Wijzigingen Suppletieregeling Filminvesteringen Nederland per 1 januari 2010

30 december 2009

Nr. 2009395/SB

De Stichting Nederlands Fonds voor de Film,

Gelet op artikel 10 lid 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

Besluit:

ARTIKEL I

De Suppletieregeling Filminvesteringen Nederland wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. De definitie van filmkosten komt te luiden:

Filmkosten:

Productiekosten (de kosten gemoeid met de voortbrenging van een bioscoopfilm), vermeerderd met de kosten voor de uitbrengkopieën en de marketing van de bioscoopfilm in bioscopen in Nederland.

2. Aan het artikel wordt een definitie toegevoegd, luidende:

Deferment:

het afzien van het in rekening brengen van kosten onder de voorwaarde dat deze kosten terugbetaald worden uit de eventuele opbrengsten van de bioscoopfilm;

3. Aan het artikel wordt een definitie toegevoegd, luidende:

Investering:

een financiële bijdrage van een marktpartij, die ten genoegen van het bestuur aantoonbaar in de productie van de bioscoopfilm wordt geïnvesteerd en die niet bestaat uit een deferment of een, naar het oordeel van het bestuur daaraan gelijkgestelde bijdrage of een sponsorbijdrage in natura.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Ten behoeve van de voortbrenging van de bioscoopfilm kan op grond van deze regeling aan de aanvrager een subsidie worden verleend die:

    • a. maximaal 140 procent bedraagt van het bedrag dat door marktpartijen wordt geïnvesteerd in de filmkosten van de bioscoopfilm; en:

    • b. maximaal 35 procent van de filmkosten bedraagt; en:

    • c. niet meer bedraagt dan € 1.500.000,–.

2. Het derde lid, komt te luiden:

  • 3. Indien de aanvraag subsidieverlening betreft voor een bioscoopfilm die voldoet aan de nationale criteria voor moeilijke films of low budget-films, zoals vastgesteld door het Fonds in artikel 5, derde lid, van de Uitvoeringsregeling lange speelfilm, is het vorige lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het genoemde percentage niet meer bedraagt dan 55 procent van de productiekosten.

3. Na het derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Indien na de indiening van de aanvraag en het financieringsplan, maar vóór de subsidieverlening, nieuwe financiële bijdragen worden verkregen, dan zal het Fonds die bijdragen in mindering brengen op de aangevraagde subsidie.

C

Artikel 5, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het bestuur van het Fonds kan op basis van een daartoe door de aanvrager gedaan verzoek een subsidie ter dekking van de begrote filmkosten van een bioscoopfilm verlenen, wanneer deze bioscoopfilm naar het oordeel van het bestuur voldoet aan de volgende criteria:

    • a. van de begrote filmkosten, zoals opgenomen in het filmplan, is ten minste 65 procent reeds gedekt door bijdragen van derden, die ofwel schriftelijk zijn toegezegd als garantieopbrengst ofwel schriftelijk zijn toegezegd als subsidie, lening of investering ter dekking van de begrote filmkosten. Het aantal als deferments aangemerkte bijdragen mogen de hoogte van de in de begroting opgenomen en door het Fonds goedkeurde producers fee en overhead niet te boven gaan; en:

    • b. de investeringen van marktpartijen bedragen tenminste 25 procent van de begrote filmkosten, zoals opgenomen in het filmplan, waarin is begrepen een bedrag gelijk aan ten minste 10 procent van de begrote filmkosten, dat op marktconforme voorwaarden is toegezegd als investering door een filmdistributeur als garantieopbrengst of als bijdrage in de kosten van de voorgenomen bioscoopuitbreng in Nederland. Maximaal 30% van de investering als garantieopbrengst (de Minimum Guarantee) van de distributeur kan door de aanvrager dan wel door een door de aanvrager aan te wijzen marktpartij worden ingevuld.

D

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, aanhef, komt te luiden:

  • 1. Het bestuur van het Fonds beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag tot verlenen van subsidie op grond van deze regeling, indien naar het oordeel van het bestuur:

2. Het eerste lid, onder h, komt te luiden:

  • h. de aanvraag niet voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikelen 3 en 5 van deze regeling dan wel overigens niet voldoet aan deze regeling.

3. Het tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het bestuur van het Fonds beslist afwijzend op een aanvraag tot verlening van subsidie op grond van deze regeling, indien de aanvrager, of de binnen de organisatie van de aanvrager voor het beleid verantwoordelijke natuurlijke persoon of personen, in de periode van zeven kalenderjaren voorafgaand aan een subsidieaanvraag niet hoofdverantwoordelijk is geweest voor het voortbrengen van ten minste één bioscoopfilm, die na première minimaal drie weken gelijktijdig is vertoond in drie of meer bioscopen in Nederland én in die periode door minimaal 50.000 personen is bezocht. Indien de aanvrager in hetzelfde kalenderjaar nogmaals een aanvraag voor een bioscoopfilm indient, dan wordt een dergelijke aanvraag afgewezen indien een, in de voornoemde periode van zeven kalenderjaren door de aanvrager voortgebrachte bioscoopfilm niet door minimaal 100.000 bezoekers is bezocht.

E

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan artikel 7, tweede lid, onder c (i) wordt na ‘ter dekking van de begrote filmkosten’ ingevoegd: Het aantal als deferments aangemerkte bijdragen mogen de hoogte van de in de begroting opgenomen en door het Fonds goedkeurde producers fee en overhead niet te boven gaan; en:

2. Na het vijfde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Indien het ingediende financieringsplan niet aan de eisen genoemd in artikelen 3 en 5 voldoet, wordt de aanvrager gedurende vijf werkdagen in de gelegenheid gesteld het financieringsplan aan te passen.

F

Aan artikel 8 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Indien een aanvraag, ingediend vóór 1 januari 2010, op grond van lid 2 wordt aangehouden dan wordt de aanvrager bij de kennisgeving als bedoeld in lid 4 tevens in de gelegenheid gesteld om een coproducent bij het filmplan te betrekken, die ten genoegen van het bestuur aantoonbaar aan de eisen genoemd in artikel 6 lid 2 kan voldoen. De aanvrager krijgt hiervoor een termijn van 10 werkdagen. De coproducent wordt vervolgens als aanvrager van de gevraagde subsidie aangemerkt.

G

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan artikel 10, eerste lid, onder c, wordt na ‘starten.’ ingevoegd: Deze verplichting geldt voor bioscoopfilms met een productiebudget (productiekosten) vanaf twee miljoen euro.

2. In het vierde lid, wordt ‘de’ vervangen door: het besluit tot.

H

Artikel 11, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De aanvrager is verplicht er zorg voor te dragen dat de opnamen van de bioscoopfilm waarvoor subsidie is verleend niet eerder starten dan nadat én door het bestuur is bericht dat de aanvrager heeft voldaan aan de verplichtingen, zoals bedoeld in artikel 10, eerste lid, én – indien van toepassing – de completion guarantor definitieve dekking heeft verleend voor de voortbrenging en voltooiing van de bioscoopfilm waarvoor subsidie is verleend.

I

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1’ geplaatst en komt te luiden:

  • 1. In geval de aanvrager toerekenbaar is tekortgeschoten in de uitvoering van, dan wel niet heeft voldaan aan de verplichtingen, die zijn verbonden aan de subsidieverlening, is het Fonds bevoegd de subsidieverlening in trekken of te wijzigen ten nadele van de aanvrager. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het bestuur is voorts bevoegd de subsidieverlening ten nadele van de aanvrager te wijzigen wanneer de aanvrager na de subsidieverlening, maar vóór de vaststelling van de subsidie, nieuwe financiële bijdragen als bedoeld in artikel 5, lid 1, heeft verkregen, en de subsidie te verlagen met een bedrag gelijk aan die financiële bijdrage(n). Het bedrag waarmee de subsidie wordt verlaagd wordt in eerste instantie verrekend met de nog te verlenen voorschotten. Mocht dat niet toereikend zijn dan zullen reeds uitbetaalde voorschotten kunnen worden teruggevorderd.

J

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 15, onder e, komt te luiden:

  • e. Uit de bij de aanvraag tot vaststelling verstrekte gegevens blijkt dat het totaal van de verleende subsidie en de financiële bijdragen van een ander Nederlands bestuursorgaan en/of het Fonds op grond van een andere dan de onderhavige regeling meer bedraagt dan 55 procent van de werkelijk gemaakte productiekosten. Deze uitzondering geldt voor een bioscoopfilm, die voldoet aan de criteria, zoals bedoeld in artikel 5, derde lid, van de Uitvoeringsregeling lange speelfilm; of:

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. Uit de bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie verstrekte gegevens blijkt dat de aanvrager, behalve de in het ingediende financieringplan genoemde bijdragen, nog aanvullende financiële bijdragen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, heeft verkregen.

K

Artikel 19, tweede lid, onder b, komt te luiden:

  • b. voor de voortbrenging en voltooiing van de bioscoopfilm waarvan de productiekosten minimaal twee miljoen euro bedragen en waarvoor subsidie is verleend nog geen definitieve verzekeringsdekking is gegeven door de completion guarantor; of:

L

Artikel 21, derde lid, vervalt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

Dit besluit wordt met toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Amsterdam, 2 september 2009

Secretaris interim bestuur Stichting Nederlands Fonds voor de Film,

I.C. van der Vlies.

Voorzitter interim bestuur Stichting Nederlands Fonds voor de Film,

J.W.A. van Beers.

TOELICHTING

De hiervoor omschreven wijzigingen in de Suppletieregeling vloeien voort uit de onlangs afgeronde evaluatie van de regeling.

Naar boven