Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 26 maart 2010, nr. 115877, houdende wijziging van de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten en de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s in verband met Q-koorts (verduidelijking en wijziging van maatregelen)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

gelet op de artikelen 17 en 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5.1.1, onderdeel f, wordt ‘artikel 37, tweede lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren’ vervangen door: artikel 37, tweede lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, zoals dit lid luidde ten tijde van de inwerkingtreding van onderhavig onderdeel.

B

artikel 5.1.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘De artikelen 5.1.5a tot en met 5.1.7, 5.1.8, tweede tot en met vierde lid en 5.1.9 tot en met 5.1.11’ vervangen door: De artikelen 5.1.5a tot en met 5.1.7, 5.1.8, tweede tot en met vierde lid, 5.1.9, tweede tot en met vijfde lid, 5.1.10 en 5.1.11.

2. Het tweede lid komt als volgt te luiden:

  • 2. De artikelen 5.1.5a tot en met 5.1.7, 5.1.8, eerste lid, 5.1.9, tweede tot en met vijfde lid en 5.1.10 zijn van toepassing op bedrijven in de periode vanaf het tijdstip waarop op het bedrijf een besmetting met Q-koorts op grond van artikel 22, eerste lid, onderdeel d, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is geconstateerd tot het moment waarop het bedrijf op grond van artikel 22, eerste lid, onderdeel d, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren vrij van de besmetting met Q-koorts is verklaard.

3. In het derde lid wordt ‘De artikelen 5.1.5a, 5.1.5b, 5.1.7 en 5.1.9’ vervangen door: De artikelen 5.1.5a, 5.1.5b, 5.1.7 en 5.1.9, eerste en derde tot en met vijfde lid.

C

artikel 5.1.6, komt als volgt te luiden:

Artikel 5.1.6

  • 1. Van het verbod, bedoeld in artikel 29 van de wet, wordt vrijstelling verleend voor de afvoer van schapen en geiten:

    • a. rechtstreeks naar een slachthuis, met uitzondering van drachtige dieren, of

    • b. indien het lammeren jonger dan vier weken betreft, naar een bedrijf waar lammeren worden afgemest ten behoeve van de slacht.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, is het toegestaan om overeenkomstig artikel 37 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s, schapen en geiten afkomstig van verschillende plaatsen bijeen te brengen op een vervoerseenheid of vervoermiddel.

D

artikel 5.1.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

  • 1. In de gevallen waarin het verwijderen van mest uit een stal is toegestaan, wordt de mest na het verwijderen gedurende 90 dagen afgedekt opgeslagen op de locatie waar de mest is geproduceerd.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. In de gevallen waarin het verwijderen van mest uit een stal is toegestaan, wordt de mest na het verwijderen gedurende 150 dagen afgedekt opgeslagen op de locatie waar de mest is geproduceerd.

3. In het vierde en vijfde lid (nieuw) wordt ‘bedoeld in het tweede lid’ telkens vervangen door: bedoeld in het derde lid.

E

artikel 5.1.15 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. De volgende leden worden toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid, is deze paragraaf niet van toepassing op bedrijven als bedoeld in artikel 5.1.2, waarop artikel 5.1.5, eerste en tweede lid van toepassing is.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, is deze paragraaf niet van toepassing op bedrijven als bedoeld in artikel 5.1.2, waarop artikel 5.1.5, derde lid, van toepassing is, indien de geiten of schapen op het bedrijf zijn gevaccineerd als bedoeld in artikel 5.2.6b, voordat publiek wordt toegelaten tot de plaats waar de schapen en geiten worden gehouden.

ARTIKEL II

De Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 13a, eerste lid, komt als volgt te luiden:

  • 1. Vrijstelling van de verplichting tot kennisgeving, bedoeld in artikel 19 van de wet, van verschijnselen van Q-koorts, wordt verleend aan:

    • a. de houder van een rund;

    • b. de houder van een eenhoevige, en

    • c. de houder van een varken.

B

Artikel 112, onderdeel e, komt als volgt te luiden:

  • e. de medewerkers van de Gezondheidsdienst voor dieren.

ARTIKEL III

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdeel A, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 26 maart 2010

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

TOELICHTING

Onderhavige regeling voorziet in een wijziging van de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten met betrekking tot Q-koorts en van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s (hierna: Regeling preventie). De wijzigingen worden hieronder toegelicht.

Referentieaantal (Artikel I, onderdeel A)

Artikel 5.1.1, onderdeel f, bevat een definitie van het begrip ‘referentieaantal’. In dit onderdeel wordt verwezen naar artikel 37, tweede lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren. Met ingang van 1 januari 2010 is die regeling echter gewijzigd (Stcrt. 2009, 18241), waarmee de verwijziging naar artikel 37, tweede lid, achterhaald is. Aangezien de inhoud van deze bepaling als zodanig in die regeling niet meer voorkomt, wordt met artikel I, onderdeel A, van de onderhavige regeling voorzien in een verwijzing naar artikel 37, tweede lid, zoals dat luidde ten tijde van de inwerkingtreding van artikel 5.1.1, onderdeel f, van de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten, op 9 december 2009.

Bezoekersverbod (Artikel I, onderdeel B, Artikel II, onderdeel B)

Op besmette bedrijven worden overeenkomstig artikel 22, eerste lid, onderdeel d, borden geplaatst ten teken dat gebouwen en terreinen besmet zijn met Q-koorts. Door de plaatsing van deze borden is van rechtswege het bezoekersverbod van artikel 25, tweede lid, van de wet van toepassing. Hierdoor kunnen slechts de door de minister aangewezen personen de besmette terreinen en gebouwen betreden. Op grond van artikel 112 van de Regeling preventie zijn dit de houder van de dieren op het besmette bedrijf, de ambtenaren van de AID en de VWA, de dierenarts en medewerkers van de Gezondheidsdienst voor dieren. In onderhavige wijzigingsregeling wordt de regeling zodanig aangepast dat het bezoekersverbod zoals neergelegd in artikel 5.1.11 van de regeling slechts van toepassing is op bedrijven met de status van verdacht zoals bedoeld in artikel 5.1.5, eerste lid, van dezelfde regeling. Op besmette bedrijven blijft daarmee het bezoekersverbod overeenkomstig artikel 25, tweede lid, van de wet van toepassing.

In artikel 112, eerste lid, onderdeel e van de Regeling preventie was nog opgenomen dat medewerkers van de Stichting gezondheidszorg voor dieren toegang hebben tot besmette terreinen en gebouwen. De Stichting heeft echter een naamswijziging ondergaan. Daarom wordt in onderdeel e opgenomen dat het gaat om medewerkers van de Gezondheidsdienst voor dieren.

Afvoerverbod schapen en geiten op verdachte en besmette bedrijven (Artikel I, onderdeel C)

Op grond van artikel 29 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: de wet) dient de houder van zieke of van besmetting verdachte dieren er voor zorg te dragen dat deze dieren hun verblijfplaatsen niet verlaten, tenzij de VWA, namens de minister, hiertoe toestemming heeft verleend of hiertoe bevel heeft gegeven. De wijziging in onderdeel B van onderhavige regeling strekt ertoe te verduidelijken dat vrijstelling wordt verleend van dit verbod voor zover het afvoer van niet drachtige schapen en geiten rechtstreeks naar het slachthuis of lammeren jonger dan vier weken naar een afmestbedrijf betreft. In alle andere gevallen van afvoer van verdachte of zieke schapen en geiten is een ontheffing van de VWA nodig.

Verlenging mestmaatregelen (Artikel I, onderdeel D)

Op grond van artikel 5.1.9 van de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten moet mest op bedrijven waar meer dan 50 schapen en geiten ten behoeve van de bedrijfsmatige melkproductie worden gehouden, na het uitmesten eerst 90 dagen afgedekt worden opgeslagen voordat verdere handelingen zijn toegestaan. Met deze maatregel wordt beoogd het risico op verspreiding van Q-koorts via mest te beperken. Mest van met Q-koorts besmette schapen en geiten vormt een risico voor de volksgezondheid omdat deze mest drager van smetstof is.

Er wordt momenteel onderzoek gedaan naar de risico’s van mest voor de verspreiding van Q-koorts en de wijze waarop dit risico afgedekt kan worden. Het is nog niet bekend in hoeverre het 90 dagen afgedekt opslaan van besmette mest het risico voor de volksgezondheid voldoende afdekt. Daarom wordt thans in de regeling opgenomen dat mest van besmette bedrijven na het uitmesten gedurende 150 dagen afgedekt moet worden opgeslagen. Dit betekent dat er gedurende deze 150 dagen niets met de mest mag gebeuren. Wanneer de definitieve onderzoeksresultaten bekend zijn, zal aan de hand daarvan bezien worden wat er met de mest dient te gebeuren.

Maatregelen op melkgeiten- of melkschapenbedrijven die tevens publieksfunctie hebben (Artikel I, onderdeel E)

Op 28 januari 2010 zijn aanvullende maatregelen van kracht geworden voor houderijen met een publieksfunctie. Gebleken is dat bepaalde in artikel 5.1.15 van de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten genoemde houderijen met een publieksfunctie tevens zijn aan te merken als bedrijven waar meer dan 50 schapen en geiten worden gehouden met het oog op de bedrijfsmatige melkproductie. Op deze bedrijven vindt een tankmelkmonitoring plaats op de aanwezigheid van een Q-koortsbesmetting. Hierdoor kan een Q-koortsbesmetting snel op het bedrijf worden geconstateerd. In het geval van een besmetting worden de maatregelen die gelden voor besmet verklaarde bedrijven van toepassing, waaronder een bezoekersverbod. Dergelijke bedrijven kunnen derhalve van de specifieke voor de houderijen met publieksfunctie vastgestelde maatregelen worden uitgezonderd. Hieraan is de voorwaarde verbonden dat de schapen en geiten gevaccineerd zijn voordat het publiek wordt toegelaten.

Kennisgeving van verschijnselen van Q-koorts (Artikel II, onderdeel A)

De meldplicht voor Q-koorts gold tot op heden alleen voor melkgeiten- of melkschapenbedrijven. Indien deze melkleverende bedrijven besmet zijn met Q-koorts kunnen ze een risico voor de volksgezondheid vormen. Op een besmet bedrijf kunnen bij het lammeren of bij abortus grote hoeveelheden Q-koorts bacteriën vrijkomen, die door verwaaiing in de omgeving terecht kunnen komen. Op deze manier kunnen mensen in de omgeving van een besmet melkgeiten- of melkschapenbedrijf besmet raken. Uit het advies van de deskundigen van 17 februari 2010 is gebleken dat ander bedrijven met schapen en geiten geen risico voor de volksgezondheid vormen zoals besmette melkleverende bedrijven dat doen. Wel kunnen mensen incidenteel besmet worden door direct contact met besmette schapen en geiten op deze andere bedrijven. Om dit risico zoveel mogelijk te beperken zijn er algemene hygiënemaatregelen van kracht. Het is uit voorzorg echter van belang om de Q-koorts situatie in Nederland op andere bedrijven dat melkleverende bedrijven in de gaten te houden. Daarnaast kan het indien er een besmetting op een niet melkleverend bedrijf wordt geconstateerd, nodig zijn om op hygiëne gebaseerde maatregelen voor de specifieke situatie te treffen. Bij onderhavige wijzigingsregeling wordt derhalve de verplichting van de houder van vee en de dierenarts om verschijnselen van Q-koorts (verhoogd voorkomen van abortus) te melden uitgebreid tot alle schapen en geiten.

Administratieve lasten

De regeling brengt slechts op één punt een wijziging in de administratieve lasten mee. Dit betreft de wijziging in de categorie dieren waarvoor een meldplicht bij verschijnselen van Q-koorts geldt (Artikel II, onderdeel A). De meldplicht geldt vanaf heden niet alleen voor schapen en geiten die worden gehouden ten behoeve van de melkproductie, maar voor alle schapen en geiten. De verwachting is dat het aantal meldingen van verschijnselen van Q-koorts als gevolg van deze wijziging toeneemt met enkele meldingen per jaar. Naar verwachting neemt het melden van een dierziekte circa 5 minuten in beslag. Het is niet in te schatten hoeveel meldingen er door de houder en hoeveel meldingen er door de dierenarts gedaan zullen worden. Daardoor is het niet mogelijk de totale gevolgen voor de administratieve lasten te berekenen. Wel is het mogelijk de gevolgen voor de administratieve lasten per melding te berekenen. Voor de houder wordt daarvoor uitgegaan van een tarief van € 37 per uur. Het doen van een melding gaat voor de houder gepaard met een administratieve last van (€ 37 per uur × 5 minuten) € 3,08. Voor de dierenarts wordt uitgegaan van een tarief van € 69 per uur. Het doen van een melding gaat voor de dierenarts gepaard met een administratieve last van (€ 69 per uur × 5 minuten) € 5,75.

Vaste verandermomenten

Het LNV-beleid van vaste verandermomenten voor regelgeving houdt in dat nieuwe regelingen slechts op 1 januari of 1 juli in werking treden en publicatie minimaal twee maanden voorafgaand aan inwerkingtreding van de regeling plaatsvindt. Dit beleid is neergelegd in de brief van de Minister van LNV van 28 april 2008 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2007/08, 29 515 en 31 201, nr. 243).

Onderhavige regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. De reden hiervoor is dat onderhavige bepalingen gewijzigd moeten worden met het oog op de bestrijding van Q-koorts. Hiermee wordt voldaan aan de uitzonderingsmogelijkheden die gelden voor afwijking van de Vaste Verandermomenten voor Regelgeving.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

Naar boven