Wijziging Voorzieningenregeling militaire oorlogs- en dienstslachtoffers

11 maart 2010

Nr. BS/2010006650

Afdeling Pensioenen, Sociale Zekerheid, Zorg en Veteranen

De Staatssecretaris van Defensie,

Gelet op artikel 21 van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen en artikel 21 van het Besluit bijzondere militaire pensioenen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Na onderdeel e, wordt onderdeel f toegevoegd, luidende:

  • f. deze de meest goedkope adequate is. De verstrekking kan hierdoor afwijken van de aangevraagde voorziening.

B

Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:

1. Na onderdeel b punt 2 wordt de volgende zinsnede toegevoegd:

De meerkosten die op grond van dit onderdeel worden vergoed, worden niet buiten beschouwing gelaten bij de vaststelling van de restwaarde van de auto op het moment van inruil.

2. Artikel 4, onderdeel f, punt 2, komt te vervallen waarbij punt 3 en 4 worden vernummerd tot punt 2 en 3.

3. In onderdeel g wordt na punt 2, punt 3 toegevoegd. Onderdeel g, punt 3 komt te luiden:

  • 3. de woonplaatsservice bij een organisatie die deze hulp biedt.

C

Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het derde lid van artikel 5 komt als volgt te luiden:

  • 3. De in artikel 4, onderdeel a en e, onder 1 tot en met 3, bedoelde voorzieningen worden toegekend voor een periode van vijf jaren. Deze periode kan worden verlengd met maximaal twee jaren.

2. Na het derde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd dat als volgt komt te luiden:

  • 4. Indien de medische dan wel sociaal-medische redenen voor deze voorzieningen vervallen kunnen deze voorzieningen voor elke toegekende periode van vijf jaren gedurende een termijn van één jaar worden voortgezet doch ten hoogste voor de duur van drie jaar.

D

Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:

Het negende lid komt te luiden:

  • 9. De betrokkene, die voldoet aan het bepaalde in het eerste tot en met het zesde lid, is verplicht om zodra zich een wijziging voordoet in zijn inkomen met onmiddellijke ingang hiervan melding te doen aan de uitvoerende dienst.

E

Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

In het vierde lid wordt de passage ‘de Wet voorzieningen gehandicapten of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.’ vervangen door:

de Wet maatschappelijke ondersteuning.

F

Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:

Aan onderdeel a wordt een nieuw punt toegevoegd, luidende:

  • 4. de extra huurkosten van een woning indien betrokkene voor het eerst zelfstandig gaat wonen en deze kosten een bedrag van 12% van het bruto jaarinkomen overschrijden. Voor verlenging van de voorziening kan betrokkene jaarlijks een verzoek hiertoe indienen.

G

Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Onder werkvoorzieningen worden verstaan:

    • a. voorzieningen die het mogelijk maken dat betrokkene behouden blijft voor de arbeidsmarkt dan wel dat de arbeidsgeschiktheid van betrokkene behouden blijft in het geval betrokkene niet op grond van andere regelgeving in aanmerking komt voor een dergelijke voorziening;

    • b. de voorzieningen bedoeld in artikel 4, die betrekking hebben op woon-werkverkeer dan wel op een combinatie van woon-werkvervoer en leefvervoer.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Artikel 5, eerste lid, en artikel 6 zijn niet van toepassing op de werkvoorzieningen, bedoeld in het eerste lid, onder b.

H

Artikel 10 a wordt gewijzigd als volgt:

1. Na punt 6, onderdeel a, worden een nieuw onderdeel 7 toegevoegd, luidende:

  • 7. de aanpassing aan een specifiek hulpmiddel dan wel aan een algemeen gebruiksmiddel.

2. Na punt 11, onderdeel b, worden de volgende onderdelen toegevoegd, luidende:

  • 12. geïndiceerde contactlenzen;

  • 13. geïndiceerde brillenglazen;

  • 14. een brilmontuur;

  • 15. een sportprothese.

3. Na onderdeel d wordt een nieuw onderdeel e toegevoegd, luidende:

  • e. de financiële tegemoetkoming in de kosten van het eigen risico van een zorgverzekering.

I

Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt ‘€ 303,–‘ vervangen door: € 312,–.

2. Na artikel 16, tweede lid, wordt een nieuw derde lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De financiële tegemoetkoming voor de woonplaatsservice, bedoeld in artikel 4, onderdeel g, onder 3, bedraagt € 40,–.

J

Artikel 18 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 2020,–‘ vervangen door: € 2079,–.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 2323,–‘ vervangen door: € 2391,–.

3. In het derde lid wordt ‘€ 505,–‘ vervangen door: € 520,–.

K

Artikel 19 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het cijfer 1 voor het eerste lid vervalt.

2. Het tweede lid vervalt.

L

Artikel 20 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onder vernummering van het eerste tot en met het vijfde lid tot tweede tot en met zesde lid van artikel 20 wordt een nieuw eerste lid ingevoegd, luidende:

  • 1. Bij de vaststelling van het jaarinkomen als bedoeld in artikel 9, onderdeel a, punt wordt een pensioen ter zake van invaliditeit in aanmerking genomen, met dien verstande dat de toegekende bijzondere invaliditeitsverhoging ingevolge artikel 8 van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen dan wel artikel 3 van het Besluit bijzondere militaire pensioenen buiten beschouwing blijft.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De in artikel 9, onderdeel b, onder 1, bedoelde vergoeding bedraagt maximaal € 15,– per geïndiceerd uur.

M

Artikel 20a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 2020,–‘ vervangen door: € 2079,–.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 505,–‘ vervangen door: € 520,–.

3. In het derde lid wordt ‘€ 505,–‘ vervangen door: € 520,–.

4. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De in artikel 9a, derde lid, onder a, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt, rekening houdende met een eigen bijdrage van € 380,– maximaal € 520,–. De in artikel 9a, derde lid, onder b, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal € 208,– per jaar.

5. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. De in artikel 9a, vierde lid, onder b, bedoelde financiële tegemoetkomingen bedragen maximaal € 156,– per vijf jaar, respectievelijk maximaal € 42,– per jaar.

6. In het zesde lid wordt ‘€ 454,50,–‘ vervangen door: € 468,–.

N

Artikel 20b wordt gewijzigd als volgt:

1. Na de punt in het tweede lid wordt de volgende zin toegevoegd:

Naast het hiervoor gestelde bestaat de financiële tegemoetkoming voor gecompliceerde en dure protheses tevens uit een financiële vergoeding voor de kosten van een servicepakket behorende bij de desbetreffende prothese.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De in het artikel 10a, onderdeel b, onder 3 tot en met 8 en 12 tot en met 15, bedoelde financiële tegemoetkomingen bestaan ten hoogste uit de aanschafkosten van de onder die punten vermelde verstrekkingen verminderd met de aanspraken op vergoedingen zoals een vergoeding van de zorgverzekering of een vergoeding op grond van de Regeling ziektekostenverzekering militairen en bedragen ten hoogste voor:

    • een sta-op-stoel € 2599,–;

    • een sta-stoel € 1040,–.;

    • een bureaustoel i.v.m. thuis te verrichten werkzaamheden € 1560,–;

    • twee eenpersoonsbedden inclusief de eerste aankleding € 2079,–;

    • een speciaal bed inclusief de eerste aankleding en of bodem en of matras € 2079,–;

    • een douche - toiletstoel € 3119,–;

    • psychologische hulp € 2079,– ;

    • gezinsbegeleiding € 2079,– ;

    • zelfverzorgingsproducten voor brandwonden € 1040,–;

    • geïndiceerde contactlenzen: de kostprijs;

    • geïndiceerde brillenglazen: de kostprijs maximaal één maal per vier jaar;

    • een brilmontuur: één maal per vier jaar een maximum bedrag van € 138,–;

    • een sportprothese: € 10.100,–.

3. In het vierde lid wordt ‘€ 454,50,–‘ vervangen door: € 468,–.

4. Na het vijfde lid wordt een nieuw zesde lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De in artikel 10a, onderdeel e, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal het bedrag van het eigen risico genoemd in artikel 19 van de Zorgverzekeringswet, in voorkomend geval verminderd met het bedrag aan compensatie verplicht eigen risico voor chronisch zieken en gehandicapten ingevolge artikel 118a van de Zorgverzekeringswet.

O

Artikel 20c komt te luiden als volgt:

Artikel 20c

De in de artikelen 16, tweede en derde lid, 18, 20, tweede, derde en vierde lid, 20a en 20b genoemde bedragen aan financiële tegemoetkomingen worden per 1 januari van elk kalenderjaar geïndexeerd aan de hand van het consumentenprijsindexcijfer. De geïndexeerde bedragen worden afgerond naar boven op gehele bedragen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op de datum van ondertekening.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Deze regeling wordt gepubliceerd in de serie Ministeriële Publicaties (MP 32-500 reg. nr. 1700).

De Staatssecretaris van Defensie,

J.G. de Vries.

TOELICHTING

Algemeen

Met de onderhavige wijziging van de Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers wordt uitvoering gegeven aan afspraken uit het informeel overleg tussen Defensie en de uitvoerende dienst. Dit overleg wordt periodiek gevoerd teneinde beter te kunnen inspelen op ontwikkelingen op het terrein van voorzieningen en geneeskundige verstrekkingen voor gehandicapten. In dit overleg wordt gesproken over individuele verzoeken die formeel niet onder de regeling vallen. Indien uit dit overleg blijkt dat het wel redelijk is om een voorziening of geneeskundige verstrekking toe te kennen, zal deze toekenning geschieden voor die individuele situatie. De toekenning geschiedt alsdan op basis van artikel 11 dan wel 15 van de regeling of vooruitlopend op een wijziging van de regeling. In het Sector Overleg Defensie is afgesproken om de op deze wijze toegekende voorzieningen en geneeskundige verstrekkingen te zijner tijd wel op te nemen in de regeling zelf. Op grond hiervan wordt de regeling periodiek aangepast.

Voorts wordt met deze wijziging invulling gegeven aan de uitvoering van het gestelde in artikel 20c van de Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers. Hierin is opgenomen dat de genoemde bedragen in de artikelen 16, tweede en derde lid, 18, 20, tweede en derde lid, 20a en 20b per 1 januari van elk kalenderjaar worden geïndexeerd aan de hand van het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (CPI alle huishoudens). Dit indexcijfer is per 1 januari 2006 vastgesteld op 1,8% en per 1 januari 2007 op 1,1%.

Deze vorm van indexatie werd middels de ministeriële regeling van 22 januari 2004 (nr. P/20038454) ingevoerd met betrekking tot een aantal in de regeling gehanteerde normbedragen voor de financiële tegemoetkomingen en financiële vergoedingen. Aangezien er geen specifiek indexeringscijfer beschikbaar is voor specifieke groepen zoals gehandicapten en bejaarden, is aangesloten bij het CPI alle huishoudens. Het CPI alle huishoudens is het indexeringscijfer voor de jaarlijkse prijsontwikkeling van het consumentenpakket van de gemiddelde Nederlander.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

De voorziening die wordt verstrekt dient naar objectieve maatstaven gemeten zowel adequaat als de meest goedkope voorziening te zijn. Met het begrip adequaat wordt bedoeld volgens objectieve maatstaven nog toereikend. Eigenschappen die kostenverhogend werken zonder dat zij de voorziening meer adequaat maken, komen in principe niet voor vergoeding in aanmerking. Daarbij kan een overweging zijn dat de bruikbaarheid van een voorziening niet alleen door technische en functionele aspecten bepaald wordt. Tevens is het denkbaar dat een product dat duurder is dan een vergelijkbaar product, langer meegaat en dus uiteindelijk goedkoper is.

Onderdeel B punt 1

Afhankelijk van de leeftijd en de staat van de auto ontvangt de betrokkene bij inruil van de auto een restwaarde. Op grond van artikel 4, onderdeel b, onder 2 wordt een duurdere auto verstrekt indien de standaardauto vanwege de invaliditeit van betrokkene niet adequaat is. De meerprijs van een duurdere auto ten opzichte van de standaardauto wordt op grond van artikel 4, onderdeel b, onder 2 aangemerkt als aanpassingskosten. Door het aan te merken als aanpassingskosten vallen de kosten strikt genomen niet onder de restwaarde. Met de wijziging wordt bewerkstelligd dat de meerkosten die op grond van dit artikel worden vergoed, in beschouwing worden genomen bij de vaststelling van de restwaarde van de auto op het moment van inruil.

Onderdeel B punt 2 en 3 en Onderdeel I punt 2

Aangezien ook andere organisaties dan de ANWB hulp aanbieden is ‘de Algemene Nederlandse Wielrijders Bond’ vervangen door een organisatie die deze hulp biedt’. Niet alle organisaties kennen echter een aparte dekking voor woonplaatsservice, zodat de kosten voor woonplaatsservice niet bij elke organisatie kunnen worden gespecificeerd. Betrokkene krijgt dan ook niet langer een vergoeding van de kosten voor woonplaatsservice, maar een tegemoetkoming in de kosten voor woonplaatsservice. Het voorgestelde bedrag van € 40,– is het gemiddelde dat voor deze service wordt gevraagd.

Onderdeel C

Middels de wijziging van dit artikel wordt het mogelijk om na afloop van de toekenningstermijn van 5 jaar de verstrekkingsduur van in eigendom verstrekte auto’s met nog 2 jaar te verlengen (tot maximaal 7 jaar).

Onderdeel D punt 1

Uit een periodiek overleg met de uitvoerende dienst is gebleken dat de handhaving van de oude regel om jaarlijks te beoordelen of de betrokkene nog voldoet aan de criteria van het artikel te omslachtig en niet efficiënt is mede gelet op de aantallen waarop deze regel betrekking heeft. Derhalve is gekozen voor een andere benadering. Nu is niet meer de uitvoerende dienst die de controle initieert door het verzenden van formulieren, maar ligt de verantwoordelijkheid en de plicht om wijzigingen in het inkomen door te geven bij betrokkene zelf.

Onderdeel F

Naar aanleiding van een aantal praktijkzaken is besloten om het in de regelgeving mogelijk te maken dat extra huurkosten van een woning indien betrokkene voor het eerst zelfstandig gaat wonen vergoed kunnen worden. Een vergoeding van de extra huurkosten wordt uitsluitend toegekend indien de huurkosten een bedrag van 12% van het bruto jaarinkomen overschrijden. Bij de vaststelling van het inkomen wordt een pensioen ter zake van invaliditeit in aanmerking genomen. De bijzondere invaliditeitsverhoging (het zogenaamde smartengeld) wordt daarentegen bij de vaststelling van het inkomen buiten beschouwing gelaten. Het smartengeld wordt namelijk levenslang toegekend en wordt niet met andere uitkeringscomponenten dan wel een ander inkomen verrekend. Voor verlenging van de voorziening kan betrokkene jaarlijks een verzoek hiertoe indienen.

Onderdeel G

Het nieuwe eerste lid van artikel 10 geeft een algemene grondslag voor werkvoorzieningen. Om in aanmerking te komen voor de werkvoorziening op grond van de onderhavige voorzieningenregeling dient voldaan te zijn aan een tweetal voorwaarden. Allereerst dient vast te staan dat betrokkene zonder de voorziening niet in staat is zijn arbeidsgeschiktheid te behouden dan wel dat hij zijn baan verliest. Daarnaast komt betrokkene alleen in aanmerking voor de werkvoorziening indien niet op grond van andere regelgeving aanspraak op de werkvoorziening kan worden gemaakt. Werknemers in dienst bij Nederlandse bedrijven kunnen in principe via hun werkgever bij UWV een aanvraag indienen voor de noodzakelijke werkvoorzieningen. Toch kan het voorkomen dat betrokkene geen aanspraak kan maken op een werkvoorziening. Hiervan zou bijvoorbeeld sprake kunnen zijn als betrokkene werkzaam is bij een buitenlands bedrijf dat geen regelingen voor werkvoorzieningen kent.

Onderdeel H punt 2

Ingevolge de wijziging van 28 januari 2002, nr. P/2002000180 zijn de verstrekkingen voor wat betreft brillen, glazen en montuur toegevoegd aan artikel 10a onderdeel b. Met de wijziging van 22 januari 2004, nr. P/2003008454 zijn deze verstrekkingen uit de regeling gehaald om reden dat het noodzakelijk was om veelal kleine leefvoorzieningen en geneeskundige verstrekkingen met een relatief gezien geringe waarde niet langer met naam en toenaam, en voorzien van een normbedrag in de regeling op te sommen. Middels de hier voorgestelde wijziging wordt vastgelegd dat de bedragen voor een tegemoetkoming in de kosten van lenzen, brillen en monturen wederom worden toegevoegd aan het onderhavige artikel. Vanuit de uitvoeringspraktijk bleek er toch behoefte te zijn om de normbedragen voor deze verstrekkingen op te nemen in de regeling. Voor de hoogte van de tegemoetkoming wordt teruggegrepen naar de bedragen zoals die destijds in de regeling waren opgenomen. Dit betekent dat een brilmontuur één maal per vier jaar tot een maximum van € 136,35 kan worden vergoed. Als gevolg van de indexering per 1 januari 2007 wordt dit bedrag geïndexeerd naar € 138,–. Standaard brillenglazen kunnen één maal per vier jaar volledig worden vergoed. Onder standaard brillenglazen wordt in dit verband verstaan dat alleen die aspecten worden vergoed die volgens het medisch advies noodzakelijk zijn. Indien een betrokkene bijvoorbeeld uit eigen beweging kiest voor zelfkleurende glazen (zonder dat de verzekeringsarts dit noodzakelijk acht) dan worden de hiermee gepaard gaande kosten dus niet vergoed. In plaats van een vergoeding voor het brilmontuur en standaard brillenglazen wordt voor lensdragers de standaard lenzen die op grond van hun invaliditeit zijn geïndiceerd volledig vergoed.

Middels punt 15 wordt een nieuwe leefvoorziening geïntroduceerd die het mogelijk maakt om een tegemoetkoming te verlenen voor een sportprothese. Hiertoe is besloten aangezien uit de praktijk is gebleken dat het niet mogelijk is om een normale prothese te combineren met een sportprothese. Als normbedrag wordt uitgegaan van maximaal € 10.000 per prothese.

Onderdeel H, punt 3, M punt 4

Dit onderdeel maakt het mogelijk dat ingaande het jaar van aanvraag voor alle gewezen beroepsmilitairen (ongeacht of de ontslagdatum voor of na 1-1-1995 ligt) en gewezen dienstplichtige militairen een tegemoetkoming van het eigen risico kan worden toegekend. Hierdoor wordt de gewezen beroepsmilitair gelijkgesteld met de actieve beroepsmilitair die ook geen eigen risico kent. Het verplichte eigen risico kan worden vergoed tot een bedrag van maximaal het ingevolge de Zorgverzekeringswet geldende bedrag aan eigen risico. In voorkomend geval wordt rekening gehouden met het bedrag aan compensatie verplicht eigen risico voor chronisch zieken en gehandicapten ingevolge genoemde wet. Indien de gewezen militair vrijwillig zijn eigen risico verhoogt zodat een lagere premie betaald hoeft te worden dan worden de hogere kosten hiervan niet op grond van de regeling vergoed.

Onderdeel K

De eigen bijdrage van € 226,89 past niet in de nieuwe systematiek van de voorzieningenregeling en wordt om deze reden geschrapt.

Onderdeel L punt 2

De vergoeding van de kosten op basis van een uurtarief, zoals dat is bepaald in artikel 20, tweede lid, bedraagt maximaal € 15,–. Gelet op het feit dat op grond van artikel 3, onderdeel f, dient uit te worden gegaan van de meest goedkope adequate voorziening, kan de vergoeding ook minder dan € 15,– per uur bedragen.

Onderdeel N punt 1

Op grond van praktijkervaringen wordt middels de toevoeging in het tweede lid van artikel 20b geregeld dat bij gecompliceerde en dure protheses een vergoeding kan worden toegekend voor de kosten van een servicepakket behorende bij de desbetreffende prothese. Deze wijziging is gebaseerd op grond van praktijkervaringen aangezien gebleken is dat bij gecompliceerde en dure protheses zoals bijvoorbeeld een sportprothese reparaties veelvuldig voorkomen. In die zin is het wenselijk dat ook de kosten van een bijbehorend servicepakket worden vergoed.

Onderdeel O

Aangezien er geen specifiek indexeringscijfer beschikbaar is voor specifieke groepen zoals gehandicapten en bejaarden, is aangesloten bij het CPI alle huishoudens. Het CPI alle huishoudens is het indexeringscijfer voor de jaarlijkse prijsontwikkeling van het consumentenpakket van de gemiddelde Nederlander. Dit indexcijfer is per 1 januari 2006 vastgesteld op 1,8% en per 1 januari 2007 op 1,1%.

Als gevolg van de jaarlijkse indexering ontstaan bedragen met vele decimalen. Gekozen is daarom voor afronding naar boven op gehele bedragen.

De Staatssecretaris van Defensie,

J.G. de Vries.

Naar boven