Deelregeling werkbeurzen auteurs theaterteksten van het Fonds Podiumkunsten

15 maart 2010

Het bestuur van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+,

Gelet op artikel 10 lid 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid en artikel 4 van het Algemeen Reglement van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+;

Besluit:

Artikel 1: Doel

Het bestuur van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+ kan subsidie verstrekken in de vorm van een werkbeurs aan een auteur die zich artistiek wil ontplooien en in dat kader het voornemen heeft een oorspronkelijke theatertekst te schrijven.

Artikel 2: Aanvrager

  • 1. Een werkbeurs kan worden aangevraagd door een auteur die minimaal vier literaire werken heeft voortgebracht, waaronder minimaal twee theaterteksten, die voldoen aan de door het fonds daaraan gestelde eisen.

  • 2. Een aanvrager kan per ronde niet meer dan één aanvraag indienen.

  • 3. Een aanvrager kan geen aanvraag indienen als hij eerder een individuele subsidie heeft ontvangen voor het schrijven van een theatertekst en de activiteiten in dat kader nog niet zijn afgerond.

  • 4. Literaire werken als bedoeld in het eerste lid zijn theaterteksten met een verwachte minimale tijdsduur van circa 60 minuten die in productie zijn genomen door een professioneel gezelschap of producent en boeken die in een oplage van minimaal 500 exemplaren zijn uitgegeven door een professionele uitgever en in de reguliere boekhandel gedistribueerd.

Artikel 3: Indiening en procedure

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend met behulp van een door het bestuur van het fonds opgesteld formulier en gaat vergezeld van de op het formulier vermelde bijlagen.

  • 2. De aanvraag dient uiterlijk op 15 mei te zijn ontvangen voor behandeling in de eerste subsidieronde of op 15 september voor behandeling in de tweede subsidieronde.

  • 3. Het bestuur van het fonds kan advies vragen aan een of meer adviseurs van het fonds. De adviseurs beoordelen de aan hen voorgelegde aanvragen in onderling verband met inachtneming van het bepaalde in deze regeling.

  • 4. Het bestuur informeert de aanvrager binnen 13 weken na de uiterlijke indieningsdatum schriftelijk over zijn besluit.

Artikel 4: Vereisten

Een werkbeurs kan worden verstrekt als er een theatertekst tot stand komt die binnen 18 maanden na de indieningsdatum afgerond zal zijn en er geen sprake is van een betalende opdrachtgever.

Artikel 5: Criteria

Aanvragen worden ten opzichte van elkaar afgewogen aan de hand van de volgende criteria:

  • a) kwaliteit van eerdere literaire werken van de aanvrager;

  • b) oorspronkelijkheid en zeggingskracht van de te schrijven theatertekst;

  • c) mate waarin het voornemen bijdraagt aan concrete verdieping of verbreding in het werk van de aanvrager;

  • d) verwachtingen ten aanzien van de speelpotentie van de theatertekst waarvoor de werkbeurs wordt aangevraagd;

  • e) mate waarin het te verwachten resultaat bijdraagt aan de diversiteit in het repertoire voor theater.

Artikel 6: Hoogte werkbeurs

  • 1. De hoogte van de werkbeurs wordt door het bestuur van het fonds bepaald.

  • 2. Het bestuur van het fonds kan richtlijnen vaststellen aan de hand waarvan de hoogte van de werkbeurs wordt bepaald.

Artikel 7: Budget

  • 1. Het bestuur van het fonds kan subsidieplafonds vaststellen.

  • 2. Het bestuur van het fonds kan eerder vastgestelde subsidieplafonds verhogen of verlagen.

  • 3. Besluiten als bedoeld in het eerste en tweede lid worden bekendgemaakt via de website van het fonds.

Artikel 8: Ordening

De aanvragen worden aan de hand van de criteria uit artikel 5 onderverdeeld in drie categorieën:

  • a) honoreren;

  • b) honoreren indien budget toereikend is; en

  • c) afwijzen.

Artikel 9: Meldingsplicht

De ontvanger van de subsidie meldt onverwijld aan het bestuur van het fonds als:

  • a) de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet of niet geheel zullen doorgaan;

  • b) niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan; of

  • c) er aanzienlijke wijzigingen zijn ten opzichte van het plan op basis waarvan subsidie is verstrekt.

Artikel 10: Steekproefsgewijze controle

  • 1. Het bestuur van het fonds kan na het verstrijken van de in de aanvraag opgenomen afrondingsdatum een aanvrager verzoeken bewijsstukken te overleggen waarmee kan worden aangetoond dat de gesubsidieerde activiteiten werkelijk hebben plaatsgevonden.

  • 2. Als de aanvrager niet kan aantonen dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt hebben plaatsgevonden kan het bestuur de subsidie lager vaststellen of intrekken.

  • 3. Als uit de door de aanvrager ingediende bewijsstukken blijkt dat niet is voldaan aan de meldingsplicht, kan het bestuur de subsidie lager vaststellen of intrekken.

Artikel 11: Vaststelling subsidie

Binnen 22 weken na het verstrijken van de in de aanvraag opgenomen afrondingsdatum stelt het bestuur van het fonds de subsidie ambtshalve vast.

Artikel 12: Begrotingsvoorbehoud

Subsidie wordt verstrekt onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschap.

Artikel 13: Weigeringsgronden

Het bestuur van het fonds kan subsidie weigeren:

  • a) als reeds tweemaal eerder voor dezelfde theatertekst subsidie is aangevraagd;

  • b) als aannemelijk is dat de theatertekst ook tot stand zal komen als geen subsidie wordt verstrekt;

  • c) als reeds eerder in het betreffende kalenderjaar subsidie aan een aanvrager is verstrekt op basis van deze regeling;

  • d) als de aanvrager in de voorgaande twee jaar niet heeft voldaan aan de aan een subsidie verbonden voorwaarden of verplichtingen, waaronder in elk geval ook vallen het juist en tijdig afronden van de gesubsidieerde activiteiten, het tijdig melden van relevante veranderingen in de uitvoering en het juist en tijdig verantwoorden van de activiteiten;

  • e) als de aanvraag betrekking heeft op een reeds geheel of gedeeltelijk voltooide theatertekst.

Artikel 14: Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Deelregeling werkbeurzen auteurs theaterteksten van het Fonds Podiumkunsten.

Artikel 15: Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Aanvragen die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze regeling worden afgehandeld op basis van deze regeling.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Vastgesteld in de vergadering van het bestuur van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+, d.d. 15 maart 2010.

Het bestuur van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+,

namens deze:

G. Lawson,

directeur/voorzitter Raad van Bestuur.

TOELICHTING

1. Inleiding

Met de Deelregeling werkbeurzen auteurs theaterteksten beoogt het Fonds Podiumkunsten professionele auteurs te ondersteunen die zich artistiek willen ontplooien en in dat kader een nieuwe theatertekst willen schrijven. Het Fonds Podiumkunsten kan daartoe werkbeurzen verstrekken aan professionele auteurs die zelf het initiatief nemen om een theatertekst te schrijven. Daarmee wordt gedoeld op een situatie waarin de primaire beslissing om een tekst te schrijven bij de auteur ligt. Dit tegenover de situatie waarin een gezelschap of producent als opdrachtgever optreedt en waarbij de schrijver gevraagd is te schrijven over een bepaald thema, voor een bepaalde groep acteurs et cetera. De werkbeurzen zijn dus bedoeld voor situaties waar de scheppingsdrang van de auteur centraal staat. Uiteindelijk is het doel om enerzijds verdieping en verbreding op individueel niveau mogelijk te maken en langs die weg een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het (tekst)theater in Nederland, terwijl het ook tot een speelbare tekst komt (dat wil zeggen een tekst waarvan het realistisch is dat deze, mits de auteur slaagt in zijn bedoeling, ook aantrekkelijk is voor een gezelschap of producent om deze op te voeren).

Deze regeling wordt uitgevoerd door het Fonds Podiumkunsten en staat voorlopig naast de werkbeurzen voor auteurs zoals die worden verstrekt door het Nederlands Letterenfonds, waar de aanwezigheid van een opdrachtgever juist vereist is. Beide fondsen streven naar samenvoegen van de subsidiemogelijkheden in 2011. Meer informatie kunt u vinden op www.fondspodiumkunsten.nl en www.fondsvoordeletteren.nl.

2. Wie kan aanvragen

Deze Deelregeling richt zich op auteurs die al enige ervaring hebben met het schrijven van teksten voor theater. Daarom is aanvragen alleen mogelijk als de aanvrager in totaal minimaal vier literaire werken (waarbij naast theaterteksten ook boeken meetellen) op zijn naam heeft staan, waaronder in elk geval ook twee theaterteksten.

Een theatertekst telt alleen mee als de tekst in productie is genomen door een professionele producent of een professioneel gezelschap. Daaronder vallen ook productiehuizen of commerciële producenten. Boeken moeten zijn uitgegeven door een professionele uitgever in een oplage van minimaal 500 exemplaren en gedistribueerd in de reguliere boekhandel. Uitgaven in eigen beheer, boeken die alleen digitaal verkrijgbaar zijn of via print-on-demand tellen niet mee. Als een toneeltekst ook als boek verkrijgbaar is, telt deze maar één keer.

Een auteur kan per ronde maar één aanvraag indienen. Het is dus niet mogelijk kansen te spreiden door meerdere aanvragen tegelijk te doen. Verder kan ook niet worden aangevraagd als een auteur al een individuele subsidie heeft voor het schrijven van een theatertekst en die tekst nog niet is afgerond. Dat geldt zowel voor auteurs die een werkbeurs hebben ontvangen van het Fonds Podiumkunsten op basis van deze regeling, als voor auteurs die subsidie hebben ontvangen van het Nederlands Letterenfonds.

3. Vereisten

Een werkbeurs kan alleen worden toegekend als het gaat om een aanvraag die op eigen initiatief tot stand komt. Een tekst die in opdracht van een derde wordt geschreven, komt niet voor subsidie in aanmerking. Om die reden is geen subsidie mogelijk als er sprake is van een (betalende) opdrachtgever. Overigens verwacht het Fonds wel van een aanvrager dat hij zich rekenschap geeft van de uitvoeringsmogelijkheden. Zie wat hierover onder de criteria is vermeld.

Verder wordt geen werkbeurs verstrekt, als de verwachting is dat het werk zonder subsidie ook tot stand zou komen. Daarmee wordt niet gedoeld op een situatie waarin een auteur zonder subsidie toch aan de betreffende tekst zou gaan werken, maar op de situatie waarin er een derde partij is van wie aannemelijk is dat die in dat geval de kosten zal vergoeden.

Verder moet de aanvrager aannemelijk maken dat de tekst – in principe – binnen 18 maanden zal worden afgerond.

4. Indiening en behandeling van de aanvraag

De subsidieaanvragen voor een werkbeurs in het kader van deze regeling worden in beginsel in twee subsidierondes per jaar behandeld. De bijbehorende indieningsdata zijn 15 mei en 15 september. Aanvragen moeten op deze datum door het Fonds Podiumkunsten ontvangen zijn. Het indienen van een aanvraag kan alleen door het invullen van het daarvoor bestemde formulier. Op het aanvraagformulier is aangegeven welke informatie bijgevoegd moet worden. Het gaat daarbij onder meer om een inhoudelijke beschrijving van de beoogde tekst en hoe de auteur aankijkt tegen uitvoeringsmogelijkheden (welke potentiële uitvoerders zijn er, hoe wil de aanvrager contact leggen met uitvoerders et cetera).

Als het formulier juist is ingevuld en alle gevraagde bijlagen zijn bijgevoegd, wordt de aanvraag in behandeling genomen. Het Fonds Podiumkunsten informeert de aanvrager binnen 13 weken na de uiterlijke indieningsdatum over het besluit.

5. Criteria

Het Fonds vraagt over aanvragen voor een werkbeurs advies aan een adviescommissie met expertise op dit specifieke terrein. De commissie toetst alle geschikte aanvragen aan de volgende vijf criteria:

  • a) kwaliteit van eerdere literaire werken van de aanvrager;

  • b) oorspronkelijkheid en zeggingskracht van de te schrijven theatertekst;

  • c) mate waarin het voornemen bijdraagt aan concrete verdieping of verbreding in het werk van de aanvrager;

  • e) verwachtingen ten aanzien van de speelpotentie van de theatertekst waarvoor de werkbeurs wordt aangevraagd;

  • f) mate waarin het te verwachten resultaat bijdraagt aan de diversiteit in het repertoire voor theater.

Voor de toets van criterium a wordt gekeken naar de kwaliteit van het recente werk van de aanvrager. Vakmanschap, originaliteit en zeggingskracht zijn de drie onderdelen die daarbij worden getoetst. Daarbij heeft vakmanschap betrekking op de ambachtelijke vaardigheid van de auteur. Vakmanschap valt niet één-op-één samen met het gevolgd hebben van een vakopleiding. Oorspronkelijkheid gaat over de eigenheid en de herkenbare artistieke signatuur van het werk van de auteur. Zeggingskracht ten slotte hangt af van de wijze waarop een auteur met zijn werk het publiek aanspreekt. Weet de auteur zijn publiek te beroeren, te prikkelen of te verrassen?

Bij criterium b staat de beschrijving uit de aanvraag centraal. Geeft die het vertrouwen dat een interessante tekst tot stand komt, met voldoende zeggingskracht en oorspronkelijkheid?

Criterium c zet de tekst zoals die is beschreven in de aanvraag af tegen het eerdere werk van de aanvrager. Het moet niet gaan om een herhalingsoefening, maar er moet daadwerkelijk sprake zijn van verbreding of verdieping.

Criterium d beoogt vast te leggen dat, hoewel de autonome ontwikkeling van de auteur centraal staat, dat niet betekent dat er ‘voor de plank‘ wordt geschreven. Dit vanuit de gedachte: wel speelpotentie, geen speelplicht. Uiteindelijk is het streven dat alle geschreven teksten ook daadwerkelijk uitgevoerd zullen worden.

Criterium e zet de tekst af tegen dat wat er verder in Nederland gebeurt. In hoeverre levert de tekst die zal worden geschreven een interessante bijdrage aan dat wat er al is of dat wat al wordt gemaakt. Daarbij wordt ook over de grenzen van het gesubsidieerde theater gekeken.

De aanvraag en de daarbij behorende informatie is leidend voor toetsing aan de criteria. Het is dus van belang dat de aanvrager op al deze punten voldoende informatie opneemt in de aanvraag. Voor een beoordeling van de kwaliteit van eerder literair werk is het referentiepunt de kwaliteit van de literaire werken die de aanvrager (direct) voorafgaand aan de aanvraag heeft geschreven. Als de aanvrager meent dat dat geen goed beeld geeft van zijn werk, dan kan hij bij de aanvraag ander referentiemateriaal voegen met een toelichting waarom hij dit wenselijk vindt. Uitgangspunt is de wens een zo reëel mogelijk beeld te krijgen van de kwaliteit van het werk in het recente verleden, aangezien dat de beste voorspeller is voor de kwaliteit van de nog te schrijven theatertekst.

Een aanvraag moet op elk van de criteria in enige mate positief scoren om voor honorering (indeling in categorie a of b) in aanmerking te komen. Het totaalbeeld bepaalt uiteindelijk of een aanvraag wel of niet voor subsidie in aanmerking komt.

6. Subsidiebedrag en wijze van verdeling van het budget

De hoogte van de werkbeurs wordt door het bestuur van het fonds bepaald. Daarbij worden vaste uitgangspunten gehanteerd, waarbij gekeken wordt naar de hoeveelheid tijd die redelijk is om een tekst zoals beschreven in de aanvraag te schrijven. In dat kader wordt gekeken naar de tijdsduur en de bewerkelijkheid c.q. complexiteit van de tekst. Afhankelijk van genoemde factoren zullen de werkbeurzen die worden verstrekt variëren van circa € 5.000,– tot maximaal € 20.000,–.

Naast het bedrag voor het schrijven van de tekst kan een apart bedrag worden aangevraagd dat kan worden ingezet om (tijdens het schrijfproces) de artistieke kwaliteit en de speelbaarheid te toetsen. Daarbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld een bijdrage voor begeleiding door een dramaturg of het organiseren van een reading met acteurs. De aanvrager moet aangeven of hij een dergelijke bijdrage wenst te ontvangen en in zijn plan motiveren waarvoor hij de bijdrage wil gebruiken. De hoogte van de bijdrage is afhankelijk van dezelfde factoren als de werkbeurs en bedraagt minimaal € 500,– en maximaal € 1.500,–.

De toegezegde werkbeurs wordt in zijn geheel als voorschot overgemaakt.

Voor subsidiëring op grond van deze regeling is in 2010 € 100.000,– beschikbaar. Gelet op de beperkte omvang van het budget, is ervoor gekozen per aanvrager nooit meer dan eenmaal per jaar subsidie te verlenen. Omdat de kans groot is dat het budget desondanks onvoldoende zal zijn om alle aanvragen die aansluiten bij de criteria te honoreren, worden de aanvragen aan de hand van de criteria verdeeld in drie categorieën:

  • a) honoreren;

  • b) honoreren indien budget toereikend is; en

  • c) afwijzen.

7. Verplicht melden van veranderingen

Veranderingen die wezenlijk zijn voor de subsidiëring moeten worden gemeld. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als de auteur van gedachten verandert en de tekst die zou worden geschreven niet tot stand komt. Ook kan in het subsidiebesluit een verplichting zijn opgenomen op grond waarvan specifieke zaken gemeld moeten worden.

Als achteraf blijkt dat er sprake is van een wezenlijke verandering, maar die niet aan het fonds is gemeld, kan het fonds de subsidie lager vaststellen of zelfs helemaal intrekken. Dit is geheel voor risico van de aanvrager. In geval van twijfel kunt u natuurlijk altijd telefonisch contact opnemen over wijzigingen.

8. Verantwoording

Er hoeft niet standaard verantwoord te worden. Het fonds controleert door middel van steekproeven of de activiteiten volgens plan zijn uitgevoerd. De aanvrager moet dus kunnen aantonen dat dit het geval is. Dat kan door het op verzoek insturen van de theatertekst die is geschreven.

Als niet in het kader van de steekproef gevraagd wordt nadere informatie in te sturen, wordt de subsidie ambtshalve door het fonds vastgesteld. De aanvrager wordt hierover schriftelijk geïnformeerd.

9. Tot slot

Deze toelichting moet worden gelezen in combinatie met de Deelregeling werkbeurzen auteurs theaterteksten van het Fonds Podiumkunsten. Als u vragen hebt of meer informatie wilt, kunt u contact met ons opnemen.

Naar boven