Besluit van 4 juni 2010 no. 10.001505 tot goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Heusden van 29 september 2009, kenmerk V200900873, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 20 april 2010, nr. BJZ 2010011524, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken.

Gelezen de brief van 12 oktober 2009, kenmerk V200900873/B200910662, van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heusden.

Gelet op Titel IV van de onteigeningswet, Titel 10.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 5.4 van de Crisis en herstelwet.

De Raad van State gehoord (advies van 20 mei 2010, no. W08.10.0151/IV).

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 31 mei 2010, nr. BJZ2010015256, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken.

Beschikken bij dit besluit over de goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Heusden van 29 september 2009, kenmerk V200900873, tot onteigening krachtens artikel 77, eerste lid, aanhef en onder 1°, van de onteigeningswet, ten name van die gemeente, van het bij dat besluit aangewezen perceel, kadastraal bekend gemeente Heusden, sectie C, no. 1378 met grondplannummer 1.

Overwegingen

Het raadsbesluit tot onteigening

Op grond van artikel 77 van de onteigeningswet kan onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. De ter onteigening aangewezen gronden zijn begrepen in het door de raad van de gemeente Heusden op 18 december 2007 vastgestelde, en door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 26 augustus 2008 goedgekeurde bestemmingsplan ‘Castellum Oud Heusden’, verder te noemen: het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is met de uitspraak van 8 april 2009 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onherroepelijk geworden.

Noodzaak en urgentie

Het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan voorziet in de realisering van een appartementsgebouw, grondgebonden rijtjeswoningen en maisonnettes (waaronder patiowoningen). De bestaande woningen zullen daartoe moeten worden gesloopt. Het doel van de nieuwbouw is meer diversiteit aan te brengen in de kern van Heusden.

De huidige kern van Oud Heusden is in het midden van de twintigste eeuw ontstaan vanwege de behoefte aan woningen voor werknemers in de groeiende scheepsbouw en conservenindustrie. De bebouwing is hierdoor eenzijdig van samenstelling waardoor een kwetsbare sociale structuur is ontstaan. Het totale aantal in het gebied gelegen woningen zal ten opzichte van de huidige situatie, met 3 toenemen. Hoewel de hoge woningdichtheid als een probleem wordt ervaren zal dit volgens de gemeente door de opzet van de nieuwbouw niet als zodanig meer worden ervaren. De inrichting van het gebied zal ook wat groen en water betreft wijzigen. Op dit moment is er geen oppervlaktewater aanwezig in het plangebied. Inmiddels is met de sloop van een aantal rijen woningen begonnen. Op het te onteigenen perceel zijn de bestemmingen ‘Wonen (W)’ en ‘Groen en Water (GW)’ gelegen.

In de door de gemeente Heusden voorgestane wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door het bestemmingsplan met de daarbij behorende voorschriften, kaarten en toelichting. Uit het raadsbesluit blijkt dat de door onteigening te verwerven grond bezwaarlijk kan worden gemist bij de uitvoering van het bestemmingsplan.

Bedenkingen

Het raadsbesluit tot onteigening heeft overeenkomstig artikel 84, eerste lid, van de onteigeningswet met ingang van 12 oktober 2009 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen in de gemeente Heusden. De algemene kennisgeving van de terinzagelegging heeft op 7 oktober 2009 plaatsgevonden in de Staatscourant en de lokaal verschijnende ‘De Scherper’. De persoonlijke kennisgeving is geschied bij brief van 1 oktober 2009.

Tegen het raadsbesluit tot onteigening zijn bij Ons bedenkingen naar voren gebracht door de heer R.H.B. van Uden, per brief van 10 november 2009, eigenaar van het perceel met grondplannummer 1, hierna reclamant.

Overeenkomstig artikel 86, tweede lid, van de onteigeningswet, is reclamant door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in de gelegenheid gesteld zich te doen horen. Hiervan heeft reclamant op 18 januari 2010 gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de bedenkingen

Reclamant herhaalt zijn bij de gemeente ingediende zienswijzen en handhaaft deze. Hieronder worden de bedenkingen van reclamant samengevat waarbij de nummering van reclamant wordt aangehouden.

  • 1. Reclamant voert aan dat het op 16 juni 2009 door de gemeenteraad genomen ontwerpbesluit tot onteigening van zijn perceel onrechtmatig is omdat hem het spreekrecht door de raadsgriffier is geweigerd.

  • 2. Reclamant voelt zich gediscrimineerd als mondig burger omdat hij heeft gevraagd om als agendapunt op de raadsvergadering het punt van belangenverstrengeling van raadsleden te plaatsen. Vervolgens is er aangifte bij de politie tegen hem gedaan en is hij telefonisch onder druk gezet door de vader van het betreffende raadslid.

  • 3. Het publiek belang van de onteigening is niet aangetoond omdat het raadsbesluit onvoldoende inzicht biedt in de door de gemeente voorgestane vorm van planuitvoering. De bewoners hebben de voorkeur voor behoud van de wijk, getuige de door hem verzamelde 72 handtekeningen. De woningbouwvereniging is belanghebbende omdat zij op deze manier het achterstallig onderhoud door middel van nieuwbouw compenseren. Het bestemmingsplan is ook geruisloos aangenomen en er is niet ingegaan op de bezwaren van direct betrokkenen. Dit is in strijd met de Wet ruimtelijke ordening. De westelijk van Heusden gelegen Amercentrale in Geertruidenberg stoot veel vervuilde lucht uit. Het geplande appartementsgebouw is een groot opvangscherm die de vervuilde lucht door Heusden laat circuleren met alle gevolgen van dien voor de gezondheid van de inwoners. De bebouwing moet daarom laagbouw blijven.

  • 4. Volgens reclamant ontbreekt de urgentie omdat de gemeenteraad op 23 juni 2009 heeft besloten het voor de realisatie van Castellum bestemde budget voor andere projecten te gebruiken.

  • 5. Er is nog volop ruimte voor groen in de in de onteigening betrokken straten.

  • 6. Er is volgens reclamant geen noodzaak tot onteigening nu er nog niet zodanig door de gemeente is onderhandeld dat gebleken is dat de gronden niet minnelijk te verwerven zijn. De gemeente heeft voor het eerst op 13 september 2005 een aanbod gedaan. Daarna gevolgd door een bod op 8 juni 2006 en 24 januari 2008. Tussen die twee data is verder niets gebeurd. Op 27 juni 2008 is een laatste finaal bod gedaan dat vals was gedateerd op 18 maart 2008.

  • 7. De vergoeding van de kosten voor fruitbomen klopt niet.

  • 8. De berekening van de courtage van de adviseur van reclamant klopt niet.

  • 9. De gemeente heeft gebrekkig gecommuniceerd met reclamant. Hij is door de Nationale Ombudsman hierover in het gelijk gesteld.

  • 10. De gemeenteraad is door de projectwethouder met onjuiste argumenten overtuigd dat een onteigeningsprocedure diende te worden gestart. Er is beweerd dat reclamant het bod van de gemeente had aanvaard en dat dit met een E-mail kon worden bewezen. Dat is een leugen.

  • 11. Er is sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel omdat de wethouder zonder proces aan een projectontwikkelaar toegeeft en vervolgens wel ten strijde trekt tegen een eigenaar van een rijtjeshuis.

  • 12. De gemeente gebruikt verder de media in haar strijd tegen reclamant. De kranten zijn niet onpartijdig omdat de gemeente deze wekelijks betaalt voor de plaatsing van haar ambtelijke berichten. De krant wordt gebruikt om de gewone man bang te maken met valse berichten.

  • 13. De gemeente Heusden heeft geen infrastructuur voor een flat. De hoogte van 17,5 meter is in strijd met het gemeentelijke structuurplan.

  • 14. De bouwmassa van de flat sluit niet aan bij de bestaande kern van Heusden die hoofdzakelijk uit 2 bouwlagen bestaat.

  • 15. De bestaande riolering kan het afval van het grote aantal flatbewoners niet aan.

  • 16. De flat zal een enorme schaduwwerking hebben op de omgeving.

  • 17. Ter plaatse van het gebied heeft een middeleeuws kasteel gelegen. Door de realisatie van het bestemmingsplan zullen de archeologische waarden enorme schade oplopen. Nederland is gebonden aan het Verdrag van Malta en dient de archeologische belangen tijdig in de besluitvorming te betrekken.

  • 18. De bouwwerkzaamheden zullen een verslechtering van de situatie in de natte natuurparel tot gevolg hebben vanwege de infiltratie van grote hoeveelheden hemelwater. Het plan heeft geen waterbeleid zoals dat in de Kaderrichtlijn Water is vastgelegd.

  • 19. Daarnaast zullen de in het plan opgenomen bredere wegen een grotere verkeersstroom tot gevolg hebben waardoor de wijk onrustig zal worden. Er is ook geen onderzoek gedaan of het bestemmingsplan voldoet aan het Besluit luchtkwaliteit.

  • 20. Voor het plan is eveneens geen strategische milieueffectbeoordeling opgesteld.

  • 21. Stichting Woonveste heeft hem geen passende oplossing geboden, hetgeen vreemd is omdat de stichting door de gemeente is aangesteld als onderhandelaar. De buurman van reclamant heeft met korting van de stichting wel een huis kunnen kopen.

  • 22. Reclamant geeft verder aan dat het slopen van woningen in strijd is met het actieplan woningproductie dat op 22 november 2007 aan de Tweede Kamer is aangeboden omdat in plaats van productieverhoging er een verlaging plaatsvindt als gevolg van de sloop.

  • 23. Volgens reclamant worden de maximaal toelaatbare geluidwaarden overschreden bij het bestemmingsplan en kan er geen ontheffing verleend worden omdat de berekening is gebaseerd op een berekening in plaats van een meting. Daardoor is de realisatie van het bestemmingsplan verboden op grond van artikel 110g van de Wet geluidhinder.

  • 24. Reclamant voert aan dat de subsidie die door de gemeente op grond van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing was aangevraagd, is afgewezen.

  • 25. Verder is de bodem dusdanig verontreinigd dat een saneringsplan had moeten worden opgesteld, dat heeft de gemeente nagelaten. Dit is een vorm van discriminatie van de inwoners van Oud-Heusden ten opzichte van de inwoners van Heusden.

  • 26. Reclamant heeft een woning voorgesteld in de gemeente Waalwijk. Dat huis is hem door de gemeente Heusden niet gegund.

  • 27. Het bestemmingsplan is in strijd met de Wro niet digitaal beschikbaar.

  • 28. Reclamant geeft aan dat de wethouder tijdens de informatievergadering van 2 juli 2008 heeft gezegd dat de woningcorporatie hem heeft gevraagd om de onteigening in 2007 te starten. Het bestemmingsplan is echter pas in 2008 aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant voorgelegd. Het was dus onzinnig om in 2007 over onteigening te spreken.

  • 29. Reclamant kan de BIK-code van de gemeente Heusden niet vinden in het Handelsregister terwijl dit sinds 1 juli 2008 verplicht is voor publiekrechtelijke rechtspersonen. Hierdoor is het raadsbesluit van 16 juni 2009 niet rechtsgeldig genomen.

  • 30. Reclamant stelt dat er nog een wrakingsprocedure loopt tegen de bezwarencommissie en dat zolang deze loopt de onteigeningprocedure opgeschort dient te worden.

  • 31. Reclamant voert als laatste aan dat er asbest is verwijderd achter zijn huis en dat dit zonder waarschuwing vooraf heeft plaatsgevonden. Er zijn ook geen beveiligende maatregelen genomen om besmetting van omwonenden te voorkomen.

Ten aanzien van de bedenkingen van reclamant met de nummers 5, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 23 en 27 overwegen Wij dat deze van planologische aard zijn en naar voren kunnen worden gebracht in het kader van de procedures die bij de totstandkoming van het bestemmingsplan op grond van de WRO gevolgd dienen te worden. Deze bedenkingen staan hier niet ter beoordeling.

Ten aanzien van de bedenkingen die reclamant naar voren brengt onder de nummers 25 en 31 overwegen Wij dat deze zien op de toepassing van de milieuwet- en regelgeving. Deze kunnen naar voren worden gebracht in de op grond van deze wet- en regelgeving daarvoor bestemde procedures en staan hier niet ter beoordeling.

Ten aanzien van de door reclamant onder nummer 1 aangevoerde bedenking overwegen Wij dat in de onteigeningswet niet is bepaald dat een belanghebbende voorafgaand aan het nemen van een ontwerpraadsbesluit tot onteigening wordt gehoord. Bij het nemen van het raadsbesluit dient de procedure van afdeling 3.4, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht te worden gevolgd. In artikel 3:15 van de Awb is bepaald dat belanghebbenden naar keuze schriftelijk dan wel mondeling zienswijzen tegen het ontwerp naar voren kunnen brengen. Reclamant heeft tegen het raadsbesluit van 16 juni 2009 op 6 juli 2009 schriftelijk zienswijzen tegen het ontwerp ingediend. Daarmee heeft hij de raad in kennis gesteld van zijn argumenten tegen de onteigening.

Ten aanzien van de door reclamant onder punt 2 aangevoerde bedenking overwegen wij dat uit het onderzoek en de overgelegde stukken niet is gebleken dat het door reclamant genoemde raadslid en haar vader persoonlijke of zakelijke betrokkenheid bij de realisatie van het bestemmingsplan hebben. Voor het overige kan de door reclamant aangevoerde vermeende belangenverstrengeling geen rol spelen in de onteigeningsprocedure. Indien hij in zijn mening blijft volharden kan hij dit bij de daartoe geëigende instanties naar voren brengen.

Wat betreft het door reclamant onder de nummers 3 en 4 aangevoerde overwegen wij dat het bestemmingplan voldoende inzicht biedt in hetgeen de gemeente ter plaatse van het perceel van reclamant wil realiseren. Wij verwijzen naar hetgeen Wij hiervoor onder ‘Noodzaak en urgentie’ ten aanzien van het bestemmingsplan hebben overwogen. De gemeente heeft bij de behandeling van de door reclamant ingediende zienswijzen aangegeven dat door de gemeenteraad in de raadsvergadering van 23 juni 2009 niet is besloten tot het anders aanwenden van het gereserveerde budget voor de realisatie van het bestemmingsplan. Wij hebben geen reden hieraan te twijfelen. Reclamant voert ook geen nadere bedenkingen aan die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.

Ten aanzien van de bedenkingen die door reclamant onder de nummers 6, 7, 8, 21 en 26 worden aangevoerd overwegen Wij dat deze zien op het minnelijk overleg dat voorafgaand aan de onteigening door de gemeente met een grondeigenaar dient te worden gevoerd. Ten aanzien hiervan overwegen Wij in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt, dat de onteigenende partij hetgeen onteigend moet worden éérst bij minnelijke overeenkomst in eigendom tracht te verkrijgen. Dit artikel heeft betrekking op de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve fase van de onteigeningsprocedure is echter één van de criteria waaraan door Ons kan worden getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening als uiterste middel is bedoeld, zijn Wij van oordeel dat pas van dit middel mag worden gebruikgemaakt, als vóór het begin van de onteigeningsprocedure langs minnelijke weg niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming is te komen. Aan deze voorwaarde is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen ingevolge Titel IV van de onteigeningswet in beginsel voldaan, indien vóór de terinzagelegging van het ontwerp-onteigeningsbesluit is begonnen met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving en op het moment van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening voldoende aannemelijk is dat die onderhandelingen voorlopig niet tot de eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet sprake zijn van een serieus minnelijk overleg. Doet zich deze situatie voor, dan kan een gemeente tot onteigening besluiten om daarmee een tijdige uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen.

In het bijzonder overwegen Wij dat uit het onderzoek en de overgelegde stukken blijkt dat partijen sinds 13 juni 2005 met elkaar in onderhandeling zijn. Vanaf die datum zijn er over en weer aanbiedingen gedaan, waarbij van gemeentezijde het aanbod ook tussentijds is verhoogd. Reclamant heeft de gemeente gewezen op geschikte woningen die voor hem zouden kunnen worden aangekocht. Blijkens de overgelegde stukken, getuige de brieven van 12 februari 2008 van de adviseur van reclamant en de brief van 29 februari 2009 van makelaar Naber Van der Veer, was de gemeente bereid hieraan mee te werken en zijn ook lijsten met beschikbare woningen aan reclamant overhandigd. Deze zijn echter door reclamant afgewezen. Tot op heden hebben partijen nog geen overeenstemming kunnen bereiken. Onder deze omstandigheden kan naar Ons oordeel niet worden staande gehouden dat de gemeente onvoldoende pogingen in het werk heeft gesteld om met reclamant in minnelijk overleg te komen tot eigendomsoverdracht van haar grond. Nu het ten tijde van het raadsbesluit tot onteigening aannemelijk was dat het minnelijk overleg voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, heeft de raad tot onteigening kunnen besluiten teneinde de tijdige uitvoering van het bestemmingsplan te verzekeren. Wat betreft de door reclamant aangevoerde bedenkingen tegen de hoogte van de kosten van de fruitbomen in zijn tuin en de courtage van zijn adviseur overwegen Wij dat bij het uitblijven van minnelijke overeenstemming de schadeloosstelling op grond van artikel 40 van de onteigeningswet zal plaatsvinden op basis van een volledige vergoeding van alle schade die de eigenaren rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van hun zaak lijden. De hoogte en de wijze van berekening van deze schadeloosstelling staan in het kader van de administratieve procedure niet ter beoordeling, aangezien de bepaling daarvan is voorbehouden aan de onteigeningsrechter in het kader van de gerechtelijke procedure.

Ten aanzien van de onder nummer 9 aangevoerde gebrekkige communicatie overwegen Wij dat deze betrekking heeft op de bekendwording van de nieuwbouwplannen bij reclamant in 2004 en de late reactie van de gemeente op de door reclamant ingezonden brief. De gebrekkige communicatie heeft dan ook geen betrekking, zo begrijpen Wij, op de hier aan de orde zijnde onteigeningsprocedure. Zoals hiervoor al is gesteld bij de behandeling van de bedenking over het minnelijk overleg is door de gemeente vanaf 2005 met reclamant overlegd, zodat vanaf die datum regelmatig met reclamant is gecommuniceerd. Tevens heeft reclamant in de door de gemeente gestarte onteigeningprocedure zijn zienswijzen en bedenkingen conform de in de onteigeningswet en afdeling 3.4 van de Awb voorgeschreven procedure naar voren kunnen brengen en is met reclamant in dat kader gecommuniceerd.

Wat betreft het onder nummer 10 door reclamant aangevoerde overwegen wij dat Ons niet is gebleken van misleiding van de gemeenteraad door de wethouder. De onteigeningsprocedure is door de gemeente gestart juist omdat met reclamant niet tot overeenstemming over minnelijke verwerving van zijn perceel kon worden gekomen. Wanneer het door de wethouder gestelde juist zou zijn had er geen aanleiding voor de gemeenteraad bestaan om te besluiten tot de start van de onteigeningsprocedure.

Van strijd met het gelijkheidsbeginsel zoals dat door reclamant onder punt 11 wordt aangevoerd is Ons niet gebleken nu reclamant deze bedenking niet verder heeft onderbouwd. Onbekend is derhalve in welk kader tot een vergelijk met een projectontwikkelaar is gekomen.

Het door reclamant onder punt 12 aangevoerde gebruik van de media, de in punt 22 genoemde strijd met het actieplan woningproductie, de in punt 24 vermelde afwijzing van de ISV-subsidie en de in punt 29 genoemde ontbrekende verplichte BIK-code kunnen in deze procedure er niet toe leiden dat aan het onteigeningsbesluit van de gemeenteraad de goedkeuring dient te worden onthouden.

De door reclamant onder punt 28 aangevoerde mededeling van de wethouder op de raadsvergadering van 2 juli 2008 dat hij al in 2007 is verzocht om de onteigening te starten heeft geen gevolgen voor de onderhavige onteigeningsprocedure. Deze procedure is begonnen met het ontwerpraadsbesluit van 16 juni 2009. De onteigening vindt plaats in verband met de realisatie van het op 18 december 2007 door de raad vastgestelde bestemmingsplan. Voor het overige verwijzen Wij naar hetgeen Wij onder ‘Noodzaak en urgentie’ hebben overwogen.

Het door reclamant onder punt 30 genoemde feit dat er nog een wrakingsprocedure loopt tegen de bezwarencommissie is geen grond op basis waarvan de goedkeuring aan een raadsbesluit tot onteigening kan worden onthouden.

Alles overziende zijn Wij van oordeel dat de bedenkingen van reclamant Ons geen aanleiding geven om aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden.

Overige overwegingen

Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Heusden worden geacht, dat de gemeente de eigendom verkrijgt van de in het raadsbesluit tot onteigening aangewezen percelen. Er bestaan ook voor het overige geen redenen om aan het raadsbesluit de goedkeuring te onthouden.

Beslissing

Wij hebben goedgevonden en verstaan:

met inachtneming van de onteigeningswet zoals deze luidde voor 31 maart 2010, het besluit van de raad van de gemeente Heusden van 29 september 2009, kenmerk V200900873, goed te keuren.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit, dat door toezending daarvan aan de gemeente zal worden bekendgemaakt. Dit besluit zal tevens met het raadsbesluit tot onteigening in de Staatscourant worden geplaatst (www.officielebekendmakingen.nl).

Den Haag, 4 juni 2010

Beatrix

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.C. Huizinga-Heringa.

Raadsbesluit

Onteigening van de woning met erf Robrechtstraat 19 in Heusden voor de realisatie van het bestemmingsplan ‘Castellum oud Heusden’

Nr. V200900873

Besluit

De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 29 september 2009;

gezien het voorstel van het college van 18 augustus 2009, doc.nr. V200900873.;

gelet op Titel IV Onteigeningswet en de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende,

dat de gemeente de kern Oudheusden wil revitaliseren en de functionele en ruimtelijke situatie in deze kern wil versterken;

dat hiertoe op 18 december 2007 het bestemmingsplan ‘Castellum oud Heusden’ is vastgesteld en vervolgens ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant is gezonden en is goedgekeurd;

dat realisering van bovengenoemd bestemmingsplan noodzakelijk en urgent is;

dat de gemeente er nog niet in is geslaagd om met alle eigenaren en gebruikers van de in het bestemmingsplan gelegen, noodzakelijk te verwerven percelen tot overeenstemming te geraken;

dat ook de verwachting bestaat dat de voortgezette onderhandelingen niet tot resultaat zullen hebben, dat de gemeente langs minnelijke weg de eigendom van al deze percelen verwerft;

dat de raad van de gemeente Heusden de bevoegdheid heeft het onteigeningsplan en onteigeningsbesluit vast te stellen;

dat daarom een plan tot onteigening is opgesteld als bedoeld in artikel 80 van de Onteigeningswet, welk plan onder de naam onteigeningsplan ‘Castellum oud Heusden’, ingevolge artikel 3:11 juncto artikel 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht gedurende een periode van zes weken, en wel vanaf 29 juni 2009 tot en met 10 augustus 2009 in de gemeentehuizen van Drunen en Vlijmen en in de bibliotheek van Heusden ter inzage heeft gelegen;

dat van deze ter inzage legging ingevolge artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht op de wettelijk voorgeschreven wijze vooraf door een publicatie in de Staatscourant van 24 juni 2009 en het weekblad De Scherper van 24 juni 2009, openbare bekendmaking is gedaan, waarbij ingevolge artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht werd gewezen op de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van hun zienswijzen;

dat belanghebbenden persoonlijk op de hoogte zijn gesteld van dit besluit per aangetekende brief en dat zij het ontwerpraadsbesluit met bijkomende stukken toegestuurd hebben gekregen conform artikel 3:13 Algemene wet bestuursrecht;

dat binnen de termijn een zienswijzengeschrift is ingediend door de heer R.H.B. van Uden, Robrechtstraat 19 in Heusden;

dat het ingekomen zienswijzegeschrift geen reden geeft niet over te gaan tot onteigening.

gelet op de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

met overneming van de in het voorstel van het college weergegeven overwegingen, welke worden geacht van dit besluit deel uit te maken:

  • I de ingediende zienswijze van de heer R.H.B. van Uden, Robrechtstraat 19 in Heusden op het onteigeningsplan te weerleggen;

  • II ten name van de gemeente Heusden in het belang van de ruimtelijke ontwikkeling voor onteigening conform titel IV van de Onteigeningswet aan te wijzen de gebouwde en ongebouwde eigendommen, gelegen in het bestemmingsplan ‘Castellum oudHeusden’ dat op door 11 december 2007 door de gemeenteraad van Heusden is vastgesteld e n vervolgens aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant is gezonden. Bedoeld perceel is opgenomen op de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte grondplantekening en lijst van te onteigenen percelen, onderdelen van het onteigeningsplan ‘Castellum oud Heusden’. Op genoemde lijst is vermeld de grootte van het perceel volgens de openbare registers van het Kadaster, alsmede de namen van de eigenaar en mede-eigenaren van dit perceel volgens de openbare registers van het Kadaster.

  • III de stukken betrekking hebbende op de onderhandelingen met de eigenaar/belanghebbende, op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, niet voor een ieder ter inzage te leggen.

Daarnaast adviseren wij u om de minnelijke onderhandelingen met de eigenaar voort te zetten, waarmee geheel in overeenstemming met de geest en de jurisprudentie van de Onteigeningswet wordt gehandeld, zoals dit in artikel 17 van deze wet nadrukkelijk wordt voorgeschreven.

De griffier

E.J.M. de Graaf.

De voorzitter,

H.P.T.M. Willems.

Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Heusden van 29 september 2009 gezien de griffier, mw. E. de Graaf

ONTEIGENINGSPLAN ‘CASTELLUM OUD-HEUSDEN’ – LIJST VAN TE ONTEIGENEN PERCELEN

Nummer van het grondplan

Te onteigenen grootte

Gemeente Heusden

  

omschrijving

kadastraal

ter grootte van

sectie

nummer

ten name van:

 

ha

a

ca

object

ha

a

ca

   

1

 

1

43

  

1

43

C

1378

1/1 eigendom, Van Uden, Ronaldus Hermanus Bartholomeus,

geboren 8-1-1967 te Tilburg, burgerlijke staat onbekend, wonende Robrechtstraat 19 te Heusden.

Naar boven