Bekendmaking Goedkeuring Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen

Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft een aanvraag ontvangen tot het afgeven van een verklaring in de zin van artikel 25, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) dat het CBP kan instemmen met de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen van de Nederlandse Vereniging van Banken en het Verbond van Verzekeraars.

Hieronder volgen het besluit en een kennisgeving van terzinzagelegging van de stukken

Besluit

Het College bescherming persoonsgegeven (CBP),

gelet op artikel 25 eerste lid van de Wet bescherming persoonsgegevens (Stb. 2000, 302),

gezien het schriftelijk verzoek van 13 juli 2009 van de Nederlandse Vereniging van Banken en het Verbond van Verzekeraars tot het afgeven van een verklaring als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) met betrekking tot de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen (Gedragscode);

overwegende ten aanzien van representativiteit en ontwerpbesluit:

dat de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en het Verbond van Verzekeraars (VvV), hierna gezamenlijk: aanvragers, voldoende representatief zijn voor de sector van financiële instellingen en dat de sector van financiële instellingen in de Gedragscode voldoende nauwkeurig is omschreven;

dat het CBP op 30 juli 2009 een ontwerpbesluit heeft genomen houdende het voornemen te verklaren dat de Gedragscode een juiste uitwerking vormt van de Wbp en andere wettelijke bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens;

dat het ontwerpbesluit en het verzoek van de aanvragers alsmede de Gedragscode en de hierbij horende toelichting, op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, gedurende zes weken ter inzage hebben gelegen bij het CBP en dat hiervan is kennis gegeven in de Staatscourant van 10 augustus 2009 (2009, nr. 11881);

overwegende ten aanzien van de inhoud van zienswijzen

dat binnen de termijn van terinzageligging zienswijzen zijn ingediend door RegistratieVrij, de Stichting de Koepel van DBC-vrije Praktijken van Psychotherapeuten en Psychiaters, de heer {...], Medirisk en VvAA Schadeverzekeringen N.V.

dat deze zienswijzen zakelijk weergegeven de volgende inhoud hebben:

  • Registratievrij

    De zienswijze is beperkt tot hoofdstuk 7 van de Gedragscode ‘Rechten van Betrokkene’.

    Volgens de zienswijze ontbreekt in dit hoofdstuk een uitwerking van de algemene normen.

    Verder is in onderdeel 7.1.2 bij het inzagerecht niet opgenomen dat een betrokkene recht heeft op een volledig overzicht van de verwerkte gegevens.

    In onderdeel 7.1.3 is voorts niet opgenomen dat het recht van correctie ook geldt bij strijd met andere wettelijke voorschriften dan de Wet bescherming persoonsgegevens.

    De toelichting is gebrekkig op het onderdeel verstrekking van lijst van dossierstukken en op het onderdeel verstrekken van kopieën. De toelichting bevat voorts vage normen zoals het met redelijke tussenpoos vragen van inzage en de kosten van inzage bij een vanwege de aard moeilijk toegankelijke gegevensverwerking.

  • de Stichting de Koepel van DBC-vrije Praktijken van Psychotherapeuten en Psychiaters

    De zienswijze wijst erop dat in artikel 3.2.3 gesproken wordt over een goedgekeurde Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars, terwijl van een goedgekeurde gedragscode (nog) geen sprake is.

    Verder wordt gesteld dat de relatie tussen artikel 8 Wbp (grondslagen voor verwerking persoonsgegevens) en de bepalingen over de verwerking van bijzondere persoonsgegevens en meer specifiek inzake persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid (artikelen 16, 21 en 23 Wbp) niet goed in de Gedragscode is verwerkt. Betoogd wordt dat aan alle bepalingen moet worden voldaan bij alle verwerkingen van medische persoonsgegevens. Hiernaast wordt gesteld dat te allen tijde een wettelijke grondslag is vereist voor de verwerking van bijzondere persoonsgegevens.

    Volgens de zienswijze raakt de verwerking van medische persoonsgegevens altijd aan het medisch beroepsgeheim. Voor doorbreking van dit beroepsgeheim is een wettelijke basis nodig. Een Gedragscode kan voor die doorbreking geen basis zijn.

  • de heer […]

    De omschrijving van het begrip cliënt is te ruim omdat hier ook personen onder vallen die geen overeenkomst hebben met een financiële instelling.

  • MediRisk

    De zienswijze stelt de vraag of het op basis van de Gedragscode is toegestaan dat personen belast met de afhandeling van schaden in het kader van medische aansprakelijkheid kennis nemen van gegevens betreffende de gezondheid van degene die een zorgverlener aansprakelijk heeft gesteld, nu hier geen sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 6.1.8 Gedragscode. De zienswijze vraagt om het opnemen van een extra bepaling in artikel 6.1.8 zodat voldoende duidelijkheid wordt geboden over de wijze waarop bij afhandeling van schaden in het kader van medische aansprakelijkheid gegevens omtrent gezondheid dienen te worden verwerkt.

  • VvAA Schadeverzekeringen N.V.

    Deze zienswijze stemt overeen met de zienswijze van MediRisk (zie hierboven) zodat daar naar wordt verwezen.

Overwegende ten aanzien van wijzigingen in de Gedragscode en toelichting:

dat de aanvragers bij brief van 19 maart 2010 een gewijzigde Gedragscode en toelichting aan het CBP hebben voorgelegd;

dat deze Gedragscode en toelichting op een aantal punten zijn gewijzigd ten opzichte van de versie die tezamen met het ontwerpbesluit op 10 augustus 2009 in de Staatscourant (2009, nr. 11881) is gepubliceerd;

dat deze wijzigingen op hoofdpunten betrekking hebben op het volgende:

  • de verwerking van persoonsgegevens over gezondheid: artikel 6.1.1 (indirect via wijziging van de definitie van cliënt in artikel 2 onder f); artikel 6.1.7 en artikel 6.1.8 onder b;

  • de rechten van betrokkene op het onderdeel Kennisneming en correctie: artikel 7.1.3;

overwegende ten aanzien van de beoordeling van de ingediende zienswijzen en de gewijzigde Gedragscode en toelichting:

  • over de zienswijze van RegistratieVrij

    dat het niet noodzakelijk is dat een gedragscode op alle behandelde onderwerpen een nadere uitwerking geeft van de algemene normen van de Wbp;

    dat bij het begrip ‘volledig overzicht’ in de toelichting op de Gedragscode (blz. 34) bij het inzagerecht is vermeld dat rekening wordt gehouden met jurisprudentie ‘zoals bijvoorbeeld de Dexia-uitspraak’;

    dat de aanvragers onderdeel 7.1.3 van de Gedragscode in die zin hebben gewijzigd dat het recht van correctie kan worden uitgeoefend bij strijdigheid met een wettelijk voorschrift;

    dat de toelichting voorts niet voor iedere situatie een uitwerking kan geven van de Gedragscode,

    dat dit niet betekent dat de toelichting gebrekkig is nu de toelichting een hulpmiddel is bij de uitleg van de Gedragscode, en verder dat de toepassing van de Gedragscode mede afhankelijk is van de concrete omstandigheden en van de jurisprudentie over bijvoorbeeld het inzagerecht en de kostenvergoeding bij inzage;

  • over de zienswijze van de Stichting de Koepel van DBC-vrije Praktijken van Psychotherapeuten en Psychiaters

    dat de tekst van artikel 3.2.3 Gedragscode is gewijzigd en nu een (voorrangs-)regeling geeft indien de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars is goedgekeurd;

    dat de artikelen 21 en 23 Wbp elkaar aanvullende bepalingen bevatten en dat artikel 23 Wbp onder andere aangeeft dat de uitdrukkelijke toestemming van betrokkene ook een grondslag is voor verwerking van bijzondere persoonsgegevens;

    dat bij de verwerking van medische persoonsgegevens het medisch beroepsgeheim in het geding is indien en voor zover die verwerking plaatsvindt door personen op wie een medisch beroepsgeheim rust, maar dat krachtens de Wbp verwerking van medische gegevens ook door anderen kan plaatsvinden, mits aan de vereisten van de Wbp wordt voldaan;

    dat bovengenoemde onderdelen van de Gedragscode in dat opzicht niet in strijd zijn met het medisch beroepsgeheim en/of de Wbp;

  • over de zienswijze van de heer [...]

    dat de verwerking van persoonsgegevens door een financiële instelling niet is beperkt tot gevallen waarin een betrokkene een overeenkomst heeft gesloten met die financiële instelling nu naast een overeenkomst nog andere wettelijke grondslagen bestaan voor de verwerking van persoonsgegevens;

    dat hierbij voorts in aanmerking moet worden genomen dat de verwerking van persoonsgegevens gebonden is aan de in de artikel 5 van de Gedragscode omschreven doelen en de hierbij geldende beperkingen waaronder de verplichting voor financiële instellingen om bij marketingactiviteiten na te gaan of een betrokkene gebruik heeft gemaakt van het recht van verzet (artikel 5.4.5 Gedragscode);

  • over de inhoudelijk overeenstemmende zienswijzen van MediRisk en VvAA Schadeverzekeringen N.V.

    dat door de aanpassing van de definitie van cliënt (in artikel 2 onder f) de gesignaleerde mogelijke onduidelijkheid over artikel 6.1.1 is ondervangen;

    dat in artikel 6.1.7 Gedragscode in aansluiting op rechtspraak van de Hoge Raad over de betekenis van artikel 7:464 tweede lid onder b Burgerlijk Wetboek (inzage- en blokkeringsrecht) is aangegeven dat bij een keuring in het kader van een lopende burgerrechtelijke verzekering dit recht niet toekomt aan een cliënt;

    dat de toevoeging van een nieuw lid b in artikel 6.1.8 aan de Gedragscode duidelijk maakt dat personen belast met de afhandeling van schaden onder bepaalde gespecificeerde voorwaarden kennis mogen nemen van gegevens betreffende de gezondheid en overigens het bepaalde in artikel 6.1.4 van toepassing is;

    overwegende dat de relevante opmerkingen uit de zienswijzen aldus op bevredigende wijze zijn verwerkt in de gewijzigde Gedragscode;

overwegende voorts dat de gewijzigde Gedragscode:

  • op onderdelen een nadere uitwerking van, dan wel aanvulling op, de materiële bepalingen van de Wet bescherming persoonsgegevens vormt;

  • aangeeft voor welke doeleinden persoonsgegevens worden verwerkt in het kader van een efficiënte en effectieve bedrijfsvoering van financiële instellingen;

  • een nader uitwerking geeft voor verschillende verwerkingen, waaronder die in het kader van de beoordeling van cliënten, het afwikkelen van het betalingsverkeer, het doen van statistische analyses, marketingactiviteiten en de nakoming van wettelijke voorschriften;

  • een regeling bevat voor de verwerking van bijzondere persoonsgegevens zoals gegevens over iemands gezondheid en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard, in welke gevallen nadere waarborgen van toepassing zijn;

  • nadere invulling geeft aan de rechten van de betrokkene, met name het inzagerecht;

  • regelingen bevat voor cameratoezicht en voor de vastlegging van telefoongesprekken;

  • bepaalt dat een financiële instelling vaststelt op welke wijze en hoe frequent de diverse onderdelen van de financiële instelling worden gecontroleerd op de correcte naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Gedragscode;

  • financiële instellingen verplicht interne instructies op te stellen en te implementeren waarin nader wordt aangegeven op welke wijze persoonsgegevens dienen te worden verwerkt;

  • bepaalt dat de aanvragers beide zijn aangesloten bij het Klachteninstituut financiële dienstverlening (Kifid) en dat dit Klachteninstituut één loket biedt voor de beslechting van geschillen met financiële instellingen;

voornoemde geschillenregeling voorziet in voldoende waarborgen met betrekking tot de onafhankelijkheid;

besluit te verklaren:

dat de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen van de Nederlandse Vereniging van Banken en het Verbond van Verzekeraars, gelet op de bijzondere kenmerken van de sector, een juiste uitwerking vormt van de Wet bescherming persoonsgegevens en andere wettelijke bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens.

dat de goedkeurende verklaring geldig is voor een periode van vijf jaar na de datum van bekendmaking in de Staatscourant

Den Haag, 13 april 2010

M.W. McLaggan-van Roon,

collegelid.

Terinzagelegging van de stukken

Het besluit en de op het besluit betrekking hebbende stukken waaronder de Gedragscode en het schriftelijk verzoek aan het CBP om de verklaring af te geven, liggen tot zes weken na deze publicatie, maandag tot en met vrijdag tussen 10.00 en 16.00 uur, ter inzage bij het CBP, Juliana van Stolberglaan 4–10 te Den Haag. U dient hiervoor een afspraak te maken. Telefoonnummer CBP: 070-8888 500

Een belanghebbende kan op grond van de Algemene wet bestuursrecht tegen dit besluit beroep instellen bij de sector bestuursrecht van de rechtbank. Een afschrift van dit besluit moet worden bijgevoegd. De termijn voor het indienen van beroep bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44 eerste lid Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter inzage is gelegd.

Bij het indienen van beroep is voorts het volgende van belang. Artikel 6:13 Awb bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld bij de rechter door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze (als bedoeld in artikel 3:15 Awb) naar voren heeft gebracht. Alleen een belanghebbende die een zienswijze heeft ingediend, kan beroep in stellen en dan nog uitsluitend voor zover het de onderdelen van het besluit betreft waartegen zijn zienswijze zich richtte. Die beperking geldt niet voor zover in het definitieve besluit wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van het ter inzage gelegde ontwerpbesluit.

Het besluit en de Gedragscode zijn ook gepubliceerd op de website van het CBP: www.cbpweb.nl

Naar boven