Besluit van 1 april 2010, no.10.000909 tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Uden van 25 juni 2009, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 februari 2010, nr. BJZ 2010003040, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Gelezen de brieven van het college van burgemeester en wethouders van Uden van 10 juli 2009 en van 14 januari 2010.

Gelet op Titel IV van de onteigeningswet, Titel V van de Gemeentewet en Titel 10.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Raad van State gehoord (advies van 11 maart 2010, no. W08.10.0055/IV).

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 30 maart 2010, nr. BJZ 2010008864, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Beschikken bij dit besluit over de goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Uden van 25 juni 2009, tot onteigening ingevolge artikel 77, eerste lid, aanhef en onder 1°, van de onteigeningswet, ten name van die gemeente, van de bij dat besluit aangewezen percelen, kadastraal bekend gemeente Uden, sectie R, nos. 242 (ged.), 159 (ged.), 224, 665, 666, 743 (ged.), 667, 271 (ged.), 273 (ged.), 480, 479, 234, 706 (ged.), 606 en 607, onderscheidenlijk de grondplannummers 1, 3 tot en met 9 en 11 tot en met 17.

Overwegingen

Het raadsbesluit tot onteigening

Op grond van artikel 77 van de onteigeningswet kan onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. De ter onteigening aangewezen gronden zijn begrepen in het door de raad van de gemeente Uden op 25 juni 2009 vastgestelde bestemmingsplan ‘Uden-Noord I’, verder te noemen: het bestemmingsplan. Omdat het bestemmingsplan ten tijde van het raadsbesluit nog niet onherroepelijk van kracht was heeft de raad aan zijn besluit de opschortende en ontbindende voorwaarden verbonden met betrekking tot het tijdstip van dagvaarding. Hoewel de bestemmingsplanprocedure wordt gevoerd op basis van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in vorenbedoelde voorwaarden gerefereerd aan de goedkeuring van het vaststellingsbesluit door gedeputeerde staten. Naar Ons oordeel kan de kennelijke bedoeling van deze voorwaarden echter geen andere zijn dan te verwijzen naar de onherroepelijkheid van het bestemmingsplan.

Noodzaak en urgentie

Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een aantal woongebieden met daarnaast maatschappelijke functies. Binnen deze laatste bestemming is voorzien in de bouw van een regionaal ziekenhuis voor het verzorgingsgebied Oss-Uden-Veghel, met de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de verkeersfunctie (ontsluiting en parkeren) en van inbeddend groen. Het onteigeningsplan beoogt de verwezenlijking van het ziekenhuis en onder meer daarbij bijbehorende voorzieningen mogelijk te maken.

Zoals uit het bestemmingsplan blijkt, rusten op de in de onteigening begrepen gronden de bestemmingen ‘Woongebied 1- Uit te werken (WG-1-U)’, ‘Verkeer (V)’, ‘Verkeer-Entreegebied (V-E)’, ‘Verkeer-Parkeren (V-P)’, ‘Groen (G)’, ‘Maatschappelijk (M)’ en de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie (WR-A)’.

In de door de gemeente Uden voorgestane wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door het bestemmingsplan met de daarbij behorende voorschriften, kaarten en toelichting.

Uit het raadsbesluit blijkt dat de in de onteigening begrepen gronden bezwaarlijk kunnen worden gemist bij de uitvoering van het bestemmingsplan.

De start van de werkzaamheden ten behoeve van de verwezenlijking van het bestemmingsplan is voorzien vóór de afloop van de gemeenlijk te stellen termijn van vijf jaar na de datum van dit goedkeuringsbesluit.

Bedenkingen

Het raadsbesluit tot onteigening van 25 juni 2009 heeft overeenkomstig artikel 84, eerste lid, van de onteigeningswet, met ingang van 10 juli 2009 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen binnen de gemeente Uden. De algemene kennisgeving van het raadsbesluit heeft op 8 juli 2009 plaatsgevonden in het lokaal verschijnende ‘Udens Weekblad’ en in de Staatscourant, nr. 10017. Belanghebbenden zijn over de terinzagelegging van het raadsbesluit ingelicht bij brief van 6 juli 2009. Tegen het raadsbesluit tot onteigening zijn bij Ons tijdig schriftelijk bedenkingen naar voren gebracht door:

  • 1) G. Langenhuizen, H. Langenhuizen-van Lankvelt, P. van Bommel-Langenhuizen en A. Langenhuizen, allen te Uden als gezamenlijke eigenaren van het mede in de onteigening begrepen gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Uden, sectie R, no. 159 (grondplannummer 3), verder te noemen: de reclamanten onder 1);

  • 2) F.J.A. Nooijen te Uden, eigenaar van het mede in de onteigening begrepen gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Uden, sectie R, no. 743 (grondplannummer 7), verder te noemen: de reclamant onder 2);

  • 3) M.P.M. Verwegen, eigenaar van het mede in de onteigening begrepen gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Uden, sectie R, no. 271 (grondplannummer 9) en H.J.L.M. van Lamoen, beiden te Uden, verder te noemen: de reclamanten onder 3).

Overeenkomstig artikel 86, tweede lid, van de onteigeningswet heeft Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de reclamanten in de gelegenheid gesteld zich te doen horen. De reclamanten onder 1) en 3) hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt. De reclamant onder 2) heeft laten weten van deze gelegenheid geen gebruik te zullen maken.

Overwegingen naar aanleiding van de bedenkingen

De reclamanten onder 1) voeren in hun bedenkingen in de eerste plaats bezwaren aan met betrekking tot de inhoud van het minnelijk overleg. Zij zijn van mening dat de geboden prijs voor hun gronden, zowel voor hun gehele perceel als voor het in de onteigening begrepen gedeelte daarvan, niet in verhouding staat tot de prijzen die de gemeente in de directe omgeving heeft betaald. De gemeente heeft slechts een vierkante meterprijs geboden waarbij geen rekening is gehouden met de ligging van het perceel, de waardevermindering van het resterende perceelsgedeelte en met de bijkomende kosten. De gemeente biedt een schadeloosstelling die niet is onderbouwd. Deze gaat uit van een complexwaarde die naar de mening van de reclamanten lager is dan de werkelijke waarde. De schadeloosstelling wordt slechts gemotiveerd met een concept deskundigenadvies terzake een onteigening te Sittard-Geleen. De reclamanten menen verder dat de onteigening slechts wordt gebruikt als drukmiddel.

In de tweede plaats zijn de reclamanten onder 1) van mening dat er geen noodzaak tot onteigenen bestaat. De grond is niet nodig voor de bouw van het ziekenhuis, maar voor de inrichting van het terrein er omheen, hetgeen pas in 2013 aan de orde zal zijn.

Ten aanzien van de bedenkingen van de reclamanten onder 1) die zien op het minnelijk overleg, overwegen Wij in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt, dat de onteigenende partij hetgeen onteigend moet worden éérst bij minnelijke overeenkomst in eigendom tracht te verkrijgen. Dit artikel heeft betrekking op de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve fase van de onteigeningsprocedure is echter één van de criteria waaraan door Ons kan worden getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening als uiterste middel is bedoeld, zijn Wij van oordeel dat pas van dit middel mag worden gebruikgemaakt, als vóór het begin van de onteigeningsprocedure langs minnelijke weg niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming is te komen. Aan deze voorwaarde is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen ingevolge Titel IV van de onteigeningswet in beginsel voldaan, indien vóór de terinzagelegging van het ontwerp-onteigeningsbesluit is begonnen met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving en op het moment van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening voldoende aannemelijk is dat die onderhandelingen voorlopig niet tot de eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet sprake zijn van een serieus minnelijk overleg. Doet zich deze situatie voor, dan kan een gemeente tot onteigening besluiten om daarmee een tijdige uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen.

In het bijzonder overwegen Wij dat uit de overgelegde stukken en uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat vanaf februari 2006 met regelmaat minnelijk overleg is gevoerd tussen de gemeenten en de reclamanten. Daarbij zijn ook de mogelijkheden van vervangende grond aan de orde geweest. Thans spitsen de bezwaren van de reclamanten zich toe op de hoogte van de geboden grondprijzen en de wijze waarop deze hoogte is bepaald. Voor zover de reclamanten onder 1) van oordeel zijn dat de geboden schadeloosstelling onvoldoende aansluit op de naar hun oordeel te hanteren uitgangspunten ter bepaling van de hoogte van de schadeloosstelling, overwegen Wij dat uitsluitend de burgerlijke rechter bevoegd is om hierover in de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure een uitspraak te doen op voet van artikel 40 van de onteigeningswet. Dit artikel geeft de eigenaar recht op een volledige schadeloosstelling tengevolge van het rechtstreeks en noodzakelijk verlies van zijn eigendom.

De reclamanten onder 1) ervaren de onteigeningsprocedure als een drukmiddel. Ten aanzien hiervan overwegen Wij dat onteigening alleen dan geoorloofd is als een minnelijk vergelijk naar het zich laat aanzien voorlopig niet zal worden bereikt. Uit de aard der zaak kan dit met zich brengen dat de onteigeningsprocedure door de grondeigenaar als belastend wordt ervaren. Dit kan als zodanig echter niet met vrucht worden aangevoerd ter afwering van de onteigeningsprocedure.

In zoverre kunnen de bedenkingen van de reclamanten onder 1) Ons geen aanleiding geven om aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden.

Voor zover de reclamanten onder 1) de noodzaak van de onteigening betwisten omdat deze niet ziet op de bouw van het ziekenhuis maar op de aanleg van de bijkomende voorzieningen die naar het oordeel van de reclamanten niet urgent zijn, overwegen Wij als volgt.

Daargelaten de bedoelde samenhang tussen het ziekenhuis en de bijkomende verkeers- en groenvoorzieningen zijn Wij van oordeel dat nu ook met de laatstbedoelde voorzieningen binnen afzienbare termijn een aanvang zal worden gemaakt, onteigening ten dienste van deze in het bestemmingsplan voorziene doeleinden gerechtvaardigd is.

Ook dit onderdeel van de bedenkingen van de reclamanten onder 1) kan Ons geen aanleiding geven om aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden.

De reclamant onder 2) richt zijn bezwaren tegen de onteigening met name op de bestemmingswijziging voor zijn akkerbouwperceel en benadrukt dat hij zijn jong en levensvatbaar bedrijf door middel van hervestiging wenst voort te zetten. Dit is van belang omdat naast het thans door de gemeente benodigde perceelsgedeelte ook zijn resterende gronden later zullen worden betrokken bij de verwezenlijking van de woongebieden. Daarnaast heeft hij bezwaar tegen de voorgestelde schadeloosstelling, ook voor het resterende perceelsgedeelte.

Ten aanzien van de bedenkingen van de reclamant onder 2) overwegen Wij dat, zoals uit de brief van burgemeester en wethouders van Uden van 14 januari 2010 blijkt, de gemeente het mede in de onteigening begrepen perceelsgedeelte van de reclamant inmiddels minnelijk van hem heeft verworven. Gelet hierop komt het raadsbesluit tot onteigening in zoverre niet voor goedkeuring in aanmerking en behoeven de bedenkingen van de reclamant onder 2) verder hier geen bespreking meer.

Van de reclamanten onder 3) is M.P.M Verwegen blijkens de kadastrale gegevens eigenaar van het mede in de onteigening begrepen gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Uden, sectie R, no. 271 (grondplannummer 9).

De reclamanten onder 3) voeren in hun bedenkingen in de eerste plaats aan, dat het bestemmingsplannog niet onherroepelijk is en dat zij geen persoonlijke kennisgeving hebben ontvangen van het ontwerp raadsbesluit tot onteigening. In de tweede plaats wijzen zij erop dat door de onteigening het overblijvende perceelsgedeelte onbruikbaar wordt. In de derde plaats zijn zij van mening dat aan hun huurders in de woning Erphoevenweg 10A ten onrechte geen persoonlijke kennisgeving is gedaan in het kader van de onteigeningsprocedure. De reclamanten willen niet aan de gemeente verkopen om te voorkomen dat deze huurders dakloos worden.

De bedenkingen van de reclamanten onder 3) geven Ons aanleiding tot de volgende overwegingen. Ingevolge artikel 84, derde lid, van de onteigeningswet kunnen alleen belanghebbenden die tijdig bij de gemeenteraad zienswijzen naar voren hebben gebracht tegen een ontwerp raadsbesluit tot onteigening, tegen het definitieve raadsbesluit bedenkingen bij Ons naar voren brengen. Wordt nagelaten zienswijzen naar voren te brengen, dan kunnen Wij in beginsel reclamanten niet in hun bedenkingen ontvangen. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de reclamanten onder 3) geen zienswijzen naar voren hebben gebracht bij de gemeenteraad. De reclamanten voeren in dit verband aan, dat zij geen persoonlijke kennisgeving van het ontwerp raadsbesluit hebben ontvangen, hetgeen voor hen thans aanleiding is om een beroep te doen op de mogelijkheid om bij Ons bedenkingen naar voren te brengen. Dit onderdeel van de bedenkingen van de reclamanten onder 3) kan er naar Ons oordeel echter niet toe leiden dat zij door Ons in hun bedenkingen kunnen worden ontvangen. Uit het ingestelde onderzoek is immers gebleken dat de reclamanten de persoonlijke kennisgeving wél hebben ontvangen. De reclamanten hebben hun bedenkingen op dit punt ter gelegenheid van het horen mondeling ingetrokken. Hiermee staat naar Ons oordeel vast, dat de reclamanten onder 3) in het geheel van hun bedenkingen door Ons niet kunnen worden ontvangen, zodat een verdere bespreking daarvan thans achterwege dient te blijven. Wij wijzen er op, dat in het kader van deze goedkeuringsprocedure ook een ambtshalve toetsing van het raadsbesluit tot onteigening plaatsvindt en verwijzen naar hetgeen Wij in dit besluit onder ‘overige overwegingen’ hebben geoordeeld.

Overige overwegingen

Uit het ingestelde onderzoek is Ons gebleken dat de woning Erphoevenweg 10 A, gelegen op het mede in de onteigening begrepen gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Uden, sectie R, no. 271, door de reclamanten onder 3) wordt verhuurd op basis van een zogenaamd tijdelijk huurcontract. Ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp raadsbesluit tot onteigening was er sprake van een dergelijke verhuur vanaf 1 juni 2008, welke huur na verlenging afloopt op 1 april 2010. Blijkens de bewoordingen van het contract heeft dit de kennelijke strekking te eindigen op het moment dat de gronden en opstallen nodig zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Uit de overeenkomst vloeit voort dat de verhuurders (de reclamanten onder 3) in die situatie hoe dan ook gevrijwaard willen worden van acties ter continuering van de overeenkomst, dan wel van enige andere actie die hun positie in een eventuele onteigeningsprocedure kan verzwakken of benadelen. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het niet aannemelijk is dat de gemeente Uden niet wist of niet kon weten van het bestaan van vorenbedoeld contract. In het minnelijk overleg is de verhuur genoemd. Op 27 januari 2006 wordt in het verwervingsoverzicht terzake vermeld dat het woonhuis sinds ongeveer 10 jaar aan derden is verhuurd.

Dat de huidige huurders zich om hen moverende redenen nimmer hebben laten inschrijven in de Gemeentelijke Basis Administratie doet niet af aan het feit dat de gemeente via het minnelijk overleg op de hoogte had kunnen zijn van het bestaan van het huurcontract. Ingevolge de onteigeningswet zoals deze luidt met ingang van 1 juli 2005, behoren huurders door middel van een persoonlijke kennisgeving op de hoogte te worden gebracht van een voorgenomen dan wel een besloten onteigening. De gemeente Uden heeft in deze nagelaten op de juiste wijze toepassing te geven aan hetgeen de onteigeningswet in samenhang met de Algemene wet bestuursrecht voorschrijft. Wij zullen hieraan in dit bijzondere geval evenwel geen gevolgen verbinden. Blijkens de overeenkomst was het immers de kennelijke bedoeling van de contracterende partijen om met het oog op de aanstaande verwezenlijking van het bestemmingsplan de overeenkomst -en daarmee het feitelijk gebruik van de woning- te beëindigen. Naar Ons oordeel moet het er onder deze omstandigheden dan ook voor worden gehouden, dat de huurders, gelet op de door partijen nader vastgestelde datum van beëindiging van de tijdelijke huurovereenkomst, te weten 1 april 2010, door het formele gebrek in de onteigeningsprocedure niet in hun belangen zijn geschaad. Ten overvloede merken Wij in dit verband nog op, dat huurders ingevolge artikel 3, tweede lid, van de onteigeningswet zich kunnen voegen in de gerechtelijke onteigeningsprocedure.

Op 14 januari 2010 hebben burgemeester en wethouders van Uden Ons schriftelijk te kennen gegeven wegens tussentijdse minnelijke verwerving niet langer prijs te stellen op het voortzetten van de onteigeningsprocedure voor wat de te onteigenen gronden met de grondplannummers 2, 5 tot en met 8, 10 tot en met 14, en 16 tot en met 18 betreft. Van deze grondplannummers blijken de nummers 2, 10 en 18 evenwel niet begrepen te zijn in het raadsbesluit tot onteigening, zodat deze grondplannummers buiten het verzoek gelaten dienen te worden. Met inachtneming van dit laatste zullen Wij aan het raadsbesluit dan ook in zoverre de goedkeuring onthouden.

Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Uden worden geacht, dat de gemeente de eigendom verkrijgt van de overige in het raadsbesluit tot onteigening aangewezen gronden.

Beslissing

Wij hebben goedgevonden en verstaan:

Het besluit van de raad van de gemeente Uden van 25 juni 2009, goed te keuren, behalve voor zover dat besluit ziet op de percelen, kadastraal bekend gemeente Uden, sectie R, nos. 665, 666, 743 (ged.), 667, 273 (ged.), 480, 479, 234, 606 en 607, onderscheidenlijk de grondplannummers 5 tot en met 8, 11 tot en met 14, 16 en 17, aan welke gedeelten van het raadsbesluit Wij de goedkeuring onthouden.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit, dat door toezending daarvan aan de gemeente zal worden bekendgemaakt. Dit besluit zal tevens met het raadsbesluit in de Staatscourant worden geplaatst (www.officielebekendmakingen.nl).

Den Haag, 1 april 2010

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.C. Huizinga-Heringa

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

E.M.H. Hirsch Ballin

RAADSBESLUIT

De Raad van de gemeente Uden;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 2 juni 2009;

dat het bestemmingsplan ‘Uden Noord I’ op 25 juni 2009 door de Raad van de gemeente Uden is vastgesteld;

dat met de ontwikkeling van het bestemmingsplangebied ‘Uden Noord I’ wordt beoogd, een areaal van circa 26 ha te ontwikkelen ten behoeve van een ziekenhuisterrein, infrastructuur, bos en groen;

dat de Raad van Bestuur van Bernhoven op 9 januari 2006 heeft gekozen voor het ontwikkelen van een bouwplan voor de bouw van een ziekenhuis cum annexis, binnen het bestemmingsplangebied ‘Uden Noord I’ en bij die gelegenheid strategische ontwikkelingsmogelijkheden, bereikbaarheid en proceduretijd heeft afgewogen;

dat de gemeente Uden er nog niet in is geslaagd om met alle eigenaren en gebruikers van de in het bestemmingsplan gelegen, noodzakelijk te verwerven percelen en perceelsgedeelten tot overeenstemming te geraken;

dat ook de verwachting bestaat dat de voortgezette onderhandelingen niet tot resultaat zullen hebben, dat de gemeente langs minnelijke weg de eigendom van deze percelen en perceelsgedeelten verwerft;

dat daarom een plan tot onteigening is opgesteld als bedoeld in artikel 80 van de Onteigeningswet, welk plan onder de naam onteigeningsplan ‘Uden Noord’ ingevolge artikel 3:11 juncto artikel 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht gedurende een periode van zes weken, met ingang van 10 april 2009 tot en met 22 mei 2009 bij de centrale balie van de dienst publiekszaken op het Gemeentehuis, Markt 145 te Uden ter inzage heeft gelegen;

dat belanghebbenden persoonlijk op de hoogte zijn gesteld van dit besluit per aangetekende brief en dat zij onder andere het ontwerp - raadsbesluit toegestuurd hebben gekregen conform artikel 3:13 Algemene wet bestuursrecht

dat van deze ter inzage legging ingevolge artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht op de wettelijk voorgeschreven wijze vooraf door een publicatie in de Staatscourant en het Udens Weekblad van 8 april 2009 openbare bekendmaking is gedaan, waarbij ingevolge artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht werd gewezen op de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van hun zienswijzen;

dat binnen de termijn drie zienswijzengeschriften zijn ingediend, en wel door:

  • 1. de heer A. Langenhuizen wonende aan President Kennedylaan 149 te Uden,

    de heer G. Langenhuizen en mevrouw H.F. Langenhuizen-van Lankvelt beiden wonende aan Heufkensweg 12 te Uden;

    mevrouw P.A.M. van Bommel-Langenhuizen wonende aan Duizendschoonstraat 54 te Uden;

  • 2. de heer F.J.A. Nooijen, handelend onder de naam ‘Nooijen Tuinbouw’ gevestigd Erphoevenweg 8A te Uden;

  • 3. mr. I.C.M. Janssen van ARPA Ondernemersadvocaten gevestigd en kantoorhoudende Zuidkade 9 te Veghel, namens A.H.Beekmans te Gemert.

dat deze zienswijzen in een bijlage zijn bijgevoegd alsmede een notitie is bijgevoegd waarin wordt ingegaan op de zienswijzen welke beiden hierdoor met deze verwijzing naar de bijlagen als hier herhaald en woordelijk ingelast worden beschouwd.

gelet op de Onteigeningswet en de Algemene wet bestuursrecht;

besluit

met overneming van de in het voorstel van burgemeester en wethouders weergegeven overwegingen, welke worden geacht van dit besluit deel uit te maken:

  • a. belanghebbenden in hun zienswijze te ontvangen;

  • b. de naar voren gebrachte zienswijzen van belanghebbenden ongegrond te verklaren onder het overnemen van de in de raadsadviesnota genoemde motivatie;

  • c. ten name van de gemeente Uden in het belang van de ruimtelijke ontwikkeling voor onteigening conform titel IV van de Onteigeningswet aan te wijzen de gebouwde en ongebouwde eigendommen, gelegen in het gebied Uden Noord binnen de begrenzing van het bestemmingsplan ‘Uden Noord I’, dat op 25 juni 2009 door de gemeenteraad van Uden is vastgesteld. Bedoelde percelen en perceelsgedeelten zijn opgenomen op de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte grondplantekeningen en lijst van te onteigenen percelen, onderdelen van het onteigeningsplan ‘Uden Noord’. Op genoemde lijst zijn vermeld de grootten van de percelen volgens de openbare registers van het Kadaster en, voor zover niet het gehele perceel wordt onteigend, de grootte van het te onteigenen deel, alsmede de namen van de eigenaren en mede-eigenaren van deze percelen volgens de openbare registers van het Kadaster;

  • d. de stukken betrekking hebbende op de onderhandelingen met de eigenaar/belanghebbende, op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, niet voor een ieder ter inzage te leggen.

te bepalen dat:

  • a. indien en voor zover de in dit besluit bedoelde onroerende zaken niet c.q. niet tijdig door de gemeente bij wege van minnelijke verwerving vrij van alle lasten en rechten in eigendom zijn verkregen, in rechte de (vervroegde) onteigening wordt gevorderd en dat alsdan ter zake namens de gemeente een rechtsgeding wordt gevoerd in eerste aanleg en – zonodig – in hoger beroep en cassatie, zowel eisende als – zonodig – verwerende partij, het instellen van bijzondere rechtsmiddelen en procesgangen ter uitvoering van dit besluit daaronder begrepen, waaronder in het bijzonder het indien nodig ten name van de gemeente in rechte verzoeken om benoeming van derden als bedoeld in artikel 20 van de Onteigeningswet;

  • b. gedurende de gehele onteigeningsprocedure vanwege de gemeente getracht zal blijven worden de in dit besluit bedoelde onroerende zaken minnelijk te verwerven;

  • c. geen dagvaarding als bedoeld in artikel 18 van de Onteigeningswet zal worden gedaan, dan nadat omtrent de goedkeuring van het genoemde bestemmingsplan ‘Uden Noord I’ aan de te onteigenen percelen gegeven bestemmingen: ‘M’ Maatschappelijk, ‘WR-A’ Waarde-Archeologie, ‘V’ Verkeer, ‘V-E’ Verkeer Entreegebied, ‘V-P’ Verkeer-Parkeren en ‘(g)’ groen, onherroepelijk zal zijn beslist;

  • d. het onteigeningsbesluit vervalt wanneer en voor zover aan dit onder I bedoelde bestemmingsplan ‘Uden Noord I’ de goedkeuring tot in hoogste instantie wordt onthouden.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 25 juni 2009

De Raad voornoemd,

de griffier,

M.A.H. Heffels.

De burgemeester,

H.A.G. Hellegers.

ONTEIGENINGSPLAN ‘UDEN NOORD’ – LIJST VAN TE ONTEIGENEN PERCELEN

Nummer van het grondplan

te onteigenen grootte

van de te onteigenen onroerende zaak in de kadastrale gemeente Uden, sectie R, conform artikel 83 van de Onteigeningswet, zoals deze voorkomen op tekeningnummer D09-024, ten behoeve van en gelegen in het bestemmingsplan Uden Noord 1.

  

als

ter grootte van

sectie

nummer

ten name van:

 

ha

a

ca

 

ha

a

ca

   

1.

0

00

50

Wonen,

1

42

30

R

242

Ieder voor één vierde deel eigendom belast

    

erf-tuin

     

met gebruik en bewoning:

– Johannes Antonius Maria Smits, geboren 12-02-1957, g.m. Johanna van der Doelen, geboren 28-02-1960, beiden wonende Erphoevenweg 17, 5406 VD Uden

– Albertus Maria Johannes Gerardus Smits, geboren 22-10-1959, g.m. Christina Catharina Petronella Smits, geboren 14-06-1961, beiden wonende Achter Oventje 19, 5411 NM Zeeland

– Antonius Maria Gerardus Smits, geboren 15-12-1960, g.m. Maria Hendrika Antonia Tiellemans, geboren 20-06-1960, beiden wonende Schansweg 14, 5406 TP Uden

– Maria Antonetta Gerarda Smits, geboren 08-05-1963, wonende Zijp 6, 5427 HJ Boekel

Aandeel in gebruik en bewoning:

– Gerardus Johannes Smits, geboren 11-11-1926, g.m. Adriana Alberta van Driel, geboren 13-06-1929, beiden wonende Odiliastraat 195, 5401 XV Uden

– Adriana Alberta van Driel, geboren 13-06-1929, g.m. Gerardus Johannes Smits, geboren 11-11-1926, beiden wonende Odiliastraat 195, 5401 XV Uden

           

3.

0

22

35

Terrein

1

40

20

R

159

Ieder voor één vierde deel eigendom:

    

(akkerbouw)

     

– Gerardus Langenhuizen, geboren 02-09-1935, g.m. Hendrica Francisca van Lankvelt, geboren 20-09-1936, beiden wonende Heufkensweg 12, 5403 PJ Uden

– Hendrica Francisca van Lankvelt, geboren 20-09-1936, g.m. Gerardus Langenhuizen, geboren 02-09-1935, beiden wonende Heufkensweg 12, 5403 PJ Uden

– Petronella Adriana Maria Langenhuizen, geboren 27-12-1967, g.m. Martinus Wilhelmus Jacobus van Bommel, geboren 21-05-1964, beiden wonende Duizendschoonstraat 54, 5402 LE Uden

– Antonius Langenhuizen, geboren 08-09-1964, wonende President Kennedylaan 149, 5402 KC Uden

           

4.

0

02

99

Bedrijvigheid (nutsvoorziening)

0

02

99

R

224

PNEM Leidingen BV, Industrieweg 9 C, 5262 GJ Vught

           

5.

0

46

85

Bedrijvigheid (industrie), erf-tuin

0

46

85

R

665

Franciscus Gerardus Elisabeth Verstappen, geboren 02-06-1937, g.m. Johanna Verstappen, geboren 18-09-1942, beiden wonende Hogepad 6 S, 5406 VJ Uden

           

6.

0

87

90

Bedrijvigheid (industrie), erf-tuin

0

87

90

R

666

Lambertus Hendrika van Tuijl, geboren 07-07-1963, wonende Erphoevenweg 5 C, 5406 VD Uden

           

7.

0

02

20

Terrein (akkerbouw)

3

32

80

R

743

Franciscus Johannes Adrianus Nooijen, geboren 21-09-1969, wonende Erphoevenweg 8 A, 5406 VD Uden

           

8.

0

16

15

Bedrijvigheid (industrie) erf-tuin

0

16

15

R

667

Wilhelmus Elisabeth Verstappen, geboren 22-11-1940, g.m. J.A.M. Pullens, beiden wonende Erphoevenweg 5 A, 5406 VD Uden

           

9.

0

06

70

Wonen,

0

61

70

R

271

Martinus Petrus Maria Verwegen, geboren 28-05-1952,

    

erf-tuin

     

wonende Erphoevenweg 10, 5406 VD Uden

Aandeel in gebruik en bewoning:

– Martinus Verwegen, geboren 28-11-1914, g.m. Petronella Cunera van de Ven, geboren 18-8-1918, beiden wonende Piusplein 12, 5402 EA Uden

– Petronella Cunera van de Ven, geboren 18-8-1918, g.m. Martinus Verwegen, geboren 28-11-1914, beiden wonende Piusplein 12, 5402 EA Uden

           

11.

0

13

00

Terrrein

0

43

20

R

273

Voor één derde deel eigendom:

    

(akkerbouw)

     

– Jacobus Wouterus Johannes Maria Josephus van Rijbroek, geboren 31-01-1952, g.m. Elisabeth Petronella Wilhelmina van Meurs, geboren 28-05-1962, beiden wonende Steeuwichtweg 6, 5406 PP Uden

– Martinus Antonius Petrus Maria Josephus van Rijbroek, geboren 31-01-1952, wonende Lavendel 487, 5432 CZ Cuijk

Voor één zesde deel eigendom:

– Marinda Gerarda Johanna Maria-Antonet van Rijbroek, geboren 23-05-1976, wonende De Wieken 33, 5404 KM Uden

– Daniella Christina Hendrika Martina Johanna van Rijbroek, geboren 27-07-1978, wonende Ijsselkers 1, 5401 KW Uden

           

12.

0

27

45

Wonen, erf-tuin

0

27

45

R

480

Wilhelmus Elisabeth Verstappen, geboren 22-11-1940, g.m. J.A.M. Pullens, beiden wonende Erphoevenweg 5 A, 5406 VD Uden

           

13.

0

23

95

Wonen, erf-tuin

0

23

95

R

479

Franciscus Gerardus Elisabeth Verstappen, geboren 02-06-1937, g.m. Johanna Verstappen, geboren 18-09-1942, beiden wonende Hogepad 6 S, 5406 VJ Uden

           

14.

1

11

20

Wonen (agrarische), terrein (akkerbouw)

1

11

20

R

234

Lambertus Theodorus Maria Wijdeven, geboren 24-10-1958, wonende Hogepad 8, 5406 VJ Uden

           

15.

0

57

70

Terrein

1

55

47

R

706

Voor één derde deel eigendom:

    

(akkerbouw)

     

– Hans Johannes Christianus Henricus Verkuijlen, geboren 05-05-1982, wonende Bosveld 316, 5403 AK Uden

– Jan Johannes Henricus Christianus Verkuijlen, geboren 05-05-1982, wonende Slabroekseweg 3 A, 5406 VK Uden

– Christianus Henricus Verkuijlen, geboren 25-06-1985, wonende Slabroekseweg 3 A, 5406 VK Uden

           

16.

0

19

10

Terrein

0

19

10

R

606

Antonius Henricus Beekmans, geboren 17-03-1944, wonende Binderseind 52, 5421 CJ Gemert

           

17.

0

22

30

Terrein

0

22

30

R

607

Eigendom belast met erfpacht en opstal:

– Antonius Henricus Beekmans, geboren 17-03-1944, wonende Binderseind 52, 5421 CJ Gemert

Erfpacht en opstal:

– Barouge B.V., Nistelrodeseweg 19, 5406 PT Uden

Naar boven