ARTIKEL I
De Subsidieregeling sanering verkeerslawaai wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel n, wordt na ‘artikel 3.7, eerste lid, onder a,’ ingevoegd: al dan niet in combinatie met geluidreducerende
maatregelen aan de constructie van een weg,.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
C
In artikel 3, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘van een spoorweg’ vervangen door: van een weg of een spoorweg.
D
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. In onderdeel a wordt ‘, of’ vervangen door een puntkomma.
3. Onderdeel b wordt geletterd tot onderdeel c.
4. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. voor zover het de maatregelen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen b, c en d, betreft, de maatregelen niet sober
zijn en niet financieel doelmatig op grond van de Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder, of.
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Bij de beoordeling van de doelmatigheid van bronmaatregelen aan een weg in beheer bij een Provincie of gemeente op grond
van de Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder, worden de maatregelpunten opgenomen in bijlage F toegepast
in plaats van de maatregelpunten opgenomen in tabel 1 van bijlage I bij die regeling.
E
Artikel 8, eerste lid, komt te luiden:
1. Een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, kan slechts worden verleend voor projecten waarbij minimaal één woning,
ander geluidsgevoelig gebouw of geluidsgevoelig terrein een hogere geluidsbelasting ondervindt dan 62 dB vanwege een weg of
63 dB vanwege een spoorweg.
F
Artikel 13 komt te luiden:
Artikel 13
Geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een spoorweg komen slechts in aanmerking voor subsidie:
a. voor zover de kosten niet voortvloeien uit het normale beheer en onderhoud van de spoorweg;
b. indien het geluidreducerende maatregelen aan een kunstwerk in een spoorweg betreft, met uitzondering van het plaatsen van
raildempers, voor zover de kosten niet hoger zijn dan het bedrag dat volgt uit de toepassing van Bijlage A, onderdeel 3 bij
deze regeling.
G
Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 13a
1. De subsidie voor geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een weg, niet zijnde een rijksweg, wordt berekend met
toepassing van Bijlage A, onderdeel 2 bij deze regeling.
2. Geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een rijksweg komen slechts in aanmerking voor subsidie voor zover de
kosten van de maatregel hoger zijn dan de kosten bij de aanleg van een wegdek van Dicht Asfalt Beton op het betreffende traject.
3. Het aanbrengen van een wegdek van Zeer Open Asfalt Beton op een rijksweg, komt niet in aanmerking voor subsidie.
H
In artikel 14 vervallen het eerste en tweede lid alsmede de aanduiding ‘3.’ voor het derde lid.
I
Artikel 19 komt te luiden:
Artikel 19
1. Maatregelen tegen wegverkeers- en spoorweglawaai die strekken tot onttrekking aan de bestemming van woningen en andere geluidsgevoelige
gebouwen komen slechts in aanmerking voor subsidie, indien de geluidsbelasting op deze woningen en gebouwen, zonder aftrek
als bedoeld in artikel 110g van de wet, vanwege wegverkeerslawaai hoger is dan 65 dB en vanwege spoorweglawaai hoger is dan
70 dB.
2. Het subsidiebedrag voor maatregelen als bedoeld in het eerste lid is niet hoger dat het bedrag dat volgt uit de toepassing
van bijlage A, onderdelen 3 en 4.
J
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘, en’ vervangen door een puntkomma.
2. Onderdeel b wordt geletterd c.
3. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
K
In artikel 25, eerste en vierde lid, wordt ‘15%’ vervangen door: 18%.
L
Artikel 30 komt te luiden:
Artikel 30
1. Voor de start van de uitvoering van de maatregelen stelt de subsidieontvanger de Minister schriftelijk op de hoogte van de
kosten van de uitvoering en overlegt aan de Minister de opdrachtverlening aan de partij die de maatregelen zal gaan uitvoeren.
2. Indien de subsidie is verleend voor geluidwerende maatregelen bevat de informatie, bedoeld in het eerste lid, een open calculatie
voor de uitvoering van deze maatregelen.
3. Indien de kosten van uitvoering meer dan 10% hoger zijn dan het bedrag van de subsidieverlening, overlegt de subsidieontvanger
voorafgaand aan de gunning een proces verbaal van aanbesteding en een voorstel tot gunning van de werkzaamheden en dient hij
bij de Minister een schriftelijk en gemotiveerd verzoek in om in te stemmen met de kosten van uitvoering van de maatregelen.
4. Binnen vier weken na ontvangst van een verzoek als bedoeld in het derde lid, neemt de Minister een besluit op het verzoek.
5. De Minister kan het bedrag van de subsidieverlening wijzigen naar aanleiding van de ontvangen informatie, bedoeld in het
eerste lid, en het verzoek, bedoeld in het derde lid.
M
Na artikel 30 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 30a
De Minister kan de subsidieverlening wijzigen naar aanleiding van het rapport, bedoeld in artikel 39, onderdeel c.
N
Artikel 31 komt te luiden:
Artikel 31
1. De subsidieontvanger kan tot het moment van het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling de Minister schriftelijk
verzoeken het bedrag van de subsidieverlening te wijzigen naar aanleiding van omstandigheden die er toe leiden dat de kosten
van de maatregelen de verleende subsidie overstijgen.
2. Het verzoek als bedoeld in eerste lid is voorzien van een motivering en een opgave van de kosten van de maatregelen.
3. De Minister kan de subsidieverlening wijzigen naar aanleiding van een verzoek als bedoeld in het eerste lid.
4. Binnen vier weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, neemt de Minister een besluit op het verzoek.
5. Indien een verzoek als bedoeld in het eerste lid is ingediend, wordt de subsidie niet eerder vastgesteld dan dat de Minister
heeft besloten op het verzoek.
O
Na artikel 33 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 33a
1. In afwijking van artikel 33, wordt, indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of provinciebestuur is, een
subsidievaststelling aangevraagd door verantwoordingsinformatie aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
te verstrekken, op een wijze als bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.
2. In afwijking van het eerste lid kan de subsidieontvanger een subsidievaststelling aanvragen door de verantwoordingsinformatie,
bedoeld in het eerste lid, voor zover deze specifiek op de verleende subsidie ziet, voor 1 juli van het jaar volgend op het
begrotingsjaar aan de Minister te zenden.
P
In artikel 34 wordt ‘het gemeentebestuur en het bestuur’ vervangen door: de subsidieontvanger.
Q
In artikel 35, eerste lid, wordt ‘het gemeentebestuur of het bestuur’ vervangen door: de subsidieontvanger.
R
Na artikel 35 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 35a
De artikelen 34 en 35 zijn niet van toepassing indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of provinciebestuur
is.
S
Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
U
Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b komt te luiden:
b. indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of provinciebestuur is, binnen vier weken na de afronding van de
werkzaamheden daarvan mededeling te doen aan de Minister onder gebruikmaking van formulier MA.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. indien het een subsidie voor geluidwerende maatregelen betreft, voor het moment van aanvragen van de subsidievaststelling
het rapport over te leggen van de akoestische controlemeting volgens Hoofdstuk 5 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder
2006, uitgevoerd voor minimaal één op de twintig woningen, met dien verstande dat de te meten woningen representatief zijn
voor het project.
V
Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. De onderdelen e en f vervallen.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Het eerste lid, onderdelen a, b en d, is niet van toepassing, indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of
provinciebestuur is.
W
Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid vervalt.
2. Het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid.
X
Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid vervalt.
2. Het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid.
Y
Na artikel 42 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 42a
In een saneringsprogramma als bedoeld in de artikelen 41 en 42 is onderbouwd dat maatregelen financieel doelmatig zijn op
grond van de Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder, voor zover het saneringsprogramma afschermende of
geluidreducerende maatregelen omvat.
AA
Bijlagen A, B, C, D en E worden vervangen door de bijlagen I, II, III, IV en V bij deze regeling.
BB
Na Bijlage E wordt bijlage VI bij deze regeling toegevoegd als bijlage F.
ARTIKEL II
De Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Saneringsobject: een geluidsgevoelig object waarvoor niet eerder een hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder, de Interimwet
stad-en-milieubenadering of de Spoedwet wegverbreding is vastgesteld, dat is gelegen binnen de zone van een te wijzigen of
verbreden hoofdweg of landelijke spoorweg op grond van de Tracéwet en waar de geluidsbelasting:
a. vanwege de hoofdweg of vanwege binnen het tracé van de hoofdweg of de landelijke spoorweg gelegen wegen op 1 maart 1986, van
de gevel van de woning of ander geluidsgevoelig gebouw op dat tijdstip, onderscheidenlijk na ingebruikneming van de hoofdweg
of binnen het tracé van de hoofdweg of de landelijke spoorweg gelegen wegen, hoger was dan 60 dB(A);
b. vanwege de landelijke spoorweg of vanwege binnen het tracé van de landelijke spoorweg of de hoofdweg gelegen spoorwegen op
1 juli 1987, van de gevel van de woning of aan de rand van het geluidsgevoelige terrein op dat tijdstip, onderscheidenlijk
na ingebruikneming van de landelijke spoorweg of binnen het tracé van de landelijke spoorweg of de hoofdweg gelegen spoorwegen,
hoger was dan 65 dB(A), of
c. vanwege de landelijke spoorweg of vanwege binnen het tracé van de landelijke spoorweg of de hoofdweg gelegen spoorwegen op
1 juli 1987, van de gevel van het andere geluidsgevoelige gebouw, onderscheidenlijk na ingebruikneming van de landelijke spoorweg
of binnen het tracé van de landelijke spoorweg of de hoofdweg gelegen spoorwegen, hoger was dan 60 dB(A).
B
In artikel 5 wordt onder vernummering van het derde tot vierde lid een lid ingevoegd, luidende:
C
In artikel 8, eerste lid, onderdeel a, vervalt ‘respectievelijk artikel 14, eerste lid,’.
D
Tabel 2 van Bijlage 2 wordt vervangen door de tabel in bijlage VII bij deze regeling.
E
Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 12 wordt ‘TN/MER’ vervangen door: TB.
2. Na onderdeel 19 worden onderdelen toegevoegd, luidende:
20 | OTB/MER | A12 Gouda – Woerden |
21 | OTB/MER | A12 Woerden – Ouderijn |
22 | OTB/MER | A27 Lunetten – Rijnsweerd |
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant en waarin zij wordt geplaatst
en werkt ten aanzien van artikel II terug tot en met 1 april 2010.
TOELICHTING
In de onderhavige regeling worden de Subsidieregeling sanering verkeerslawaai en de Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen
Wet geluidhinder gewijzigd.
In Artikel I wordt de Subsidieregeling sanering verkeerslawaai aangepast aan de systematiek van ‘Single audit, single information’
(hierna: Sisa) die is opgenomen in de Financiële-verhoudingswet. Tevens wordt bij de beoordeling van de subsidiabiliteit van
maatregelen gebruik gemaakt van het criterium voor financiële doelmatigheid opgenomen in de Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen
Wet geluidhinder, wordt bepaald dat de BTW in beginsel niet tot de subsidiabele kosten behoort en wordt een aantal bijlagen
vervangen. In Artikel II wordt de Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder gewijzigd met het oog op een goede
toepassing van het criterium in situaties dat er ook gesaneerd wordt.
Aangezien de wijzigingen diverse onderwerpen betreffen worden deze hieronder eerst artikelsgewijs toegelicht (§ 1). Daarna
wordt ingegaan op de administratieve lasten (§ 2) en de vaste verandermomenten (§ 3).
§ 1. Artikelsgewijs
Artikel I Subsidieregeling sanering verkeerslawaai
Sisa
Met ingang van het verantwoordingsjaar 2007 is het principe van Sisa ingevoerd voor specifieke uitkeringen aan een gemeente,
gemeenschappelijke regeling en provincie. Dit betekent onder meer dat de verantwoording over ontvangen specifieke uitkeringen
verloopt via de procedure van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet. Verantwoordingsinformatie wordt gegeven via de
jaarrekening en het jaarverslag op basis van een lijst met indicatoren opgenomen in de Regeling verantwoordingsinformatie
specifieke uitkeringen. Via het Ministerie van Binnenlandse Zaken komt de relevante verantwoordingsinformatie bij de betrokken
Minister. De verantwoordingsinformatie moet ieder jaar voor 15 juli zijn ingediend. Voor zover het om subsidieregelingen gaat,
komt deze procedure in de plaats van de aanvraag tot subsidievaststelling. Om deze reden worden de artikelen 33a en 35a ingevoegd
in de Subsidieregeling en worden de artikelen 34, 35, 36 en 40, onderdelen a, b en d, niet van toepassing verklaard op een
gemeentebestuur, bestuur en provinciebestuur (Onderdelen O, P, Q, R, S en V). Deze besturen hoeven bij de aanvraag tot subsidievaststelling
niet langer de formulieren van de Subsidieregeling op te sturen. Overigens blijft de huidige procedure voor de aanvraag tot
subsidievaststelling van toepassing voor zover de subsidie is verleend aan Rijkswaterstaat of de spoorwegexploitant.
In het nieuwe artikel 33a is ook de mogelijkheid opgenomen voor een gemeentebestuur, bestuur en provinciebestuur om de verantwoordingsinformatie
op een eerder moment dan 15 juli rechtstreeks naar de Minister van VROM te sturen. In dat geval wordt deze verantwoordingsinformatie
aangemerkt als aanvraag tot subsidievaststelling. Het voordeel van deze optie is dat het (resterende) subsidiebedrag doorgaans
op een eerder moment uitgekeerd zal kunnen worden aan de aanvrager dan wanneer de reguliere procedure wordt gevolgd.
Nu de procedure rond de subsidievaststelling meer geüniformeerd wordt, is het belang van een juiste subsidieverlening toegenomen.
De subsidievaststelling kan immers niet hoger zijn dan de subsidieverlening. In de Subsidieregeling wordt hier dan ook meer
nadruk op gelegd. De verantwoordelijkheid voor een subsidieverlening van de juiste hoogte wordt meer bij de aanvrager gelegd.
De verplichting om een verwachte overschrijding van het verleende bedrag met meer dan 5% te melden, vervalt. Hiervoor in de
plaats kan de aanvrager op grond van het gewijzigde artikel 31 een verzoek doen de subsidieverlening te wijzigen (Onderdeel
N). Dit kan hij doen tot het moment van indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling. Dit verzoek kan overigens ook zien
op overschrijdingen van minder dan 5%. Door de introductie van de Sisa-systematiek is het namelijk niet langer mogelijk deze
overschrijdingen te beoordelen bij de subsidievaststelling en op dat moment de subsidieverlening alsnog aan te passen. De
wijziging van artikel 31 is een procedurele wijziging. De inhoudelijke afweging omtrent het subsidiëren van meerwerk is niet
gewijzigd. Meerwerk dat noodzakelijk is voor de uitvoering van het werk zal, binnen redelijke grenzen, doorgaans toelaatbaar
zijn. De aanvrager is ook niet verplicht voor iedere post meerwerk die in de loop van het project naar voren komt, telkens
een wijziging van de subsidieverlening aan te vragen. Om de lasten te beperken kan aan het einde van het project voor deze
posten gezamenlijk verzocht worden om een wijziging van de subsidieverlening. Als een aanvrager tijdens de uitvoering van
een project twijfelt over de subsidiabiliteit van een bepaald meerwerk, kan hij dit tussentijds en informeel voorleggen.
Daarnaast zijn bepaalde verplichtingen naar voren gehaald in de procedure; ten aanzien van de open calculatie voor de uitvoering
van maatregelen en het rapport van de akoestische controlemeting is bepaald dat de aanvrager deze documenten moet overleggen
voordat de aanvraag tot subsidievaststelling is ingediend. Ook op dit punt geldt dat er geen inhoudelijke wijziging van de
werkwijze optreedt. De documenten kunnen aanleiding zijn om contact op te nemen met de aanvrager over de uitvoering van de
maatregelen. Het kan immers blijken dat de aanvrager bij de uitvoering met onverwachte omstandigheden te maken heeft gekregen.
In bepaalde gevallen kan er aanleiding zijn de subsidieverlening te verhogen of, in het uiterste geval, te verlagen. De wijziging
ziet dus enkel op de fase in de procedure waarin aan de verplichting voldaan moet worden (Onderdelen L, M en U).
Financiële doelmatigheid
In de Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder (hierna: Regeling doelmatigheid) is een nieuw criterium opgenomen
voor het bepalen van de financiële doelmatigheid van geluidbeperkende maatregelen. Dit is mede ontwikkeld met het oog op de
sanering. In deze regeling wordt dit criterium dan ook van toepassing verklaard voor zover het geluidbeperkende maatregelen
betreft die in de Regeling doelmatigheid zijn opgenomen, met uitzondering van de amovering van woningen en andere geluidsgevoelige
gebouwen (Onderdeel D). Voor deze maatregel is een apart criterium opgenomen in artikel 19 van de Subsidieregeling. Voor verkeersmaatregelen
en gevelmaatregelen blijven de oude criteria van doelmatigheid gelden. Voor een uiteenzetting over de werking van het nieuwe
criterium voor het bepalen van de financiële doelmatigheid wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting bij de Regeling
doelmatigheid. Overigens blijft de eis van soberheid van maatregelen een aparte voorwaarde voor subsidiabiliteit in de Subsidieregeling.
In artikel 126, tweede lid, van de wet is bepaald dat de kosten van maatregelen voor de sanering van woningen die op de zogenoemde
A-lijst staan niet ten laste van het Rijk komen. Vanuit het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing kan namelijk een bijdrage
gegeven worden voor de sanering van deze woningen. Op grond van artikel 6 van de Subsidieregeling zijn deze maatregelen dan
ook uitgesloten van subsidie. Bij de afweging over de doelmatigheid van een geluidbeperkende maatregel langs een lokale weg,
worden eventuele aanwezige A-lijst woningen wel meegenomen bij het bepalen van de reductiepunten van een cluster.
BTW
Voor de duidelijkheid is in de Subsidieregeling opgenomen dat BTW niet tot de subsidiabele kosten behoort (Onderdeel B). Deze
wijziging vloeit voort uit de afspraak die gemeenten en het Rijk in 2007 maakten in het bestuursakkoord ‘Samen aan de slag’.
Tot 2007 werden bepaalde specifieke uitkeringen en subsidies exclusief BTW en andere inclusief BTW uitgekeerd. Dit leidde
tot extra werkzaamheden en kosten voor gemeenten. Ter vereenvoudiging worden vanaf 2008 alle specifieke uitkeringen en subsidies van
het Rijk exclusief BTW verstrekt. De verschuldigde BTW voor saneringswerkzaamheden kan een gemeente via het BTW-compensatiefonds
vergoed krijgen.
Vervanging bijlagen
De bijlagen A, B, C, D en E van de Subsidieregeling worden vervangen door geactualiseerde bijlagen (Onderdeel AA). In de nieuwe
bijlagen zijn de bedragen aangepast aan het prijspeil van 2010. Bijlage E wordt vervangen door een bijlage die is aangepast
aan de nieuwe systematiek voor subsidievaststelling.
Overige wijzigingen
Onderdeel A
Met deze aanpassing van de definitie van verkeersmaatregel wordt buiten twijfel gesteld dat verkeersmaatregelen ook geluidreducerende
maatregelen kunnen omvatten.
Onderdeel C
Met deze wijziging wordt een geluidreducerende maatregel aan de constructie van een weg een zelfstandig te subsidiëren maatregel.
Onderdeel D
In het tweede lid van artikel 5 is een afwijking van de Regeling doelmatigheid opgenomen. De maatregelpunten voor bronmaatregelen
aan een weg zijn in die regeling vastgesteld ten opzichte van een wegdek van Dicht Asfalt Beton en van Zeer Open Asfalt Beton.
Een weg in beheer bij gemeente of provincie kan ook een wegdek van klinkers hebben. In bijlage F is daarom een aangepaste
kolom maatregelpunten voor dergelijke maatregelen opgenomen. Bij de toetsing van de doelmatigheid van een dergelijk bronmaatregel
bij een weg in beheer bij gemeente of provincie, worden de maatregelpunten bepaald op grond van die bijlage.
Onderdeel E
Met deze wijziging wordt buiten twijfel gesteld dat het niet vereist is dat alle betrokken objecten een geluidbelasting moeten
ondervinden die hoger is dan 62 respectievelijk 63 dB. De regeling sluit hiermee beter aan bij de strekking van de wet.
Onderdelen F en H
Vanwege de introductie van het nieuwe criterium voor het bepalen van de doelmatigheid, worden de huidige bepalingen in de
artikelen 13 en 14 omtrent doelmatigheid in de regeling geschrapt.
Omdat voor het aanbrengen van geluidreducerende maatregelen aan een kunstwerk in een spoorweg geen doelmatigheidsnorm bestaat,
is er voor gekozen de maximale subsidiebedragen voor deze maatregelen te handhaven door verwijzing naar bijlage A, onderdeel
3. Dit geldt niet voor raildempers die worden aangebracht op een kunstwerk.
Onderdeel G
In het eerste lid komt tot uitdrukking dat de subsidie voor het aanbrengen van een geluidreducerend wegdek aan een andere
weg dan een Rijksweg, wordt verstrekt volgens een normbedrag, opgenomen in bijlage A, onderdeel 2. De normbedragen zijn gebaseerd
op de meerkosten van een stil wegdek ten opzichte van de investering in een wegdek van Dicht Asfalt Beton. Omdat de meerkosten
van het aanbrengen van een dunne geluidreducerende deklaag voornamelijk bestaan uit onderhoudskosten is in het normbedrag
tevens rekening gehouden deze extra onderhoudskosten.
Indien het een Rijksweg betreft, wordt op grond van het tweede lid enkel subsidie verstrekt voor de werkelijke meerkosten
van een stil wegdek ten opzichte van de investering in een wegdek van Dicht Asfalt Beton.
In het derde lid is bepaald dat geen subsidie wordt verstrekt voor een wegdek van Zeer Open Asfalt Beton voor een Rijksweg.
In het rijksbeleid is namelijk al langere tijd het uitgangspunt dat op termijn een wegdek met de akoestische kwaliteit van
Zeer Open Asfalt Beton standaard is aangebracht op de Rijkswegen waar dat technisch mogelijk is.
Onderdeel I
In artikel 19 is invulling gegeven aan de toets op doelmatigheid van maatregelen die strekken tot onttrekking aan de bestemming
van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen. Enkel de geluidsbelasting is bepalend voor de vraag of een maatregel in
aanmerking komt voor subsidie. In het tweede lid is een beperking gesteld aan de hoogte van het subsidiebedrag.
Onderdeel J
De formulieren WBb en RBb dienden voor de toetsing van afschermende maatregelen aan de financiële doelmatigheid. Aangezien
deze toetsing wordt vervangen door het doelmatigheidscriterium uit de Regeling doelmatigheid, hoeven deze formulieren niet
langer tegelijk met het saneringsprogramma ingediend te worden. Deze formulieren zijn echter nog wel van belang voor het bepalen
van de prioriteit van de te subsidiëren maatregelen op grond van artikel 10. Daarom is bepaald dat deze formulieren moeten
worden ingediend met de aanvraag om voorbereidingssubsidie.
Onderdeel K
Artikel 25 bepaalt dat de voorbereidingssubsidie een vast percentage van de verleende subsidie voor de maatregelen is. Aangezien
de BTW niet langer tot de subsidiabele kosten behoort, zal het te verlenen bedrag voor de te treffen maatregelen doorgaans
lager zijn. Dit moet echter niet ten koste gaan van de voorbereidingssubsidie. Daar zal namelijk doorgaans geen BTW over verschuldigd
zijn. Door het vaste percentage te verhogen van 15% naar 18% wordt bereikt dat het bedrag aan voorbereidingssubsidie relatief
op hetzelfde niveau blijft.
Onderdeel L
In het nieuwe artikel 30 zijn de oude artikelen 31 en 37 samengevoegd. Naar aanleiding van de ervaringen in de praktijk is
ook nader gespecificeerd welke informatie moet worden overgelegd.
Onderdeel U
Op grond van onderdeel b is de subsidieontvanger verplicht te melden wanneer een project afgerond is. Voorheen vond dat plaats
bij de aanvraag tot subsidievaststelling. Door de introductie van de Sisa-systematiek vindt de aanvraag tot subsidievaststelling
doorgaans pas plaats in het jaar volgend op het jaar waarin het project is afgerond. Voor het bepalen van de prestatiecijfers
over de uitvoering van de sanering is het echter relevant dat deze informatie kort na de afronding van een project beschikbaar
is.
Onderdeel W, X en Y
Met de toetsing aan het doelmatigheidscriterium van de Regeling doelmatigheid is het niet langer noodzakelijk de formulieren
WBb en RBb te overleggen met het saneringsprogramma. In plaats daarvan moet in het saneringsprogramma worden onderbouwd dat
de opgenomen afschermende en geluidreducerende maatregelen voldoen aan het doelmatigheidscriterium.
Onderdeel Z
Artikel 44 bevat een bepaling van overgangsrecht die is uitgewerkt en daarom kan vervallen.
Artikel II Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder
Doelmatigheidsafweging bij gekoppelde sanering
Met de Regeling doelmatigheid is een nieuw criterium voor de toets op de financiële doelmatigheid van geluidmaatregelen geïntroduceerd.
Dit criterium is oorspronkelijk ontwikkeld in het kader van de vernieuwing van de geluidwetgeving voor de rijksinfrastructuur
onder de titel van SWUNG (Kamerstukken II, 32 252). Het nieuwe criterium is breder en eenvoudiger toepasbaar dan de verschillende
criteria die voor 1 januari 2010 werden gehanteerd en houdt bovendien rekening met de toepassing van het rijksbeleid op grond
van de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. Om deze redenen was het wenselijk dit nieuwe criterium vooruitlopend op de nieuwe wetgeving
toe te kunnen passen bij maatregelen op grond van de Wet geluidhinder. Daarbij was de opzet dat de invoering van het criterium,
afgezien van het in de genoemde nota’s opgenomen nieuwe beleid, beleidsneutraal uit zou pakken en niet zou leiden tot een
ander niveau van maatregelen.
In de Regeling doelmatigheid is het criterium afgestemd op het huidige wettelijke kader van de Wet geluidhinder. Ten behoeve
van het bepalen van de geluidreductie op grond van artikel 7 zijn streefwaarden opgenomen in bijlage 2 bij de regeling. Daarbij
is verwezen naar de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder. Naar nu blijkt heeft deze verwijzing een onbedoeld en ongewenst
effect voor situaties van gekoppelde sanering bij projecten die onder de Tracéwet worden uitgevoerd en bij de wijziging van
een spoorweg. Per saldo betekent deze verwijzing namelijk dat er aanzienlijk meer maatregelen mogelijk zijn dan met toepassing
van de criteria voor 1 januari 2010 het geval zou zijn. De regeling is echter niet met dit doel opgezet. Er is ook geen extra
budget beschikbaar gekomen voor saneringsmaatregelen bij het inwerkingtreden van de regeling. Bovendien zouden er ook meer
maatregelen mogelijk zijn dan voorzien is met toepassing van het nieuwe doelmatigheidscriterium in het geval dat het wetsvoorstel
SWUNG wordt aangenomen en de wetswijziging in werking treedt. Om een beleidsneutrale toepassing van het nieuwe criterium te
bereiken, is derhalve een wijziging van de regeling nodig.
Deze wijziging houdt in dat voor de toepassing van de regeling in tracéwetprojecten en gekoppelde saneringsprojecten bij spoor
een eenvoudige tussenstap wordt ingebouwd. Deze komt er op neer dat eerst afzonderlijk een doelmatigheidsafweging wordt gemaakt
voor uitsluitend de nog niet afgehandelde saneringssituaties in het project, uitgaande van de voorkeursgrenswaarden van de
Wet geluidhinder van 48 dB voor wegen en 55 dB voor spoorwegen. Het resultaat daarvan is een denkbeeldig pakket aan doelmatige
maatregelen en, in dit kader nog belangrijker, toekomstige geluidsbelastingen op de betreffende saneringsobjecten die met
dat pakket bereikt kunnen worden. Aansluitend vindt alsnog de ‘gewone’ integrale doelmatigheidsafweging voor alle geluidsgevoelige
objecten plaats, waarbij als streefwaarde voor de saneringsobjecten de geluidsbelastingen worden genomen die in de tussenstap
zijn bepaald (Onderdeel D). Als streefwaarde voor de overige geluidsgevoelige objecten gelden de ten hoogste toelaatbare geluidsbelastingen
op basis van de toepasselijke artikelen van de Wet geluidhinder.
Hiertoe wordt een nieuwe tabel 2 in bijlage 2 van de Regeling doelmatigheid ingevoegd. In de tabel is de streefwaarde die
geldt bij toepassing van de regeling in het kader van afdeling 2A van hoofdstuk VI, afdeling 2 van Hoofdstuk VII van de Wet
geluidhinder en in het kader van § 4.1.3. van het Besluit geluidhinder gedifferentieerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen
de streefwaarde voor te saneren objecten en voor andere geluidsgevoelige objecten dan de te saneren objecten. Bij de berekening
van de streefwaarde voor de te saneren objecten moet worden uitgegaan van de toepassing van maatregelen die financieel doelmatig
zouden zijn op grond van de onderhavige regeling. Voor een te saneren object langs een spoorweg op grond van afdeling 4.3
van het Besluit geluidhinder betekent dit dus dat ook het nieuwe derde lid van artikel 5 van toepassing is.
Hiermee wordt verzekerd dat de maatregelen voor de nog niet afgehandelde saneringssituaties voldoen aan de uitgangspunten
en voorkeursgrenswaarden van de huidige wetgeving. Immers, de streefwaarden voor deze objecten waarvan in de laatste stap
van de doelmatigheidsafweging wordt uitgegaan, zijn niet hoger dan de geluidsbelastingen die zouden heersen op grond van een
doelmatigheidsafweging uitgaande van de huidige voorkeursgrenswaarden van 48dB voor wegen en 55dB voor spoorwegen, wanneer
voor deze objecten sprake zou zijn van ‘autonome sanering’. Tevens wordt met deze aanpassing geen afbreuk gedaan aan het integrale
karakter van de doelmatigheidsafweging volgens de regeling, en blijft de overeenstemming met de systematiek volgens de nieuwe
wetgeving dus volledig in stand.
Overige wijzigingen
Onderdeel A
De definitie van saneringsobject wordt opgenomen met het oog op de toepassing van de regeling bij wijziging of verbreding
van een hoofdweg of landelijke spoorweg op grond van de Tracéwet, waar langs het traject geluidsgevoelige objecten aanwezig
zijn die in aanmerking komen voor sanering en waarvoor nog geen waarde is vastgesteld. De definitie is gebaseerd op de beschrijving
van een nog niet afgehandelde saneringssituatie in de artikelen 87g, 87i, 106f en 106h van de Wet geluidhinder.
Onderdeel B
Het nieuwe derde lid ziet op een saneringswoning langs een spoorweg waarvoor een saneringsprogramma is opgesteld. Als de toekomstige
geluidsbelasting vanwege de spoorweg minder dan 64 dB is, is het aantal reductiepunten van de woning nul. In dat geval zijn
er voor die woning geen doelmatige maatregelen mogelijk. Hiermee wordt beter aangesloten bij de wijze van uitvoering van de
sanering van voor 1 januari 2010. In de Subsidieregeling sanering verkeerslawaai is ook bepaald dat subsidie enkel kan worden
verleend voor gevallen met een hogere geluidsbelasting vanwege een spoorweg dan 63 dB.
Onderdeel C
Aangezien artikel 14 van de Tracéwet is vervallen, kan ook de verwijzing in artikel 8 van de regeling vervallen.
Onderdeel E
Aan bijlage 3 wordt een aantal projecten toegevoegd. Bij de projecten uit bijlage 3 kan de wegbeheerder de keuze maken of
de doelmatigheid van geluidbeperkende maatregelen wordt bepaald op grond van de Regeling doelmatigheid of op grond van de
doelmatigheidscriteria zoals die tot 1 januari 2010 werden gebruikt. Het doel daarvan is voor deze projecten het risico op
vertraging uit te sluiten dat veroorzaakt zou kunnen worden doordat het akoestisch onderzoek in een laat stadium zou moeten
worden overgedaan. Wanneer voor een project in bijlage 3 toch wordt gekozen voor toepassing van de Regeling doelmatigheid
heeft dat als voordeel dat op eenzelfde wijze als voor toekomstige projecten rekening kan worden gehouden met de geluiddoelstelling
uit de Nota Mobiliteit. Als de keuze echter wordt gemaakt om voor een project de voormalige doelmatigheidscriteria te blijven
toepassen, is het wenselijk dat toch aandacht geschonken wordt aan de geluiddoelstelling uit de Nota Mobiliteit. Dit betekent
dat de objecten waarvan de geluidsbelastingen in de toekomstige situatie inclusief geluidmaatregelen nog boven de doelstelling
uit de Nota Mobiliteit liggen, worden benoemd in het akoestisch onderzoek. Voor zover dat niet leidt tot extra risico's op
vertraging in de besluitvorming kan de beheerder tevens in beeld brengen of aanvullende maatregelen voor die objecten financieel
doelmatig zouden zijn op grond van de Regeling doelmatigheid en wat de mogelijkheden zijn om die maatregelen in het project
onder te brengen.
Artikel III
Voor zover het artikel II betreft, treedt de regeling met terugwerkende kracht in werking op 1 april 2010. De terugwerkende
kracht is noodzakelijk voor een behoorlijke uitvoering van de Regeling doelmatigheid, die overigens niet belastend is voor
burgers of ondernemers.
§ 2. Administratieve lasten
Van de Subsidieregeling sanering verkeerslawaai wordt in de meeste gevallen gebruik gemaakt door overheidsorganen. De lasten
die deze organen ondervinden, vallen niet onder het begrip administratieve lasten. Voor zover de Subsidieregeling wordt uitgevoerd
door ProRail kunnen er wel administratieve lasten voortvloeien uit de regeling. In dat geval leidt de wijziging van de Subsidieregeling
naar verwachting tot een zeer beperkte toename van de administratieve lasten.
De nieuwe verplichtingen komen overeen met oude verplichtingen die vervallen. Naar verwachting leiden deze nieuwe verplichtingen
per saldo niet tot een toename van de administratieve lasten.
De wijziging van de Regeling doelmatigheid leidt niet tot een toe- of afname van de administratieve lasten.
§ 3. Vaste verandermomenten
Er wordt afgeweken van de minimale invoeringstermijn van twee maanden die voorvloeit uit de systematiek van vaste verandermomenten.
Ten aanzien van de wijziging van de Subsidieregeling sanering verkeerslawaai is deze systematiek niet van toepassing, aangezien
de voorbereiding van de wijziging is gestart voor 1 januari 2010. Als de systematiek van vaste verandermomenten wel van toepassing
zou zijn geweest, zou ook in dat geval om een aantal redenen afwijking van de termijn noodzakelijk zijn geweest. De huidige
procedure voor de subsidievaststelling in de Subsidieregeling sanering verkeerslawaai is niet in overeenstemming met de Financiële-verhoudingswet.
Zolang de Subsidieregeling niet is aangepast, zijn de subsidieontvangers verplicht op verschillende wijzen verantwoording
af te leggen over dezelfde activiteit. Dit leidt tot hoge publieke kosten. Dit geldt ook voor de toepassing van het nieuwe
doelmatigheidscriterium van de Regeling doelmatigheid. Op grond van de Regeling doelmatigheid is het criterium van toepassing
bij de afweging omtrent het nemen van maatregelen in het kader van sanering op grond van afdeling 3.2 en 4.3 van het Besluit
geluidhinder. Het toepassen van het huidige, afwijkende doelmatigheidscriterium als subsidievoorwaarde leidt tot hoge publieke
kosten. Uitstel van de wijziging betreffende de subsidiabiliteit van BTW, zou ook tot hoge publieke kosten kunnen leiden.
Onder de huidige regeling bestaat daarbij immers het risico van misbruik door het dubbel declareren van BTW.
Ten aanzien van de wijziging van de Regeling doelmatigheid is de systematiek van vaste verandermomenten wel van toepassing.
In dit geval is de afwijking toegestaan omdat de wijziging in feite een wetstechnische aanpassing omvat. Met deze aanpassing
gaat het criterium werken op de wijze die beoogd was bij het opstellen van die Regeling. Uitstel van deze aanpassing zou tot
hoge publieke kosten kunnen leiden, aangezien de overheid dan verplicht zou kunnen zijn meer maatregelen te treffen voor sanering
dan voorzien is bij het opstellen van de Regeling doelmatigheid.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J.C. Huizinga-Heringa.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
C.M.P.S. Eurlings.