De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie,
Gelet op artikel 49, tweede lid, van de Politiewet 1993 en artikel 3a, tweede lid, van de Wet wapens en munitie;
Besluiten:
ARTIKEL I
De Bewapeningsregeling politie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De bewapening van de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Politiewet 1993 bestaat tijdens
de uitoefening van de dienst uit:
2. In het tweede en derde lid vervalt telkens ‘met de pepperspray of’.
B
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 8, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
2. Onder lettering van de onderdelen b en c tot onderdelen c en d, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
C
Artikel 9, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
D
Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. munitie van het merk RUAG Ammotec GmbH, type Action, model NP, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter, of.
2. Het tweede lid komt te luiden:
E
In artikel 17a wordt ‘bij Politie Nederland,’ vervangen door: bij Politie Nederland of bij het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut
politie, Politie onderwijs- en kenniscentrum, bedoeld in artikel 2 van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs,.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst
TOELICHTING
Deze regeling bevat de volgende wijzigingen van de Bewapeningsregeling politie:
A. Bewapening vrijwillige ambtenaren van politie (artikel 4)
Krachtens artikel 4 is het nu (abusievelijk) mogelijk om vrijwilligers met een pistool maar zonder pepperspray uit te rusten.
Dit is gezien de eisen van proportioneel en subsidiair optreden onwenselijk. Door middel van deze wijziging behoort de pepperspray
samen met de korte wapenstok tot de standaardbewaping van de vrijwillige politieambtenaar, evenals dat het geval is voor de
aspirant en de surveillant.
B. Bewapening Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (artikel 8)
Ten behoeve van de persoonsbeveiliging kan thans beschikt worden over CS-traangasspuitbussen. Deze bussen blijken in de praktijk
echter niet altijd goed bruikbaar. Met de introductie van de beter werkende pepperspray bij de Nederlandse politie, is er
geen behoefte meer aan de traangasspuitbussen. Deze worden dan ook al geruime tijd niet meer gedragen of aangekocht. Derhalve
worden de CS-traangasspuitbussen uit de Bewapeningsregeling politie geschrapt.
Gezien de nieuwe dreigingen en voortschrijdende procedureontwikkelingen, heeft de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging
(DKDB) van het KLPD verzocht om te mogen beschikken over een lawaaigranaat ter afleiding, zoals momenteel al in gebruik bij
de aanhoudings- en ondersteuningseenheden. Tevens acht de Dienst het wenselijk te kunnen beschikken over een rookgranaat ter
afscherming. Een dergelijke rookgranaat is al bij de persoonsbeveiligers van de Koninklijke Marechaussee (BSB) in gebruik.
De Adviescommissie bewapening en uitrusting heeft over beide granaten positief geadviseerd. De Bewapeningsregeling politie
wordt overeenkomstig het voorgaande aangepast.
C. Bewapening aanhoudings- en ondersteuningseenheden (artikel 9)
Gelet op de taken van de aanhoudings- en ondersteuningseenheden, genoemd in artikel 8 van het Besluit beheer regionale politiekorpsen,
de samenwerking met de DKDB en de beoogde uitwisselbaarheid van personeel binnen het stelsel van speciale eenheden is het
van belang dat de procedures, uitrusting en bewapening waar mogelijk zoveel mogelijk overeenkomen dan wel op elkaar zijn afgestemd.
Derhalve wordt, net als bij de DKDB, de rookgranaat ook toegevoegd aan de bewapening van de aanhoudings- en ondersteuningseenheden.
D. Nieuwe politiemunitie (artikel 14)
Naar aanleiding van ervaringen in het binnen- en buitenland alsmede van recente wondballistische, munitietechnische en forensische
inzichten zijn de criteria die ten grondslag liggen aan de keuze voor de politiemunitie in Nederland in 2008 geactualiseerd.
De Tweede Kamer is hierover in juni 2008 geïnformeerd (Kamerstukken II 2007/08, 29 628, nr. 93).
Op basis van de geactualiseerde criteria heeft een Europese aanbesteding plaatsgehad. Deze heeft medio 2009 geleid tot de
keuze voor munitie van het merk RUAG Ammotec, type Action, model NP. Deze munitie zal vanaf het einde van 2009 worden uitgeleverd
en op termijn de munitie van het type Action, model Effect, vervangen. De munitie van het type Action, model 3, is bij de
Nederlandse politie intussen geheel vervangen. Daarom wordt dit model munitie uit de Bewapeningsregeling munitie geschrapt.
De aanhoudings- en ondersteuningseenheden van de politie beschikken over het repeteervuurwapen Mossberg 590 A1. Hiermee wordt
de niet-penetrerende (less lethal) stunbag-munitie verschoten. Momenteel is slechts één merk en type van deze munitie toegestaan. De levering van deze munitie
is echter niet continu gegarandeerd. Om minder afhankelijk te worden van één leverancier, is besloten om aan de hand van dezelfde
criteria als die ten grondslag hebben gelegen aan de keuze van de thans gebruikte munitie, alternatieven te zoeken. Deze is
gevonden in stunbag-munitie van het merk ALS Technologies, type Triton 1212T. Deze munitie is wat betreft schotbaan en doelballistiek
vrijwel gelijk aan de thans gebruikte munitie en functioneert goed in het repeteervuurwapen. Ook deze munitie wordt derhalve
toegestaan voor gebruik door de aanhoudings- en ondersteuningseenheden.
E. Politieacademie (artikel 17a)
Ten behoeve van het onderwijs is het noodzakelijk dat het personeel dat werkzaam is voor het LSOP (de Politieacademie) over
wapens en munitie kan beschikken. De Politieacademie is geen onderdeel van de politie. Maar het personeel van het LSOP wordt
geacht werkzaam te zijn voor de politie. De voor de politie geldende vrijstellingen zijn daarom niet van toepassing. Deze
vrijstelling wordt daarom alsnog verleend. Het betreft hier een vrijstelling van de verboden van de eerste leden van de artikelen
9, 14, 22 en 26 van de Wet wapens en munitie. Omdat de betreffende onderdelen van het onderwijs niet plaatsvinden op de openbare
weg noch op een voor het publiek toegankelijke plaats bestaat er geen noodzaak voor het toekennen van de bevoegdheid aan het
personeel dat werkzaam is voor de Politieacademie tot het ‘dragen’ van wapens als bedoeld in de Wet wapens en munitie.
De vrijstelling betreft de wapens en munitie genoemd in de Bewapeningsregeling politie en andere wapens en munitie voor zover
hiervoor door de ministers toestemming is verleend ten behoeve van opleiding- en trainingsdoeleinden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
de Minister van Justitie,
E.M.H. Hirsch Ballin.