Regeling tot wijziging van de Regeling nationale vervoerbewijzen openbaar vervoer in verband met het definitief invoeren van het elektronisch vervoerbewijs in het openbaar vervoer dat wordt verricht op grond van concessies die zijn verleend door de Stadsregio Amsterdam (SRA)

Nr. CEND/HDJZ-2010/812 sector S&W

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 41 van het Besluit personenvervoer 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

In bijlage 3, onderdeel C. Gebieden als bedoeld in artikel 6, vierde lid, van de Regeling nationale vervoerbewijzen openbaar vervoer komt onderdeel II. te luiden als volgt:

  • II. Het gebied waar openbaar vervoer op grond van een door de Stadsregio Amsterdam verleende concessie wordt verricht.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 3 juni 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 26 mei 2010

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

Mededeling

Belanghebbenden kunnen bezwaar maken tegen dit besluit door binnen zes weken na de dag van dagtekening van deze Staatscourant een bezwaarschrift in te dienen bij de Minister van Verkeer en Waterstaat, per adres Hoofddirectie Juridische Zaken, Postbus 20906, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum en nummer of kenmerk);

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

TOELICHTING

De Regeling nationale vervoerbewijzen openbaar vervoer biedt de mogelijkheid om, vooruitlopend op de opheffing van de landelijke verplichting om reizigers met nationale vervoerbewijzen te accepteren, deze verplichting in bepaalde gebieden op te heffen indien het elektronisch vervoerbewijs, hier verder te noemen de OV-chipkaart, daar is ingevoerd. Dit is mogelijk op basis van een ingediend verzoek door voor het openbaar vervoer verantwoordelijke overheden.

Zodra in een gebied de OV-chipkaart in nagenoeg alle voertuigen kan worden gebruikt, kan de verplichting om reizigers met geldige nationale vervoerbewijzen, hierna te noemen NVB (strippenkaarten, abonnementen e.d.) te vervoeren, worden opgeheven. De verplichting om reizigers met geldige nationale vervoerbewijzen te vervoeren is destijds in het leven geroepen om de kaartintegratie (dat wil zeggen dat de reiziger met één kaart door de keten van het regionale openbaar vervoer kan reizen) te waarborgen. De OV-chipkaart zal de kaartintegratie van de nationale vervoerbewijzen overnemen en uitbreiden. De OV-chipkaart wordt door decentrale overheden, hun vervoerders en de Nederlandse Spoorwegen ingevoerd, en kan in het gehele openbaar vervoer in Nederland worden gebruikt voor betaling en als vervoerbewijs. Tijdens de overgangsperiode naar de OV-chipkaart zullen tijdelijk twee kaartsystemen beschikbaar zijn. Het operationeel houden van een systeem voor de OV-chipkaart en het bestaande systeem van de nationale vervoerbewijzen kost extra geld. Daarom is het streven deze duale periode zo kort mogelijk te houden.

De Stadsregio Amsterdam (SRA) heeft bij mij het verzoek gedaan om de nationale vervoerbewijzen in al het openbaar vervoer dat op basis van door hen verleende concessies wordt verricht af te schaffen. Dit betreft al het openbaar vervoer per metro, bus en tram. De nationale vervoerbewijzen zijn al eerder afgeschaft voor een deel van een aantal metrolijnen. Dit zijn:

  • 1. metrolijn 50, tussen station Isolatorweg en station Gein;

  • 2. metrolijn 51, tussen station Westwijk en Centraal Station;

  • 3. metrolijn 53 , tussen station Gaasperplas en Centraal Station;

  • 4. metrolijn 54, tussen station Gein en Centraal Station.

De procedure om de nationale vervoerbewijzen in een bepaald gebied af te schaffen heb ik al in 2006 besproken met vertegenwoordigers van de decentrale overheden, de vervoerders en de consumentenorganisaties en is opgenomen in de toelichting op de wijziging van de Regeling nationale vervoerbewijzen waarbij artikel 6, vierde lid, werd toegevoegd. Daarbij is afgesproken dat de desbetreffende decentrale overheid een onderbouwd verzoek indient, dat ingaat op een aantal toetspunten. Bij het besluit op het verzoek zal op die onderwerpen worden ingegaan. De belangrijkste toetspunten zijn of het OV-chipkaartsysteem operationeel en stabiel is, de distributie van OV-chipkaarten geregeld is, de studenten een OV-chipkaart hebben, de abonnementhouders over zijn gegaan op een vervangende propositie of de mogelijkheid hebben om hun bestaande abonnement op de OV-chipkaart te laten plaatsen en of er tijdig wordt gecommuniceerd, zodat de strippenkaarten kunnen worden opgebruikt.

In het volgende wordt op deze en andere onderwerpen nader ingegaan.

1. Het OV-chipkaartsysteem is operationeel en stabiel

Op basis van informatie van het GVB, Connexxion en Arriva kan worden vastgesteld dat deze bedrijven de stabiliteit van het systeem en de serviceprocessen verder hebben kunnen uitbouwen. Het afschaffen van het NVB in de Amsterdamse metro heeft een positieve stimulans gehad op de aanschaf en het gebruik van de OV-chipkaart in de overige vervoermodaliteiten in de stadsregio. Inmiddels gebruiken 50-60% van de reizigers de OV-chipkaart ook in de trams en bussen en ruim 85% van de reizigers is in het bezit van een OV-chipkaart.

Het aantal incomplete transacties ten opzichte van de ritten op reissaldo is bij GVB, Connexxion en Arriva aan het dalen. Het percentage bij GVB is 2,47%, bij Connexxion (2 concessies) op 3,35% en 3,82%, en bij Arriva op 4,79%. Het percentage restitutieverzoeken ten opzichte van het totaal aantal ritten ligt bij GVB op 0,11%, bij Connexxion op 0,04% en 0,07%, en bij Arriva op 0,21%.

De vervoerders hebben aangegeven dat ze de Stadsregio Amsterdam kunnen steunen in het verzoek tot beëindiging van de NVB. De Stadsregio heeft aangegeven gerichte acties te ondernemen om deze percentages verder te laten dalen.

2. Distributie in de regio is op peil

Het netwerk van de Stadsregio Amsterdam bestaat uit 8 loketten van GVB, Arriva en Connexxion, 256 kaartverkoopautomaten en 249 wederverkopers in het derdennetwerk om reizigers te voorzien van een OV-chipkaart (anoniem en persoonlijk). Voor het kopen van saldo en producten zijn er naast deze 513 punten ook nog 290 distributielokaties in de bussen van Connexxion. In de nabije toekomst komen daar nog 635 afhaalmachines waarmee via internet bestelde producten of saldo kunnen worden afgehaald bij in de voertuigen van Arriva en GVB. Bij de loketten van de vervoerders kunnen reizigers terecht voor vragen en services rond de OV-chipkaart.

3. Aantoonbaar soepele overgang van NVB naar OV-chipkaart voor reizigers

In alle aangrenzende concessiegebieden van de Stadsregio Amsterdam kunnen reizigers met de OV-chipkaart op saldo reizen, evenals bij de NS. De compensatieregeling wordt beëindigd. Er kan immers op de OV-chipkaart worden gereisd.

4. Studenten kunnen beschikken over een OV-chipkaart

Studenten beschikken over een OV-chipkaart. Nieuwe studenten worden, zodra ze een OV-studentenkaart ontvangen, ook van een OV-chipkaart voorzien.

5. (Jaar)abonnementhouders zijn over op een vervangende propositie of hun bestaande abonnement wordt op de OV-chipkaart geplaatst

De Stadsregio Amsterdam heeft ervoor gekozen om alle abonnementen te verchippen. Jaarabonnementhouders van GVB, Connexxion en Arriva hebben al een OV-chipkaart met daarop het abonnement geladen.

Maand- en weekabonnementhouders zijn vanaf het moment dat aan de Stadsregio Amsterdam is doorgegeven dat met het verzoek kan worden ingestemd, op 20 april 2010, geïnformeerd dat ze hun abonnement voortaan moeten laten verchippen. In het gebied van de Stadsregio Amsterdam kunnen na de beëindiging van het NVB geen papieren abonnementen meer gekocht worden. Wel kunnen reizigers bij aankoop van een verchipt abonnement dat geldig is tot over de grens van de Stadsregio een zichtcoupon, waarop de reisrechten staan vermeld, krijgen.

Met het oog op de reizigers vanuit omliggende regio’s heeft de Stadsregio Amsterdam besloten om ook na de afschaffing van het NVB nog wel papieren abonnementen te accepteren op alle concessielijnen van bus- en tram.Op het moment dat bij de buurregio’s reizigers ook een verchipt abonnement kunnen kopen, kan de Stadsregio (alsnog) besluiten om papieren abonnementen niet meer te accepteren. Desgewenst kunnen deze reizigers bij de 6 loketten van het GVB het abonnement laten verchippen, waarbij een zichtcoupon verstrekt wordt.

Bij Arriva kan inmiddels ook gereisd worden met een verchipt abonnement.

6. ‘Het uitzetten’ van het NVB

Er is de afgelopen maanden, in het kader van de onderlinge afstemming, veelvuldig overleg geweest met de omliggende overheden en de betrokken vervoerbedrijven. De omliggende overheden hebben positief gereageerd op het voornemen van de Stadsregio Amsterdam om het NVB te laten beëindigen, en er zijn in dat kader afspraken met hen gemaakt.

Het regionale consumentenoverleg, de RAR, heeft positief geadviseerd.

7. Voor de begeleiderskaart voor gehandicapten, de opsporingsambtenaren en alle andere speciale vervoerbewijzen zijn er oplossingen om met het openbaar vervoer te kunnen reizen

De reisrechten van deze groepen zijn verkrijgbaar op de OV-chipkaart.

8. Beveiliging moet op orde zijn

TLS Trans Link Systems BVen de vervoerders hebben een migratieplan ontwikkeld, dat getoetst is door het Royal Holloway University of London. Daarnaast zijn vervoerders en TLS gestart met de migratie naar een nieuwe chip.

9. Opbrengstneutraliteit

De Stadsregio Amsterdam heeft bij het uitzetten van de strippenkaarten in de metro met een berekening aangetoond dat de overgang naar het nieuwe systeem opbrengstneutraal (dat wil zeggen kostenneutraal voor de reiziger) zal plaatsvinden. Het ministerie heeft de commissie Kist opdracht gegeven te toetsen of deze overgang van het NVB naar de OV-chipkaart opbrengstneutraliteit plaatsvindt. De opdracht is zodanig geformuleerd dat de uitkomsten van het onderzoek inzicht geven in de opbrengstneutraliteit. De commissie komt op basis van het uitgevoerde onderzoek tot de conclusie dat er binnen de Stadsregio sprake is van een kostenneutrale overgang naar de OV-chipkaart.

Deze wijziging van de Regeling nationale vervoerbewijzen openbaar vervoer heeft tot gevolg dat in het openbaar vervoer dat wordt verricht in opdracht van de Stadsregio Amsterdam, de reiziger geen gebruik meer kan maken van de strippenkaart en de papieren abonnementen, maar alleen van de OV-chipkaart.

10. Administratieve lasten

Het afschaffen van de strippenkaart als (geldig) vervoerbewijs en de volledige invoering van de OV-chipkaart voor het Amsterdamse bus- en tramvervoer valt buiten de reikwijdte van de administratieve lasten. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen het op verzoek van decentrale overheden door de minister van Verkeer en Waterstaat afschaffen van de strippenkaart op bepaalde lijnen en het invoeren van de OV-chipkaart zelf. Het besluit tot invoering van de OV-chipkaart als vervoerbewijs wordt genomen door decentrale overheden op grond van de regionale vervoerconcessies en betreft geen rijksregelgeving.

De vraag is of het op verzoek (moeten) tonen van een geldig vervoerbewijs, strippenkaart of OV-chipkaart, een administratieve last is. Het niet kunnen tonen van een geldig vervoerbewijs is strafbaar ingevolge artikelen 70, 74, tweede lid van de Wet personenvervoer 2000 en artikel 48 van het Besluit personenvervoer 2000. Boete- en strafbepalingen worden niet als een informatieverplichting opgevat. Er is hier geen sprake van een administratieve last, maar van een inhoudelijke verplichting.

De (volledige) afschaffing van de strippenkaart heeft gevolgen voor de verdeling van de vervoeropbrengsten op basis van periodiek reizigersonderzoek (WROOV). Een ontmanteling op termijn van het huidige systeem van opbrengstenverdeling tussen vervoerders heeft mogelijk gevolgen voor de bedrijfseffecten. Na het afschaffen van (het gebruik van) de strippenkaart in het laatste concessiegebied (planning: 2011) kan WROOV naar verwachting worden opgeheven. De eventuele bedrijfseffecten zullen dan ook na opheffing van de Regeling nationale vervoerbewijzen worden beoordeeld en in kaart worden gebracht. De opbrengstenverdeling volgens WROOV is gebaseerd op een overeenkomst tussen vervoerders, verkooppunten van nationale vervoerbewijzen en de minister van Verkeer en Waterstaat.

11. Inspraak

Deze wijziging is aan de consumentenorganisaties in het Landelijk Consumentenoverleg (LCO) voorgelegd. De ANBO heeft aangegeven te kunnen instemmen met deze wijziging. De CG-Raad geeft aan dat men tegen het uitzetten van het NVB in Amsterdam is omdat op het terrein van toegankelijkheid nog problemen moeten worden opgelost. De toegankelijkheid van reizigers met een functiebeperking heeft de voortdurende aandacht van de overheden en vervoerbedrijven. Er zijn al verschillende maatregelen genomen om de toegankelijkheid van het openbaar vervoer voor deze mensen te verbeteren. In het onderzoek naar het toekomstig landschap voor reizigers met een functiebeperking wordt aan deze mensen extra aandacht besteed.

Het Overlegorgaan Personenvervoer (OPV) heeft bij brief van 7 mei 2010 over de wijziging van de Regeling nationale vervoerbewijzen openbaar vervoer geadviseerd. De ANWB is van mening dat er aandacht moet worden besteed aan de groep incidentele reizigers. Ook voor deze groep reizigers moet het reizen met het OV makkelijker worden. In Rotterdam en Amsterdam, waar veel toeristen reizen, zijn speciale producten zoals dagkaarten en kaarten voor het maken van één reis verkrijgbaar, die door incidentele reizigers gebruikt kunnen worden.

De ANWB heeft daarnaast aangegeven dat de percentages incomplete transacties verder omlaag moeten worden gebracht en pleit er voor dat de vervoerders zich een maximumpercentage ten doel stellen. De vervoerders nemen diverse maatregelen om het aantal de incomplete transacties naar beneden te brengen. De praktijk leert dat met name het gebruiken van de OV-chipkaart leidt tot een vermindering van het aantal incomplete transacties. Omdat de invoering per regio verschillend is, hebben de vervoerders geen maximumpercentage vastgesteld.

Vanwege de lange, logistieke en bestuurlijke voorbereiding van het verzoek van Stadsregio Amsterdam om het nationaal vervoerbewijs op te heffen in het concessiegebied en de daarvoor gekozen datum van 3 juni 2010, kan deze wijzigingsregeling niet van kracht worden op één van de vaste verandermomenten van wet- en regelgeving.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

Naar boven