De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op de artikelen 2, 4 en 7 van de Kaderwet LNV-subsidies;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3:2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
B
In Hoofdstuk 3. Natuur, landelijk erfgoed en recratie wordt na Titel 2 een nieuwe titel ingevoegd, luidende:
TITEL 2A. DRAAGVLAK DUURZAAM VOEDSEL
Artikel 3:10a. Begripsbepalingen
In deze titel wordt verstaan onder duurzaam voedsel: voedsel geproduceerd om te voorzien in de behoefte van de huidige generatie
zonder dat daarbij de mogelijkheden van toekomstige generaties worden verminderd om in hun behoeften te voorzien.
Artikel 3:10b. Subsidiabele activiteiten
1. De Minister kan aan stichtingen en verenigingen zonder winstoogmerk, of samenwerkingsverbanden daarvan, subsidie verstrekken
voor de uitvoering van een project dat een geheel van afgebakende en eenmalige activiteiten vormt, en:
a. is gericht op het in de Nederlandse samenleving vergroten van de aandacht voor duurzaam voedsel of het draagvlak voor duurzaam
voedsel, en
b. aansluit op het beleid zoals beschreven in speerpunt 2 van de nota Duurzaam voedsel (Kamerstukken II 2008/2009, 31 532, nr.18).
2. Voor subsidie komen in ieder geval in aanmerking projecten die op doelmatige wijze bijdragen aan de doelstelling van het
eerste lid door:
a. het vergroten van kennis van duurzaam voedsel door het ontwikkelen van modelprogramma’s en bijbehorende trainingen voor intermediairs
en leerkrachten, voor gebruik bij binnen- en buitenschoolse educatie;
b. het vergroten van kennis van duurzaam voedsel bij groepen in de samenleving die een bijdrage kunnen leveren aan de realisering
van de doelstellingen uit de nota Duurzaam voedsel, door het geven van voorlichting of het ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal;
c. het vergroten van de aandacht voor duurzaam voedsel door het ontwikkelen van een visie op het belang van duurzaam voedsel,
het inbrengen van deze visie in overlegsituaties en het vragen van de publieke aandacht voor deze visie;
d. het verhogen van de organisatiegraad en verbeteren van onderlinge contacten door het stimuleren van samenwerking tussen organisaties
op het gebied van duurzaam voedsel en het bevorderen van informatie-uitwisseling tussen die organisaties.
3. Geen subsidie wordt verstrekt indien:
a. het project niet uitsluitend een publieksgericht of openbaar karaker heeft;
b. het project een looptijd heeft van meer dan één jaar;
c. de subsidiabele kosten in totaal minder bedragen dan € 15.000;
d. de subsidie geheel of gedeeltelijk ten goede komt aan instellingen of instanties die opereren met winstoogmerk of aan ondernemingen;
e. het project tevens wordt bekostigd door instellingen of instanties die opereren met winstoogmerk of door ondernemingen;
f. het project geheel of gedeeltelijk uit andere hoofde op grond van deze regeling kan worden gesubsidieerd, ongeacht of de mogelijkheid
tot het doen van een aanvraag tot subsidieverlening is opengesteld.
Artikel 3:10c. Rangschikking naar geschiktheid
De Minister rangschikt een aanvraag overeenkomstig artikel 1:4 hoger naarmate het project waarop de aanvraag betrekking heeft:
a. doelmatiger kan worden uitgevoerd als gevolg van de kennis, de kunde, de capaciteit, het netwerk en het maatschappelijk draagvlak
van de uitvoerende organisatie of organisaties;
b. meer aansluit bij het beleid zoals beschreven in speerpunt 2 van de nota Duurzaam voedsel.
Artikel 3:10d. Verplichtingen subsidieontvanger
De subsidieontvanger vangt het project waarvoor de subsidie is verleend aan binnen één jaar na de datum van subsidieverlening.
Artikel 3:10e. Beslistermijn subsidievaststelling
Een beschikking omtrent subsidievaststelling wordt gegeven binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.
Artikel 3:10f. Subsidiabele kosten
De volgende kosten komen in aanmerking voor subsidie:
a. loonkosten van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel in dienst van de subsidieontvanger;
b. kosten van verbruikte materialen of hulpmiddelen;
c. kosten van vrijwilligers, voor zover deze een vrijwilligersvergoeding ontvangen, per kalenderjaar tot ten hoogste het bedrag
dat jaarlijks belastingvrij als vrijwilligersvergoeding kan worden verstrekt, met dien verstande dat het maximum evenredig
wordt aangepast indien een vrijwilliger dat kalenderjaar niet volledig werkzaam is geweest;
d. aan derden verschuldigde kosten ter zake van planvormings- en uitvoeringsactiviteiten tot ten hoogste 35% van de in de onderdelen
a, b en c genoemde kosten;
e. reis- en verblijfkosten;
f. kosten voor overhead tot ten hoogste een bedrag dat gelijk is aan 10% van de ingevolge onderdeel a voor subsidie in aanmerking
komende loonkosten;
g. kosten als bedoeld in de onderdelen b tot en met e die onvoorzien zijn, tot ten hoogste 15% van het bedrag dat wel is voorzien.
Artikel 3:10g. Hoogte subsidie en voorschotten
1. De subsidie bedraagt ten hoogste € 75.000.
2. Een voorschot van ten hoogtse 40% van het subsidiebedrag wordt uitsluitend verleend indien het project binnen 3 maanden na
subsidieverlening van start gaat.
ARTIKEL II
In Hoofdstuk 3. Natuur, landelijk erfgoed en recreatie van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2010 wordt onder vernummering
van de titels 1 tot en met 3 tot 2 tot en met 4 een titel ingevoegd, luidende:
TITEL 1. DRAAGVLAK DUURZAAM VOEDSEL
Artikel 49e
Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 3:10b van de regeling kunnen worden ingediend in de periode
van 1 juli tot en met 31 juli 2010.
Artikel 49f
Het subsidieplafond voor activiteiten als bedoeld in artikel 3:10b van de regeling bedraagt: € 500.000.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Met de onderhavige wijziging van de Regeling LNV-subsidies (RLS) is in Hoofdstuk 3 (Natuur, landelijk erfgoed en recratie)
een nieuwe titel 2a ingevoegd: Draagvlak duurzaam voedsel. Op grond van deze subsidiemodule kan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit maximaal € 75.000 subsidie verstrekken voor een project gericht gericht op het in de Nederlandse
samenleving vergroten van de aandacht voor duurzaam voedsel en het vergroten van het draagvlak voor duurzaam voedsel.
Onder ‘duurzaam voedsel’ wordt in het kader van de subsidiemodule verstaan: voedsel geproduceerd om te voorzien in de behoefte
van de huidige generatie zonder dat daarbij de mogelijkheden van toekomstige generaties worden verminderd om in hun behoeften
te voorzien. Hiermee is aangesloten bij de definitie van Brundlandt: ‘duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling waarbij de
huidige wereldbevolking in haar behoefte voorziet zonder de komende generaties te beperken in om in hun behoeften te voorzien’.
In dit kader wordt de mate van duurzaamheid onder meer bepaald door het ruimtebeslag dat met voedselproductie gepaard gaat,
het gebruik van water en grondstoffen bij voedselproductie, en emissies en energiegebruik. Het omvat echter ook het streven
naar vermindering van verspilling van voedsel en verbetering van dierenwelzijn.
De aanleiding om deze nieuwe module in te voeren en dit jaar voor aanvragen open te stellen vloeit voort uit de behandeling
van het Wetsvoorstel van de begrotingsstaten van het ministerie van LNV en van het Diergezondheidsfonds voor 2010. Tevens
is de module ingevoerd in het licht van de ambitie op het terrein van duurzaam voedsel, zoals neergelegd in de nota Duurzaam
voedsel (Kamerstukken II 2008/2009, 31 532, nr.18). De ambitie is dat Nederland over 15 jaar mondiaal koploper is in verduurzaming van voedselproductie en -consumptie. In
dat kader moet worden ingezet op vergaande verduurzaming van de productie en het aanbod van voedsel en moet de consument,
zoals beschreven in speerpunt 2 van de nota Duurzaam voedsel, worden verleid tot de keuze voor duurzaamheid. De subsidiemogelijkheid
die de nieuwe module biedt sluit aan op laatstgenoemd aspect en speelt in op de tendens dat groepen van burgers (lokaal en
via verenigingen en stichtingen) zelf initiatieven kunnen ontplooien gericht op duurzaam voedsel. Verwacht wordt dat de subsidieaanvragen
vooral betrekking zullen hebben op in dat kader op te starten voorlichtingsactiviteiten en informatie-uitwisseling. Tevens
beoogt de nieuwe subsidiemodule – binnen het beleidskader geschetst in speerpunt 2 – maatschappelijke organisaties te stimuleren
tot vernieuwende, maatschappelijke en oplossingsgerichte initiatieven op het terrein van duurzaam voedsel.
De ervaringen die met deze module worden opgedaan worden gebruikt bij de ontwikkeling van het beleid inzake maatschappelijke
subsidies op het terrein van het ministerie van LNV. Deze module heeft daarmee het karakter van een pilot en sluit qua systematiek
en opzet dicht aan bij de subsidiemodule Draagvlak natuur opgenomen in titel 2 van Hoofdstuk 3 van de RLS.
Subsidie kan op grond van artikel 3.10b, eerste lid, worden verstrekt aan stichtingen en verenigingen zonder winstoogmerk
(of samenwerkingsverbanden daarvan) voor projecten gericht op het vergroten van de aandacht voor duurzaam voedsel of het draagvlak
daarvan in de Nederlandse samenleving. Het project dient aan te sluiten op het beleid beschreven in het hiervoor genoemde
speerpunt 2 om voor subsidie in aanmerking te komen.
De subsidieaanvragen worden, overeenkomstig artikel 1:4 van de RLS, gerangschikt naar mate het project naar het oordeel van
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit doelmatig kan worden uitgevoerd of meer aansluit bij het beleid zoals
beschreven in speerpunt 2 van de nota Duurzaam voedsel (artikel 3:10c). De subsidiabele kosten (artikel 3:10f) komen overeen
met de subsidiabele kosten van de subsdiemodule Draagvlak natuur.
In artikel 3.10b, derde lid, zijn de volgende aanvullende randvoorwaarden opgenomen. Het project dient, mede gelet op het
pilotkarakter van de module, een maximale looptijd te hebben van één jaar. De subsidiabele kosten van het project dienen ten
minste € 15.000 te bedragen. Geen subsidie wordt verstrekt indien de subsidie geheel of gedeeltelijk ten goede komt aan ondernemingen
of aan instellingen of instanties die opereren met winstoogmerk; het project mag evenmin mede worden bekostigd door instellingen
of instanties die opereren met winstoogmerk of door ondernemingen. Voorts dient het project uitsluitend een publieksgericht
of openbaar karakter te hebben.
Omdat duurzaamheid een breed begrip is, wordt het noodzakelijk geacht te voorzien in afbakening met subsidiemodules die de
RLS biedt waarmee tevens initiatieven op het terein van duurzaamheid van voedselproductie kunnen worden gestimuleerd. Daarom
is bepaald dat geen subsidie wordt verstrekt indien het project geheel of gedeeltelijk uit andere hoofde van deze regeling
kan worden gesubsidieerd. Daarbij is niet bepalend of betreffende modules van de RLS wel of niet openstaan voor subsdieaanvragen.
De subsidiemodule wordt opengesteld voor aanvragen in de periode 1 juli tot en met 31 juli 2010 (artikel 49e van het Openstellingsbesluit
LNV-subsidies). Het subsidieplafond bedraagt € 500.000.
De administratieve last die met subsidieverstrekking is gemoeid bedraagt voor de openstellingsperiode per project in totaal € 4.178 (€ 2.810 voor subsidieverlening en € 1.368 voor subsidievastelling). Voor indiening van een
bezwaarschrift moet € 36 worden gereserveerd. De totale administratieve lasten (gebaseerd op 77 aanvragen en 33 verstrekkingen)
bedragen daarmee € 241.862. Bij 33 verstrekkingen bedraagt het gemiddeld subsidiebedrag (gelet op het subsidieplafond van
€ 500.000) ruim € 15.000. De werkelijke totale administratieve lasten zullen naar verwachting lager liggen, omdat veel projecten
boven genoemde ondergrens van € 15.000 zullen uitkomen.
Deze nieuwe subsidiemodule treedt in werking met ingang van de eerste dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij is
geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van de LNV-uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving die inhouden dat
nieuwe regels slechts op 1 januari of 1 juli ingaan en dat minimaal twee maanden daaraan voorafgaand publicatie van nieuwe
regels plaatsvindt. Omdat echter aanvragen voor subsidie in de periode 1 juli tot en met 31 juli 2010 kunnen worden ingediend,
biedt die openstellingsperiode subsidieaanvragers voldoende tijd aanvragen voor te bereiden.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg.