Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 20 mei 2010, nr. DCB/CZW/WVOB 2010-0000225178, houdende bepalingen betreffende voorzieningen voor hondengeleiders bij de politie (Regeling voorzieningen hondengeleiders politie)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 21 en 48 van het Besluit bezoldiging politie;

Besluit:

Paragraaf 1 Definitiebepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. geleider:

ambtenaar als bedoeld in artikel 1, onder e, van de Regeling politiehonden die de diensthond op het woonadres van de geleider verzorgt;

b. diensthond:
  • AOE-hond als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Regeling politiehonden;

  • politiespeurhond als bedoeld in artikel 1, onder h, van de Regeling politiehonden;

  • politiesurveillancehond als bedoeld in artikel 1, onder i, van de Regeling politiehonden;

c. bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1, lid 1 onderdeel l, van het Besluit algemene rechtspositie politie

Paragraaf 2 Tegemoetkomingen en vergoedingen

Artikel 2

Voor de kosten ten behoeve van het verzorgen van een diensthond heeft de geleider aanspraak op een maandelijkse tegemoetkoming van € 100,– per diensthond.

Artikel 3

  • 1. Voor de permanente verantwoordelijkheid voor de diensthond heeft de geleider aanspraak op een compensatie in tijd of in geld.

  • 2. Het bevoegd gezag bepaalt of een geleider aanspraak heeft op een compensatie in tijd of in geld.

  • 3. De compensatie in tijd bedraagt achttien uren per maand. De uren worden door het bevoegd gezag ingeroosterd.

  • 4. De compensatie in geld bedraagt € 240,– per maand.

  • 5. De compensatie heeft geen betrekking op de noodzakelijke verzorging van de diensthond binnen werktijd.

Artikel 4

De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, en de compensatie, bedoeld in artikel 3, vierde lid, worden jaarlijks gewijzigd overeenkomstig de door het Centraal Planbureau in het Centraal Economisch Plan gepubliceerde geschoonde consumentenprijsindex.

Artikel 5

De geleider heeft aanspraak op volledige vergoeding van:

  • a. dierenartskosten en door een dierenarts voorgeschreven medicatie en voeding;

  • b. hondenbelasting, voor zover diensthonden daarvoor niet zijn vrijgesteld in de gemeente waar de geleider woonachtig is;

  • c. de kosten voor keuring en herkeuring als bedoeld in de Regeling politiehonden;

  • d. de kosten voor het onderbrengen van een diensthond bij een dierenpension;

  • e. andere kosten waar naar oordeel van het bevoegd gezag deze regeling niet naar redelijkheid en billijkheid in voorziet.

Artikel 6

Indien een diensthond na verstrijking van de periode dat deze voor inzet in de politiedienst geschikt is, met instemming van het bevoegd gezag, door de geleider als huisdier wordt overgenomen heeft de geleider aanspraak op een afbouwvoorziening. De afbouwvoorziening bestaat uit vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 6, onder a, voor een periode van ten hoogste drie maanden.

Artikel 7

  • 1. De aanspraak op de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, en de compensatie, bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, vervalt in het geval de geleider:

    • a. tijdens vakantie de aan hem toegewezen diensthond niet verzorgt;

    • b. tijdens ziekte de aan hem toegewezen diensthond niet verzorgt;

    • c. als gevolg van plichtsverzuim als bedoeld in artikel 76 van het Besluit algemene rechtspositie politie, niet langer een diensthond toegewezen krijgt;

    • d. een andere functie of andere taken als bedoeld in artikel 64 van het Besluit algemene rechtspositie politie verricht en niet langer een diensthond verzorgt.

  • 2. De aanspraak op de afbouwvoorziening, bedoeld in artikel 6, vervalt indien de geleider de diensthond niet meer verzorgt.

Paragraaf 3 Vervoer van de geleider en de diensthond

Artikel 8

De reizen van de geleider en de diensthond tussen het woonadres van de geleider en zijn plaats van tewerkstelling of oefenterrein, worden per auto afgelegd.

Artikel 9

  • 1. De diensthond wordt tijdens het transport vervoerd in een deugdelijke transportkooi of aanhangwagen.

  • 2. Het bevoegd gezag stelt voor het transporteren van de diensthond een deugdelijke transportkooi, een aanhangwagen en aanverwante noodzakelijke vervoersvoorzieningen ter beschikking aan de geleider.

  • 3. Indien de geleider een deugdelijke transportkooi, een aanhangwagen en aanverwante vervoersvoorzieningen zelf aanschaft, dan worden de kosten vergoed door het bevoegd gezag, tenzij deze kosten niet in redelijke verhouding staan tot voor een transportkooi, een aanhangwagen of aanverwante vervoersvoorzieningen gebruikelijke kosten.

Paragraaf 4 Uitrusting

Artikel 10

Het bevoegd gezag verstrekt aan de geleider de uitrusting die noodzakelijk is voor de dienstuitoefening, opleiding en training in combinatie met een diensthond.

Artikel 11

Het bevoegd gezag voorziet in een geschikte kennel voor de diensthond op het woonadres van de geleider.

Artikel 12

De uitrusting, bedoeld in de artikelen 9, derde lid en 10, en de kennel, bedoeld in artikel 11, blijven eigendom van het betreffende politiekorps. Indien de geleider zijn functie niet meer vervult, kan het bevoegd gezag bepalen dat de kennel niet wordt teruggevorderd.

Paragraaf 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13

Deze regeling is niet van toepassing op de geleider die het bevoegd gezag voor 1 juli 2010 schriftelijk heeft verzocht de aanspraak op tegemoetkomingen zoals die voor hem gold op 31 december 2009 op hem van toepassing te verklaren. De wijze van tegemoetkoming, zoals deze gold op 31 december 2009 blijft in dat geval van toepassing voor de duur van ten hoogste zes jaar.

Artikel 14

  • 1. Aan de geleider, die als zodanig in dienst was in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009, of in een deel van deze periode, wordt een eenmalige tegemoetkoming toegekend op grond van dit artikel.

  • 2. De tegemoetkoming wordt berekend naar rato van de hoogte van de maandelijkse aanspraak voor geleiders op 31 december 2009 volgens de onderstaande tabel.

    Totale hoogte tegemoetkomingen bij korpsen

    Hoogte tegemoetkoming in €

    t/m € 100 per maand

    € 4.954

    > € 100 t/m € 150 per maand

    € 3.468

    > € 150 t/m € 200 per maand

    € 1.486

    meer dan € 200 per maand

    Geen vergoeding

  • 3. Indien de ambtenaar in een gedeelte van de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009 geleider was, wordt de tegemoetkoming naar evenredigheid vastgesteld.

  • 4. Indien de geleider een verzoek heeft gedaan, als bedoeld in artikel 13, bestaat geen aanspraak op de tegemoetkoming, bedoeld in dit artikel.

Artikel 15

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

Artikel 16

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling voorzieningen hondengeleiders politie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

E.M.H. Hirsch Ballin.

TOELICHTING

Met de onderhavige regeling wordt gevolg gegeven aan een afspraak uit het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2005–2007 betreffende de tegemoetkoming voor de begeleiding van diensthonden. De grote mate van diversiteit tussen de bestaande korpsregelingen is aanleiding geweest om de tegemoetkoming te uniformeren voor alle hondengeleiders die werkzaam zijn bij een korps. Hiertoe dient onderhavige regeling. De afspraak uit het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2005–2007 had betrekking op:

  • 1. de vergoedingen die worden verstrekt voor onder meer het houden van een diensthond;

  • 2. het vervoer van de diensthond en de hondengeleider;

  • 3. het materiaal dat noodzakelijk is om de taak goed uit te kunnen oefenen;

  • 4. de functie-eisen en fysieke eisen, die worden gesteld aan de hondengeleiders;

  • 5. een maximale functietermijn om de functie van hondengeleider uit te kunnen oefenen.

Werkgever en de politievakorganisaties zijn overeengekomen om, in afwijking van de gemaakte afspraak in het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2005–2007, in deze regeling geen voorschriften op te nemen die betrekking hebben op functie-eisen en fysieke eisen (punt 4) en een maximale functietermijn (punt 5).

Voorts wordt in deze regeling in paragraaf 4 het vervoer van de geleider en de diensthond slechts deels geregeld. In de onderhavige regeling is de wijze van vervoer en de hiervoor benodigde vervoersvoorzieningen vastgelegd. Daarnaast zijn tevens aanspraken vastgelegd in artikel 5, vierde lid van het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie. Conform deze bepaling heeft de geleider aanspraak op een tegemoetkoming van € 0,28 per afgelegde kilometer indien hij met eigen vervoer met de diensthond reist van zijn woning naar de plaats van tewerkstelling of oefenterrein. Op genoemde tegemoetkoming wordt geen eigen bijdrage van 25 procent in mindering gebracht.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel worden de begripsomschrijvingen gegeven die in dit besluit worden gehanteerd.

Voor het begrip geleider wordt kortheidshalve verwezen naar de Regeling Politiehonden. Zodoende vallen geleiders van surveillancehonden, speurhonden en AOE-honden onder het regime van de Regeling voorzieningen hondengeleiders politie.

De vergoeding in het kader van deze regeling wordt alleen verleend in geval de diensthond op het woonadres van de geleider wordt verzorgd. Door verzorging van de diensthond op het woonadres van de geleider wordt de relatie tussen geleider en diensthond geoptimaliseerd. Dit is van zeer groot belang voor een adequate dienstuitoefening.

Artikel 2

Dit artikel regelt de tegemoetkoming die bedoeld is om de gemaakte kosten te compenseren die gepaard gaan met de dagelijkse verzorging van de hond. De tegemoetkoming biedt compensatie voor de volgende posten: voer en aanverwante producten, ontsmetting- en schoonmaakmiddelen, water en elektriciteit, en klein verzorgingsmateriaal. De relatie tussen deze posten is dat dit vaste kosten betreffen die permanent door een geleider worden gemaakt.

Artikel 3

Een geleider is permanent verantwoordelijk voor de diensthond, zowel tijdens de dienst als in privé-tijd. De compensatie heeft betrekking op de verzorging van en verantwoordelijkheid voor de diensthond in privé-tijd. De diensthond dient immers ook buiten werktijd verzorgd te worden. Daarnaast heeft het houden van een diensthond op het woonadres invloed op de thuissituatie, hetgeen een extra verantwoordelijkheid met zich meebrengt.

De verzorging van de diensthond vindt – net als trainingen – binnen werktijd plaats. Ieder politiekorps kan zelf de keuze maken om dit te verwerken in het rooster, opdat dit inzichtelijk wordt. Deze verzorging telt echter niet mee voor de compensatie.

De compensatie wordt verstrekt in tijd of in geld. Het bevoegd gezag maakt de keuze of hondengeleiders van het betreffende politiekorps een compensatie in tijd of geld ontvangen. Deze keuze is derhalve bepalend voor alle hondengeleiders die bij het betreffende politiekorps werkzaam zijn. Er is geen individuele keuzevrijheid.

De compensatie in tijd, geregeld in het derde lid, is vastgesteld op achttien uren per maand. Het bevoegd gezag roostert de uren in, na overleg met de geleider. Het bevoegd gezag bepaalt uiteindelijk hoe en wanneer de uren worden opgenomen. Een vrij opneembaar verloftegoed zou namelijk onwenselijke verlofstuwmeren in de hand kunnen werken.

De tegemoetkoming in tijd of geld is gefixeerd en is niet afhankelijk van het aantal honden dat de geleider verzorgt.

Artikel 5

In dit artikel wordt de aanspraak op volledige vergoeding van een aantal kostenposten geregeld.

Onderdeel a regelt dat de geleider dierenartskosten vergoed krijgt (voor zover de kosten niet direct bij het politiekorps in rekening worden gebracht door de betreffende dierenarts). Onder dierenartskosten wordt verstaan het consult, de medische behandeling en de medicatie. Ook eventueel door de dierenarts voorgeschreven voeding wordt vergoed. Een dierenarts kan (tijdelijk) bijzondere voeding voorschrijven, wanneer voor de gezondheidstoestand van de diensthond voeding vereist is die niet regulier verkrijgbaar is.

Onderdeel b regelt het recht op een vergoeding voor de hondenbelasting. De aanspraak op deze vergoeding wordt bepaald door de verplichting van de geleider om hondenbelasting te betalen in de gemeente waarin hij woonachtig is. Er zijn immers Nederlandse gemeenten die het betalen van hondenbelasting voor bepaalde categorieën werkhonden, zoals politie- en blindengeleidehonden, hebben vrijgesteld.

Onderdeel c Teneinde gecertificeerd te kunnen worden of blijven, dient de combinatie van hondengeleider en diensthond een keuring dan wel een herkeuring af te leggen. De kosten voor keuring en herkeuring worden vergoed.

Artikel 6

Na afloop van de periode waarvoor een diensthond geschikt is voor inzet in de politiedienst, kan de geleider op zijn verzoek met toestemming van het bevoegd gezag de diensthond behouden als privé-huisdier. Dit artikel regelt een afbouwvoorziening.

Artikel 7

In dit artikel worden de condities vermeld waaronder de aanspraak op de compensatie, bedoeld in de artikelen 2 en 3 komt te vervallen.

Artikel 8

Het doelmatig vervoeren van de diensthond in het kader van woonwerkverkeer is uitsluitend mogelijk per auto. Daarom wordt in dit artikel geregeld dat het woonwerkverkeer van de geleider en de aan hem toegewezen diensthond per auto wordt afgelegd.

Artikel 9

Voor het per auto transporteren van de diensthond kunnen bijzondere vervoersvoorzieningen noodzakelijk zijn. In dit artikel wordt geregeld dat het bevoegd gezag de benodigde voorzieningen ter beschikking stelt aan de geleider. De hond wordt vervoerd in een transportkooi of aanhangwagen. De transportkooi of aanhangwagen dienen van goed en duurzaam materiaal te zijn vervaardigd. De geleider kan aan het bevoegd gezag kenbaar maken naar welke vervoersvoorziening zijn voorkeur uitgaat. Echter er is geen keuzevrijheid voor de geleider. Het bevoegd gezag beslist uiteindelijk welke vervoersvoorziening aan de geleider wordt toegekend.

Indien nodig kan het één en ander worden uitgebreid met antislipvloeren, verlichting, beluchting- en ontluchtingssystemen en dergelijke. Indien met een aanhangwagen wordt gewerkt is vanzelfsprekend een trekhaak vereist.

Indien de geleider een deugdelijke transportkooi, aanhangwagen en aanverwante vervoersvoorzieningen zelf aanschaft, dan worden de kosten vergoed door het bevoegd gezag. Deze kosten dienen in redelijke verhouding te staan tot de transportkooi, aanhangwagen en aanverwante vervoersvoorzieningen.

Artikel 12

Om te kunnen werken en trainen met een diensthond is speciale uitrusting vereist. Hieronder wordt verstaan: lijnen, halsbanden, muilkorf, en dergelijke. Indien de geleider zijn functie niet meer vervult, kan het bevoegd gezag bepalen dat de kennel niet wordt teruggevorderd.

Artikel 13

Deze nieuwe, landelijke regeling betekent niet voor elke geleider een verbetering ten opzichte van zijn oude korpsregeling die tot stand is gekomen binnen het Regionaal Georganiseerd Overleg of het Georganiseerd Overleg KLPD. Conform dit overgangsrecht krijgt de geleider eenmaal de keuze of hij per 1 januari 2010 gebruik wenst te maken van deze regeling of van de korpsregeling. Een geleider kan alleen kiezen tussen de korpsregeling en deze regeling als hij al vóór 1 januari 2010 als geleider werkzaam was. Als de geleider op of na 1 januari 2010 als zodanig in dienst is getreden, dan geldt altijd deze regeling. Wanneer de geleider kiest voor continuering van de oude regeling dan geldt deze voor de geleider voor de duur van ten hoogtse zes jaar. Daarna is onderhavige regeling van toepassing.

Artikel 14

Aangezien deze regeling op een later moment ingaat dan oorspronkelijk afgesproken, is voorzien in een afkoopregeling voor de periode van 1 januari 2008 tot 1 januari 2010. De tegemoetkomingen die men heeft op grond van de korpsregeling zijn bepalend voor de hoogte van de tegemoetkoming genoemd in dit artikel. De volledige tegemoetkoming bedraagt € 4.954 en wordt lager naarmate de tegemoetkomingen op grond van de korpsregeling hoger zijn. Geleiders die conform artikel 13 gebruik blijven maken van de korpsregeling, komen niet in aanmerking voor de tegemoetkoming op basis van dit artikel.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

E.M.H. Hirsch Ballin.

Naar boven