afzonderlijke energievormen, te weten brandstof, elektriciteit, warmte en, voor zover van toepassing, mechanische energie. Indien een energievorm op meer dan één punt op de systeemgrens wordt gemeten, zullen er ook meer meetgegevens voor die energievorm zijn.

1.3. Bemetering:

het geheel van alle meetinrichtingen en systemen voor dataopslag en datatransmissie dat nodig is om alle energie die de systeemgrens van de WKK-eenheid passeert, te meten en te waarborgen.

1.4. Meetinrichting:

het totaal van onderling samenhangende meters en meetmiddelen die nodig zijn om een hoeveelheid energie te meten. Er is ten minste één meetinrichting voor het meten van elk van de afzonderlijke energievormen, te weten brandstof, elektriciteit, warmte en, voor zover van toepassing, mechanische energie.

1.5. Meter:

een toestel dat één parameter meet, nodig voor het vaststellen van de hoeveelheid energie.

1.6. Meetmiddel:

een onderdeel van de meetinrichting, nodig voor het meten, anders dan een meter.

1.7. Systeemgrens:

een fictieve gesloten omhulling van de WKK-eenheid die de WKK-eenheid onderscheidt van de andere systemen binnen het bedrijf.

Hoofdstuk 2. Algemene eisen

Meetprotocol

  • 2.1. Het meetprotocol van de WKK-installatie bevat ten minste de volgende elementen:

    • a. beschrijving van de verschillende componenten van de WKK-installatie, inclusief de eventuele afzonderlijke WKK-eenheden en de verschillende hulpinstallaties daarbij;

    • b. beschrijving en schets van de systeemgrens of systeemgrenzen van de WKK-eenheden waaruit de WKK-installatie bestaat zoals uitgewerkt in hoofdstuk 3;

    • c. beschrijving en schets van de bemetering van elk van de WKK-eenheden;

    • d. beschrijving van de meters en meetmiddelen van elk van de meetinrichtingen;

    • e. beschrijving van het onderhoud van elk van de meetinrichtingen;

    • f. beschrijving van de apparatuur voor de opslag en de verwerking van de gegevens afkomstig van de meetinrichtingen;

    • g. beschrijving van de onnauwkeurigheid van elk van de meetinrichtingen;

    • h. beschrijving van de borging van de kwaliteit van de metingen;

    • i. beschrijving van de wijze van reparatie van meetgegevens en alternatieve meetmethoden in geval van storing van de meetinrichting;

    • j. beschrijving van de borging van de kwaliteit van de verwerking van de gegevens afkomstig van de meetinrichtingen;

    • k. beschrijving van de frequentie van ijking van elk van de meetinrichtingen;

    • l. beschrijving van de vaststelling dan wel de berekening van de hoeveelheid WKK-elektriciteit die op een net of een installatie is ingevoed en van de berekening van de besparing op primaire energie, overeenkomstig artikel 6 van de regeling.

Administratie

  • 2.2. Bij het meetprotocol behoort een administratie waarin per meetinrichting de volgende gegevens worden geregistreerd:

    • a. fabrikaat, type, fabrieksnummer en bouwjaar van de geïnstalleerde meetinrichtingen, meters en meetmiddelen;

    • b. kalibratiecertificaten van de meetinrichting en de meters en meetmiddelen daarvan;

    • c. het jaar waarin de meetinrichting is geïnstalleerd dan wel voor het laatst is gereviseerd;

    • d. het soort zegel waarmee de meetinrichting is verzegeld, dan wel de wijze van borging die voor de meetinrichting is aangebracht;

    • e. het jaar en de maand, waarin de meetinrichting voor het laatst is gecontroleerd;

    • f. het jaar en de maand, waarin de meetinrichting voor het laatst is geijkt;

    • g. de resultaten van de aan de meetinrichting uitgevoerde controles en ijkingen;

    • h. een overzicht van de functionarissen die bevoegd zijn metingen uit te voeren en meetinrichtingen te onderhouden respectievelijk te beheren.

    Aanvullend geldt voor warmte norm EN 1434-sectie 2.

    De producent is verantwoordelijk voor het actueel houden van deze administratie.

Onzekerheid

  • 2.3. De onzekerheid van een meetgegeven wordt berekend uit de onnauwkeurigheden van de afzonderlijke meetinrichtingen op de wijze als beschreven in de ‘Guide to the expression of uncertainty in measurement’ (uitgave van BIPM, IEC, IFCC, ISO, IUPAC, IUPAP en OIML; International Organization for Standardization, Geneva, 1995, ISBN 92-67-10188-9).

Meetrapport

  • 2.4 Het meetrapport bevat voor elk van de WKK-eenheden tenminste de meetgegevens van:

    • a. het brandstofverbruik (per type brandstof);

    • b. de totale hoeveelheid opgewekte elektriciteit;

    • c. de netto opgewekte warmte (per toepassingsgebied en temperatuurniveau);

    • d. mechanische energie (voor zover van toepassing);

    en in aanvulling daarop het aantal draaiuren.

  • 2.5. Het meetrapport bevat een samenvatting, bestaande uit de geaggregeerde meetgegevens, die voor de berekening van de hoeveelheid WKK-elektriciteit die op een net of een installatie is ingevoed en van de besparing op primaire energie, overeenkomstig artikel 6 van de regeling, moeten worden gebruikt.

  • 2.6. Indien aardgas als brandstof wordt gebruikt, wordt de hoeveelheid aardgas gerapporteerd in kubieke meters van standaard Groningen-kwaliteit (met een energie-inhoud van 35,17 MJ/Nm3) onder normaalcondities. De omrekening van de gemeten hoeveelheid aardgas naar aardgas van standaard Groningen-kwaliteit geschiedt aan de hand van de feitelijke energie-inhoud van het gebruikte aardgas, zoals de leverancier deze bij de facturering van het aardgas aan de producent opgeeft.

    Het meetrapport bevat een opgave van de gemeten hoeveelheid aardgas, de door de leverancier opgegeven energie-inhoud van het aardgas en de omgerekende hoeveelheid aardgas van standaard Groningen-kwaliteit.

  • 2.7. In het meetrapport wordt tevens vermeld, voor zover van toepassing,

    • a. storingen van meetinrichtingen en daarmee samenhangende reparatie van meetgegevens;

    • b. storingen in andere onderdelen van de bemetering en de gevolgen daarvan voor de betrouwbaarheid van de meetgegevens,

    • c. dat meetgegevens door middel van alternatieve meting zijn bepaald;

    • d. correctie van meetgegevens, en

    • e. wijzigingen in installatie, bemetering en andere omstandigheden die van belang kunnen zijn voor het bepalen van de hoeveelheid garanties van oorsprong.

  • 2.8. Het meetrapport bevat voorts een verklaring dat de meetgegevens zijn totstandgekomen door onverkorte toepassing van het meetprotocol.

Storingen

  • 2.9. De meetgegevens van een meetinrichting, die door een storing niet langer functioneert of niet langer voldoet aan de gestelde meeteisen, mogen voor een periode van maximaal vier werkdagen nadat de storing is opgemerkt worden berekend uit controlemetingen.

  • 2.10. Indien de storing niet binnen vier werkdagen verholpen is, kan de producent meten volgens de in hoofdstuk 5 beschreven methode en procedure.

  • 2.11. Indien een storing is opgetreden, wordt dit vermeld in het meetrapport over de desbetreffende kalendermaand. Hierbij wordt aangegeven welke meetgegevens het betreft en op welke wijze de reparatie is aangebracht.

Eisen aan meetinrichtingen en meters

  • 2.12. Het meten van de hoeveelheden energie geschiedt volgens algemeen geaccepteerde comptabele meetinrichtingen.

  • 2.13. Voor zover een meetinrichting of meter onder de IJkwet valt, zijn deze meetvoorwaarden niet van toepassing ten aanzien van het (de) onderwerp(en) dat (die) voor die meetinrichting of meter in de IJkwet word(t)(en) geregeld.

  • 2.14. De meters en meetmiddelen voldoen aan de typekeuringseisen van de voor die meters en meetmiddelen van toepassing zijnde EN-normen of daarmee vergelijkbare nationale normen. Het bewijs van typegoedkeuring is verstrekt conform de IJkwet of door een organisatie die gecertificeerd is conform NEN-ISO 17025.

  • 2.15. De capaciteit, het ontwerp en de aanleg van de meetinrichtingen is in overeenstemming met de maximale hoeveelheden energie die de WKK-eenheid kan consumeren respectievelijk produceren.

  • 2.16. Plaatsing van de meters voldoet aan de plaatsingsvoorschriften die onderdeel uitmaken van de genoemde normen en aangevuld met de plaatsingsvoorschriften van de fabrikant van de meter of meetmiddel.

  • 2.17. Elk van de meters en de meetmiddelen is geborgd dan wel verzegeld. De borging is zodanig dat een meting niet kan worden beïnvloed, zonder dat dit duidelijk gesignaleerd wordt. De verzegeling is zodanig dat een meting niet kan worden beïnvloed zonder de verzegeling zichtbaar te verbreken.

  • 2.18. De meetinrichting wordt zodanig onderhouden dat deze voortdurend aan deze meetvoorwaarden voldoet.

Hoofdstuk 3. Systeemgrens
  • 3.1. De systeemgrens omsluit één of meerdere WKK-eenheden van een WKK-installatie.

  • 3.2. Indien de systeemgrens meerdere WKK-eenheden omsluit, worden alle eenheden binnen die systeemgrens voor de toepassing van artikel 6 van de regeling beschouwd als één WKK-eenheid.

  • 3.3. Indien een systeemgrens meerdere WKK-eenheden omsluit, geldt voor de berekening van de hoeveelheid WKK-elektriciteit die op een net of een installatie is ingevoed en van de besparing op primaire energie, overeenkomstig artikel 6 van de regeling, voor de WKK-eenheden binnen deze systeemgrens als bouwjaar het bouwjaar van de meest recent gebouwde WKK-eenheid.

  • 3.4. Op de systeemgrens van de WKK-eenheid worden alle vormen van energie-input en energie-output gemeten.

  • 3.5. Alle onderdelen van de WKK-eenheid bevinden zich binnen de systeemgrens.

  • 3.6. Niet aan de WKK-eenheid gerelateerde systemen die elektriciteit, mechanische energie of warmte opwekken vallen buiten de systeemgrens.

  • 3.7. De consumptie van elektriciteit, mechanische energie of warmte van systemen die zich binnen de systeemgrens bevinden, wordt niet gemeten.

  • 3.8. Voor elke WKK-eenheid wordt een schema opgesteld met daarop aangegeven de systeemgrens, de energiestromen die de systeemgrens passeren en voor elk van deze energiestromen de meetinrichtingen die zich op de WKK-systeemgrens bevinden.

  • 3.9. Voor de gehele WKK-installatie wordt in een schets aangegeven waarop de systeemgrenzen van de WKK-eenheden in onderling verband zijn aangegeven.

Hoofdstuk 4. Nauwkeurigheidseisen aan meetinrichtingen en meters

Brandstof

  • 4.1. Elke brandstof die in de WKK-eenheid wordt verbruikt, wordt afzonderlijk gemeten.

  • 4.2. Het volume aardgas of een ander gas wordt gemeten en naar normaalcondities herleid met een meetinrichting die voldoet aan de IJkregeling gasmeters, waarbij voor balgengasmeters de eisen voor nauwkeurigheidsklasse I gelden.

  • 4.3. De hoeveelheid kolen wordt gemeten op basis van weging dan wel op basis van de inkoop en voorraadbalans, met een maximaal toelaatbare afwijking van 1,0%, zoals bepaald in ISO 9411-1 (monstername voor de bepaling van de onderste verbrandingswaarde).

  • 4.4. De hoeveelheid vloeibare brandstof wordt gemeten door middel van een meetinrichting die voldoet aan de IJkregeling vloeistofmeters en vloeistofmeetinstallaties, waarbij de eisen voor klasse 1.0 gelden.

  • 4.5. De hoeveelheid andere brandstof wordt bepaald volgens een algemeen geaccepteerde comptabele meting, met een maximaal toelaatbare afwijking van 1,0%.

Elektriciteit en mechanische energie

  • 4.6. Alle hoeveelheden door de WKK-eenheid opgewekte elektriciteit worden gemeten met een meetinrichting die voldoet aan de bepalingen met betrekking tot de nauwkeurigheidseisen die de Meetcode Elektriciteit stelt voor een meetinrichting op een aansluiting.

  • 4.7. De hoeveelheid mechanische energie wordt gemeten met een ‘torquemeter’ volgens norm ASME-PCI 19.7 ‘Measurement of shaft power’, dan wel met een meetinrichting die voldoet aan een vergelijkbare norm. De maximaal toelaatbare afwijking van de meting bedraagt 1,0%.

  • 4.8. Wanneer de WKK-eenheid elektriciteit invoedt op meerdere spanningsniveau’s wordt voor de toepassing van artikel 6 van de regeling uitgegaan van het spanningsniveau met het grootste aandeel.

Warmte

  • 4.9. De hoeveelheid warmte, getransporteerd als warm water, wordt gemeten met een meetinrichting die voldoet aan die voldoet aan EN 1434 sectie 1, klasse 1, dan wel een vergelijkbare norm.

  • 4.10. De hoeveelheid warmte, getransporteerd als stoom wordt gemeten met een meetinrichting die voldoet aan norm ISO 5167-1 of aan een vergelijkbare norm. Het retourcondensaat dient in mindering te worden gebracht op de hoeveelheid warmte getransporteerd als stoom. Voor een stoomdebiet van 50% tot 100% van het meetbereik van de meetinrichting bedraagt de maximaal toelaatbare afwijking van de meting 2% van de volle schaal van de meetinrichting. Voor een stoomdebiet van minder dan 50% van het meetbereik van de meetinrichting bedraagt de maximaal toelaatbare afwijking van de meting 4% van de meetwaarde. De temperatuur wordt gemeten met een weerstandsthermometer die voldoet aan norm IEC-751, nauwkeurigheidsklasse B, een thermokoppel die voldoet aan norm IEC-584, nauwkeurigheidsklasse 2, of een meter die voldoet aan een vergelijkbare norm.

  • 4.11. Wanneer de WKK-eenheid meerdere soorten warmte produceert, wordt voor de toepassing van artikel 6, eerste tot en met derde lid, van de regeling, uitgegaan van het type warmte met het grootste energetische aandeel.

Bagatelbepaling

  • 4.12. Voor ten hoogste 2,5% van de per energievorm in totaal gemeten hoeveelheid energie, kunnen de maximaal toelaatbare afwijkingen ten hoogste tweemaal zoveel bedragen als de volgens de voorgaande bepalingen van dit hoofdstuk voorgeschreven maximaal toelaatbare afwijkingen.

Hoofdstuk 5. Alternatieve meting
  • 5.1. De producent kan een meetgegeven via een alternatieve meting bepalen, indien meten met meetinrichtingen als bedoeld in hoofdstuk 4 niet mogelijk is omdat:

    • a. geen goede meting mogelijk is van de energiehoeveelheid,

    • b. het plaatsen van een meetinrichting tot aantasting van de veiligheid van de installatie zou leiden,

    • c. het plaatsen of verbeteren van een meetinrichting tot onevenredig hoge kosten zou leiden, of

    • d. een meetinrichting in storing is geraakt als bedoeld onder 2.10 tot en met 2.12.

  • 5.2. De alternatieve meting voldoet aan de hieronder genoemde voorwaarden.

  • 5.3. De producent verstrekt in het meetprotocol een uitvoerige motivatie voor het afwijken van hoofdstuk 4, waarin ten minste wordt opgenomen:

    • a. een beschrijving van de technische onmogelijkheid om hoofdstuk 4 toe te passen, of

    • b. de overwegingen omtrent de veiligheid van de installatie op grond waarvan hoofdstuk 4 niet toegepast kan worden, of

    • c. een onderbouwde raming van de kosten die het aanpassen van de betrokken meetinrichting aan het toepassen van hoofdstuk 4 zouden vergen, en

    • d. de onnauwkeurigheid die bij toepassing van hoofdstuk 4 bereikt zou zijn, en

    • e. de onnauwkeurigheid die bij toepassing van de alternatieve meting bereikt zal worden.

  • 5.4. De wijze van het bepalen van de meetgegevens door middel van alternatieve meting wordt nauwkeurig vastgelegd in het meetprotocol voor de WKK-installatie en wordt voorafgaand aan de toepassing daarvan goedgekeurd door een gecertificeerd meetbedrijf.

  • 5.5. De alternatieve meting gebruikt geen kentallen of andere gegevens die het meten van de daadwerkelijke hoeveelheid energie beïnvloeden.

  • 5.6. De onnauwkeurigheid van een meetgegeven, vastgesteld op grond van alternatieve meting, is in beginsel gelijk aan of lager dan de onnauwkeurigheid die hoofdstuk 4 ten aanzien van de desbetreffende meting vereist.

  • 5.7. Indien de onnauwkeurigheid van een meetgegeven, vastgesteld op grond van alternatieve meting, hoger is dan de onnauwkeurigheid die hoofdstuk 4 ten aanzien van de desbetreffende meting vereist, wordt het opgegeven meetgegeven als volgt gecorrigeerd,

    • a. voor energie die aan de WKK-eenheid wordt toegevoerd: de meetwaarde wordt vermeerderd met het verschil tussen de feitelijke onnauwkeurigheid en de vereiste onnauwkeurigheid en

    • b. voor energie die de WKK-eenheid produceert: de meetwaarde wordt verminderd met het verschil tussen de feitelijke onnauwkeurigheid en de vereiste onnauwkeurigheid.

  • 5.8. De wijze waarop de correctie volgens 5.7 wordt aangebracht, wordt beschreven in het meetprotocol.

  • 5.9. Zowel het oorspronkelijke meetgegeven als het meetgegeven na de correctie volgens 5.7 wordt in het meetrapport opgenomen.

BIJLAGE 2 BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL I

Bijlage 2 behorende bij artikel 2, eerste lid, van bij de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998

VERZOEK TOT VASTSTELLING VAN EEN PRODUCTIE-INSTALLATIE VOOR DE OPWEKKING VAN HR-WKK-ELEKTRICITEIT EN MEDEDELING VAN MEETGEGEVENS OMTRENT HR-WKK-ELEKTRICITEIT

Met dit formulier verklaart u WKK-elektriciteit te produceren, verzoekt u de netbeheerder vast te stellen of uw installatie geschikt is voor de opwekking van WKK-elektriciteit en of uw meetinrichting geschikt is voor de meting van WKK-elektriciteit en verzoekt u de netbeheerder de meetgegevens met betrekking tot de door u geproduceerde WKK-elektriciteit als zodanig mede te delen aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.

In het algemeen geldt het volgende: Indien zich meerdere productie-installaties achter één aansluiting bevinden waarvoor u WKK-certificaten en/of Garanties van Oorsprong heeft aangevraagd, dient u tevens de systeemgrenzen van de productie-installaties te bepalen. Deze systeemgrenzen kunnen meerdere productie-eenheden omvatten.

1. Gegevens producent

Vul onderstaande gegevens juist en volledig in.

  • a. Naam:

  • b. Adres:

  • c. Postcode:

  • d. Woonplaats:

  • e. Land:

  • f. Telefoonnummer:

  • g. Faxnummer:

  • h. E-mail adres:

  • i. Inschrijfnummer Kamer van Koophandel te ..........:

  • j. Sofi-nummer:

  • k. SBI-code *niet verplicht*:

2. Locatiegegevens productie-installatie

  • a. Adres:

  • b. Postcode:

  • c. Plaats:

  • d. Locatienummer Kadaster:

  • e. EAN-code van de aansluiting op het net (18-cijferig):

  • f. EAN-code van de netbeheerder van het net waarop de installatie is aangesloten:

  • g. Zijn er meerdere productie-installaties waarvoor WKK-certificaten en/of garanties van oorsprong zijn aangevraagd aangesloten via dezelfde netaansluiting?

    • o Ja

    • o Nee

    Indien u deze vraag heeft beantwoord met ‘ja’ dient u ook vraag 2h in te vullen en een tekening met de systeemgrenzen van de productie-installaties bij te voegen. Indien u bij deze vraag ‘nee’ heeft geantwoord, kunt u verder gaan met vraag 2i.

  • h. EAN-code van de productie-installatie waarop dit verzoek tot vaststelling betrekking heeft:

  • i. SBI-code van de afnemer(s) van de door de installatie opgewekte warmte *niet verplicht*:

  • j. Naam en adres van de afnemer van de warmte *niet verplicht*:

3. Typegegevens productie-installatie

Geef aan om wat voor soort installatie het gaat bij deze aanvraag en welke brandstof in deze installatie wordt gebruikt. Zowel bij de vraag over het installatie-type als bij de vraag over de brandstofsoort zijn meerdere antwoorden mogelijk.

Uit hoeveel afzonderlijke WKK-eenheden bestaat uw WKK-installatie?

Vul voor elk van deze eenheden de volgende vragen in

  • a. Welk type krachtbron is geïnstalleerd?

    • o Stoom- en gasturbine met warmteterugwinning

    • o Tegendrukstoomturbine

    • o Aftap-condensatiestoomturbine

    • o Gasturbine met warmteterugwinning

    • o Interne verbrandingsmotor

    • o Microturbine

    • o Stirlingmotor

    • o Brandstofcel

    • o Stoommachine

    • o ORC

    • o Anders:

  • b. Op welk spanningsniveau is de eenheid aangesloten op het net?

    • o 200 kV of meer

    • o 100–200 kV

    • o 50–100 kV

    • o 0,4–50 kV

    • o < 0,4 kV

    • o niet van toepassing: de eenheid wekt uitsluitend mechanische energie op

  • c. Op welk temperatuurniveau levert de eenheid warmte?

    • o stoom

    • o heet water

    • o direct gebruik van afgassen (meer dan 250°C)

    • o direct gebruik van afgassen (onder de 250°C)

  • d. Toepassingsgebied warmte

    • o huishoudelijk

    • o industrie

    • o landbouw

  • e. Welke brandstof wordt gebruikt?

    Gasvormig

    • o Aardgas

    • o Raffinagegas of waterstof

    • o Biogas

    • o Cokesovengas, hoogovengas, andere afvalgassen, industriële overtollige hitte

    Vloeibaar

    • o Olie (gasolie + stookolie)

    • o Biobrandstoffen

    • o Biologisch afbreekbaar afval

    • o Niet-hernieuwbaar afval

    Vaste stof

    • o Steenkool

    • o Bruinkool/bruinkoolbriketten

    • o Turf/turfbriketten

    • o Houtbrandstoffen

    • o Agrarische biomassa

    • o Biologisch afbreekbaar (stedelijk) afval

    • o Niet-hernieuwbaar (stedelijk en industrieel) afval

    • o Oliehoudende leisteen

  • f. Nominaal elektrisch vermogen WKK-eenheid (MW):

  • g. Aansluitwaarde WKK-eenheid (MVA):

U dient een meetprotocol, dat voldoet aan de eisen vastgelegd in de WKK-meetvoorwaarden (bijlage 1 bij de regeling) en dat door een gecertificeerd meetbedrijf is goedgekeurd, als bijlage bij dit verzoek te voegen.

4. Algemene verklaring

U verklaart door het invullen en ondertekenen van deze verklaring:

  • a. Dat de in dit formulier bedoelde productie-installatie zodanig op een net of op een (andere) installatie is aangesloten en voorzien is van (een) meter(s) die voldoe(t)(n) aan de criteria gesteld in de Meetcode Elektriciteit, dat door de netbeheerder dan wel door het gecertificeerd meetbedrijf de op een net of een installatie ingevoede elektriciteit eenduidig kan worden gemeten, dan wel uit een combinatie van metingen eenduidig kan worden berekend;

  • b. Dat u te allen tijde zult meewerken aan door de netbeheerder uit te voeren controles van de in dit formulier bedoelde productie-installatie en de bijbehorende meter(s), voor zover deze controles betrekking hebben op dit verzoek ;

  • c. Dat u, in het geval dat één van de zaken zoals door u aangegeven bij de vragen 2, 3, 4 of 5 verandert, hiervan vooraf melding maakt door dit formulier opnieuw in te vullen en te doen toekomen aan de netbeheerder;

  • d. Dat u deze verklaring naar waarheid heeft ingevuld.

5. Ondertekening

Plaats:

Datum:

Handtekening aanvrager:

Bijlage(n):

Let op!Maak een kopie van deze ingevulde verklaring voor eigen gebruik.

Ruimte voor opmerkingen producent:

 
 
 
 

Plaats:

Datum:

Naam netbeheerder:

Handtekening netbeheerder:

Ruimte voor opmerkingen netbeheerder:

 
 
 
 

TOELICHTING

1. Doel en aanleiding

De Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 ziet op het verstrekken van certificaten aan producenten die elektriciteit opwekken in een installatie voor warmtekrachtkoppeling (hierna: WKK). Omdat de certificaten uitsluitend van belang zijn voor producenten die subsidie op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie ontvangen, worden uitsluitend certificaten verstrekt aan producenten die elektriciteit opwekken in een productie-installatie voor WKK die voldoet aan bijlage 3 van Richtlijn 2004/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 februari 2004 inzake de bevordering van warmtekrachtkoppeling op basis van de vraag naar nuttige warmte binnen de interne energiemarkt en tot wijziging van Richtlijn 92/42/EEG (PbEU L 52) (verder: richtlijn 2004/8/EG). De producent van WKK-elektriciteit die een productie-installatie in stand houdt, draagt er zorg voor dat ten aanzien van deze installatie een meetprotocol wordt opgesteld, dat voldoet aan de WKK-meetvoorwaarden, zoals opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

Producenten komen alleen in aanmerking voor subsidie indien hun installatie in staat is om bij maximale productie van nuttige warmte, nuttige warmte en elektriciteit te produceren met een verhouding groter of gelijk aan 0,6 en de installatie in staat is om in vollastbedrijf en met een minimale verhouding tussen nuttige warmte en elektriciteit van 0,6 een besparing op primaire energie op te leveren van ten minste 10% ten opzichte van de referenties van gescheiden opwekking als bedoeld in richtlijn 2004/8/EG. Aan deze eis wordt voldaan als de producent maandelijks aantoont dat zijn elektriciteit-warmteratio ten minste 0,6 bedraagt. Alleen voor de elektriciteit die volgens deze ratio wordt geproduceerd, worden op grond van deze regeling certificaten afgegeven.

Voor zover niet wordt voldaan aan de drempelwaarde van het rendement van 80% als bepaald in bijlage 2 onder a) van richtlijn 2004/8/EG, dient de bepaling van de elektriciteit/warmteratio conform de volgende formule plaats te vinden: C = E/(85-E). Het door metingen exact vaststellen van deze ratio zou namelijk leiden tot aanzienlijk hogere administratieve lasten en mogelijk tot langdurige discussies over de technische aannames bij die metingen. Met deze werkwijze wordt ook aangesloten bij de methode die internationaal is ontwikkeld door de 17 nationale garantiebeheerinstanties die samenwerken binnen de Association of Issuing Bodies (AIB), waarbij ook de Nederlandse garantiebeheersinstantie (de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet) is aangesloten. Hiermee wordt zoveel mogelijk gewaarborgd dat de uitkomsten ook internationaal vergelijkbaar zijn. Omdat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet zowel de Regeling garanties van oorsprong voor warmtekrachtkoppeling als de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 uitvoert, is eenvormigheid bij de werkwijze gegarandeerd.

Een maandelijkse meting vindt plaats om te verifiëren dat de hoeveelheid brandstof en opgewekte elektriciteit en warmte worden gemeten volgens het meetprotocol. De elektriciteits-warmteratio, het percentage gestookt aardgas en het percentage nuttig aangewende warmte in industriële processen zijn aanvullende voorwaarden waaraan voldaan moet worden om in aanmerking te komen voor WKK-certificaten. Indien het percentage gebruikt aardgas bij meting minder dan 90% bedraagt worden geen WKK-certificaten geboekt voor de desbetreffende kalendermaand. Hetzelfde geldt voor het percentage nuttig aangewende warmte in industriële processen. Voor het boeken en afboeken van de certificaten dient de producent een zogenaamde WKK-certificatenrekening bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet te openen.

2. Administratieve lasten

Deze regeling brengt geen verandering aan in de informatieverplichtingen die reeds bestaan op grond van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998. Momenteel zijn er geen producenten die op grond van die regeling certificaten aanvragen. De verwachting is dat twee producenten certificaten gaan aanvragen omdat het in 2010 mogelijk zal zijn om subsidie op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie aan te vragen voor WKK. Onderstaand wordt onderbouwd welk effect dit heeft op de administratieve lasten.

Voor de volledigheid worden hieronder de administratieve lasten van een aanvraag beschreven.

Allereerst dient een aanvraagformulier ingevuld te worden. Uitgaande van een tijdbesteding van een half uur en een uurloon van € 60,– bedragen deze kosten € 30,–.

De producent moet vervolgens een meetprotocol opstellen en laten goedkeuren door een gecertificeerd meetbedrijf. De totale tijdsbesteding voor het door de producent en het gecertificeerd meetbedrijf opstellen van het gevraagde meetprotocol wordt geraamd op gemiddeld vier werkdagen. Uitgaande van een uurtarief van € 60,– komen de eenmalige administratieve lasten uit op € 1920,–. Vervolgens dient een verzoek ingediend te worden bij de netbeheerder. Wanneer wordt uitgegaan van een tijdsbesteding van een half uur en een uurloon van € 60,– bedragen de kosten hiervoor € 30,–. De totale eenmalige lasten komen daarmee uit op € 1950,–. Als we aannemen dat er twee extra aanvragen komen, betekent dit een kostenpost van € 3900,–.

De maandelijkse opgave aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet van de meetgegevens wordt gedaan middels het verstrekken van een meetrapport dat per kalendermaand geverifieerd dient te zijn door het gecertificeerde meetbedrijf. Voor de grote installaties geldt dat voor het opstellen en indienen van een maandelijks meetrapport een bedrag kan worden geraamd van € 240,– (4 uur * € 60,–) per productie-installatie. Per jaar is dat voor de twee extra aanvragen bij elkaar een structurele kostenpost van € 5760,–.

Tot nu toe zijn er geen verzoeken op grond van de regeling gedaan met het oog op de verkrijging van een certificaat waardoor in de huidige situatie geen administratieve lasten zijn gerapporteerd. Met de inwerkingtreding van Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2010 is het mogelijk om subsidie aan te vragen voor bepaalde WKK-installaties en zijn WKK-certificaten vereist voor het vaststellen van de hoogte van subsidie.

Omdat de toename van de administratieve lasten onder de € 10.000,– blijft, is de regeling niet voor advies aangeboden aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

Naar boven