De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
Gelet op artikel 48s van de Wet Justitie-subsidies;
Besluit:
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a. agentschap:
Agentschap SZW;
- b. duale inburgeringsvoorziening met werk:
inburgeringsvoorziening als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, onder o, van het Besluit inburgering, waarbij de vaardigheden,
bedoeld in de artikelen 2.9 en 2.10 van dat besluit, worden verworven in combinatie met het verrichten van arbeid;
- c. minister:
Minister voor Wonen, Wijken en Integratie;
- d. taalkennisvoorziening:
voorziening als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de Wet inburgering;
- e. werkgever:
1°. degene jegens wie een ander krachtens arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling gehouden is tot het verrichten
van arbeid, of
2°. degene in wiens opdracht een zelfstandige zonder personeel arbeid verricht;
- f. werknemer:
de ander, bedoeld in onderdeel e, onder 1°.
Artikel 2
Deze regeling heeft tot doel de deelname van werknemers en zelfstandigen zonder personeel aan een duale inburgeringsvoorziening
met werk of een taalkennisvoorziening te bevorderen.
Artikel 3
De minister kan subsidie verstrekken aan een werkgever voor activiteiten die de werkgever verricht voor en gedurende de deelname
van zijn werknemer of de in zijn opdracht werkende zelfstandige zonder personeel aan de duale inburgeringsvoorziening met
werk of de taalkennisvoorziening.
Artikel 4
De subsidie, bedoeld in artikel 3, bedraagt € 1.000,– per werknemer of zelfstandige zonder personeel tot een maximum van € 25.000,–
per aanvrager.
Artikel 5
Het subsidieplafond bedraagt voor het jaar 2010 € 7 miljoen.
Artikel 6
1. De aanvraag tot subsidievaststelling wordt door de werkgever ingediend bij het agentschap.
2. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een bij het agentschap verkrijgbaar formulier.
3. Bij de aanvraag worden in ieder geval de volgende gegevens overgelegd:
a. de naam en het adres van de aanvrager en het nummer waaronder de aanvrager is geregistreerd bij de kamer van koophandel en
fabrieken;
b. de naam, het adres, de geboortedatum en het burgerservicenummer van de werknemer of de zelfstandige zonder personeel op wie
de aanvraag betrekking heeft;
c. een omschrijving van de door de aanvrager te verrichten activiteiten die strekken tot:
1°. het bevorderen van een duale inburgeringsvoorziening met werk, of
2°. het bevorderen van een taalkennisvoorziening;
d. een verklaring ondertekend door de aanvrager waaruit blijkt dat de werknemer of de zelfstandige zonder personeel op wie de
aanvraag betrekking heeft op grond van een arbeidsovereenkomst, een publieke aanstelling of een opdracht gehouden is arbeid
te verrichten voor de aanvrager ten minste gedurende de periode waarbinnen de duale inburgeringsvoorziening met werk of de
taalkennisvoorziening wordt uitgevoerd;
e. een kopie van de beschikking, bedoeld in artikel 22 van de Wet inburgering, een kopie van de beschikking krachtens de verordening,
bedoeld in artikel 19A, eerste lid, van de Wet inburgering of een kopie van de overeenkomst, bedoeld in artikel 24d, tweede
lid, van de Wet inburgering, die in 2010 is genomen of is gesloten, waaruit blijkt dat de werknemer of de zelfstandige zonder
personeel deelneemt dan wel zal gaan deelnemen aan een duale inburgeringsvoorziening met werk of een taalkennisvoorziening,
en
f. schriftelijke toestemming van de werknemer of zelfstandige zonder personeel op wie de aanvraag betrekking heeft om bij de
aanvraag de gegevens, bedoeld in onderdeel b, te verstrekken en de bescheiden, bedoeld in de onderdelen d en e, over te leggen.
4. Indien de werkgever zich voor de aanvraag tot subsidievaststelling laat vertegenwoordigen door een gemachtigde, legt de gemachtigde
een schriftelijke machtiging bij die aanvraag over.
Artikel 7
1. Op de aanvragen tot subsidievaststelling wordt beslist in volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat,
indien de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te
vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld als datum van ontvangst van de aanvraag geldt.
2. Indien toekenning van aanvragen die op dezelfde datum zijn binnengekomen, leidt tot overschrijding van het subsidieplafond,
wordt, in afwijking van het eerste lid, met betrekking tot die aanvragen de volgorde van ontvangst door loting vastgesteld.
3. Een aanvraag tot subsidievaststelling kan worden ingediend tot en met 31 oktober 2010.
Artikel 8
De minister beslist binnen zes weken op de aanvraag, bedoeld in artikel 6. De minister kan deze termijn verlengen met ten
hoogste zes weken.
Artikel 9
1. Indien wordt voldaan aan de eisen gesteld bij of krachtens de ‘Verordening van de Commissie van de Europese Gemeenschappen
van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de minimis-steun’ (PbEU 2006,
L 379) dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving, legt de aanvrager bij de aanvraag tot subsidievaststelling
een verklaring omtrent de minimis-steun over.
2. De verklaring omtrent de minimis-steun, bedoeld in het eerste lid, wordt opgesteld overeenkomstig het in de bijlage bij deze
regeling opgenomen model.
3. De subsidievaststelling wordt geweigerd indien de werkgever een onderneming in Europeesrechtelijke zin is en niet is voldaan
aan de eisen gesteld bij of krachtens de ‘Verordening van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006
betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de minimissteun’ (PbEU 2006, L 379), dan wel later
daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving.
Artikel 10
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst
en vervalt met ingang van 1 februari 2011.
Artikel 11
Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke stimuleringsregeling inburgering op de werkvloer.
’s-Gravenhage, 30 maart 2010
De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
E. van Middelkoop.
BIJLAGE
Modelverklaring de minimis-steun
Verklaring in het kader van het verlenen van de-minimis steunbedragen als bedoeld in de de-minimis verordening (PbEU 2006,
L 379).
Aanbevolen wordt om voor het invullen van deze verklaring eerst de toelichting in de bijlage bij de modelverklaring te lezen.
Deze verklaring bestaat uit twee pagina’s. De bijlage bestaat uit drie pagina’s. Aanbevolen wordt om zorgvuldig te controleren
of alle pagina’s aanwezig zijn.
Verklaring
Hierbij verklaart ondergetekende, dat aan de hierna genoemde onderneming, evenals aan het eventuele gehele moederconcern waartoe
de onderneming behoort,
○ geen de-minimissteun is verleend.
○ wel de-minimissteun is verleend maar voor andere kosten dan die waarvoor u nu steun vraagt.
– Over de periode van het huidige belastingjaar en de twee voorgaande belastingjaren heeft uw onderneming eerder de-minimissteun
ontvangen voor andere kosten tot een totaal bedrag van € ......
Indien deze optie op u van toepassing is dient u een kopie waaruit het verlenen van de steun blijkt mee te sturen.
○ wel de-minimissteun is verleend voor dezelfde kosten als die waarvoor u nu steun vraagt.
– Over de periode van het huidige belastingjaar en de twee voorgaande belastingjaren heeft uw onderneming eerder de-minimissteun
ontvangen voor dezelfde kosten tot een totaal bedrag van € ......
Indien deze optie op u van toepassing is dient u een kopie waaruit het verlenen van de steun blijkt mee te sturen.
○ eerder andere steun is verleend voor dezelfde kosten als die waarvoor u nu steun vraagt.
– Voor dezelfde in aanmerking komende kosten is reeds staatssteun verleend tot een totaal bedrag van € ......
Deze staatssteun is verleend op grond van een vrijstellingsverordening, kaderregeling, beschikking of besluit van de Europese
Commissie op ..........
Indien deze optie op u van toepassing is dient u een kopie waaruit het verlenen van de steun blijkt mee te sturen.
Aldus volledig en naar waarheid ingevuld door:
| | |
..... | | (Bedrijfsnaam) |
| | |
..... | | (Inschrijfnummer KvK) |
| | |
..... | | (Naam functionaris en functie) |
| | |
..... | | (Adres onderneming) |
| | |
..... | | (Postcode en plaatsnaam) |
| | |
..... | (datum) ..... | (Handtekening) |
Toelichting verklaring de-minimissteun
Deze toelichting dient als hulpmiddel bij het invullen van de de-minimisverklaring. Aan de toelichting kunnen geen rechten
worden ontleend. De ‘Verordening betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun’ (PbEU
2006, L 379) is bepalend1.
1. De de-minimisverordening en staatssteun
Wanneer overheden2 steun aan ondernemingen3 willen verlenen kan deze steun ervoor zorgen dat de concurrentieverhoudingen worden verstoord. Omdat dit ongunstig kan zijn
voor het handelsverkeer stelt het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) beperkingen aan de mogelijkheden
om steun te geven (artikel 107 en 108 VWEU).
In de de-minimisverordening heeft de Europese Commissie verklaard dat steunmaatregelen (zoals subsidieverlening) tot een bepaalde
drempel het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden en de mededinging niet vervalsen en daarom niet
beschouwd worden als staatssteun in de zin van het VWEU. Deze drempel is gesteld op een bedrag van € 200.000,– (€ 100.000,–
voor ondernemingen in de sector wegvervoer). Voor de visserijsector geldt een drempel van € 30.000,–. Voor de landbouwproductiesector
is de drempel gesteld op € 7.500,–. Dit bedrag geldt per onderneming over een periode van drie belastingjaren. Steun die genoemde
drempelbedragen niet overschrijdt, wordt aangemerkt als ‘de-minimissteun’.
Deze verklaring is nodig voor de overheden om na te gaan of bij de steunverlening aan uw onderneming aan de eisen van de de-minimisverordening
is voldaan. Door middel van deze verklaring geeft u aan dat met de huidige subsidieverlening aan uw onderneming de steundrempels
niet worden overschreden.
2. Op wie is de regeling van toepassing
De de-minimisverordening kan gebruikt worden voor kleine, middelgrote of grote ondernemingen in alle sectoren in heel Nederland.
De de-minimisverordening mag echter niet worden toegepast indien de steun in één van de volgende sectoren valt:
– Steun aan ondernemingen die in moeilijkheden verkeren
– Steun aan ondernemingen die actief zijn in de visserijsector
– Steun aan ondernemingen die actief zijn in de kolenindustrie
– Steun aan ondernemingen die landbouwproducten produceren.4
– Exportsteun of steun waarbij binnenlandse producten worden bevoordeeld ten opzichte van ingevoerde producten
– Steun aan ondernemingen voor de aanschaf van vrachtwagens.
3. Toelichting bij de verklaring
Het formulier heeft betrekking op vier situaties:
– uw onderneming, evenals het gehele eventuele moederconcern, heeft gedurende het huidige en de twee voorafgaande belastingjaren
in het geheel geen de-minimissteun ontvangen,
– uw onderneming, evenals het gehele eventuele moederconcern, heeft gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren
de-minimissteun ontvangen voor andere kosten dan waarvoor u op dit moment steun vraagt. Opgeteld bij het bedrag van de huidige
subsidieverlening wordt echter het bedrag van € 200.000,– niet overschreden (respectievelijk € 100.000,–/ € 30.000,–/ € 7.500,–),
– uw onderneming, evenals het gehele eventuele moederconcern, heeft gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren
de-minimissteun ontvangen voor dezelfde kosten als waarvoor u op dit moment steun vraagt, of
– uw onderneming, evenals het gehele eventuele moederconcern, heeft voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de huidige
subsidie andere vormen van staatssteun ontvangen.
Een onderneming wordt als ‘zelfstandig’ beschouwd indien deze niet voor 25% of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen is van één onderneming of van verscheidene verbonden ondernemingen
gezamenlijk.5 Als uw onderneming niet als een zelfstandige onderneming kan worden aangemerkt dan dient voor de bepaling van de hoeveelheid ontvangen steun ook
rekening te worden gehouden met de steun verstrekt aan het gehele moederconcern waartoe uw onderneming behoort.
Wat zijn andere vormen van steun
Mogelijk heeft uw onderneming voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de huidige de-minimissteun reeds andere steun
ontvangen. Hierbij kan gedacht worden aan steun die door de Europese Commissie is goedgekeurd of binnen het toepassingsgebied
van een groepsvrijstellingsverordening valt.
Het totaalbedrag van deze staatssteun en de andere ontvangen staatssteun mag de maxima niet overschrijden die op basis van
het relevante besluit van de Europese Commissie of groepsvrijstellingsverordening zijn toegestaan.
Als u twijfelt of bepaalde steun die u hebt ontvangen goedgekeurde of vrijgestelde steun is, kunt u hierover contact opnemen
met de overheid of uitvoeringsinstantie van wie u de steun heeft ontvangen.
4. Invullen
Vul de vragen in die van toepassing zijn. Vul alle bedragen in euro’s in. Rond de bedragen af op hele euro’s.
Het is niet relevant in welke vorm of voor welk doel de steun is verleend. Evenmin is van belang of de steun wel of niet daadwerkelijk
is uitbetaald. Alle bedragen die dienen te worden gebruikt bij het invullen van de verklaring, zijn brutobedragen vóór aftrek
van belastingen. Behalve om subsidieverlening kan het daarbij gaan om leningen tegen gunstige voorwaarden, de verkoop van
grond tegen een lagere prijs dan de marktwaarde, vrijstellingen, verlagingen of kwijtschelding van directe of indirecte belastingen,
garant- of borgstelling etcetera. Het gaat daarbij niet alleen om steun die u hebt ontvangen van het Rijk, maar ook om steun
die u heeft ontvangen van andere overheidsinstanties. Europese subsidies dienen ook te worden meegerekend.
Het tijdstip waarop de steun aan uw onderneming wordt geacht verleend te zijn is het tijdstip waarop uw onderneming een wettelijke
aanspraak op de steun verwerft. Dit betekent concreet de datum waarop voor uw onderneming de juridische aanspraak op het voordeel
is ontstaan, zoals de beschikking tot subsidievaststelling of het aangaan van een lening of borgstelling).
5. Het bewaren van gegevens
De Europese Commissie kan onrechtmatige steun nog gedurende tien jaar na de verlening terugvorderen. De mogelijkheid bestaat
dan ook dat de Europese Commissie naderhand bij (de) Nederland(se overheidsinstantie) nog informatie opvraagt over hoe de
steun is besteed om na te kunnen gaan of er wellicht sprake is van onrechtmatige steun. De overheidsinstantie van wie u de
steun heeft ontvangen kan – indien zij zelf niet over die informatie beschikt – in een dergelijk geval aan u vragen om documenten
waarmee kan worden aangetoond dat de steun besteed is aan die activiteiten waarvoor deze is verleend. Het gaat daarbij dan
om documenten die u op grond van de algemene administratie- en bewaarverplichting voor ondernemers moet bewaren.6
Let op!
Het is belangrijk om zorgvuldig na te gaan of in uw geval de steundrempel niet wordt overschreden. Immers bij overschrijding
van de drempel kan geen beroep meer worden gedaan op de de-minimis verordening. Handelen in strijd met de staatssteunregels
uit het VWEU kan in het ergste geval leiden tot terugvordering van de verleende steun!
Uiteraard vult u alléén de rubriek(en) in die op uw situatie van toepassing is/zijn. Vergeet u vooral niet om de bijlage(n)
bij te sluiten!
TOELICHTING
I Algemeen
Meedoen in de samenleving is voor iedereen van belang. Om mee te kunnen doen moeten burgers met elkaar kunnen communiceren.
Daarom hecht de regering sterk aan inburgering. Meedoen in de maatschappij kan op verschillende manieren, maar meedoen door
middel van werk is voor de regering de belangrijkste manier van participatie.
Werkgevers hebben belang bij goed ingeburgerde werknemers. Zij hebben belang bij werknemers die hun werkinstructies begrijpen.
Ook draagt inburgering bijvoorbeeld bij aan een goede dienstverlening aan de klant, aan een betere interne bedrijfsvoering,
aan een betere naleving van veiligheidsinstructies op de werkvloer en aan meer gemotiveerde medewerkers. Met het oog op de
toekomst, wanneer krapte op de arbeidsmarkt wordt verwacht, is het van belang om zoveel mogelijk goed inzetbare medewerkers
beschikbaar te hebben en te houden.
Werknemers hebben baat bij een goede beheersing van de Nederlandse taal, omdat dat hen in staat stelt te communiceren met
hun collega’s, hun werkgever en klanten, hen beter in staat stelt veiligheidsinstructies te begrijpen en na te leven en aan
hen meer kansen kan bieden om aan het werk te blijven en op doorgroeimogelijkheden. Werknemers kunnen zo meer plezier in hun
werk krijgen, gemotiveerder zijn en daardoor betere prestaties leveren.
Gemeenten hebben binnen het inburgeringsstelsel een belangrijke spilfunctie en beschikken over de middelen om (duale) inburgeringsvoorzieningen
en taalkennisvoorzieningen aan te bieden. Werkenden vormen één van de doelgroepen waar gemeenten zich op kunnen richten. Om
inburgering op de werkvloer te laten slagen is samenwerking tussen gemeenten en werkgevers een noodzakelijke voorwaarde.
De Tijdelijke stimuleringsregeling inburgering op de werkvloer is in het leven geroepen om werkgevers te stimuleren samen
met hun werknemers of zelfstandigen zonder personeel en de gemeente de inburgering in hun eigen bedrijf mede vorm te geven
en te faciliteren. Uit de praktijk blijkt dat werkgevers over de streep getrokken kunnen worden om actief bezig te gaan met
de inburgering van de eigen werknemers. De subsidie faciliteert werkgevers om actief mee te werken aan de ontwikkeling van
een op maat gesneden duale inburgeringsvoorziening met werk of taalkennisvoorziening, en draagt bovendien bij aan een succesvolle
inburgering.
De regeling is gericht op het bevorderen van de duale vorm van inburgeren gecombineerd met werkgerelateerde activiteiten en
op taalonderwijs gericht op het behalen van een MBO-opleiding niveau 1 of 2 (taalkennisvoorziening).
Bij een duale inburgeringsvoorziening worden de inburgeringscomponent en de participatiecomponent, in dit geval de werkgerelateerde
activiteiten, (tenminste voor een deel) gelijktijdig en in samenhang uitgevoerd en is de inhoud van beide componenten zowel
passend als relevant voor de deelnemer. Met een duale voorziening wordt dus tegelijkertijd zowel in het leslokaal als in de
praktijk gewerkt aan vergroting van taalvaardigheid en kennis. Daarbij is de taalverwerving gericht op de vaktaal die gebruikt
wordt in de betreffende (werk)omgeving. In de praktijk leert de deelnemer zo het geleerde in de klas toe te passen bij het
functioneren in een dagelijkse (werk-)omgeving. Vice versa heeft de participatiecomponent een expliciete rol in het stimuleren,
ondersteunen en faciliteren van het taalverwervingsproces.
Het grote voordeel van een duale inburgeringsvoorziening met werk is dus dat het leren van de taal direct wordt gekoppeld
aan de activiteiten die in het kader van het werk worden uitgevoerd. Het leren van een taal in een contextrijke omgeving levert
doorgaans betere resultaten op: mensen die de taal veel gebruiken in contact met hun omgeving verwerven de taal sneller en
bereiken een hoger niveau. Duale inburgeringsvoorzieningen zijn zo een bewezen effectiever en efficiënter middel om in te
burgeren dan inburgeringsvoorzieningen in een geïsoleerde omgeving.
De taalkennisvoorziening is op soortgelijke wijze als de duale inburgeringsvoorziening een efficiënter en effectiever middel
voor inburgering. De taalkennisvoorziening is een voorziening gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal
die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een MBO-opleiding niveau 1 of 2. De taalkennisvoorziening kan worden aangeboden
aan diegenen die een MBO-opleiding niveau 1 of 2 volgen of binnenkort gaan volgen.In de afgelopen jaren is er in het MBO geïnvesteerd
in het ontwikkelen van zogenoemde trajecten waarbij het leren van de Nederlandse taal gecombineerd wordt met het volgen van
een beroepsopleiding. In deze programma’s wordt de taal functioneel, contextueel en inhoudsgericht geleerd. Een ander groot
voordeel van een taalkennisvoorziening gericht op een MBO-opleiding niveau 2 is dat deze leidt tot een startkwalificatie voor
de arbeidsmarkt.
De regeling stimuleert werkgevers tot een actieve bevordering van de inburgering. De gesubsidieerde activiteiten zullen voor
de werknemer en de werkgever naar verwachting een duurzaam effect opleveren. De activiteiten zijn immers bedoeld om de inburgering
van de werknemer tot een succes te maken zodat deze beter zijn werk kan verrichten en meer kansen creëert voor zijn loopbaan
en zelfontplooiing. De werkgever kan beter communiceren met de eigen medewerkers en kan profiteren van hun verbeterde communicatiemogelijkheden
in de Nederlandse taal op het werk. De bijdrage aan inburgering op de werkvloer, die de werkgever levert, kan in het ene
geval de aanschaf van leermiddelen of computers betreffen waarmee de werknemers hun taal kunnen oefenen, maar ook het bijdragen
aan de ontwikkeling van branchespecifiek lesmateriaal waarmee die werkgever of andere werkgevers in dezelfde branche in de
toekomst inburgeraars kunnen blijven opleiden. Werkgevers die, om welke reden dan ook, niet hebben kunnen profiteren van deze
tijdelijke stimuleringsregeling, maar wel de inburgering van hun mensen actief willen bevorderen, kunnen profiteren van goede
praktijkvoorbeelden. Tenslotte kunnen gemeenten en het Rijk leren van de inbreng van werkgevers om de dualiteit van de inburgeringsvoorzieningen
te vergroten en deze meer toe te spitsen op de behoeften van werknemers en werkgevers.
II Artikelsgewijs
Artikel 1
Bij de definities van werkgever en werknemer is uitgegaan van de definities van de Arbeidsomstandighedenwet, maar de definitie
van werkgever is op verschillende punten afwijkend geformuleerd. Onder 1° is de zinsnede ‘behalve indien die ander aan een derde ter beschikking wordt gesteld voor het verrichten van arbeid, welke
die derde gewoonlijk doet verrichten’ niet opgenomen opdat ook uitzendbureaus onder de regeling vallen. Inlenende instanties
zijn uitgesloten van de regeling, zodat voor een uitzendkracht of een gedetacheerde slechts eenmaal door de uitlenende instantie
zelf subsidie kan worden aangevraagd De zelfstandigen zonder personeel die in opdracht van de werkgever arbeid verrichten,
zijn toegevoegd. Hiermee wordt het aantal werkgevers dat faciliteiten aan inburgeraars kan bieden voor de duale inburgeringsvoorziening
met werk of de taalkennisvoorziening zo groot mogelijk, maar worden meerdere aanvragen betreffende dezelfde werknemer uitgesloten.
De subsidieaanvraag kan alleen betrekking hebben op activiteiten die ondersteunend zijn aan de uitvoering van een duale inburgeringsvoorziening
met werk richting inburgeringsexamen of Staatsexamen Nederlands als Tweede Taal I of II (hierna: Staatsexamen NT2) of aan
een taalkennisvoorziening.
Artikel 2
De subsidie is bedoeld om de deelname van werknemers en zelfstandigen zonder personeel aan de duale inburgeringsvoorziening
met werk of de taalkennisvoorziening te stimuleren. Indien de werkgever de deelname aan voornoemde voorzieningen ondersteunt,
zullen werknemers sneller en makkelijker kunnen inburgeren.
Artikel 3
Alleen werkgevers komen in aanmerking voor de subsidie. De subsidie betreft een bijdrage in de kosten van de ondersteunende
activiteiten die de werkgever verricht om de inburgering van personen die arbeid voor hen verrichten, te faciliteren en om
de duale component van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening te versterken. De beoordeling van activiteiten
die worden verricht geschiedt door de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie. De activiteiten dienen aan te sluiten bij
een door de gemeente verstrekte beschikking of overeenkomst betreffende de duale inburgeringsvoorziening met werk of de taalkennisvoorziening.
Voorbeelden van ondersteunende activiteiten zijn het stimuleren van het gebruik van de Nederlandse taal op de werkvloer, het
beschikbaar stellen van computers of een ruimte voor de lessen zodat betrokkenen niet hoeven te reizen tussen hun werk en
de inburgeringsles, het aanpassen van lesmateriaal op de bedrijfsspecifieke of branchespecifieke situatie, begeleiding van
betrokkenen bij de inburgering om zo de voortgang te bewaken en betrokkenen te stimuleren de voorziening ook daadwerkelijk
af te ronden. Bovendien kunnen hieronder vallen het aanpassen van werkroosters op de lestijden of andersom, het werken met
taalcoaches, een deel van de werktijd beschikbaar stellen voor lestijd en het leveren van input voor de ontwikkeling van de
duale component van een traject toegespitst op de werkzaamheden binnen de eigen branche.
Artikel 4
Het bedrag van de subsidie bedraagt € 1.000,– per werknemer of zelfstandige zonder personeel die in dienst respectievelijk
in opdracht van de werkgever arbeid verricht. De werkgever kan tot een maximumbedrag van € 25.000,– subsidie ontvangen. Dit
houdt in dat een of meerdere aanvragen betrekking kunnen hebben op in totaal maximaal 25 werknemers en zelfstandigen zonder
personeel.
Artikel 6
De werkgever dient de aanvraag in bij het agentschap met behulp van een bij het agentschap verkrijgbaar formulier. De werkgever
heeft de keuze de aanvraag op papier of elektronisch in te dienen. De elektronische aanvraag wordt ingediend op de door het
agentschap op de website van het agentschap aangegeven wijze.
De aanvraag bevat in ieder geval de naam, het adres en het nummer van de kamer van koophandel en fabrieken van de werkgever;
de naam, het adres, de geboortedatum en het burgerservicenummer van de werknemer of de zelfstandige zonder personeel op wie
de aanvraag betrekking heeft, en een omschrijving van de door de aanvrager (werkgever) te verrichten activiteiten. Die activiteiten
moeten strekken tot het bevorderen van een duale inburgeringsvoorziening met werk of het bevorderen van een taalkennisvoorziening
voor werknemers die in dienst zijn van de aanvrager of zelfstandigen zonder personeel die in opdracht van de aanvrager arbeid
verrichten.
Verder moet bij de aanvraag worden gevoegd een kopie van de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of
– indien het een vrijwillige inburgeraar betreft – een kopie van de overeenkomst tussen de gemeente en de inburgeraar, die
in 2010 is genomen dan wel is gesloten. Voor de volledigheid zij vermeld dat de volledige doelgroep van de Wet participatiebudget
in aanmerking kan komen, mits zij een beschikking hebben ontvangen of een overeenkomst hebben afgesloten met de gemeente.
Ook moet de aanvrager een verklaring overleggen bij de aanvraag waarin de werknemer of de zelfstandige zonder personeel toestemming
geeft zijn gegevens over te leggen.
Indien de werkgever de aanvraag namens hem door een ander, bijv. een andere werkgever, wil laten indienen, dient die ander
een schriftelijke machtiging bij de aanvraag over te leggen. Als de aanvraag elektronisch wordt ingediend zullen bovengenoemde
stukken ingescand moeten worden. Aan de hand van de genoemde stukken en gegevens zal het agentschap toetsen of de aanvraag
volledig is en of voldaan is aan de voorwaarden voor subsidie, genoemd in de artikelen 3 en 4.
Belangrijke elementen van de toets zijn:
a. de aanvraag moet zijn ingediend door de werkgever voor zijn werknemer of de in zijn opdracht werkende zelfstandige zonder
personeel die tenminste gedurende de periode waarbinnen de duale inburgeringsvoorziening met werk of de taalkennisvoorziening
wordt uitgevoerd gehouden is arbeid voor hem te verrichten;
b. er moet sprake zijn van een in 2010 vastgestelde of overeengekomen duale inburgeringsvoorziening met werk of taalkennisvoorziening
voor de werknemer of de zelfstandige zonder personeel, bedoeld in onderdeel a;
c. uit de omschrijving van activiteiten die de werkgever uitvoert of zal uitvoeren moet blijken dat deze bijdragen aan de vastgestelde
of overeengekomen duale inburgeringsvoorziening met werk of de taalkennisvoorziening, bedoeld in onderdeel c, en
d. het subsidiebedrag mag per aanvraag of verspreid over meerdere aanvragen het bedrag van € 25.000,– per werkgever niet te boven
gaan.
Ad b. De subsidie wordt alleen verstrekt ter bevordering van de inburgering van werknemers of zelfstandigen zonder personeel
die in 2010 een beschikking hebben ontvangen van het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) of een overeenkomst
hebben afgesloten met het college, waarbij een duale inburgeringsvoorziening met werk of een taalkennisvoorziening is vastgesteld
of overeengekomen. Hiermee wordt geborgd dat er niet slechts sprake is van een intentie tot inburgering, maar van een beschikking
of een overeenkomst op grond waarvan de inburgering ook daadwerkelijk kan aanvangen. De werkgerelateerde activiteiten van
een duale inburgeringsvoorziening moeten, ingevolge artikel 1.1, eerste lid, onder o, van het Besluit inburgering in samenhang
en ten minste voor een deel gelijktijdig met de taalverwerving worden uitgevoerd. De werkgever mag erop vertrouwen dat het
college in de beschikking of overeenkomst uitvoering geeft aan dit wettelijke criterium en kan dus afgaan op de inhoud van
die beschikkingen of overeenkomsten, mits hieruit blijkt dat sprake is van een duale inburgeringsvoorziening met werk of taalkennisvoorziening.
Ad c. De werkgever is vrij om te bepalen welke activiteiten worden uitgevoerd, mits de hierboven beschreven relatie met de
inburgering blijkt uit de omschrijving van de activiteiten. Enkele voorbeelden van dergelijke activiteiten zijn vermeld in
de toelichting bij artikel 3.
Artikel 7
Op de aanvragen tot subsidievaststelling wordt op volgorde van binnenkomst beslist. Het gaat daarbij alleen om volledige aanvragen.
Het agentschap stelt de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid de aanvraag aan
te vullen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Daarbij geldt
de dag waarop de aanvraag is aangevuld als de datum van ontvangst van de aanvraag. Indien de toekenning van aanvragen die
op dezelfde datum zijn binnengekomen leidt tot een overschrijding van het subsidieplafond van € 7 miljoen, dan wordt de volgorde
van ontvangst door loting bepaald. Alleen volledige aanvragen worden meegenomen in die loting. De aanvraag tot subsidievaststelling
kan worden ingediend tot en met 31 oktober 2010; aanvragen die na die datum door het agentschap worden ontvangen, worden niet
in behandeling genomen.
Artikel 8
De beslistermijn bedraagt zes weken. Het agentschap, dat de regeling in mandaat voor de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie
uitvoert, kan deze termijn eenmalig met ten hoogste zes weken verlengen. In dat geval stelt het agentschap de aanvrager daarvan
schriftelijk op de hoogte.
Artikel 9
Het is niet op voorhand uit te sluiten dat het verstrekken van subsidie op basis van dit besluit moet worden aangemerkt als
staatssteun in de zin van de artikelen 87 en 88 EG. Het bedrag van de subsidie (€ 1.000,–) is dermate laag dat de aanvraag
of meerdere aanvragen tot een maximum van € 25.000,– voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening. Omdat niet valt
uit te sluiten dat een werkgever eerder voor economische activiteiten steun heeft ontvangen, is het van belang dat er een
verklaring omtrent de minimis-steun wordt afgegeven door de werkgever. De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie moet bij
het nemen van zijn besluit omtrent de subsidievaststelling weten of de subsidieaanvrager in de voorafgaande drie jaar reeds
eerder de minimis-steun heeft ontvangen. Dat is onder meer van belang voor de vaststelling van de hoogte van de te verlenen
subsidie. De modelverklaring de minimis-steun is opgenomen in de bijlage bij de regeling.
Indien de ingediende verklaring achteraf onjuist blijkt te zijn, zal de verstrekte subsidie, met toepassing van artikel 4:49,
eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, achteraf kunnen worden ingetrokken of lager worden vastgesteld.
Het derde lid van artikel 9 betreft een weigeringsgrond, indien bij de aanvraag blijkt dat de werkgever een onderneming in
Europeesrechtelijke zin is:
a. en die werkgever geen de-minimisverklaring heeft afgegeven, of
b. die eerder steun heeft ontvangen waardoor de drempel voor de minimis-steun over de afgelopen drie jaren (€ 200.000) wordt
of al is overschreden.
De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
E. van Middelkoop.