Regeling van de Minister van Economische Zaken van 11 mei 2010, nr. WJZ/10069905, houdende wijziging van hoofdstuk 8 van de Subsidieregeling sterktes in innovatie en van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2010

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 3, tweede lid, 4, 16, 17, derde en vierde lid, 25 en 44, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling sterktes in innovatie wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 8.1 komt te luiden:

Artikel 8.1

maritiem innovatieproject:

een samenhangend geheel van activiteiten bestaande uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan dat past binnen bijlage 8.1;

maritiem innovatiesamenwerkingsverband:

een samenwerkingsverband dat is opgericht ten behoeve van een maritiem innovatieproject, waarbij ten minste één van de partijen een ondernemer is en een andere partij een ondernemer of een onderzoeksorganisatie is;

maritiem MKB-project:

een samenhangend geheel van activiteiten dat leidt tot een schriftelijk rapport met een inschatting van de technische en economische mogelijkheden van een innovatieproject dat past binnen de hoofddoelstelling, genoemd in paragraaf 2 van bijlage 8.1;

maritiem MKB-samenwerkingsverband:

een samenwerkingsverband dat is opgericht voor de uitvoering van een maritiem MKB-project, waarbij ten minste één van de partijen een MKB-ondernemer is die ten minste 15 procent van de subsidiabele activiteiten voor eigen rekening en risico uitvoert, en een andere partij een ondernemer of een onderzoeksorganisatie is.

B

In artikel 8.2 vervalt ‘dat past binnen bijlage 8.1’.

C

Artikel 8.7, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. het maritiem MKB-project onvoldoende bijdraagt aan de hoofddoelstelling, genoemd in paragraaf 2 van bijlage 8.1;.

D

Na artikel 8.7 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 8.7a

  • 1. De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van het door hem uitgevoerde maritiem MKB-project, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

E

Artikel 8.8. wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. In het eerste lid vervalt telkens ‘dat past binnen de kaders van bijlage 8.1’.

3. Er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In aanvulling op artikel 3, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, kan de minister op aanvraag subsidie verstrekken aan een niet in Nederland gevestigde deelnemer in een maritiem innovatiesamenwerkingsverband.

F

In artikel 8.10, derde lid, wordt na ‘aan een MKB-ondernemer’ ingevoegd: , die geen deel uitmaakt van een maritiem innovatiesamenwerkingsverband.

G

Aan artikel 8.15, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

H

Bijlage 8.1 wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Artikel 1, derde lid, van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2010 wordt gewijzigd als volgt:

A

In de tabel wordt bij nummer 3.16, Subsidieregeling sterktes in innovatie (maritieme MKB-projecten), in kolom 5 ingevoegd ‘01-07 t/m 29-10’ en in kolom 6 ingevoegd: 750.000.

B

In de tabel wordt bij nummer 3.17, Subsidieregeling sterktes in innovatie (maritieme innovatieprojecten) in kolom 5 ingevoegd ‘01-07 t/m 13-09’ en in kolom 6 ingevoegd: 3.000.000.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 mei 2010

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

BIJLAGE 8.1 behorende bij de artikelen 8.1, 8.7 en 8.15

1. Inleiding

Nederland heeft een sterke maritieme sector. Deze sector omvat een aantal belangrijke wereldspelers in de offshore en de maritieme maakindustrie, een groot aantal kleine bedrijven en enkele internationaal bekende kennisinstituten. De sector vormt als cluster binnen Nederland een goed georganiseerd geheel waarin zowel wetenschappelijke kennis, toepassingskennis als commerciële kennis van de wereldmarkt wordt verenigd. De maritieme cluster is een onderdeel van het zogenaamd sleutelgebied ‘Water’, zoals gedefinieerd door het Nederlandse Innovatieplatform.

2. Hoofddoelstelling Maritiem Innovatie Programma

Het Maritiem Innovatie Programma heeft tot doel te bereiken dat de bedrijven en publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties in de offshore en maritieme maakindustrie een toonaangevende positie van Nederland op het gebied van productleiderschap en regievoering behouden en versterken. Dit op basis van onderscheidende technologie en een concurrerende positie in prijs/kwaliteit verhouding gebaseerd op een sterke kennisbasis en een hechte samenwerking in de maritieme cluster, rekening houdend met de maatschappelijke randvoorwaarden.

3. Focus Maritiem Innovatie Programma

In het kerndocument van december 2006, schetst de maritieme cluster de innovatiekansen en knelpunten. Dit document is opgesteld naar aanleiding van de strategische agenda van de Nederlandse offshore industrie en de strategische agenda van de Nederlandse maritieme maakindustrie. Voor de maritieme maak- en de offshore industrie zijn deze uitdagingen in het Maritiem Innovatie Programma vastgelegd.

Voor de Maritieme innovatieprojecten dienen de projecten te liggen op het terrein van de volgende onderwerpen:

Offshore dienstverlening

  • 1. LNG supply chain

    Toelichting: het aandeel van LNG (liquefied natural gas, vloeibaar aardgas) in de energievoorziening van de middenlange termijn zal sterk toenemen. De Nederlandse offshore bedrijven hebben de ambitie om daarbij een significante rol te spelen bij zowel de vaste als drijvende LNG-terminals in de leveringsketen.

  • 2. Olie, gas en mineralenwinning onder extreme omstandigheden (zoals zeer diep water, arctisch gebied en moeilijk toegankelijke gebieden) alsmede offshore- en scheepsbouwtechnologie voor het installeren en opereren van duurzame energieopwekkingssystemen buitengaats.

    Toelichting: de groei van de wereldeconomie heeft de vraag naar olie en gas sterk doen toenemen, terwijl de makkelijk toegankelijke wingebieden uitgeput raken. Mondiaal worden daarom de exploratie en exploitatie activiteiten verlegd naar moeilijk toegankelijke gebieden. Daarnaast is het de verwachting dat de olie- en gasprijzen hoog op zullen lopen. Dit in combinatie met de dreigende klimaatverandering vraagt in de toekomst om duurzamere energieopwekking.

    Maritieme Maakindustrie

  • 3. Complexe specials

    Toelichting: Nederland excelleert in het bouwen van zogenaamde complexe specials, dat wil zeggen schepen met een gespecialiseerde en complexe functionaliteit, waaraan door de eindgebruiker hoge en specifieke kwaliteitseisen worden gesteld. Complexe specials zijn: baggerschepen, shortsea schepen, megajachten, schepen voor rechtshandhaving op zee en offshore service vessels.

4. Prioriteiten

Offshore

Gelet op de focus van de offshore dienstverlening zullen de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten voor de offshore dienstverlening vooral bijdragen aan:

  • Nieuw(e) ontwerp(technologie), gericht op de ‘life cycle’, veiligheid, LNG systemen en omgevingscondities voor diep water;

  • Kennis en predictie-gereedschap met betrekking tot het gedrag van LNG-carriers in zeegang en ondiep water, en de interactie tussen lading en carrier;

  • Kennis en productie technologie met betrekking tot cryogene systeemcomponenten;

  • Automatisering, robotisering en simulatie ten behoeve van industriële toepassingen en ontwerp, engineering en training;

  • Decision support modellen en risico beheerssystemen;

  • Technologie voor remote control, sensing en plaatsbepaling;

  • Positioneringstechnologie voor korte en lange termijn toepassingen;

  • Seismische en flow assurance technologie voor diepwater applicaties;

  • Installatietechnologie voor diep water.

MMI

Gelet op de focus van de maritieme maakindustrie zullen de onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten voor de maritieme maakindustrie vooral bijdragen aan:

  • Nieuwe concepten voor schepen en systemen die beantwoorden aan de eisen van eindgebruikers en maatschappij;

  • Nieuwe voortstuwings- en energiesystemen die leiden tot gereduceerde emissies en lager brandstofgebruik;

  • Automatisering, robotisering en simulatie leidend tot een kortere doorlooptijd, reductie van de kostprijs en hogere betrouwbaarheid en veiligheid;

  • Nieuwe materialen en verbindingstechnologie leidend tot betere, lichtere, goedkopere en duurzame constructies;

  • Optimalisatie van aanboord systemen leidend tot een snellere ladingbehandeling, efficiëntere baggerprocessen en een betere inzetbaarheid van launch & recovery van autonome systemen.

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

Met deze regeling worden hoofdstuk 8 van de Subsidieregeling sterktes in innovatie en de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2010 gewijzigd.

Met de wijziging van hoofdstuk 8 (Maritiem) van de Subsidieregeling sterktes in innovatie wordt dit hoofdstuk zodanig aangepast dat de hoofddoelstelling en de focus van, en de prioriteiten binnen het Maritiem Innovatieprogramma – neergelegd in een herziene bijlage 8.1 bij de regeling – een centralere rol speelt in toetsing en rangschikking van projecten. Daarnaast wordt de drempel voor deelname van buitenlandse deelnemers met complementaire kennis en kunde verlaagd en worden betere garanties voor een minimaal financieel commitment van deelnemende MKB bedrijven aan MKB innovatieprojecten ingebracht. Daarnaast is de tekst van hoofdstuk 8 op een aantal punten redactioneel aangepast.

Met de wijziging van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2010 worden aanvraagperioden en budgetten voor 2010 voor het Maritieme innovatieprogramma vastgesteld. Totaal is een budget van € 3,75 miljoen beschikbaar.

2. Administratieve lasten

In de Subsidieregeling sterktes in innovatie worden in hoofdstuk 8 en bijlage 8.1 Maritiem enkele onderdelen gewijzigd en aangevuld om de regeling beter aan te laten sluiten bij de strategische agenda van het Maritieme Innovatieprogramma. In 2010 zijn er net als in 2009 twee subsidie-instrumenten voor het Maritieme Innovatieprogramma: maritieme MKB-projecten en maritieme innovatieprojecten.

De in de Subsidieregeling sterktes in innovatie gebruikte systematiek, gericht op het zo laag mogelijk houden van administratieve lasten voor ondernemers, wordt voor de maritieme innovatieprojecten en de maritieme MKB-projecten ook toegepast.

Het totaal van de administratieve lasten voor deze subsidieverleningen wordt geraamd op € 130.650,– op een subsidieplafond van € 3,75 miljoen. Dit komt neer op een percentage van 3,53%. Er is hierbij uitgegaan van in totaal 33 ingediende aanvragen, waarvan naar verwachting 15 gehonoreerd kunnen worden. Agentschap NL biedt ondernemers de mogelijkheid om in een vroeg stadium hun voornemen voor een subsidieaanvraag te laten toetsen. Naar aanleiding van dit preadvies dienen ondernemers projecten in die een gerede kans maken op subsidiëring. Verder zijn deze openstellingen in het kader van het programmatische innovatiebeleid voorafgaand aan de publicatie uitgebreid afgestemd met de doelgroep.

Specifiek per openstelling:

De administratieve lasten voor de maritieme innovatieprojecten bedragen € 109.530,– op een subsidieplafond van € 3,0 miljoen. Dat is 3,65%. In 2009 bedroegen de administratieve lasten 2,52% op een subsidieplafond van € 4 miljoen. Destijging is te wijten aan de verlaging van het subsidiebudget bij een gelijkblijvend aantal ingediende projecten.

Volgens de EIM-berekening bedroegen de administratieve lasten van de maritieme MKB-projecten voorheen 7,96 %. In 2009 waren deze lasten echter al lager wegens aanpassing in het kader van het kaderbesluit, zoals bijvoorbeeld het vervallen van accountantsverklaringen onder de € 125.000,–. De lasten waren daarom in de praktijk al lager.

De administratieve lasten voor de nu open te stellen maritieme MKB-projecten bedragen € 21.120,– op een subsidieplafond van € 0,75miljoen. De administratieve lasten worden daarom nu vastgesteld op 2,82%.

Het maximale subsidiebedrag voor MKB-projecten is € 100.000,–. Daarnaast is het budget met € 150.000,– verhoogd bij een gelijkblijvend aantal ingediende projecten. Vermeld dient te worden dat door het verplichtstellen van het meewerken aan een evaluatie de lasten op dit gebied toenemen met € 480,–.

II. Artikelsgewijs

Artikel I,onderdelen A, B, C, E, onder 2, G, H

Zoals al in het algemeen gedeelte van deze toelichting is uiteengezet zijn hoofdstuk 8 en bijlage 8.1 zodanig aangepast dat de doelstellingen van het Maritiem Innovatieprogramma een centralere rol spelen bij de toetsing en rangschikking van subsidieaanvragen. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen de hoofddoelstelling van het Maritiem innovatieprogramma, de focus daarvan en de prioriteiten daarbinnen. Maritieme MKB-projecten en maritieme innovatieprojecten moeten passen binnen de hoofddoelstelling. Maritieme innovatieprojecten moeten ook passen binnen de focus en de prioriteiten zoals omschreven in de paragrafen 3 en 4 van bijlage 8.1. De definities van maritiem innovatieproject en maritiem MKB-project zijn hieraan aangepast (onderdeel A). Ook artikel 8.7 is aan dit onderscheid aangepast (onderdeel C). Daarnaast is in artikel 8.15 als tendercriterium toegevoegd de mate waarin een maritiem innovatieproject past binnen (hoofddoelstelling, focus en prioriteiten van) bijlage 8.1 (onderdeel G). Hierdoor is het beter mogelijk projecten met een grote toegevoegde waarde voor het realiseren van de doelstellingen van het Maritiem Innovatieprogramma, hoger te rangschikken dan projecten die weliswaar passen in die doelstellingen, maar daar een minder substantiële bijdrage aan leveren. Nu de verwijzing naar bijlage 8.1 in tegenstelling tot voorheen in de definitiebepalingen is opgenomen kan deze worden geschrapt uit de artikelen 8.2 en 8.8 (onderdelen B en E, onderdeel 2).

In bijlage 8.1 is naast het bovengenoemde de beschrijving van de doelstellingen van het Maritiem innovatieprogramma en van de activiteiten die hoofdstuk 8 van de regeling beoogt te ondersteunen verder verhelderd. Onderdeel van die verheldering is de expliciete benoeming van de thema’s mineraalwinning en offshore- en scheepsbouwtechnologie voor het installeren en opereren van duurzame buitengaatse energieopwekkingsystemen als thema’s waarvoor ondersteuning van onderzoek en ontwikkeling mogelijk is (onderdeel H).

Artikel 8.1 is in onderdeel A in zijn geheel opnieuw vastgesteld, omdat in alle definities wijzigingen zijn aangebracht. De wijzigingen in de definities van maritiem innovatieproject en maritiem MKB-project vloeien voort uit het bovenstaande.

Verder wordt in de definitie van maritiem innovatiesamenwerkingsverband nu uitdrukkelijk bepaald dat daarvan tenminste één ondernemer deel moet uitmaken, zoals dat in de definitie van maritiem MKB-samenwerkingsverband al stond.

De definitie van maritiem MKB-samenwerkingsverband, tenslotte, is zodanig aangepast, dat van deelnemende MKB bedrijven een minimaal financieel commitment wordt verlangd. In het verleden is het voorgekomen dat van een maritiem MKB-samenwerkingsverband dat een maritiem MKB-project uitvoerde een MKB-ondernemer deel uitmaakte, die soms ook optrad als penvoerder, maar feitelijk niet of nauwelijks voor eigen rekening en risico subsidiabele activiteiten uitvoerde. Omdat een reële bijdrage van een MKB-ondernemer essentieel is voor een maritiem MKB-project is nu in de definitie het vereiste opgenomen dat minstens één MKB-ondernemer ten minste 15 procent van de subsidiabele activiteiten voor eigen rekening en risico dient uit te voeren. Deze eis is een aanvulling op artikel 3, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, dat bepaalt dat subsidie wordt verstrekt aan iemand die voor eigen rekening en risico activiteiten uitvoert. Een minimumpercentage bevat dat artikel echter niet.

Artikel I, onderdeel D

Voor het uitvoeren van tussentijdse evaluaties en eindevaluaties van het Maritiem Innovatieprogramma dient er nagegaan te kunnen worden hoe de projecten waarvoor subsidie is verleend, verlopen. Bij de maritieme innovatieprojecten bestond al de verplichting om mee te werken aan evaluatie, maar voor de MKB-projecten was dat nog niet het geval. Voor de aanvrager is sprake van een geringe verhoging van de administratieve lasten, maar de evaluaties leveren belangrijke informatie over de voortgang van het innovatieprogramma op.

Artikel I, onderdeel E, onder 3

Het Nederlandse maritieme cluster is bij uitstek internationaal georiënteerd. In dit internationale speelveld kunnen er grote kansen gemist worden indien buitenlandse partijen buiten worden gesloten. Deze buitenlandse partijen voegen complementaire kennis en kunde toe aan de projecten om de concurrentiepositie van de maritieme sector in Nederland te versterken. Om deze reden wordt het met deze wijziging mogelijk gemaakt dat ook niet in Nederland gevestigde ondernemers en onderzoeksorganisaties deel kunnen uitmaken van een maritiem innovatiesamenwerkingsverband. De nadruk van het maritiem innovatieproject dient echter wel op Nederland te liggen. Een project wordt dan ook afgewezen als het onvoldoende bijdraagt aan de Nederlandse economie en hoger gerangschikt als het daar veel aan bijdraagt.

Artikel I, onderdeel F

De wijziging van artikel 8.10, derde lid, is bedoeld ter voorkoming van misverstanden. Met het derde en vierde lid van artikel 8.10 is beoogd (in het derde lid voor zelfstandig aanvragende MKB-ondernemers, in het vierde lid voor samenwerkingsverbanden) te regelen dat het maximale subsidiebedrag per maritiem innovatieproject €1 miljoen is, ongeacht of sprake is van uitvoering van het project door één MKB ondernemer of een samenwerkingsverband van twee of meer deelnemers. Daarom wordt nu in het derde lid uitdrukkelijk bepaald dat het subsidiemaximum van dat lid geldt voor MKB-ondernemers die geen deel uitmaken van een maritiem MKB-samenwerkingsverband. Hiermee is uitdrukkelijk geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Artikel III

Het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten bepaalt dat voor ministeriële regelingen vier inwerkingtredingsmomenten gelden: 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Daarnaast geldt een minimale periode tussen bekendmaking en inwerkingtreding van twee maanden. De publicatiedatum van deze regeling wijkt af van deze laatste eis. Ingevolge het Kabinetsstandpunt is deze afwijking toegestaan vanwege het feit dat met de bedrijven in het Innovatieprogramma overlegd moest worden over de gewenste wijzigingen, terwijl anderzijds inwerkingtreding per 1 juli noodzakelijk is om de gereserveerde budgetten daadwerkelijk in te kunnen zetten – conform de planning van het Innovatieprogramma – voor onderzoek en ontwikkeling.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

Naar boven