Besluit van 1 juni 2010 no. 10.001503 tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Ridderkerk van 2 juli 2009, no. 229, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 6 april 2010, nr. BJZ 2010010349, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken.

Gelezen de brieven van het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk van 21 juli 2009, kenmerk RU09/06264-SO/RvB, 17 augustus 2009, kenmerk RU09/06874-SO/RvB en van 24 december 2009, kenmerk RU09/09376-SO/RvB.

Gelet op Titel IV van de onteigeningswet, Titel V van de gemeentewet, Titel 10.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 5.4 van de Crisis- en herstelwet.

De Raad van State gehoord (advies van 21 mei 2010, no. W08.10.0116/IV).

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 31 mei 2010, nr. BJZ 2010014461,

Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Beschikken bij dit besluit over de goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Ridderkerk van 2 juli 2009, no. 229, tot onteigening ingevolge artikel 77, eerste lid, aanhef en onder 1°, van de onteigeningswet, ten name van die gemeente, van de bij dat besluit aangewezen percelen, kadastraal bekend gemeente Ridderkerk, sectie D , nos. 2857 (ged.), 2858, 2856 (ged.), 2871 (ged.), 2870 (ged.), 2869 (ged.), 2855 (ged.), 3502 (ged.), 2854, 3759 (ged.), 3761 (ged.), 2853, 3517, 2901, 2904, 3279 (ged.), 3427( ged.), 3448 (ged.), 3451 (ged.), 2828, 3424 (ged.), 3681, 3425, 2835 (ged.), 3680 en 3427 (ged.), onderscheidenlijk de grondplannummers 1 tot en met 29.

Overwegingen

Het raadsbesluit tot onteigening

Op grond van artikel 77 van de onteigeningswet kan onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. De ter onteigening aangewezen gronden zijn begrepen in de door de raad van de gemeente Ridderkerk op 22 februari 1999 vastgestelde en op 5 oktober 1999 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland gedeeltelijk goedgekeurde bestemmingsplan ‘Bedrijvenpark Cornelisland-Ridderkerk’, verder te noemen: het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is na de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van het raad van State van 5 oktober 2000 onherroepelijk geworden. Voor zover aan het bestemmingsplan de goedkeuring is onthouden heeft dit geen betrekking op de in de onteigening begrepen gronden. Het eveneens op de onteigening van toepassing zijn de uitwerkingsplan ‘Bedrijvenpark Cornelisland-Ridderkerk, eerste uitwerking 2007’, – verder te noemen: het uitwerkingsplan – is door burgemeester en wethouders van Ridderkerk vastgesteld op 22 mei 2007 en is op 2 augustus 2007 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Het uitwerkingsplan is eveneens onherroepelijk.

Noodzaak en urgentie

Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een regionaal bedrijventerrein dat is gelegen op het grondgebied van de gemeenten Ridderkerk en Barendrecht. De ontwikkeling van het terrein is een gezamenlijke onderneming van beide gemeenten in samenwerking met de gemeente Rotterdam. Het gedeelte van het terrein dat is gelegen in de gemeente Barendrecht nadert zijn voltooiing. In het aangrenzend gedeelte van Ridderkerk is gestart met het bouwrijp maken van de gronden.

Zoals uit het bestemmingsplan blijkt, rusten op de in de onteigening begrepen gronden de uit te werken bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden (UB)’ en de bestemming ‘Leidingen’, met als medebestemmingen ‘Watertransportleiding’ en ‘Bovengrondse hoogspanningsverbinding’.

In het uitwerkingsplan is de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden (UB)’ uitgewerkt in de bestemmingen ‘Bedrijfsdoeleinden (B)’, ‘Verkeersdoeleinden (V)’, ‘Groenvoorzieningen (GR)’en ‘Water (WA)’.

In de door de gemeente Ridderkerk voorgestane wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door het bestemmingsplan en het uitwerkingsplan met de daarbij behorende voorschriften, kaarten en toelichting.

De onteigening behelst een herhaling. Een eerder raadsbesluit tot onteigening van 26 juni 2008 is door de raad van Ridderkerk op 26 maart 2009 ingetrokken. Uit het ter goedkeuring voorgedragen raadsbesluit blijkt dat de in de onteigening begrepen gronden bezwaarlijk kunnen worden gemist bij de uitvoering van het bestemmingsplan. De start van de werkzaamheden ten behoeve van de verwezenlijking van het bestemmingsplan is voorzien binnen een tijdvak van vijf jaar na de datum van dit goedkeuringsbesluit.

Bedenkingen

Het raadsbesluit tot onteigening van 2 juli 2009, no. 229, heeft overeenkomstig artikel 84, eerste lid, van de onteigeningswet, met ingang van 24 juli 2009 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen binnen de gemeente Ridderkerk. De algemene kennisgeving van het raadsbesluit heeft op 23 juli 2009 plaatsgevonden in de lokaal verschijnende ‘De Combinatie’ en in de Staatscourant, nr. 11267. Belanghebbenden zijn over de terinzagelegging van het raadsbesluit ingelicht bij brief van 21 juli 2009.

Tegen het raadsbesluit tot onteigening zijn bij Ons tijdig schriftelijk bedenkingen naar voren gebracht door:

  • 1) mr. H.P.G. Jansen, namens W. Klootwijk te Ridderkerk, verder te noemen: de reclamant onder 1);

  • 2) mr. S. Fraats, namens A.F., F.W. en L.J. van der Pol te Ridderkerk, verder te noemen: de reclamanten onder 2).

Overeenkomstig artikel 86, tweede lid, van de onteigeningswet heeft Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de reclamanten in de gelegenheid gesteld zich te doen horen. De reclamanten hebben door tussenkomst van hun adviseurs van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de bedenkingen

De reclamant onder 1) is eigenaar van de mede in de onteigening begrepen gedeelten van de percelen, kadastraal bekend gemeente Ridderkerk, sectie D, nos. 2870 en 2871 (grondplannummers 5 en 4). De reclamant oefent het tuinbouwbedrijf uit en exploiteert daarbij een boerderijwinkel. Daarnaast biedt hij onderdak aan ongeveer vijftig zogenaamde pensionpaarden waarop ook door liefhebbers mag worden gereden, hetgeen volgens de reclamant vooral de Ridderkerkse en Rotterdamse jeugd een vermakelijke bezigheid geeft.

Hij voert in zijn bedenkingen in de eerste plaats aan, dat op de lijst van te onteigenen gronden zoals die ten tijde van het ontwerpraadsbesluit tot onteigening mede ter inzage heeft gelegen, de aanduiding van de kadastrale gemeente ontbrak.

In de tweede plaats voert de reclamant onder 1) aan, dat na de intrekking van het eerdere onteigeningsbesluit op 26 maart 2009 de gemeente slechts met de bekendmaking van het huidige onteigeningsplan heeft meegedeeld van plan te zijn een aanbod te doen. Hij verwijst terzake naar het koninklijk besluit van 2 november 1999 (Schijndel). Pas nadat de termijn van terinzageligging van het ontwerpraadsbesluit tot onteigening op 14 mei 2009 was verstreken heeft de gemeente op 20 mei 2009 een eerste verwervingspoging gedaan voor zijn thans in de onteigening begrepen gronden. Hij wijst er daarbij op dat de raad onjuist is ingelicht door burgemeester en wethouders, omdat in het raadsvoorstel wordt gerefereerd aan een (niet aanvaard) bod uit juni 2008. Dit aanbod ziet echter op de gehele percelen en niet op hetgeen nu onteigend moet worden.

Ter gelegenheid van het horen heeft de reclamant onder 1) tenslotte nog opgemerkt dat wateroverlast zou kunnen ontstaan wegens een tekort aan waterbergingscapaciteit in het plangebied.

De bedenkingen van de reclamant onder 1) geven Ons aanleiding tot de volgende overwegingen.

Op de bij het ontwerpraadsbesluit tot onteigening vanaf 3 april 2009 mede ter inzage gelegde perceelslijst (‘Lijst van de te onteigenen onroerende zaken in de gemeente Ridderkerk’ van 26 februari 2009) ontbreekt inderdaad de aanduiding van de kadastrale gemeente. In het daartoe bestemde vakje staat vermeld: ‘Van de onroerende zaak, kadaster bekend.....’.

In de brief aan de reclamant van 31 maart 2009, waarin de gemeente de voorgenomen onteigening en de terinzagelegging aankondigt, wordt bij de omschrijving van de minnelijk te verwerven percelen wél gewag gemaakt van de kadastrale gemeente Ridderkerk. Gelet op artikel 80, tweede lid, van de onteigeningswet heeft de gemeente met betrekking tot de perceelslijst dus niet voldaan aan de wettelijke vereiste om de kadastrale gemeente te vermelden. Het moet er naar Onze mening evenwel voor worden gehouden dat dit een kennelijke misslag van de gemeente is geweest, nu de oorspronkelijk tekst in het desbetreffende vakje als onaf gemaakt kan worden beschouwd. In de perceelslijst behorende bij het raadsbesluit tot onteigening heeft de gemeente deze kennelijke misslag hersteld, in reactie op de zienswijzen van de reclamant. Onder deze omstandigheden gaan Wij er dan ook van uit, dat de reclamant onder 1) door het verzuim in de oorspronkelijke perceelslijst niet in zijn belangen is geschaad. Mede gelet op het feit dat de burgerlijke en de kadastrale gemeente Ridderkerk één geheel vormen, is elk misverstand over hetgeen onteigend moet worden immers uitgesloten. Dit onderdeel van de bedenkingen van de reclamant onder 1) geeft Ons dan ook geen aanleiding om aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden.

Ten aanzien van de bedenkingen van de reclamant onder 1) die zien op het minnelijk overleg, overwegen Wij in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt, dat de onteigenende partij hetgeen onteigend moet worden éérst bij minnelijke overeenkomst in eigendom tracht te verkrijgen. Dit artikel heeft betrekking op de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve fase van de onteigeningsprocedure is echter één van de criteria waaraan door Ons kan worden getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening als uiterste middel is bedoeld, zijn Wij van oordeel dat pas van dit middel mag worden gebruikgemaakt, als vóór het begin van de onteigeningsprocedure langs minnelijke weg niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming is te komen. Aan deze voorwaarde is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen ingevolge Titel IV van de onteigeningswet in beginsel voldaan, indien vóór de terinzagelegging van het ontwerp-onteigeningsbesluit is begonnen met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving en op het moment van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening voldoende aannemelijk is dat die onderhandelingen voorlopig niet tot de eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet sprake zijn van een serieus minnelijk overleg. Doet zich deze situatie voor, dan kan een gemeente tot onteigening besluiten om daarmee een tijdige uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen.

In het bijzonder overwegen Wij dat door het doen van een concreet schriftelijk bod nádat het ontwerpraadsbesluit tot onteigening op 3 april 2009 ter inzage is gelegd, de gemeente niet heeft gehandeld in strijd met de kaders van Ons hierboven weergegeven beleid. Het Ons thans ter goedkeuring voorgelegde raadsbesluit tot onteigening betreft een zogenaamd ‘herhaald besluit’, dat is genomen nadat een eerdere onteigeningsprocedure door de gemeente formeel is stopgezet wegens formele gebreken. Een aantal in de oorspronkelijke onteigening begrepen percelen,waaronder die van de reclamant onder 1), zijn in de onderhavige procedure in omvang teruggebracht. Uit de Ons overgelegde stukken en uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat tot medio 2007 in de eerdere onteigeningsprocedure is onderhandeld en enkele aanbiedingen zijn gedaan op basis van de grondwaarde. Op 28 juni 2006 en 26 juni 2008 zijn in dit verband schriftelijke biedingen gedaan. In de huidige onteigeningsprocedure is ten aanzien van de kleinere te onteigenen grondstukken een schriftelijk bod uitgebracht op 20 mei 2009. Voor zover de reclamant onder 1) wijst op de weerlegging door de raad van zijn zienswijzen met betrekking tot het eerdere aanbod van 26 juni 2008, overwegen Wij dat beoordeeld dient worden of de raad zich terecht op het standpunt kon stellen dat het minnelijk overleg, zoals dat – met inbegrip van het minnelijk overleg in het kader van de eerdere onteigeningsprocedure – tot de datum van het raadsbesluit is gevoerd, vooralsnog niet tot overeenstemming zou leiden. Ten aanzien hiervan overwegen Wij dat iedere onteigeningsprocedure als zodanig dient voldoen aan de daaraan door de wet en Ons bestendig beleid te stellen eisen. Dat houdt naar Ons oordeel in, dat de gemeente Ridderkerk in het kader van de onderhavige onteigeningsprocedure vóór 3 april 2009 niet heeft geprobeerd met de grondeigenaar tot overeenstemming te komen over de minnelijke verwerving van het thans in de onteigening betrokken, kleinere perceelsgedeelte. Aldus zijn de mogelijkheden om tot minnelijke overeenstemming te komen niet onderzocht en heeft de raad naar Ons oordeel ten onrechte tot onteigening besloten. Nu de noodzaak tot onteigening derhalve niet aanwezig is zullen Wij aan het raadsbesluit tot onteigening in zoverre dan ook de goedkeuring onthouden.

Voor zover de reclamant onder 1) ter gelegenheid van het horen nog aanvoert dat hij twijfels heeft over het voorkómen van wateroverlast in het plangebied, overwegen Wij dat deze bedenking niet eerder als zienswijze bij de raad naar voren is gebracht, zodat Wij om die reden de reclamant onder 1) niet in dit onderdeel van zijn bedenkingen kunnen ontvangen.

De reclamanten onder 2) zijn ieder voor één derde gerechtigd in de eigendom van de mede in de onteigening begrepen gedeelten van de percelen, kadastraal bekend gemeente Ridderkerk, sectie D, nos. 2855 en 2856 (grondplannummers 7 en 3).

Zij voeren in hun bedenkingen in de eerste plaats aan, dat de gemeente heeft verzuimd om voorafgaand aan de tervisielegging van het huidige onteigeningsplan een aanbod te doen voor de daarin begrepen gronden. De brief van de gemeente van 20 mei 2009 dateert van ná de tervisielegging van het ontwerpraadsbesluit tot onteigening. Het komt de reclamanten voor dat het aanbod is gedaan naar aanleiding van de door de reclamant onder 1) ingediende zienswijzen.

In de tweede plaats merken de reclamanten onder 2) nog op, dat een eerder aanbod van 26 juni 2008 nog ziet op de verwerving van de gehele percelen zoals besloten in de vorige onteigeningsprocedure.

Ten aanzien van de bedenkingen van de reclamanten onder 2) overwegen Wij als volgt. Ingevolge artikel 84, derde lid, van de onteigeningswet, kunnen tegen het raadsbesluit tot onteigening bij de Kroon uitsluitend bedenkingen naar voren worden gebracht, indien tegen het ontwerpraadsbesluit bij de gemeenteraad zienswijzen naar voren zijn gebracht. Vast staat dat de reclamanten onder 2) geen zienswijzen naar voren hebben gebracht. Gesteld noch gebleken is dat de reclamanten daartoe niet in de gelegenheid zijn gesteld of dat dit reclamanten om andere redenen niet in redelijkheid kan worden tegengeworpen. Derhalve kunnen Wij de reclamanten onder 2) niet in hun bedenkingen ontvangen en moeten deze hier verder buiten bespreking blijven. In dit verband wijzen Wij er evenwel op, dat in het kader van deze goedkeuringsprocedure ook een ambtshalve toetsing plaatsvindt.

Overige overwegingen

Voor zover de reclamanten onder 2) in hun bedenkingen omtrent het gevoerde minnelijk overleg niet daarin door Ons kunnen worden ontvangen, verwijzen Wij ambtshalve naar hetgeen Wij hiervoor daaromtrent hebben overwogen bij de behandeling van de bedenkingen van de reclamant onder 1). Nu de noodzaak tot onteigening derhalve niet aanwezig is zullen Wij aan het raadsbesluit tot onteigening in zoverre dan ook de goedkeuring onthouden.

Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Ridderkerk worden geacht, dat de gemeente de eigendom verkrijgt van de overige in het raadsbesluit ter onteigening aangewezen gronden.

Beslissing

Wij hebben goedgevonden en verstaan:

Met inachtneming van de onteigeningswet zoals deze luidde vóór 31 maart 2010 het besluit van de raad van de gemeente Ridderkerk van 2 juli 2009, no. 229, goed te keuren, behalve voor zover dit ziet op de perceelsgedeelten, kadastraal bekend gemeente Ridderkerk, sectie D, nos. 2856, 2871, 2870 en 2855.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit, dat door toezending daarvan aan de gemeente zal worden bekendgemaakt. Dit besluit zal tevens met het raadsbesluit in de Staatscourant worden geplaatst (www.officielebekendmakingen.nl).

’s-Gravenhage, 1 juni 2010

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.C. Huizinga-Heringa.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

E.M.H. Hirsch Ballin.

RAADSBESLUIT

De raad van de gemeente Ridderkerk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2 juni 2009, nummer - 229;

overwegende:

  • dat niet alle gronden minnelijk zijn of kunnen worden verworven;

  • dat onteigening van de gronden in het uitwerkingsplan ex artikel 11 WRO ‘Bedrijvenpark Cornelisland-Ridderkerk 1e uitwerking 2007’, dat een uitwerking is van het bestemmingsplan ‘Bedrijvenpark Cornelisland-Ridderkerk’, in het belang van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk en urgent is ten behoeve van de aanleg van een bedrijventerrein en hoofdinfrastructuur;

  • de uit te werken bestemmingen zijn ‘bedrijfsdoeleinden’, verkeersdoeleinden’, ‘groenvoorzieningen’, ‘water’ en ‘leidingen’ (moederplan) met de subbestemming ‘watertransportleiding’ en ‘hoogspanningsverbinding’ met de overige aanduidingen ‘accent 1e orde’, ‘accent 2e orde’, ‘accent 3e orde’, ‘carpoolplaats’ (moederplan).

    De bestemmingen in het moederplan zijn ‘uit te werken bestemming bedrijfsdoeleinden’ en ‘leidingen’ met de nadere aanduidingen ‘hoofdontsluiting’, secundaire ontsluiting’, ‘groene verbinding’, ‘langzaamverkeersroute’, ‘carpoolplaats’ en ‘structureel water’;

  • dat er een zienswijze is ingediend.

gelet op titel IV, artikel 77 lid 1van de Onteigeningswet;

Besluit:

  • de beantwoording op de ingediende zienswijze van Landraad BV advies, Taxatie en bemiddeling voor het landelijk gebied namens de heer W. Klootwijk, Zevenbergsedijkje 64 te Ridderkerk, vast te stellen conform Bijlage A;

  • tot onteigening, ten behoeve van de uitvoering van het uitwerkingsplan ‘Bedrijvenpark Cornelisland 1e uitwerking 2007’ , ten name van de gemeente Ridderkerk en daarbij de te onteigenen zaken aan te wijzen, zoals die staan vermeld in de van dit besluit deel uitmakende en als zodanig daartoe behorende gewaarmerkte grondtekening en de lijst van de te onteigenen onroerende zaken in de gemeente Ridderkerk met kadastrale uittreksels. De verder bij het vastgestelde uitgewerkte plan van onteigening behorende kaarten, te weten: de overzichtstekening, de bestemmingsplantekening met kadastrale ondergrond, het uitwerkingsplan ‘Bedrijvenpark Cornelisland 1e uitwerking 2007’ en het bestemmingsplan ‘Bedrijvenpark Cornelisland-Ridderkerk’ alsmede de zakelijke omschrijving behoren als bijlage bij dit besluit en zijn als zodanig gewaarmerkt;

  • tot het voeren van de administratieve procedure overeenkomstig titel IV van de Onteigeningswet ten name van de gemeente Ridderkerk;

  • bij voorbaat akkoord te gaan met het voeren van de procedures zoals genoemd in het hierbij behorende raadsvoorstel;

Ridderkerk, 2 juli 2009

De raad voornoemd,

de griffier,

de voorzitter,

LIJST VAN DE TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN IN DE GEMEENTE RIDDERKERK, BEHOREND BIJ HET RAADSBESLUIT VAN 2 JULI 2009

Bedrijventerrein Cornelisland

Grondplan nummer

Te onteigenen grootte

Van de onroerende zaak, kadaster bekend gemeente Ridderkerk

  

Als

Ter grootte van

Sectie en nummer

Ten name van

 

Ha

A

Ca

 

Ha

A

Ca

  

1

2

60

40

Terrein (akkerbouw)

2

98

 

D 2857

Gerechtigde: Publiekrechterlijke rechtspersoon:

EIGENDOM 1/1

DE GEMEENTE RIDDERKERK

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE

BELEMMERINGENWET PRIVAATRECHT

N.V. WATERWINNINGBEDRIJF BRABANTSE BIESBOSCH

Zetel: ’S-HERTOGENBOSCH

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE

BELEMMERINGENWET PRIVAATRECHT

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE

BELEMMERINGENWET PRIVAATRECHT

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

          

2

 

86

20

Terrein (Grasland)

 

86

20

D 2858

Gerechtigde

EIGENDOM

GEMEENTE RIDDERKERK

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMM

WET PRIVAATR OP GED. VAN PERCEEL

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

Gerechtigde

OPSTALRECHT NUTSVOORZIENINGEN OP

GEDEELTE VAN PERCEEL

EVIDES NV

Zetel: ROTTERDAM

          

3

5

36

35

Terrein (Akkerbouw)

6

6

80

D 2856

Gerechtigde

1/3 EIGENDOM

De heer ARIE FRANS VAN DER POL

RIDDERKERK

Aantekening recht

BURGERLIJKE STAAT GEHUWD

Mevrouw JANNA BAARTMAN

Gerechtigde

1/3 EIGENDOM

De heer FRANS WILLEM VAN DER POL

RIDDERKERK

Aantekening recht

BURGERLIJKE STAAT GEHUWD

Betrokken persoon:

Mevrouw ANNIE VERHOEVEN

Gerechtigde

1/3 EIGENDOM

De heer LEENDERT JAN VAN DER POL

RIDDERKERK

Aantekening recht

BURGERLIJKE STAAT GEHUWD

Betrokken persoon:

Mevrouw PIETERTJE MANS

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMM

WET PRIVAATR OP GED. VAN PERCEEL

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

Gerechtigde

OPSTALRECHT NUTSVOORZIENINGEN

EVIDES NV

Zetel: ROTTERDAM

          

4

 

12

85

Bedrijvigheid (Kas)

1

24

30

D 2871

Gerechtigde

    

Bedrijvigheid (Kas)

    

EIGENDOM

De heer WILLEM KLOOTWIJK

RIDDERKERK

Aantekening recht

BURGERLIJKE STAAT GEHUWD

Betrokken persoon:

Mevrouw ANNA MARIA BUS

          

5

1

76

65

Wonen Terrein (Teelt–

2

74

95

D 2870

Gerechtigde

    

Kweek)

    

EIGENDOM

De heer WILLEM KLOOTWIJK

Aantekening recht

BURGERLIJKE STAAT GEHUWD

Betrokken persoon:

Mevrouw ANNA MARIA BUS

Gerechtigde

OPSTALRECHT NUTSVOORZIENINGEN

EVIDES NV

Zetel: ROTTERDAM

          

6

 

13

30

Bedrijvigheid (Kas)

 

97

68

D 2869

Gerechtigde

    

Terrein (Teelt–Kweek)

    

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

Zetel: RIDDERKERK

Gerechtigde

OPSTALRECHT NUTSVOORZIENINGEN

EVIDES NV

Zetel: ROTTERDAM

          

7

3

40

60

Terrein (Akkerbouw)

4

98

30

D 2855

Gerechtigde

1/3 EIGENDOM

De heer ARIE FRANS VAN DER POL

RIDDERKERK

Aantekening recht

BURGERLIJKE STAAT GEHUWD

Mevrouw JANNA BAARTMAN

Gerechtigde

1/3 EIGENDOM

De heer FRANS WILLEM VAN DER POL

RIDDERKERK

Aantekening recht

BURGERLIJKE STAAT GEHUWD

Betrokken persoon:

Mevrouw ANNIE VERHOEVEN

Gerechtigde

1/3 EIGENDOM

De heer LEENDERT JAN VAN DER POL

RIDDERKERK

Aantekening recht

BURGERLIJKE STAAT GEHUWD

Betrokken persoon:

Mevrouw PIETERTJE MANS

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMM

WET PRIVAATR OP GED. VAN PERCEEL

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

Gerechtigde

OPSTALRECHT NUTSVOORZIENINGEN

EVIDES NV

Zetel: ROTTERDAM

8

 

24

45

Erf –Tuin

 

76

30

D 3502

Gerechtigde

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

          

9

2

14

40

Bouwland

2

14

40

D 2854

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE

BELEMMERINGENWET PRIVAATRECHT

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

10

 

81

90

Terrein (Grasland)

1

19

70

D 3759

Gedeeltelijk

Gerechtigde

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

          

11

3

70

15

Terrein (Grasland)

4

 

20

D 3761

Gerechtigde

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

          

12

2

43

90

Terrein (Akkerbouw)

2

43

90

D 2853

Gerechtigde

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE

BELEMMERINGENWET PRIVAATRECHT

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE

BELEMMERINGENWET PRIVAATRECHT

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

          

13

 

59

50

Terrein (Akkerbouw)

 

59

50

D 3517

Gerechtigde

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

          

14

 

3

25

Terrein (Akkerbouw)

 

3

25

D 2901

Gerechtigde

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

          

15

2

42

 

Terrein Nieuwbouw–

2

42

 

D 2904

Gerechtigde

    

Bedrijvigheid

    

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMM

WET PRIVAATR OP GED. VAN PERCEEL

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

          

16

1

34

25

Terrein (Teelt–Kweek)

1

57

25

D 3279

Gerechtigde

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

          

17

 

52

68

Terrein Nieuwbouw–

 

52

68

D 3427

Gerechtigde

    

Bedrijvigheid

   

gedeeltelijk

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

Opmerking: Het vermoeden bestaat dat er zakelijke rechten rusten op dit perceelsgedeelte maar dit is (nog) niet opgenomen in het Kadaster.

          

18

2

57

70

Terrein (Grasland)

2

57

70

D 3427

Gerechtigde

        

gedeeltelijk

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

          

19

2

69

80

Terrein (Nieuwbouw -

3

60

30

D 3427

Gerechtigde

    

bedrijvigheid)

   

gedeeltelijk

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

          

20

 

52

35

Terrein (Akkerbouw)

 

62

75

D 3448

Gerechtigde

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE

BELEMMERINGENWET PRIVAATRECHT

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

          

21

 

55

40

Terrein (Akkerbouw)

 

69

70

D 3451

Gerechtigde

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE

BELEMMERINGENWET PRIVAATRECHT

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE

BELEMMERINGENWET PRIVAATRECHT

NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.

Zetel: 'S-GRAVENHAGE

          

22

 

51

25

Terrein

 

51

25

D 2828

Gerechtigde

    

Nieuwbouw–bedrijvigheid

   

gedeeltelijk

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE

BELEMMERINGENWET PRIVAATRECHT

NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.

Zetel: 'S-GRAVENHAGE

          

23

 

51

55

Terrein (Akkerbouw)

 

52

10

D 3424

Gerechtigde

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE

BELEMMERINGENWET PRIVAATRECHT

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE

BELEMMERINGENWET PRIVAATRECHT

NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.

Zetel: 'S-GRAVENHAGE

          

24

 

49

55

Terrein (Akkerbouw)

1

32

8

D 3681

Gerechtigde

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE

BELEMMERINGENWET PRIVAATRECHT

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE

BELEMMERINGENWET PRIVAATRECHT

NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.

Zetel: 'S-GRAVENHAGE

          

25

 

1

75

TERREIN

 

1

75

D 3425

Gerechtigde

    

nieuwbouw–bedrijvigheid

   

gedeeltelijk

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMM

WET PRIVAATR OP GED. VAN PERCEEL

N.V. NEDERLANDSE GASUNIE

Zetel: GRONINGEN

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMM

WET PRIVAATR OP GED. VAN PERCEEL

N.V. NEDERLANDSE GASUNIE

Zetel: GRONINGEN

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMM

WET PRIVAATR OP GED. VAN PERCEEL

N.V. NEDERLANDSE GASUNIE

Zetel: GRONINGEN

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMM

WET PRIVAATR OP GED. VAN PERCEEL

N.V. NEDERLANDSE GASUNIE

Zetel: GRONINGEN

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMM

WET PRIVAATR OP GED. VAN PERCEEL

N.V. NEDERLANDSE GASUNIE

Zetel: GRONINGEN

         

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMM

WET PRIVAATR OP GED. VAN PERCEEL

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMM

WET PRIVAATR OP GED. VAN PERCEEL

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMM

WET PRIVAATR OP GED. VAN PERCEEL

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMM

WET PRIVAATR OP GED. VAN PERCEEL

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMM

WET PRIVAATR OP GED. VAN PERCEEL

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

         

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMM

WET PRIVAATR OP GED. VAN PERCEEL

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMM

WET PRIVAATR OP GED. VAN PERCEEL

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMM

WET PRIVAATR OP GED. VAN PERCEEL

NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.

'S-GRAVENHAGE

Zetel: 'S-GRAVENHAGE

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMM

WET PRIVAATR OP GED. VAN PERCEEL

NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.

'S-GRAVENHAGE

Zetel: 'S-GRAVENHAGE

          

26

 

25

55

Terrein (Grasland)

 

63

80

D 2835

Gerechtigde

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMM

WET PRIVAATR OP GED. VAN PERCEEL

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

          

27

  

32

Bedrijvigheid

  

32

D 3680

Gerechtigde

    

(Nutsvoorziening)

    

EIGENDOM BELAST MET OPSTAL

DE GEMEENTE RIDDERKERK

Gerechtigde

OPSTAL

KPN MOBILE THE NETHERLANDS B.V.

Zetel: 'S-GRAVENHAGE

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE

BELEMMERINGENWET PRIVAATRECHT

N.V. ELECTRICITEITSBEDRIJF ZUID-HOLLAND

Zetel: S GRAVENHAGE

Gerechtigde

ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN

ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE

BELEMMERINGENWET PRIVAATRECHT

NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.

Zetel: 'S-GRAVENHAGE

          

28

 

36

15

Terrein (Nieuwbouw–

3

60

30

D 3427

Gerechtigde

    

bedrijvigheid)

   

gedeeltelijk

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

          

29

 

28

70

Terrein (Nieuwbouw–

3

60

30

D 3427

Gerechtigde

    

bedrijvigheid)

   

gedeeltelijk

EIGENDOM

DE GEMEENTE RIDDERKERK

Naar boven