Besluit vergoeding voorzitters en overige leden van een zestal commissies

4 januari 2010

Nr. 2009-0000723089

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Artikel 1

Aan de voorzitter en de overige leden van de

  • Advies-en Arbitragecommissie (AAC),

  • Adviescommissie Grondrechten en Functie-uitoefening Ambtenaren (AGFA),

  • Commissie van Advies Bezwaren Functiewaardering (CABF),

  • Commissie Integriteit Overheid (CIO),

  • Bezwarencommissie Veiligheidsonderzoeken (BVO),

  • Garantiewetcommissie (GWC) alsmede aan de secretaris van de GWC,

en, in voorkomende gevallen, aan personen die aan de werkzaamheden van een commissie deelnemen wordt een vergoeding per vergadering toegekend overeenkomstig de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, voor zover zij niet op grond van die wet van de toekenning van een vergoeding zijn uitgesloten.

Artikel 2

De vergoeding, genoemd in artikel 1, bedraagt 3% van het maximum van schaal 18, genoemd in bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en volgt de algemene salarisontwikkeling van het burgerlijk rijkspersoneel. Aan de voorzitters wordt een vergoeding toegekend ter grootte van 130% van het bedrag, bedoeld in de vorige volzin.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 13 februari 2009.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

voor deze:

de directeur-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties,

A.C. van Es.

Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de datum van bekendmaking van dit besluit in de Staatscourant een bezwaarschrift indienen bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, postbus 20011, 2500 EA Den Haag, onder overlegging van een kopie van dit besluit.

TOELICHTING

Voor de voorzitters en de overige leden van alle in dit besluit genoemde commissies gold een vergoeding per bijgewoonde vergadering, gebaseerd op het Vacatiegeldenbesluit 1988, althans voor zover het niet gaat om personen die – kortweg gezegd – uit openbare kas worden betaald en voor wie de werkzaamheden voor de commissie als een onderdeel van hun functievervulling kunnen worden gerekend.

De inwerkingtreding op 13 februari 2009 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en het gelijknamige besluit nopen weliswaar niet tot actualisering van de geldende vergadervergoedingen, maar maken dit wel voor de hand liggend, temeer daar deze vergoedingen al geruime tijd niet meer waren aangepast. Zo zijn in een aantal gevallen de vergoedingen niet aangepast aan de laatste wijziging van de maxima voor vacatiegeld die plaatsvond bij de per 1 juli 2004 in werking getreden Regeling maximumbedragen vacatiegeld 2004 van de Minister van Financiën.

De in dit besluit genoemde commissies waren van oudsher gecategoriseerd als ‘zwaar’, dit tegenover ‘algemene’ commissies. In het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies is dit onderscheid niet meer opgenomen; voor de vaststelling van de hoogte van de vergoeding dient nu te worden gekeken naar de omvang en de zwaarte van de werkzaamheden. Het oordeel daaromtrent met betrekking tot alle in artikel 1 genoemde commissies, gekoppeld aan het gegeven dat daarin hooggekwalificeerde personen zitting (moeten) hebben, rechtvaardigt dat aan deze leden in voorkomend geval de maximaal mogelijke vergadervergoeding wordt toegekend.

De maximale vergoeding per vergadering is aangepast aan de algemene salarisontwikkeling van burgerlijk rijkspersoneel en bedraagt 3% van het maximum van schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, zijnde (per 13 februari 2009) 3% van € 8373,71 is € 251,21. Aan de voorzitters wordt 130% van dit bedrag toegekend. Met ingang van 1 april 2009 zijn de schaalbedragen aangepast en bedraagt de vergoeding 3% van € 8541,18 is € 256,24.

Opmerking verdient dat vergoeding voor secretarissen en adjunct-secretarissen van het merendeel van de commissies niet in dit besluit behoeft te worden geregeld. Bedoelde secretariaten zijn ondergebracht bij de Stichting Centrum Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP) welke stichting in de salariëring voorziet. Dit gaat alleen niet op voor de secretaris van de Garantiewetcommissie, voor welke functie hier wel in vergoeding is voorzien.

Naast de vergoeding bestaat er, waar dat aan de orde is, aanspraak op een reiskostenvergoeding overeenkomstig de regeling, geldend voor burgerlijk rijkspersoneel.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

voor deze:

de directeur-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties,

A.C. van Es.

Naar boven