Besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken van 20 mei 2010, nr. DDE/10, tot wijziging van beleidsregels en vaststelling van een subsidieplafond voor subsidieverlening in het kader van het Private Sector Investeringsprogramma

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Gelet op artikel 6 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Gelet op artikel 7.3 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;

Besluit:

ARTIKEL I

Het besluit van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 23 november 2009, nr. DDE-710/09, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor het Private Sector Investeringsprogramma1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

In de slotzin van het tweede en derde lid wordt ‘17.00 uur’ telkens vervangen door: 15.00 uur.

B

Artikel 4, tweede lid, komt als volgt te luiden:

  • 2. In het eerste en het tweede beoordelingstijdvak voor PSI Plus kunnen verplichtingen worden aangegaan tot een maximum van EUR 3.600.000 respectievelijk EUR 4.800.000.

C

Artikel 4, derde lid, komt te luiden:

  • 3. In het tweede beoordelingstijdvak voor PSI Regulier kunnen verplichtingen worden aangegaan tot een maximum van EUR 29.600.000. In het derde beoordelingstijdvak voor PSI Plus kunnen verplichtingen worden aangegaan tot een maximum van EUR 6.660.000.

D

De bijlagen 1 en 2 worden als volgt gewijzigd:

1. De slotalinea van paragraaf 2 (Algemeen) komt telkens te luiden:

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO): De Nederlandse overheid hecht veel belang aan MVO en verwacht dat PSI-projecten op dit gebied voorop lopen in het betreffende land en sector. Certificering, ook op sociaal gebied, is hierbij van belang. MVO wordt integraal meegenomen in de beoordeling van de subsidieaanvraag. De aanvrager dient een goede reputatie te hebben op het gebied van MVO hetgeen blijkt uit een vastgelegd MVO-beleid voor de eigen onderneming dat de aanvrager al heeft, of binnen het eerste projectresultaat zal opleveren.

2. In paragraaf 4 (Formele vereisten), onderdeel 2, wordt ‘17.00 uur’ telkens vervangen door: 15.00 uur.

3. In paragraaf 6, onderdeel 1 (Toetsingscriteria; partners en eerste toeleveranciers) wordt het gestelde onder i telkens vervangen door:

  • i. De aanvrager dient een goede reputatie te hebben op het gebied van MVO. Hiertoe dient de aanvrager bij de aanvraag een vastgelegd MVO-beleid van de eigen onderneming te overleggen. Indien er geen vastgelegd MVO-beleid van de eigen onderneming beschikbaar is op het moment van de aanvraag dan dient de aanvrager dit alsnog op te leveren binnen het eerste projectresultaat.

  • j. De partners en de eerste wezenlijke toeleverancier maken geen gebruik van kinderarbeid en/of dwangarbeid, noch voor het project waar de aanvraag betrekking op heeft, noch voor andere activiteiten. Indien de eerste wezenlijke toeleverancier nog niet bekend is dan dient de aanvrager binnen het eerste project resultaat de eerste wezenlijke toeleverancier alsnog te identificeren en zich te vergewissen dat die geen gebruik maakt van kinderarbeid en/of dwangarbeid.

4. In bijlage 2 (PSI Plus) wordt in paragraaf 3 (Subsidiabele kosten) na ‘kosten van beveiliging’ een nieuwe regel ingevoegd: Tevens kunnen de premiekosten voor een verzekering onder MIGA SIP voor schade als gevolg van (burger)oorlog, onlusten, onteigening en beperkingen in de uitvoer van valuta voor een periode van 3 jaar worden vergoed. Zie ook www.miga.org/sip.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het geplaatst wordt.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De minister van Buitenlandse Zaken,

namens deze,

de Plaatsvervangend Directeur-Generaal Internationale Samenwerking,

A. Haspels.

TOELICHTING

Ingevolge het besluit van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 23 november 2009, nr DDE-710/09, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor het Private Sector investeringsprogramma geldt voor de periode 1 januari tot en met 31 december 2010 een subsidieplafond van EUR 70.000.000

Het PSI valt uiteen in twee deelprogramma’s, PSI regulier en PSI Plus. Het besluit van 23 november 2009 stelde een subsidieplafond van maximaal EUR 29.600.000 vast voor het eerste beoordelingstijdvak van PSI, en telkens maximaal EUR 3.600.000 voor het eerste en tweede beoordelingstijdvak van PSI Plus.

Het onderhavige besluit wijzigt het subsidieplafond van het tweede beoordelingstijdvak van PSI Plus van EUR 3.600.000 in EUR 4.800.000.

Voorts worden de subsidieplafonds voor de overige beoordelingstijdvakken vastgesteld.

In het tweede beoordelingstijdvak voor PSI regulier zullen verplichtingen aangegaan worden tot een maximum van EUR 29.600.000.

In het derde beoordelingstijdvak van PSI Plus zullen verplichtingen aangegaan kunnen worden tot een maximum van respectievelijk EUR 6.660.000.

Het subsidieplafond voor het tweede en derde beoordelingstijdvak van PSI Plus is vastgesteld op basis van een bedrag van elk EUR 3.600.000, verhoogd met delen van het overgebleven niet-verplichte bedrag (EUR 4.260.000) van het eerste beoordelingstijdvak van het PSI Regulier deelprogramma.

In het onderhavige besluit worden voorts de beleidsregels aangescherpt op het gebied van MVO. De wijzigingen in de bijlagen strekken daartoe.

De minister van Buitenlandse Zaken,

namens deze,

de Plaatsvervangend Directeur-Generaal Internationale Samenwerking,

A. Haspels.

Naar boven