18 mei 2010
Nr. Db 2010/103 M
Directoraat-Generaal Voor Fiscale Zaken, Directie Directe Belastingen
De Minister van Financiën,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;
Gelet op artikel 3.34, eerste en tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;
Besluit:
TOELICHTING
In het kader van de economische crisis is de zogenoemde tijdelijke willekeurige afschrijving voor investeringen in het belang
van de bevordering van de economische ontwikkeling ingevoerd. Deze regeling beoogt de liquiditeits- en financieringspositie
van bedrijven die in 2009 en 2010 voor vervangings- of uitbreidingsinvesteringen staan te verbeteren.
De tijdelijke willekeurige afschrijving biedt op grond van artikel 14 van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving
2001 de mogelijkheid ten hoogste 50% van de investering willekeurig af te schrijven in het jaar waarin verplichtingen zijn
aangegaan of voortbrengingskosten zijn gemaakt en eveneens ten hoogste 50% in het onmiddellijk daaropvolgende jaar. Echter,
op grond van artikel 3.35, tweede volzin, van de Wet inkomstenbelasting 2001 kan het bedrag van de willekeurige afschrijving
– voor de ingebruikneming van het bedrijfsmiddel – niet hoger zijn dan het bedrag dat ter zake van die verplichting is betaald
of aan voortbrengingskosten is gemaakt (het betalingscriterium).
Naar aanleiding van signalen uit de praktijk blijkt dat deze samenloop met het betalingscriterium tot een bij de introductie
van de tijdelijke willekeurige afschrijving niet beoogde beperking van de mogelijkheid tot willekeurige afschrijving kan leiden.
Een voorbeeld kan dit verduidelijken.
Voorbeeld
Een belastingplichtige gaat eind 2009 verplichtingen aan voor de aankoop van een bepaald bedrijfsmiddel. In 2010 wordt 60%
betaald en in 2011 de overige 40%. Begin 2011 wordt het bedrijfsmiddel geleverd en in gebruik genomen.
Uitwerking
Zonder aanpassing van de regeling, kan alleen in 2010 50% willekeurig worden afgeschreven. In 2009 is er immers geen willekeurige
afschrijving mogelijk omdat het bedrijfsmiddel nog niet in gebruik is genomen en niet is voldaan aan het in dat geval geldende
betalingscriterium. Ook in 2011 kan er niet willekeurig worden afgeschreven, omdat willekeurige afschrijving alleen kan plaatsvinden
– mits is voldaan aan het betalingscriterium – in het investeringsjaar (in dit voorbeeld 2009) en het daaropvolgende jaar
(in dit voorbeeld 2010).
Deze onbedoelde beperking wordt in de onderhavige wijzigingsregeling weggenomen. De wijziging houdt in dat twee voorwaarden
komen te vervallen:
– de voorwaarde dat alleen in het investeringsjaar en het onmiddellijk daaropvolgende jaar willekeurig kan worden afgeschreven,
en;
– de voorwaarde dat in het onmiddellijk op het investeringsjaar volgende jaar ten hoogste 50% willekeurig mag worden afgeschreven.
Het gevolg is dat voortaan voor investeringen die in 2009 of 2010 zijn verricht, in het investeringsjaar – net als tot nu
toe – ten hoogste 50% willekeurig mag worden afgeschreven en het restant – anders dan tot nu toe – in een of meer van de volgende
jaren willekeurig mag worden afgeschreven.
De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst
en werkt terug tot en met 1 januari 2009. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de aanpassingen op alle sinds de introductie van
de tijdelijke willekeurige afschrijving kwalificerende investeringen van toepassing zijn. De regeling treedt niet in werking
op een van de vaste verandermomenten aangezien het hier reparatieregelgeving betreft.
Er zijn geen administratieve lasten of uitvoeringskosten aan deze wijzigingsregeling verbonden. Ook voor het voor de tijdelijke
willekeurige afschrijving gebudgetteerde bedrag heeft deze aanpassing geen gevolgen.
De Minister van Financiën,
J.C. de Jager.