TOELICHTING
Met de onderhavige regeling wordt gevolg gegeven aan een afspraak uit het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2005–2007
betreffende de tegemoetkoming voor de begeleiding van diensthonden. De grote mate van diversiteit tussen de bestaande korpsregelingen
is aanleiding geweest om de tegemoetkoming te uniformeren voor alle hondengeleiders die werkzaam zijn bij een korps. Hiertoe
dient onderhavige regeling. De afspraak uit het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2005–2007 had betrekking op:
1. de vergoedingen die worden verstrekt voor onder meer het houden van een diensthond;
2. het vervoer van de diensthond en de hondengeleider;
3. het materiaal dat noodzakelijk is om de taak goed uit te kunnen oefenen;
4. de functie-eisen en fysieke eisen, die worden gesteld aan de hondengeleiders;
5. een maximale functietermijn om de functie van hondengeleider uit te kunnen oefenen.
Werkgever en de politievakorganisaties zijn overeengekomen om, in afwijking van de gemaakte afspraak in het Akkoord Arbeidsvoorwaarden
sector Politie 2005–2007, in deze regeling geen voorschriften op te nemen die betrekking hebben op functie-eisen en fysieke
eisen (punt 4) en een maximale functietermijn (punt 5).
Voorts wordt in deze regeling in paragraaf 4 het vervoer van de geleider en de diensthond slechts deels geregeld. In de onderhavige
regeling is de wijze van vervoer en de hiervoor benodigde vervoersvoorzieningen vastgelegd. Daarnaast zijn tevens aanspraken
vastgelegd in artikel 5, vierde lid van het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie. Conform deze bepaling heeft
de geleider aanspraak op een tegemoetkoming van € 0,28 per afgelegde kilometer indien hij met eigen vervoer met de diensthond
reist van zijn woning naar de plaats van tewerkstelling of oefenterrein. Op genoemde tegemoetkoming wordt geen eigen bijdrage
van 25 procent in mindering gebracht.
Artikelsgewijs
Artikel 1
In dit artikel worden de begripsomschrijvingen gegeven die in dit besluit worden gehanteerd.
Voor het begrip geleider wordt kortheidshalve verwezen naar de Regeling Politiehonden. Zodoende vallen geleiders van surveillancehonden,
speurhonden en AOE-honden onder het regime van de Regeling voorzieningen hondengeleiders politie.
De vergoeding in het kader van deze regeling wordt alleen verleend in geval de diensthond op het woonadres van de geleider
wordt verzorgd. Door verzorging van de diensthond op het woonadres van de geleider wordt de relatie tussen geleider en diensthond
geoptimaliseerd. Dit is van zeer groot belang voor een adequate dienstuitoefening.
Artikel 2
Dit artikel regelt de tegemoetkoming die bedoeld is om de gemaakte kosten te compenseren die gepaard gaan met de dagelijkse
verzorging van de hond. De tegemoetkoming biedt compensatie voor de volgende posten: voer en aanverwante producten, ontsmetting-
en schoonmaakmiddelen, water en elektriciteit, en klein verzorgingsmateriaal. De relatie tussen deze posten is dat dit vaste
kosten betreffen die permanent door een geleider worden gemaakt.
Artikel 3
Een geleider is permanent verantwoordelijk voor de diensthond, zowel tijdens de dienst als in privé-tijd. De compensatie heeft
betrekking op de verzorging van en verantwoordelijkheid voor de diensthond in privé-tijd. De diensthond dient immers ook buiten
werktijd verzorgd te worden. Daarnaast heeft het houden van een diensthond op het woonadres invloed op de thuissituatie, hetgeen
een extra verantwoordelijkheid met zich meebrengt.
De verzorging van de diensthond vindt – net als trainingen – binnen werktijd plaats. Ieder politiekorps kan zelf de keuze
maken om dit te verwerken in het rooster, opdat dit inzichtelijk wordt. Deze verzorging telt echter niet mee voor de compensatie.
De compensatie wordt verstrekt in tijd of in geld. Het bevoegd gezag maakt de keuze of hondengeleiders van het betreffende
politiekorps een compensatie in tijd of geld ontvangen. Deze keuze is derhalve bepalend voor alle hondengeleiders die bij
het betreffende politiekorps werkzaam zijn. Er is geen individuele keuzevrijheid.
De compensatie in tijd, geregeld in het derde lid, is vastgesteld op achttien uren per maand. Het bevoegd gezag roostert de
uren in, na overleg met de geleider. Het bevoegd gezag bepaalt uiteindelijk hoe en wanneer de uren worden opgenomen. Een vrij
opneembaar verloftegoed zou namelijk onwenselijke verlofstuwmeren in de hand kunnen werken.
De tegemoetkoming in tijd of geld is gefixeerd en is niet afhankelijk van het aantal honden dat de geleider verzorgt.
Artikel 5
In dit artikel wordt de aanspraak op volledige vergoeding van een aantal kostenposten geregeld.
Onderdeel a regelt dat de geleider dierenartskosten vergoed krijgt (voor zover de kosten niet direct bij het politiekorps in rekening
worden gebracht door de betreffende dierenarts). Onder dierenartskosten wordt verstaan het consult, de medische behandeling
en de medicatie. Ook eventueel door de dierenarts voorgeschreven voeding wordt vergoed. Een dierenarts kan (tijdelijk) bijzondere
voeding voorschrijven, wanneer voor de gezondheidstoestand van de diensthond voeding vereist is die niet regulier verkrijgbaar
is.
Onderdeel b regelt het recht op een vergoeding voor de hondenbelasting. De aanspraak op deze vergoeding wordt bepaald door de verplichting
van de geleider om hondenbelasting te betalen in de gemeente waarin hij woonachtig is. Er zijn immers Nederlandse gemeenten
die het betalen van hondenbelasting voor bepaalde categorieën werkhonden, zoals politie- en blindengeleidehonden, hebben vrijgesteld.
Onderdeel c Teneinde gecertificeerd te kunnen worden of blijven, dient de combinatie van hondengeleider en diensthond een keuring dan
wel een herkeuring af te leggen. De kosten voor keuring en herkeuring worden vergoed.
Artikel 6
Na afloop van de periode waarvoor een diensthond geschikt is voor inzet in de politiedienst, kan de geleider op zijn verzoek
met toestemming van het bevoegd gezag de diensthond behouden als privé-huisdier. Dit artikel regelt een afbouwvoorziening.
Artikel 7
In dit artikel worden de condities vermeld waaronder de aanspraak op de compensatie, bedoeld in de artikelen 2 en 3 komt te
vervallen.
Artikel 8
Het doelmatig vervoeren van de diensthond in het kader van woonwerkverkeer is uitsluitend mogelijk per auto. Daarom wordt
in dit artikel geregeld dat het woonwerkverkeer van de geleider en de aan hem toegewezen diensthond per auto wordt afgelegd.
Artikel 9
Voor het per auto transporteren van de diensthond kunnen bijzondere vervoersvoorzieningen noodzakelijk zijn. In dit artikel
wordt geregeld dat het bevoegd gezag de benodigde voorzieningen ter beschikking stelt aan de geleider. De hond wordt vervoerd
in een transportkooi of aanhangwagen. De transportkooi of aanhangwagen dienen van goed en duurzaam materiaal te zijn vervaardigd.
De geleider kan aan het bevoegd gezag kenbaar maken naar welke vervoersvoorziening zijn voorkeur uitgaat. Echter er is geen
keuzevrijheid voor de geleider. Het bevoegd gezag beslist uiteindelijk welke vervoersvoorziening aan de geleider wordt toegekend.
Indien nodig kan het één en ander worden uitgebreid met antislipvloeren, verlichting, beluchting- en ontluchtingssystemen
en dergelijke. Indien met een aanhangwagen wordt gewerkt is vanzelfsprekend een trekhaak vereist.
Indien de geleider een deugdelijke transportkooi, aanhangwagen en aanverwante vervoersvoorzieningen zelf aanschaft, dan worden
de kosten vergoed door het bevoegd gezag. Deze kosten dienen in redelijke verhouding te staan tot de transportkooi, aanhangwagen
en aanverwante vervoersvoorzieningen.
Artikel 12
Om te kunnen werken en trainen met een diensthond is speciale uitrusting vereist. Hieronder wordt verstaan: lijnen, halsbanden,
muilkorf, en dergelijke. Indien de geleider zijn functie niet meer vervult, kan het bevoegd gezag bepalen dat de kennel niet
wordt teruggevorderd.
Artikel 13
Deze nieuwe, landelijke regeling betekent niet voor elke geleider een verbetering ten opzichte van zijn oude korpsregeling
die tot stand is gekomen binnen het Regionaal Georganiseerd Overleg of het Georganiseerd Overleg KLPD. Conform dit overgangsrecht
krijgt de geleider eenmaal de keuze of hij per 1 januari 2010 gebruik wenst te maken van deze regeling of van de korpsregeling.
Een geleider kan alleen kiezen tussen de korpsregeling en deze regeling als hij al vóór 1 januari 2010 als geleider werkzaam
was. Als de geleider op of na 1 januari 2010 als zodanig in dienst is getreden, dan geldt altijd deze regeling. Wanneer de
geleider kiest voor continuering van de oude regeling dan geldt deze voor de geleider voor de duur van ten hoogtse zes jaar.
Daarna is onderhavige regeling van toepassing.
Artikel 14
Aangezien deze regeling op een later moment ingaat dan oorspronkelijk afgesproken, is voorzien in een afkoopregeling voor
de periode van 1 januari 2008 tot 1 januari 2010. De tegemoetkomingen die men heeft op grond van de korpsregeling zijn bepalend
voor de hoogte van de tegemoetkoming genoemd in dit artikel. De volledige tegemoetkoming bedraagt € 4.954 en wordt lager naarmate
de tegemoetkomingen op grond van de korpsregeling hoger zijn. Geleiders die conform artikel 13 gebruik blijven maken van de
korpsregeling, komen niet in aanmerking voor de tegemoetkoming op basis van dit artikel.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
E.M.H. Hirsch Ballin.