Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2010, 8447 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2010, 8447 | Besluiten van algemene strekking |
10 juni 2010
Nr. DGB2010/877M
Directoraat-generaal Belastingdienst, Brieven en beleidsbesluiten
De Minister van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit vervangt het besluit van 16 februari 2006, nr. CPP2005/2787M voor de toepassing van de gewijzigde Successiewet per 2010. De tekst is redactioneel aangepast aan de wijzigingen (in de terminologie) die per 1 januari 2010 in de Successiewet zijn verwerkt. Deze redactionele aanpassingen leiden niet tot een inhoudelijke wijziging. Het besluit van 16 februari 2006, nr. CPP2005/2787M vervalt per 1 januari 2010.
Dit besluit bevat het beleid over aftrekposten van de nalatenschap (artikel 20 van de Successiewet) met ingang van 2010.
Successiewet | Successiewet 1956 |
Belastingschulden worden alleen aangemerkt als schuld voor zover zij rechtens afdwingbaar zijn (artikel 20, derde lid, van de Successiewet). Conserverende aanslagen kunnen een belastingschuld zijn als de betaling rechtens afdwingbaar is.
Een conserverende aanslag kan door het overlijden opeisbaar worden. De conserverende aanslag is dan in beginsel een schuld voor de erfbelasting. Er is echter geen sprake van een rechtens afdwingbare schuld voor de erfbelasting als het conserverende betalingsuitstel wordt gecontinueerd.
Voorbeeld
Op grond van een fictieve vervreemding van aanmerkelijkbelangaandelen is inkomstenbelasting verschuldigd (artikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, van de Wet IB 2001). De inkomstenbelasting wordt dan geheven in de vorm van een conserverende aanslag. Voor zo’n conserverende aanslag wordt ten hoogste tien jaar uitstel van betaling verleend (artikel 25, achtste lid, van de Invorderingswet 1990) als aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 wordt voldaan.
Het overlijden van degene aan wie een conserverende aanslag is opgelegd is een (fictieve) vervreemding (artikel 4.16, eerste lid, onderdeel e, van de Wet IB 2001). Het uitstel van betaling wordt dan beëindigd. De belanghebbende (erfgenaam of legataris) kan echter een verzoek doen tot voortzetting van het uitstel (artikel 25, achtste lid, onderdeel a, van de Invorderingswet 1990). De conserverende aanslag wordt dan ‘doorgeschoven’ naar de belanghebbende. Er is dan geen aanleiding om de conserverende aanslag als schuld toe te laten.
Als de belanghebbende geen verzoek om voortzetting van het uitstel doet, is de conserverende aanslag geen voorwaardelijke schuld meer. Bij de vaststelling van de hoogte van de nalatenschap wordt rekening gehouden met deze schuld.
Als de belanghebbende het verzoek om voortzetting van het uitstel doet nadat de aanslag erfbelasting is opgelegd, is dat verzoek een nieuwe of nadere gebeurtenis die een navorderingsmogelijkheid oplevert (artikel 16, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen).
Voor de verkrijging van een stamrecht geldt een belastinglatentie (artikel 20, vijfde lid, aanhef en onderdeel b, juncto zesde lid van de Successiewet). Een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule is voor de belastinglatentie een stamrecht voor zover de uitkering op de kapitaalverzekering wordt aangewend voor de aankoop van een lijfrente. Voor zover de uitkering niet wordt aangewend voor de aankoop van lijfrente is sprake van een afkoop. Over deze afkoop is inkomstenbelasting verschuldigd.
Goedkeuring
Ik keur met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (de hardheidsclausule) goed dat een belastinglatentie in aanmerking wordt genomen bij afkoop van een stamrecht. Hierbij geldt de voorwaarde dat de afkoop is onderworpen aan de heffing van Nederlandse inkomstenbelasting.
De uitkering is belast voor de inkomstenbelasting en de erfbelasting. Naar mijn oordeel is geen sprake van een ongerechtvaardigde cumulatieve heffing. Voor de erfbelasting is immers rekening gehouden met de (latente) inkomstenbelasting die is verschuldigd door de afkoop. Verzoeken in zo'n geval de hardheidsclausule toe te passen, wijs ik daarom af.
De erfgenamen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de erfbelasting die is verschuldigd door verkrijgers die in het buitenland wonen (artikel 46, tweede lid, van de Invorderingswet 1990).
De erfgenamen kunnen kosten maken om de erfbelasting die door hen is verschuldigd als gevolg van de aansprakelijkstelling te verhalen op buitenlandse verkrijgers. Betaling van die verhaalskosten leidt voor de erfgenamen niet tot een verlaging van de door hen verschuldigde erfbelasting. In sommige gevallen is het redelijk om die kosten in mindering te brengen op hun eigen belastingschuld. Het moet daarbij gaan om reële gevallen waarin vergeefs kosten zijn gemaakt om erfbelasting die is verschuldigd door de aansprakelijkstelling te verhalen. De door de erfgenamen betaalde verhaalskosten als gevolg van de aansprakelijkstelling van artikel 46, tweede lid, van de Invorderingswet 1990, kunnen dan in mindering komen op hun belastingschuld. Iedere erfgenaam kan de verhaalskosten naar evenredigheid van zijn verkrijging uit de nalatenschap in mindering brengen op zijn erfbelastingschuld.
Het volgende besluit is ingetrokken met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2010:
– CPP2005/2787M
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010-8447.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.