Wijziging aanwijzingsregeling boeteopleggers arbeidstijden vervoer

11 januari 2010

Nr. CEND/HDJZ-2009/1470 sector S&W

De Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 10:5, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Aanwijzingsregeling boeteopleggers arbeidstijden vervoer wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervalt ‘, met uitzondering van het eigen vervoer als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, van de Wet goederenvervoer over de weg’.

B

Artikel 2 vervalt.

ARTIKEL II

De Aanwijzingsregeling boeteopleggers arbeidstijden vervoer zoals die luidde voor 1 januari 2010, blijft van toepassing op het opleggen en afwikkelen van bestuurlijke boeten, die een gevolg zijn van overtredingen die voor genoemde datum zijn geconstateerd door de daartoe op grond van de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving aangewezen ambtenaren.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

TOELICHTING

Algemeen

Tot nu toe waren twee inspectiediensten aangewezen voor het houden van toezicht op de naleving van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (Atbv). In gezamenlijk overleg hebben de betrokken diensten, de Arbeidsinspectie en de Inspectie Verkeer en Waterstaat, geconstateerd dat aanwijzing van slechts één inspectie winst oplevert uit oogpunt van consistentie en efficiency.

De onderhavige regeling voorziet daarom in overdracht van het toezicht op de naleving van het Atbv door eigen vervoerders naar de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

Onder eigen vervoer wordt ingevolge de Wet wegvervoer goederen verstaan: vervoer van goederen met een of meer vrachtauto’s dat voor eigen rekening wordt verricht dan wel als werkzaamheid van ondersteunende aard die direct samenhangt met de hoofdwerkzaamheid binnen de bedrijfsactiviteiten.

Door de overdracht van het toezicht op de naleving van het Atbv door eigen vervoerders zal ten aanzien van het totale wegvervoer eenzelfde handhavingsbeleid worden gevoerd.

Voorts wordt een overdrachtsmoment bespaard voor wegcontroles die de Inspectie Verkeer en Waterstaat uitvoert, in de gevallen waarin het om eigen vervoer blijkt te gaan.

Tenslotte is voortaan nog slechts één dienst verantwoordelijk voor rapportage aan de Europese Commissie inzake de naleving van de rijtijdenverordening1, de handhavingsrichtlijn2 en de arbeidstijdenrichtlijn3.

Overigens blijven eigen vervoerders ten aanzien van hun andere, niet-mobiele werkzaamheden, wel vallen onder het toezicht door de Arbeidsinspectie op de arbeidstijden op basis van de Arbeidstijdenwet.

Artikelsgewijs

De artikelen I en III regelen de overdracht met ingang van 1 januari 2010 van het toezicht op de naleving door eigen vervoerders van het Atbv. Met ingang van die datum wordt het hoofd van het Bureau Bestuurlijke Boete van de Inspectie Verkeer en Waterstaat de boeteoplegger bij iedere overtreding van het Atbv in het vervoer over de weg.

Ingevolge artikel II worden zaken betreffende het eigen vervoer die voor 1 januari 2010 zijn geconstateerd door de Arbeidsinspectie nog volledig door het hoofd van de afdeling Bestuurlijke Boete van de Arbeidsinspectie afgehandeld.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.


XNoot
1

Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PbEG L 102).

XNoot
2

Richtlijn nr. 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad (PbEG L 102).

XNoot
3

Richtlijn nr. 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen.

Naar boven