Besluit van de Minister van Economische Zaken van 10 mei 2010, nr. WJZ/10076123, tot wijziging van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

De Minister van Economische Zaken,

Gezien de schriftelijke instemming van de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit;

Gelet op afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit wordt als volgt gewijzigd:

A

1. Artikel 2, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. de artikelen 4a, eerste lid, onderdeel c, voor zover het de netwerkcapaciteit betreft en onderdeel d, 15, 29, derde lid, 68, tweede lid, 78, 85, derde lid, 95d, eerste lid, 95e, 95f, eerste lid en 95i van de Elektriciteitswet 1998;

2. Artikel 2, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de artikelen 2a, 40, tweede lid, 45, eerste lid, 46, 47, eerste lid, 49, 52a, eerste lid, onderdeel d, voor zover het niet de kwaliteit en de staat van onderhoud van het landelijk gastransportnet betreft, en 83 van de Gaswet;.

B

Artikel 2, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Aan de raad wordt voorts mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen van (hoger) beroep, tegen besluiten die zijn gebaseerd op de artikelen genoemd in het eerste lid.

C

Artikel 4, tweede lid, onderdeel b, aanhef en subonderdelen 3°. en 4°. komen te luiden:

  • b. besluiten ten aanzien van ambtenaren voor wie salarisschaal 15 of hoger van bijlage B van het BBRA geldt, respectievelijk kandidaten voor functies, waarvoor die salarisschalen gelden, inhoudende:

    • 3°. het opleggen van disciplinaire straffen op grond van artikel 81 van het ARAR;

    • 4°. het schorsen van een ambtenaar op basis van artikel 91 van het ARAR;.

D

Artikel 6, vierde lid, onderdelen 8°. en 9°., komen te luiden:

  • 8°. het aangaan van verplichtingen inzake het inhuren van tijdelijk personeel;

  • 9°. verzoeken om betaling, voortvloeiend uit verplichtingen die zijn aangegaan voor het inhuren van tijdelijk personeel;.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel I, paragraaf A, eerste lid, terugwerkt tot en met 1 januari 2009.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 mei 2010

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag van dagtekening van deze Staatscourant een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20101, ALP L/204, 2500 EC ’s-Gravenhage.

Naar boven