Regeling van de Minister van Economische Zaken van 21 april 2010, nr. WJZ/10065738, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling strategische goederen in verband met Verordening (EG) nr.428/2009 tot instelling van een communautaire regeling voor de controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van goederen voor tweeërlei gebruik

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 5, onder a, 6, vierde lid, 7 en 8, derde lid, van het Besluit strategische goederen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling strategische goederen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt ‘AFCENT-Hoofdkwartier’ vervangen door: Joint Force Command Brunssum.

2. In onderdeel d wordt ‘als bedoeld in artikel 2, onder c, van verordening 1334/2000’ vervangen door: als bedoeld in artikel 2, derde lid, van verordening 428/2009.

3. Onderdeel e komt te luiden:

e. de inspecteur:

de Algemeen Directeur Belastingdienst/Douane;.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

Als militaire goederen worden aangewezen de goederen, opgenomen in de Gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, door de Raad aangenomen op 15 februari 2010 (PB EU nr. C 69).

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

Artikel 6 van het besluit is niet van toepassing op de uitvoer en de doorvoer van :

  • a. militaire goederen, bestemd voor gebruik door de Nederlandse krijgsmacht;

  • b. militaire goederen, eigendom van en bestemd voor gebruik door NAVO-strijdkrachten, of het Joint Force Command in Brunssum;

  • c. militaire goederen, eigendom van het ERA;

  • d. militaire voertuigen, die worden gebruikt door vreemde strijdkrachten bij gelegenheden als staats- of beleefdheidsbezoeken, vlootschouwen of luchtvaartmanifestaties.

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. de omschrijving van de goederen waarop de melding betrekking heeft overeenkomstig de Gemeenschappelijke lijst van militaire goederen, de merken en nummers, het aantal en de soort van de colli vermelden, of voor onverpakte goederen het aantal voorwerpen;

2. Aan het derde lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. een nauwkeurige vermelding van de plaats, bestaande uit de naam van de plaats en de postcode aangevuld met huisnummer, waar de goederen kunnen worden onderzocht.

3. Het vierde tot en met zesde lid komen te luiden:

  • 4. De inspecteur kan een persoon, die gehouden is om meldingen te doen, schriftelijk toestemming geven de melding anders dan schriftelijk te doen.

  • 5. De melding wordt gedaan voor inlading in het uitgaande vervoermiddel of, indien het doorvoer betreft uiterlijk op het moment van binnenkomst op het grondgebied van Nederland.

  • 6. Een aanvraag ter verkrijging van een consent tot binnenkomen, bedoeld in artikel 14 van de Wet wapens en munitie, de summiere aangifte voor tijdelijke opslag bedoeld in artikel 186 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, mits zij is voorzien van de bij artikel 4, derde lid, letter c en d bedoelde gegevens en de aangifte ten (weder)uitvoer bedoeld in artikel 182bis van het Communautair douanewetboek, mits zij is voorzien van de bij artikel 4, derde lid, letter c en d bedoelde gegevens gelden als melding inzake de doorvoer door Nederland als bedoeld in het eerste lid.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt ‘verordening 1334/2000’ vervangen door: verordening 428/2009.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De gegevens in de aanvraag worden juist, volledig en zonder voorbehoud verstrekt.

F

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt onderdeel c te luiden:

  • c. door middel van een bewijsstuk, zoals een bewijs van ontvangst, een ambtelijk gewaarmerkte kopie van een invoerdocument, of een eindgebruikersverklaring bij de inspecteur wordt aangetoond dat de goederen de bestemming waarvoor de vergunning is verleend, hebben bereikt.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De minister kan een namens hem afgegeven vergunning, indien deze nog niet is gebruikt, in ieder geval intrekken indien:

    • a. de vergunning werd verstrekt op grond van onjuiste of onvolledige gegevens, en

    • b. de aanvrager van de onjuistheid of de onvolledigheid kennis droeg of redelijkerwijze kennis had moeten dragen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s- Gravenhage, 21 april 2010

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

TOELICHTING

Algemeen

Op 27 augustus 2009 is Verordening (EG) nr.428/2009 van de Raad van de Europese Unie van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik in werking getreden. Zij treedt in de plaats van de bestaande regeling neergelegd in Verordening (EG) nr. 1334/2000. Ter nadere uitvoering van deze gemeenschapsregeling is het Besluit strategische goederen, eveneens met ingang van genoemde datum, gewijzigd. Het Besluit strategische goederen bevat een aantal delegatiebepalingen die zijn uitgewerkt in de Uitvoeringsregeling strategische goederen (Stcrt. 2008, 286) welke regeling thans door middel van enkele wijzigingen, hoofdzakelijk van redactionele aard wordt aangepast aan de nieuwe wetgeving. Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om de Uitvoeringsregeling op enkele punten op te actualiseren.

Administratieve lasten

De regeling bevat een nadere explicitering van enkele informatieverplichtingen, zonder dat dit in de praktijk tot een verzwaring van de administratieve lasten leidt. Deze regeling doet verder niets toe of af aan de administratieve lastendruk, zoals reeds omschreven in de Nota van toelichting bij het besluit tot wijziging van Besluit strategische goederen (zie het Algemeen deel van deze toelichting). Deze administratieve lasten bedragen naar verwachting hooguit € 450,– per jaar.

Artikelsgewijs

Onderdeel A

Het oorspronkelijke NAVO-Hoofdkwartier in Centraal-Europa was tot 1967 gevestigd in Fontainebleau. Het was nadien, onder de naam AFNORTH, gevestigd in Kolsas, nabij Oslo, in Noorwegen en werd ten slotte na een reorganisatie binnen de NAVO onder de naam Joint Force Command gevestigd in Brunssum. De nieuwe definitie van het begrip ‘inspecteur’ is noodzakelijk in verband met een recente reorganisatie van de Rijksbelastingdienst/Douane

Onderdeel B

Het bestaande artikel 2, houdende de invulling van het begrip ‘militaire goederen’ is aangepast aan de nieuwe gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de Europese Unie. De verwijzing naar de goederen, bedoeld in artikel 3 van de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens was overbodig. Deze goederen zijn reeds vermeld in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, met uitzondering van een tweetal stoffen die reeds vallen onder de reikwijdte van de Verordening 428/2009.

Onderdeel D

Volledigheidshalve moet worden opgemerkt dat artikel 4, tweede lid, van de regeling enerzijds bepaalt dat er geen rangorde bestaat van personen, die gehouden zijn tot melding van niet-vergunningplichtige doorvoer van militaire goederen. Anderzijds strekt de bepaling er toe dat een melding, gedaan door een persoon uit de kring van hen die tot melding zijn gehouden, de overigen bevrijdt van hun verplichting.

De wijziging van artikel 4, vierde lid, beoogt uitdrukkelijk om aansluiting te zoeken bij hetgeen is bepaald in artikel 181ter van de Uitvoeringsverordening van het CDW, Verordening (EG) nr. 2454/93 van de Commissie, betreffende de summiere aangifte bij binnenkomst. Deze aangifte kan worden aangemerkt als een doorvoermelding mits zij is voorzien van een daartoe strekkende aanduiding, al dan niet in de vorm van een door de Inspecteur vast te stellen code. Ook een aanvraag ter verkrijging van een consent tot binnenkomst, bedoeld in artikel 14 van de Wet wapens en munitie, kan als doorvoermelding worden aangemerkt.

Onderdeel F

De Algemene wet bestuursrecht gaat er van uit dat een bevoegdheid tot intrekking van een gunstige beschikking dient te worden opgenomen in de wetgeving waarin ook de bevoegdheid tot verlening is neergelegd. Inhoudelijk is aansluiting gezocht bij het normatieve kader van het CDW, artikel 8 en 9 waar dat betrekking heeft op intrekking van verleende begunstigende beschikkingen.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

Naar boven