De Minister van Justitie,
Overwegende dat bij besluit van 2 februari 2009, nr. 5585029/Justis/09 maximaal 600 medewerkers van de Dienst Vervoer & Ondersteuning
van het Ministerie van Justitie zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar, ter zake van de opsporing van de in
voornoemd besluit genoemde strafbare feiten;
Overwegende dat op 1 april 2010 de Circulaire Buitengewoon opsporingsambtenaar (met kenmerk 5647961/10) inwerking is getreden
en dat in bijlage A-I van deze circulaire een onderscheid wordt gemaakt in zes domeinen waarbinnen per domein is aangegeven
welke wetten en artikelen de buitengewoon opsporingsambtenaren bevoegd zijn te handhaven en over welke bevoegdheden de buitengewoon
opsporingsambtenaren daarbij beschikken;
Overwegende dat de Dienst Vervoer & Ondersteuning van het Ministerie van Justitie bij brief van 24 maart 2010 (met kenmerk
5647506/Justis/10) is geïnformeerd over de domeinindeling;
Overwegende dat de Dienst Vervoer & Ondersteuning van het Ministerie van Justitie bij brief van 7 april 2010 heeft verzocht
om toekenning van opsporingsbevoegdheid aan personen die werkzaam zijn in de functie van transportbegeleider en risico-adviseur.
Overwegende dat de Minister van Justitie op grond van artikel 6, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar
bevoegd is de akte van opsporingsbevoegdheid, de aanwijzing en de aanvullende opsporingsbevoegdheid ambtshalve te wijzigen
of te vervangen;
Gelet op artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering, het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, laatstelijk gewijzigd
op 30 januari 2010, de Circulaire Buitengewoon opsporingsambtenaar, kenmerk 5647961/10, de adviezen van de Hoofdofficier van
Justitie van het Landelijk Parket, d.d. 28 januari 2010 en 29 maart 2010;
Besluit:
ARTIKEL I
Artikel 2 komt te luiden:
Artikel 2
De personen die werkzaam zijn bij DV&O,
a. in de functie van risico-adviseur;
b. in de functie van transportbegeleider;
c. bij de Landelijke Bijzondere Bijstandverlening (LBB);
d. bij het Bijzonder Ondersteuningsteam (BOT);
e. bij de Tijdelijke Executieve Ondersteuning (TEO);
zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.
ARTIKEL II
Artikel 3 komt als volgt te luiden:
Artikel 3
1. De in artikel 2 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten genoemd in domein VI Generieke
Opsporing, van bijlage A-I van de Circulaire Buitengewoon opsporingsambtenaar, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling
van de aan de functie gerelateerde taken.
2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor
een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.
3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het domein waarin
hij is aangesteld.
ARTIKEL III
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.