Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 januari 2010, nr. DCB/CZW/WVOB 2010-0000002462, tot wijziging van de Spaarloonregeling rijkspersoneel in verband met de aanwijzing van werkgevers binnen het Rijk tot een samenhangende groep inhoudingsplichtigen;

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 20e van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Besluit:

ARTIKEL I

De Spaarloonregeling rijkspersoneel wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 2 door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

3. SGI:

krachtens artikel 27e van de Wet op de loonbelasting 1964 aangewezen samenhangende groep inhoudingsplichtigen Rijk.

B

Artikel 2, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het bevoegd gezag houdt,op verzoek van het personeelslid dat sedert de eerste dag van het kalenderjaar bij hem of een andere tot de SGI behorende inhoudingsplichtige in dienst is en ten aanzien van wie sedert die dag door het bevoegd gezag of een andere tot de SGI behorende inhoudingsplichtige bij de inhouding van loonbelasting de algemene heffingskorting is toegepast op diens salaris een bedrag in en maakt dat over naar een door het personeelslid opgegeven spaarloonrekening dan wel een rekening van de financiële instelling waarbij het personeelslid een overeenkomst van levensverzekering heeft afgesloten, waarbij een lijfrente of een kapitaalsuitkering is verzekerd.

C

Na artikel 9 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 9a

  • 1. Het personeelslid, werkzaam bij een tot de SGI behorend bevoegd gezag, dat wordt overgeplaatst naar een ander bevoegd gezag dat deel uit maakt van de SGI, bevestigt bij dat bevoegd gezag dat hij het sparen volgens deze regeling wil voortzetten.

  • 2. Het bevoegd gezag overlegt de spaarloongegevens aan het bevoegd gezag waarnaar het personeelslid wordt overgeplaatst.

  • 3. Het personeelslid zorgt voor de noodzakelijke wijzigingen bij zijn spaarlooninstelling.

D

In artikel 12 wordt ‘spaarloonregeling resp.’ vervangen door: spaarloonregeling respectievelijk.

E

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

Deze regeling berust op artikel 20e van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

TOELICHTING

Algemeen

In de Nota Vernieuwing Rijksdienst is als een van de doelen geformuleerd dat in de toekomst rijksambtenaren in dienst zijn van ‘het Rijk als geheel’. Om de rijksambtenaren, die formeel aangesteld worden door de ‘eigen’ vakminister, in de praktijk te laten ervaren dat ze in dienst zijn van het Rijk, dienen de administratieve lasten bij rijksbrede mobiliteit te worden weggenomen. Een eerste stap in die richting is te bereiken door gebruik te maken van de mogelijkheden die de fiscale wetgeving biedt. Dit heeft geleid tot een beschikking van de Belastingdienst waarin, conform artikel 27e van de Wet op de loonbelasting 1964, is vastgelegd dat de meer dan twintig werkgevers binnen de sector Rijk worden aangemerkt als een Samenhangende Groep Inhoudingsplichtigen (SGI). De samenstelling van de SGI is opgenomen in de door de inspecteur der belastingen afgegeven beschikking. Voor de SGI is een aantal faciliteiten beschikbaar, die met name de administratieve lasten bij interdepartementale mobiliteit beperken. Zo wordt het mogelijk om bij verandering van werkgever binnen de SGI, het sparen overeenkomstig de spaarloonregeling voort te zetten.

Zonder SGI is deelname aan een spaarloonregeling slechts toegestaan bij de inhoudingsplichtige waar het personeelslid op 1 januari van het betreffende kalenderjaar in dienst is, mits die inhoudingsplichtige voor het personeelslid de algemene heffingskorting toepast. Bij een overstap gedurende het jaar van ministerie X naar ministerie Y kan het personeelslid pas weer per 1 januari van het volgende jaar deelnemen aan de spaarloonregeling.

In de nieuwe situatie wordt het mogelijk voor de werknemer om bij de nieuwe inhoudingsplichtige, mits deel uitmakend van de SGI, zijn spaarloon in hetzelfde jaar nog voort te zetten.

De in de gewijzigde Spaarloonregeling rijkspersoneel geboden mogelijkheid om het spaarloon voort te zetten is vooral bedoeld voor de ambtenaren in algemene dienst van het Rijk. Voor die ambtenaren dient een overplaatsing binnen de sector Rijk administratief vereenvoudigd te worden. De mogelijkheid om door te sparen geldt echter ook voor ambtenaren met een tijdelijke aanstelling, die werkzaam zijn bij een tot de SGI behorende inhoudingsplichtige.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel C

Het personeelslid zal de wijziging van bevoegd gezag aan de spaarlooninstelling door moeten geven en zorgen voor een aangepaste, in artikel 3, tweede lid van de Spaarloonregeling rijkspersoneel genoemde, verklaring van de spaarlooninstelling. Andere wijzigingen, zoals soms zelfs het wijzigen van rekeningnummer, zijn afhankelijk van de gekozen spaarlooninstelling.

Artikel I, onderdeel D

In artikel 12 stond een afkorting van ‘respectievelijk’. Aangezien het goed gebruik is om in regelgeving geen afkortingen op te nemen, is dat bij deze wijziging aangepast.

Artikel I, onderdeel E

De regeling is voorzien van een andere grondslag. Eerder was de regeling gebaseerd op het artikel over spaarloon uit de Wet op de Loonbelasting 1964. Deze grondslag gaf echter geen bevoegdheid aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om nadere regels te stellen. Door in het Algemeen Rijksambtenarenreglement artikel 20e op te nemen, waarin is bepaald dat de minister nadere regels kan stellen over spaarloon (Staatsblad nn) is deze regeling voorzien van een juiste grondslag.

Artikel II

De regeling geldt met terugwerkende kracht. Over de aanwijzing van de SGI is door middel van de circulaire van 29 juli 2009 (kenmerk 2009-0000411125) gecommuniceerd, waarbij is aangegeven dat de aanwijzing per 1 januari 2010 zou ingaan. Aangezien er geen nadelige gevolgen zijn voor de betrokken ambtenaren, bestaat geen bezwaar tegen de terugwerkende kracht.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

Naar boven