Regeling van de Minister van Economische Zaken van 16 april 2010, nr. WJZ/10020347, houdende wijziging van de Regeling aanvraag vergunning ruimtevaartactiviteiten en registratie

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 4, tweede en derde lid, van de Wet ruimtevaartactiviteiten en de artikelen 3 en 6 van het Besluit register ruimtevoorwerpen;

Besluit:

ARTIKEL I

Het formulier, zoals opgenomen in bijlage II van de Regeling van de Minister van Economische Zaken van 7 februari 2008, nr. WJZ 7119929, houdende regels voor het aanvragen om een vergunning voor het verrichten van ruimtevaartactiviteiten en registratie van ruimtevoorwerpen (Stcrt.  2008, 36) wordt vervangen door het formulier, zoals opgenomen in bijlage I.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 april 2010

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

BIJLAGE 1

stcrt-2010-6246-001.pngstcrt-2010-6246-002.png

TOELICHTING

Met de Regeling aanvraag vergunning ruimtevaartactiviteiten en registratie van 7 februari 2008, nr. WJZ 7119929 (Stcrt. 2008, 36) was onder meer het formulier ten behoeve van registratie van ruimtevoorwerpen vastgesteld. De in dit formulier opgenomen gegevens zijn een nadere uitwerking van de in artikel 3 van het Besluit register ruimtevoorwerpen (Stb. 2007, 475) vermelde gegevens.

Om in overeenstemming met Resolutie nr. 47-68 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties tevens te kunnen registreren of voorwerpen die in de ruimte worden gebracht gebruik maken van een nucleaire aandrijving, wordt het registratieformulier in bijlage I bij deze regeling aangepast.

Daarnaast wordt dit formulier aangepast, om de opname van de gegevens in het Register ruimtevoorwerpen in overeenstemming te brengen met de praktijk van de Verenigde Naties, zoals aanbevolen in Resolutie nr. 62-101 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Als gevolg van deze aanpassing moeten gegevens op een andere wijze worden gespecificeerd en behoeven dus geen additionele gegevens te worden verstrekt.

Aangezien op grond van deze regeling slechts één gegeven meer hoeft te worden aangeleverd door de betrokken ondernemingen dan voorheen, namelijk het al dan niet gebruik maken van een nucleaire aandrijving, heeft deze regeling nagenoeg geen gevolgen voor de administratieve lasten.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

Naar boven