Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat, houdende bepalingen inzake het verstrekken van subsidie aan de Stichting Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (Subsidieregeling NLR)

26 april 2010

Nr. CEND/HDJZ-2010/615 sector LUV

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 3, derde lid, van de wet van 31 mei 1937, houdende de omzetting van de Rijksstudiedienst voor de luchtvaart in een stichting (Stb. 523) en de artikelen 2 en 3 van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;

Besluit:

Artikel 1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

de Minister van Verkeer en Waterstaat;

b. NLR:

de Stichting Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium;

c. Onderzoeksprogramma NLR:

het in overleg met het Rijk door NLR opgestelde programma van vraaggestuurd onderzoek, bestaande uit de onderdelen Kennis voor beleid, Kennis als vermogen en Faciliteiten als vermogen;

d. Kennis voor beleid:

middellange termijn onderzoek, op initiatief van de overheid of het bedrijfsleven, van belang voor beleidsvraagstukken van de overheid en voor economische vraagstukken van strategisch belang voor het bedrijfsleven;

e. Kennis als vermogen:

lange termijn onderzoek, op initiatief van NLR, gericht op het in stand houden en ontwikkelen van kennis die NLR in staat stelt toekomstige vragen, beleidsvragen daaronder begrepen, te kunnen beantwoorden;

f. Faciliteiten als vermogen:

ontwikkeling en instandhouding van de grote onderzoeks- en testfaciliteiten, benodigd voor het uitvoeren of kunnen uitvoeren van de onderdelen Kennis voor beleid en Kennis als vermogen enerzijds en van onderzoeksopdrachten van overheid en bedrijfsleven anderzijds;

g. Programmafinanciering:

subsidie van het Rijk ten behoeve van het Onderzoeksprogramma NLR;

h. Instandhoudingsbijdrage:

subsidie van het Rijk ten behoeve van de instandhouding van de grote onderzoeks- en testfaciliteiten van NLR. Deze subsidie heeft geen betrekking op de instandhouding dan wel de vervanging van de grote onderdelen van de windtunnel, ook wel aangeduid als Large Low Speed Facility.

Artikel 2 Subsidie

  • 1. De minister verleent jaarlijks op aanvraag subsidie aan NLR in de vorm van Programmafinanciering en een Instandhoudingsbijdrage.

  • 2. De minister kan in bijzondere gevallen op aanvraag subsidie verlenen aan NLR, waaronder in elk geval ten behoeve van de instandhouding dan wel de vervanging van de grote onderdelen van de windtunnel, ook wel aangeduid als Large Low Speed Facility.

Artikel 3 Mededeling voornemen

De minister deelt jaarlijks schriftelijk aan NLR mee welk bedrag hij voornemens is beschikbaar te stellen voor de Programmafinanciering onderscheidenlijk de Instandhoudingsbijdrage. De minister doet deze mededeling uiterlijk op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor hij het voorgenomen bedrag beschikbaar wil stellen.

Artikel 4 Toepassing Awb

Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing, met uitzondering van de artikelen 4:60, 4:74 en 4:75, tweede lid, van die wet.

Artikel 5 Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvraag tot subsidieverlening voor enig kalenderjaar als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt door NLR ingediend bij de minister, ter attentie van de Directeur-Generaal Luchtvaart en Maritieme Zaken, Postbus 20904, 2500 EX Den Haag.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend vóór 1 november van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. het Onderzoeksprogramma NLR voor het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b. het voor het desbetreffende kalenderjaar opgestelde instandhoudingsprogramma van de grote onderzoeks- en testfaciliteiten van NLR, inclusief een toelichting op de daarin opgenomen investeringsplannen, met dien verstande dat voor een investeringsplan met een waarde van meer dan € 2.500.000 in de aanvraag naar de business case voor dat investeringsplan wordt verwezen;

    • c. een begroting als bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht, inclusief de onderbouwing van de kosten van het in onderdeel a bedoelde Onderzoeksprogramma NLR, alsmede van de benodigde middelen voor de instandhouding van de grote onderzoeks- en testfaciliteiten van NLR die in het desbetreffende kalenderjaar ten laste van de Instandhoudingsbijdrage gebracht zullen worden; en

    • d. het Strategieplan NLR voor de periode waarin het desbetreffende kalenderjaar valt.

Artikel 6 Beschikking tot subsidieverlening

  • 1. De beschikking op de aanvraag, bedoeld in artikel 5, eerste lid, wordt genomen binnen 13 weken na de ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De beschikking tot subsidieverlening bevat in elk geval het voor het desbetreffende kalenderjaar verleende bedrag voor de Programmafinanciering, onderscheidenlijk de Instandhoudingsbijdrage.

  • 3. De minister bepaalt in overleg met de andere bij NLR betrokken ministers de verdeling van de Programmafinanciering over Kennis voor beleid, Kennis als vermogen en Faciliteiten als vermogen en vermeldt deze verdeling in de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 7 Weigeringsgronden

De minister kan de subsidieverlening, bedoeld in artikel 2, eerste lid, geheel of gedeeltelijk weigeren, indien:

  • a. de aanvraag niet voldoet aan het bepaalde in artikel 5;

  • b. er in de voorgaande kalenderjaren ten aanzien van de subsidieverlening dan wel de subsidievaststelling toepassing is gegeven aan de artikelen 4:48, 4:49 of 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht; of

  • c. NLR de in deze regeling opgenomen verplichtingen in enig kalenderjaar niet heeft nageleefd.

Artikel 8 Hoofdstuk XII Rijksbegroting

Indien de Tweede Kamer Hoofdstuk XII van de Rijksbegroting van enig jaar niet heeft goedgekeurd vóór aanvang van het desbetreffende kalenderjaar, wordt de subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, voor 50% van het in dat Hoofdstuk opgenomen bedrag verleend en wordt het resterende gedeelte verleend zodra Hoofdstuk XII van de Rijksbegroting is goedgekeurd.

Artikel 9 Verplichtingen NLR

  • 1. Voor NLR gelden de volgende verplichtingen:

    • a. het onverwijld doen van een schriftelijke mededeling aan de minister van alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de subsidie en de rechtmatige en doelmatige aanwending daarvan;

    • b. het onverwijld doen van een schriftelijke mededeling aan de minister zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

    • c. het verlenen van medewerking aan een onderzoek naar de rechtmatige en doelmatige aanwending van de ontvangen subsidie, dat wordt verricht namens of in opdracht van de minister of door de Algemene Rekenkamer, en het desverlangd verstrekken van alle informatie aan degene, die met dit onderzoek is belast;

    • d. het verlenen van medewerking aan een door de minister ingesteld evaluatie-onderzoek naar de mate waarin NLR bij het uitvoeren van het Onderzoeksprogramma NLR een toegevoegde waarde heeft geleverd aan de door de bij NLR betrokken ministers geformuleerde beleidsdoelstellingen;

    • e. het verlenen van medewerking aan een door de minister ingesteld evaluatie-onderzoek naar de aard en omvang van de Instandhoudingsbijdrage, mede in relatie tot de toegevoegde waarde van het Onderzoeksprogramma NLR aan de door de bij NLR betrokken ministers geformuleerde beleidsdoelstellingen; en

    • f. het niet, op welke wijze dan ook, aanwenden van de op grond van deze regeling verleende subsidie ter gehele of gedeeltelijke financiering van activiteiten, daaronder begrepen onderzoeksactiviteiten, die door NLR op commerciële basis worden verricht.

  • 2. NLR draagt tevens zorg voor:

    • a. de administratieve transparantie van de kosten en baten van de afzonderlijke projecten en investeringen waaraan de subsidie is besteed;

    • b. een door de controlerend accountant goedgekeurd kostenallocatiesysteem; en

    • c. een verklaring van de controlerend accountant.

  • 3. NLR draagt er daarnaast zorg voor dat het Onderzoeksprogramma NLR voldoet aan de normaliter geldende kwaliteitseisen ter zake van de mogelijkheden tot spreiding van kennis, de benutting van de ontwikkelde kennis door de overheid en de benutting ten behoeve van de betaalde opdrachten.

  • 4. NLR streeft naar een eigen vermogen van minimaal 25% van het totaal vermogen van NLR. NLR doet onverwijld een schriftelijke mededeling aan de minister zodra aannemelijk is dat het eigen vermogen onder genoemd percentage dreigt te geraken.

Artikel 10 Voorschotverlening

Tegelijkertijd met de beschikking tot subsidieverlening wordt een beschikking tot bevoorschotting gegeven ter hoogte van 100% van de verleende subsidie.

Artikel 11 Subsidievaststelling

  • 1. NLR dient binnen 22 weken volgend op het kalenderjaar waarop de verleende subsidie betrekking heeft een aanvraag tot subsidievaststelling in bij de minister, ter attentie van de Directeur-Generaal Luchtvaart en Maritieme Zaken, Postbus 20904, 2500 EX Den Haag.

  • 2. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

    • a. een schriftelijke verantwoording over het Onderzoeksprogramma NLR in de vorm van een activiteitenverslag als bedoeld in artikel 4:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarin in ieder geval de relatie van de onderzoeken met de onderzoeksdoelstelling, de stand van de onderzoeken en de onderzoeksresultaten worden vermeld, alsmede de voor het Onderzoeksprogramma NLR gemaakte kosten;

    • b. een financieel verslag als bedoeld in artikel 4:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, vergezeld van een goedkeurende accountantsverklaring;

    • c. een jaarrekening en een jaarverslag van het desbetreffende kalenderjaar; en

    • d. tevredenheidsverklaringen van de andere bij NLR betrokken departementen.

  • 3. De minister beslist binnen 22 weken na ontvangst op de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 4. Voor zover in enig kalenderjaar sprake is van een niet tot besteding gekomen gedeelte van de subsidie die voor dat jaar ten behoeve van de Programmafinanciering is verleend en dit bedrag evenmin geheel in het direct daarop volgende begrotingsjaar tot besteding wordt gebracht, wordt dit overschot of het resterende gedeelte daarvan na beëindiging van het tweede begrotingsjaar volgend op het jaar van terbeschikkingstelling op eerste vordering terugbetaald aan de minister.

  • 5. Voor zover in enig kalenderjaar sprake is van een niet tot besteding gekomen gedeelte van de subsidie die voor dat jaar ten behoeve van de Instandhoudingsbijdrage is verleend en dit bedrag evenmin geheel in de direct daarop volgende acht begrotingsjaren tot besteding wordt gebracht, wordt dit overschot of het resterende gedeelte daarvan na beëindiging van het negende begrotingsjaar volgend op het jaar van terbeschikkingstelling op eerste vordering terugbetaald aan de minister.

Artikel 12 Subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid

  • 1. Op een subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, zijn de artikelen 6, eerste lid, 7, aanhef en onder b en c, 9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met c en e en tweede lid, 10 en 11, derde lid, van toepassing en zijn de artikelen 5, eerste lid, en 8 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Een aanvraag tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 2, tweede lid, gaat in ieder geval vergezeld van een onderbouwing van de gevraagde subsidie in de vorm van een business case.

  • 3. De beschikking tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, bevat in elk geval het verleende subsidiebedrag en de daarbij in acht te nemen specifieke subsidievoorwaarden.

  • 4. De minister kan de verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, geheel of gedeeltelijk weigeren, indien de aanvraag niet voldoet aan het bepaalde in artikel 12, tweede lid.

  • 5. NLR dient uiterlijk binnen 22 weken nadat de activiteit waarvoor de subsidie, bedoeld in artikel 2, tweede lid, is verleend is verricht, een aanvraag tot subsidievaststelling in bij de minister, ter attentie van de Directeur-Generaal Luchtvaart en Maritieme Zaken, Postbus 20904, 2500 EX Den Haag.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

Artikel 14 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling NLR.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

TOELICHTING

Algemeen

Typering NLR

De Stichting Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) is dé kennisorganisatie in Nederland op het gebied van lucht- en ruimtevaart. NLR is een privaatrechtelijke stichting zonder winstoogmerk die toegepast wetenschappelijk onderzoek voor zowel de overheid als het bedrijfsleven verricht en daarvoor beschikt over grote onderzoeks- en testfaciliteiten. Daarmee heeft NLR een belangrijke positie in de keten van theoretische kennisontwikkeling en toegepaste kennis. Voorts voert NLR maatschappelijk relevante projecten uit. Voor al deze typen van onderzoek maakt NLR gebruik van de zogenaamde Grote Faciliteiten.

NLR is een onafhankelijk Groot Technologisch Instituut (GTI). In 2004 is NLR, evenals de Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) en de andere GTI’s, onderwerp van herpositionering geweest, ingezet door een commissie onder leiding van de heer Wijffels. Deze commissie heeft met name ingezet op de omschakeling van aanbodgestuurde naar vraaggestuurde programmafinanciering. De Commissie heeft NLR als een taakorganisatie gekwalificeerd en niet als een marktorganisatie.

Voorts heeft de Commissie Wijffels aangegeven dat de zogenoemde Grote Faciliteiten van de GTI’s (bij NLR onder meer de windtunnels en de simulatoren) uit hun aard niet, dan wel zeer marginaal, kostendekkend zijn. De Commissie Wijffels heeft de overheid opgeroepen tot het ontwikkelen van een mechanisme voor de financiering van deze Grote Faciliteiten. In interdepartementaal verband is een werkgroep Grote Faciliteiten ingesteld, die hiervoor voorstellen heeft ontwikkeld.

In het Kabinetsstandpunt van april 2004 naar aanleiding van het rapport van de Commissie Wijffels ter zake van de Grote Faciliteiten van TNO en de GTI’s heeft het kabinet aangegeven dat NLR een zelfstandige vraaggestuurde (in plaats van aanbodgestuurde) kennisonderneming dient te zijn.

Sinds enige jaren richt NLR zich op vier marktsegmenten, te weten civiele luchtvaart, militaire luchtvaart, vliegtuigontwikkeling en ruimtevaart. De onderzoeksactiviteiten worden uitgevoerd door drie divisies binnen NLR en in een samenwerkingsverband met het Duitse collega-instituut DLR in de stichting Duits Nederlandse Windtunnels (DNW).

NLR ondersteunt de overheid bij haar beleid, ondersteunt de Nederlandse krijgsmacht en versterkt het innoverend vermogen van bedrijven. Hiertoe maakt NLR gebruik van zeven Grote Onderzoeksfaciliteiten1.

Bij de vraaggestuurde onderzoeksprogrammering voor de overheid wordt een onderscheid gemaakt tussen middellange termijn onderzoek (Kennis voor beleid), lange termijn onderzoek (Kennis als vermogen) en de grote onderzoeks- en testfaciliteiten (Faciliteiten als vermogen).

Achtergronden en ontwikkelingen

Tot op heden zijn op de subsidieverlening aan NLR van toepassing:

  • de wet van 31 mei 1937, houdende de omzetting van de Rijksstudiedienst voor de luchtvaart in een stichting (Stb. 523);

  • de overeenkomst van 5 maart 1956 tussen de Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Financiën ter ene zijde en de Stichting ‘Nationaal Luchtvaartlaboratorium’ ter andere zijde, en

  • de nadere regeling van 28 december 1992 met betrekking tot de financiële verhouding tussen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de Stichting Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium.

In de afgelopen periode is onderzoek gedaan naar, en hebben de betrokken departementen (Verkeer en Waterstaat, Defensie, Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) en NLR overleg gevoerd over de mogelijkheden om NLR te voorzien van een robuuste financiële basis, mede naar aanleiding van het advies van de Commissie Wijffels en het daarbij behorende kabinetsstandpunt.

Samenvattend hebben er ter zake van NLR veranderingen van juridische, institutionele en financiële aard plaatsgevonden. Met name over de financiële verhouding tussen het Rijk en NLR heeft intensief overleg plaatsgevonden. Op basis van de opgetreden veranderingen en in lijn met de besluitvorming naar aanleiding van het gevoerde overleg over de vraaggestuurde programmafinanciering en de door NLR te plegen inspanningen ter zake van de Grote Faciliteiten (investeringen en groot onderhoud) is de onderhavige regeling ter zake van de subsidiëring van NLR opgesteld. In deze regeling zijn voorts de afspraken verwerkt die zijn gemaakt ter zake van de bekostigingssystematiek en kostprijsberekeningen van GTI’s.

Deze regeling vindt zijn grondslag in artikel 3, derde lid, van de Wet van 31 mei 1937, houdende de omzetting van de Rijksstudiedienst voor de luchtvaart in een stichting (Stb. 523) – de meest recente wijziging van deze wet heeft in 2002 plaatsgevonden; de huidige tekst van artikel 3 is toen van kracht geworden – en, voor zover het de subsidie voor de instandhouding van de Grote Faciliteiten betreft, in de artikelen 2 en 3 van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat.

Gedurende de voorbereiding van deze regeling is vanzelfsprekend overleg gevoerd met NLR en de andere bij NLR betrokken departementen.

Ten aanzien van de hierboven genoemde overeenkomst uit 1956 en de nadere regeling uit 1992 kan worden opgemerkt dat het de bedoeling is zowel de overeenkomst als de nadere regeling in gemeenschappelijk overleg met NLR te beëindigen. Dit zal zo spoedig mogelijk in 2010 zijn beslag krijgen. Vanaf de inwerkingtreding van onderhavige regeling zal deze het kader vormen voor de relatie met NLR.

Administratieve lasten

De nieuwe vormgeving van de relatie tussen de Rijksoverheid en NLR zal leiden tot een vermindering van de administratieve lasten voor NLR. Hieronder wordt dit nader onderbouwd.

In de onderhavige ministeriële regeling zijn regels opgenomen inzake de subsidieverlening aan NLR. De beoordeling van de aanvraag tot subsidieverlening zal op basis van het Onderzoeksprogramma NLR geschieden. NLR stelt in overleg met de betrokken departementen een Meerjarenprogramma op voor een periode van vier jaar. Het Onderzoeksprogramma NLR is de jaarlijkse update van dat Meerjarenprogramma voor het desbetreffende kalenderjaar. In de situatie voor de inwerkingtreding van deze regeling stelde NLR jaarlijks een volledig onderzoeksprogramma voor een periode van vier jaar op. Vanaf de inwerkingtreding van de onderhavige ministeriële regeling wil de overheid alleen een update van het afgesproken Meerjarenprogramma ontvangen voor het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Hierdoor kan het Onderzoeksprogramma NLR aanzienlijk efficiënter en sneller worden opgesteld en zullen de administratieve lasten voor NLR afnemen.

In de situatie voor de inwerkingtreding van deze regeling bevestigde de controlerend accountant van NLR in een brief dat met betrekking tot de besteding van de ontvangen subsidiegelden geen afwijkingen waren vastgesteld ten opzichte van het met NLR in 1992 afgesloten convenant. Deze brief werd als bijlage toegevoegd aan het financieel verslag van NLR.

Met NLR is de afspraak gemaakt dat NLR vanaf 2010 jaarlijks verantwoording zal afleggen over de juistheid en rechtmatigheid van de besteding van de toegekende subsidies ten behoeve van het vraaggestuurde onderzoeksprogramma, onderscheidenlijk voor de instandhouding van de Grote Faciliteiten, door middel van een specifiek op de verantwoording van die subsidies gericht verslag. Op die verantwoording zal een controleprotocol van toepassing zijn, inclusief een model accountantsverklaring.

Met deze constructie wordt voorzien in een door betrokken partijen gevoelde behoefte aan een afzonderlijke financiële verslaglegging over de ontvangen subsidiegelden. De administratieve lasten ter zake van de financiële verantwoording zullen voor NLR hierdoor niet toenemen, temeer daar het administratieve systeem van NLR geen aanpassing behoeft om de gesplitste verslaglegging te kunnen realiseren.

De totale administratieve lasten van de onderhavige regeling bedragen omstreeks € 268.000. De administratieve lasten belopen hiermee ongeveer 1% van het totale subsidiebedrag. In overleg met NLR is vastgesteld dat met de onderhavige ministeriële regeling de administratieve lastenverlichting rond de €28.000 bedraagt ten opzichte van de situatie vóór inwerkintreding van deze regeling. Dit komt neer op een besparing van ongeveer 10% van de totale administratieve lasten. In onderstaande tabel is deze besparing aangegeven.

Opbouw besparing administratieve lasten
 

management

medewerkers

Extern

Totaal

uren

bedrag per uur

totaal besparing

uren

bedrag per uur

totaal besparing

  

Subsidie-aanvraag

60

71

4.260

355

37

13.135

 

17.395

Subsidie-verantwoording

20

71

1.420

75

37

2.775

6000

10.195

Verplichtingen na afloop

   

10

37

370

 

370

 

80

 

5.680

440

111

16.280

6.000

27.960

Deze regeling is ter toetsing aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) voorgelegd. Het college heeft besloten de onderhavige regeling niet te selecteren voor een toets op de gevolgen voor de administratieve lasten.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Definities

Dit artikel bevat een aantal definities. Met name de definities ter zake van de te onderscheiden soorten van onderzoek (Kennis voor beleid, Kennis als vermogen) en van de behoefte aan onderzoeksfaciliteiten (Faciliteiten als vermogen) zijn belangrijk omdat zij de reikwijdte van de subsidie aangeven. Bij de definiëring van deze begrippen is aangesloten bij eerder reeds gehanteerde definities.

Daarnaast wordt een onderscheid gemaakt tussen de Programmafinanciering en de Instandhoudingsbijdrage. De investeringen ter zake van de instandhouding dan wel de vervanging van de grote onderdelen van de windtunnel, ook wel aangeduid als Large Low Speed Facility, vallen buiten laatstgenoemde categorie. Omdat hierop standaard geen afschrijving plaats vindt, geldt een ad hoc financieringsconstructie. In dit verband zij naar artikel 2, tweede lid, van de regeling verwezen.

Artikel 2 Subsidie

Dit artikel bevat regels inzake de vorm waarin de subsidie wordt verleend. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, is te onderscheiden in een subsidie voor vraaggestuurde onderzoeksprogramma’s (Programmafinanciering) en een investeringssubsidie (Instandhoudingsbijdrage). Daarnaast bevat het tweede lid een grondslag voor het verlenen van een subsidie voor bijzondere gevallen. Daaronder moet in ieder geval worden begrepen een subsidie ten behoeve van de instandhouding dan wel de vervanging van de grote onderdelen van de windtunnel, ook wel aangeduid als Large Low Speed Facility. Het gaat hier om eenmalige bijdragen voor zeer omvangrijke investeringen in objecten, waarop geen afschrijvingen plaats vinden.

Artikel 3 Mededeling voornemen

Op basis van dit artikel doet de minister jaarlijks, uiterlijk op 1 oktober, een schriftelijke mededeling aan NLR welk bedrag hij voornemens is beschikbaar te stellen voor de Programmafinanciering en de Instandhoudingsbijdrage in het daaropvolgende jaar. De eerste mededeling die de minister op basis van dit artikel zal doen, betreft het voorgenomen bedrag voor 2011, dat uiterlijk op 1 oktober 2010 schriftelijk aan NLR medegedeeld zal worden.

Het kan gebeuren dat gedurende het jaar loon- of prijscompensatie beschikbaar wordt gesteld. Het betreft hier de standaard loon- of prijsaanpassingssystematiek die wordt toegepast in het kader van Hoofdstuk XII van de Rijksbegroting. Over loon- of prijscompensatie heeft elk jaar een afzonderlijk besluit plaats in lijn met de begrotingssystematiek van het Rijk. Aanpassingen zullen slechts van toepassing zijn voor zover zij door de Minister van Financiën en door de bij NLR betrokken ministers (zijnde de Ministers van Verkeer en Waterstaat, Defensie, Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) worden toegekend. Er is dus geen sprake meer van een vanzelfsprekende compensatie. Deze aanpassing van de tot nu toe gevolgde gedragslijn houdt verband met de afnemende overheidsbudgetten en de daaruit voortvloeiende vermindering van de flexibiliteit binnen de begrotingen van de betrokken departementen, waardoor een steeds grotere noodzaak tot prioriteitstelling ontstaat. Mocht in het kader van NLR in enig jaar besloten worden tot een structurele loon- of prijscompensatie, dan zal het desbetreffende bedrag vanaf het daaropvolgende jaar betrokken worden bij de opbouw van de beschikbare financiële middelen.

De minister bepaalt welk bedrag hij voornemens is beschikbaar te stellen. Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat het bedrag dat voor Programmafinanciering beschikbaar wordt gesteld, na overleg met NLR en de andere bij NLR betrokken ministers, met maximaal 5% verminderd kan worden ten opzichte van het voor Programmafinanciering beschikbare bedrag in het direct voorafgaande kalenderjaar. Het betreft hier een limitering van een mogelijke verlaging van de jaarlijkse subsidiebedragen. Gelet op de continuïteit van NLR wordt het wenselijk geacht om in voorkomende gevallen jaarlijks niet meer dan 5% te korten op de Programmafinanciering.

Artikel 4 Toepassing Awb

Artikel 4 regelt de toepasselijkheid van afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De bepalingen in deze afdeling hebben betrekking op het per boekjaar verstrekken van subsidies aan rechtspersonen. De toepasselijkheid van de artikelen 4:60, 4:74 en 4:75, tweede lid, is hier uitgesloten, daar in de onderhavige regeling bepalingen zijn opgenomen die afwijkend zijn van hetgeen in de genoemde artikelen wordt voorgeschreven.

Artikel 5 Aanvraag tot subsidieverlening

In het derde lid, onderdeel b, van dit artikel wordt voorgeschreven dat de aanvraag tot subsidieverlening vergezeld dient te gaan van het voor het desbetreffende kalenderjaar opgestelde instandhoudingsprogramma van de grote onderzoeks- en testfaciliteiten van NLR. Dit instandhoudingsprogramma omvat in ieder geval de voorgenomen investeringen, alsmede de begrote instandhoudingskosten.

Daarnaast wordt in dit artikel voorgeschreven dat voor een investeringsplan met een waarde van meer dan €2.500.000 in de aanvraag tot subsidieverlening naar de goedgekeurde business case voor die investering wordt verwezen. Hier kan nog het volgende over worden opgemerkt. Een business case voor een investeringsplan met een waarde van meer dan €2.500.000 mag op elk willekeurig moment van het jaar ingediend worden bij de minister. De business case wordt door de minister in overleg met de andere bij NLR betrokken ministers beoordeeld en al dan niet goedgekeurd. Dit wordt schriftelijk gemeld aan NLR. In de aanvraag tot subsidieverlening kan NLR dan volstaan met een verwijzing naar de goedgekeurde business case.

Artikel 6 Beschikking tot subsidieverlening

Artikel 6 geeft onder andere de termijn aan waarbinnen de minister een beslissing moet nemen op de aanvraag tot subsidieverlening. Deze termijn, welke een maximum-termijn is, bedraagt 13 weken. In de beschikking tot subsidieverlening dient het subsidiebedrag te zijn opgenomen, alsmede de verdeling van het deel Programmafinanciering over de onderdelen Kennis voor beleid, Kennis als vermogen en Faciliteiten als vermogen.

Artikel 8 Hoofdstuk XII Rijksbegroting

Dit artikel bevat een voorzorgsmaatregel voor het geval dat de begroting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd. NLR mag niet in onzekerheid verkeren over de omvang van de subsidie. Om die reden bepaalt dit artikel dat bij ontstentenis van een goedkeuring van de begroting vóór 1 januari van enig jaar, de subsidie voor dat jaar in elk geval gedeeltelijk (namelijk voor 50%) wordt verleend. Conform het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van de wet van 31 mei 1937, houdende de omzetting van de Rijksstudiedienst voor de luchtvaart in een stichting (Stb. 523), zal dus steeds sprake zijn van de verlening van een subsidie. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat deze bepaling het budgetrecht van de Tweede Kamer onverlet laat.

Artikel 9 Verplichtingen NLR

Voor NLR gelden allereerst de verplichtingen zoals deze in de Algemene wet bestuursrecht zijn opgenomen. Daarnaast bevat artikel 9 enkele additionele verplichtingen die in het kader van de subsidie voor NLR gelden.

Zo is in onderdeel b van het eerste lid bepaald dat NLR onverwijld een schriftelijke mededeling aan de minister dient te doen zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan. Deze bepaling vloeit voort uit de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, welke 1 januari 2010 in werking zijn getreden. In onderdeel f van het eerste lid is bepaald dat het aanwenden van verleende subsidie voor de financiering van betaalde opdrachten verboden is.

In onderdeel c van het tweede lid is bepaald dat NLR dient zorg te dragen voor een verklaring van een controlerend accountant. Aan de inhoud van deze accountantsonderzoeken wordt vormgegeven door een controleprotocol dat in samenspraak met NLR is opgesteld.

Het vierde lid bevat de opdracht aan NLR te streven naar een eigen vermogen van minimaal 25% van het totaal vermogen. Ratio van deze opdracht is het garanderen van een voortdurende gezonde toestand van de financiën van NLR. Teneinde de instandhouding van NLR structureel te borgen en het risico uit te sluiten dat NLR als gevolg van tegenvallende resultaten gedwongen is om aan het Rijk financiële ondersteuning te vragen, is met NLR de afspraak gemaakt dat NLR er naar streeft haar eigen vermogen boven een bepaald minimum te handhaven. Een eigen vermogen met een omvang gelijk aan 25% van het totaal vermogen wordt daartoe voldoende geacht. Zodra aannemelijk is dat het eigen vermogen onder genoemd percentage dreigt te geraken, dient NLR de minister daarvan onverwijld schriftelijk op de hoogte te stellen.

Artikel 10 Voorschotverlening

Tegelijk met de beschikking tot subsidieverlening zal een beschikking tot bevoorschotting worden gegeven ter hoogte van 100% van de verleende subsidie. NLR behoeft dus geen aanvraag tot bevoorschotting in te dienen. De redactie van deze bepaling vloeit eveneens voort uit de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking waarnaar reeds in de toelichting op artikel 9 is verwezen.

Artikel 11 Subsidievaststelling

Artikel 11 bevat bepalingen ten aanzien van de subsidievaststelling.

Op basis van artikel 11, tweede lid, onder b, dient een financieel verslag bij de aanvraag tot subsidievaststelling te worden gevoegd. In het eerder aangehaalde controleprotocol dat in samenspraak met NLR is ontwikkeld wordt hiervoor de term subsidieverslag gebruikt. Hiermee wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen enerzijds dit verslag en anderzijds het financieel verslag dat in het kader van de standaard financiële verslaggeving van NLR over enig jaar een rol speelt.

Teneinde te borgen dat de subsidiegelden worden besteed aan onderzoeken die door de bij NLR betrokken departementen (Verkeer en Waterstaat, Defensie, Economische Zaken, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) noodzakelijk worden geacht, deze op de door hen gewenste wijze worden uitgevoerd en ook leiden tot goede kwalitatieve resultaten zal de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld dienen te gaan van zogenaamde tevredenheidsverklaringen van de betrokken departementen (tweede lid, onder d). Met deze verklaringen geven de departementen aan of zij kunnen instemmen met de door NLR verrichte werkzaamheden. De tevredenheidsverklaring heeft dus vooral een inhoudelijke betekenis. Ten aanzien van de vorm worden geen voorschriften gegeven. Elk departement is dus in beginsel vrij om de verklaring op een haar passend voorkomende wijze in te richten.

Ten aanzien van het vierde en vijfde lid kan het volgende worden opgemerkt. Met deze bepalingen wordt enerzijds voorkomen dat benodigde subsidiebedragen voor NLR verloren gaan als gevolg van bepaalde omstandigheden in enig begrotingsjaar en anderzijds dat NLR vrijelijk over de niet-bestede subsidiebedragen kan beschikken. De niet-bestede subsidies blijven, afhankelijk van hun aard, gedurende een bepaalde termijn nog ter beschikking voor hun oorspronkelijke doel.

De voor de Programmafinanciering ter beschikking gestelde, doch niet-bestede, bedragen kunnen ook nog in het begrotingsjaar direct volgend op het jaar waarvoor de subsidie is verleend worden besteed. Mochten deze bedragen ook in dat jaar niet worden besteed, dan dienen deze aan het begin van het daaropvolgende jaar op eerste vordering aan de minister te worden terugbetaald. Voor de Instandhoudingsbijdrage geldt een vergelijkbare regeling, waarbij niet-bestede bedragen nog gedurende acht jaren na het jaar waarvoor deze worden verleend alsnog kunnen worden besteed.

Artikel 12 Subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid

Dit artikel bevat de voorschriften die van (overeenkomstige) toepassing zijn op onder andere de aanvraag, verlening en vaststelling van een subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van deze regeling. Enkele van de artikelen 3 tot en met 11 van de onderhavige regeling kunnen daarop niet – of niet onverkort – worden toegepast. Daarom is enerzijds de (overeenkomstige) toepasselijkheid van een aantal artikelen of onderdelen daarvan expliciet benoemd en zijn anderzijds in de leden 2 tot en met 5 enkele aanvullende procedurele vereisten neergelegd. Daar waar de artikelen ‘van toepassing’ worden verklaard, kunnen deze letterlijk gebruikt worden. Als sprake is van het ‘van overeenkomstige toepassing’ verklaren, dienen de artikelen aldus te worden gelezen dat het een subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, betreft.

Op basis van het derde lid dient de subsidieaanvraag vergezeld te gaan van een business case. Hiermee kan een zo volledig mogelijke beoordeling van de aanvraag voor potentieel substantiële investeringen plaatsvinden.

Artikel 13 Inwerkingtreding

De onderhavige regeling dient vanaf 1 januari 2010 te gelden. Daar publicatie in de Staatscourant pas na die datum plaatsvindt, is een bepaling van terugwerkende kracht opgenomen. Om de periode van terugwerkende kracht zo kort mogelijk te houden, is er voor gekozen om de regeling in werking te laten treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Voor de inwerkingtreding wordt geen gebruik gemaakt van vaste verandermomenten, aangezien de voorbereiding van deze regeling vóór 1 januari 2010 is aangevangen.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.


XNoot
1

De Grote onderzoeksfaciliteiten van NLR betreffen ATM-simulatoren, vluchtnabootsers, laboratoriumvliegtuigen, avionica en environmental testfaciliteiten, prototypefabricage en testfaciliteiten, engineering- en constructiefaciliteiten en een aantal windtunnels (via de stichting Duits Nederlandse Windtunnel (DNW) in samenwerking met het Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt; DLR).

Naar boven