Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 maart 2010, nr. R&P/RPA/10/3469, tot wijziging van de Reïntegratieregeling in verband met uitbreiding van de mogelijkheid voorzieningen te verstrekken aan personen met structurele functionele beperkingen bij arbeid als zelfstandige

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 65h van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 65, onderdeel b, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 2:27 en 3:70 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en 15b, derde lid, van het Reïntegratiebesluit;

Besluit:

ARTIKEL I

De Reïntegratieregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Onder bloedverwant in de eerste graad als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt mede verstaan een meerderjarig aangehuwd kind of een meerderjarig voormalig pleegkind van de ongehuwde meerderjarige.

  • 4. Onder voormalig pleegkind als bedoeld in het derde lid wordt verstaan een pleegkind waarvoor de ongehuwde meerderjarige een pleegvergoeding ontving of ontvangt op grond van de Wet op de jeugdzorg of kinderbijslag ontving op grond van de Algemene Kinderbijslagwet.

B

Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Bij overschrijding van de termijnen, bedoeld in het eerste of tweede lid, wordt geen loonsuppletie verstrekt over een periode die gelegen is meer dan twee maanden voor de aanvraag, respectievelijk geen inkomenssuppletie verstrekt over het boekjaar of de boekjaren gelegen voor de aanvraag.

C

Na paragraaf 2 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 2A Inkomenstoets voorzieningen bij inschakeling in en ondersteuning bij arbeid als zelfstandige

Artikel 12a Inkomen

Voor de toepassing van artikel 15b, eerste lid, van het Reïntegratiebesluit wordt onder inkomen verstaan hetgeen op grond van artikel 2 van het Inkomensbesluit Wet WIA onder inkomen wordt verstaan.

Artikel 12b Aftrekbare kosten

Artikel 6 is van overeenkomstige toepassing op het inkomen, bedoeld in artikel 12a.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 23 maart 2010

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

TOELICHTING

Algemeen

In deze regeling worden regels gesteld over de vaststelling van het inkomen van zelfstandigen met een structurele functionele beperking aan wie (arbeidsplaats)voorzieningen zijn verstrekt of een verstrekking daarvan wordt overwogen. Met de Wet van 3 december 2009 tot uitbreiding van de mogelijkheid om voorzieningen te verstrekken bij arbeid als zelfstandige (Stb. 2009, 589) (hierna: wijzigingswet) worden de mogelijkheden verruimd om voorzieningen te verlenen aan personen met een ziekte of handicap die willen starten als zelfstandige. Het gaat hierbij om voorzieningen zoals een doventolk, een voorleeshulp of een aanpassing van de werkplek. De verstrekking van de voorzieningen hoeft zich niet meer te beperken tot de re-integratieperiode.

In de wijzigingswet is bepaald dat genoemde voorzieningen niet worden verstrekt of worden beëindigd indien het inkomen van de startende zelfstandige – na een nader aantal te bepalen kalenderjaren – meer bedraagt dan een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag. Deze inkomensgrens is neergelegd in artikel 15b, eerste lid, van het Reïntegratiebesluit. Dit artikellid bepaalt ook dat het inkomen van de zelfstandige vanaf het vierde jaar na de start aan deze inkomensgrens wordt getoetst.

In artikel 15b, derde lid, van het Reïntegratiebesluit is voorts bepaald dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld over de wijze van vaststelling van het inkomen. Deze regeling strekt daartoe. In artikel 12a is bepaald dat voor de vaststelling van het inkomen wordt uitgegaan van artikel 2 van het Inkomensbesluit Wet WIA.

Hierdoor is artikel 2 van het Inkomensbesluit Wet WIA óók van toepassing bij de vaststelling van het inkomen van de personen aan wie de voorzieningen worden verstrekt op grond van artikel 2:23 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). Hiervoor is gekozen met het oog op het behoud van een zo eenvoudig mogelijke uitvoering.

In artikel 12b is bepaald dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) bij de vaststelling van het inkomen kosten in verband met ziekte en gebrek als aftrekposten in aanmerking kan nemen.

Daarnaast is met deze regeling aan artikel 1 een nieuw derde en vierde lid toegevoegd. De toevoeging van deze leden hangt samen met de overheveling van de uitvoering van de aanvullende bijstand voor personen van 65 jaar of ouder van de gemeenten naar de Sociale verzekeringsbank en het aanbrengen van enkele andere aanpassingen in de sociale regelgeving in verband met de gelijkstelling binnen de sociale zekerheid van voormalige pleeg- en stiefkinderen met eigen kinderen. Deze wijzigingen zijn geregeld in Wet van 17 december 2009 tot wijziging van de Wet werk en bijstand, de Algemene Ouderdomswet en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met de overheveling van de uitvoering van de aanvullende bijstand voor personen van 65 jaar of ouder van de gemeenten naar de Sociale verzekeringsbank en het aanbrengen van enkele andere aanpassingen in de Algemene Ouderdomswet en tot wijziging van enkele sociale verzekeringswetten in verband met de gelijkstelling binnen de sociale zekerheid van voormalige pleeg- en stiefkinderen met eigen kinderen (Stb. 2009, nr. 596)

Tenslotte wordt met deze regeling aan artikel 2 een lid toegevoegd waarin wordt geregeld wat de rechtsgevolgen zijn van een te late aanvraag van loon- of inkomenssuppletie.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Aan artikel 1 zijn een nieuw derde en vierde lid toegevoegd. Deze toevoeging hangt samen met de Wet van 17 december 2009tot wijziging van de Wet werk en bijstand, de Algemene Ouderdomswet en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met de overheveling van de uitvoering van de aanvullende bijstand voor personen van 65 jaar of ouder van de gemeenten naar de Sociale verzekeringsbank en het aanbrengen van enkele andere aanpassingen in de Algemene Ouderdomswet en tot wijziging van enkele sociale verzekeringswetten in verband met de gelijkstelling binnen de sociale zekerheid van voormalige pleeg- en stiefkinderen met eigen kinderen (Stb. 2009, 596). In die wet worden in diverse sociale zekerheidswetten, waaronder de Toeslagenwet, meerderjarige stiefkinderen en meerderjarige voormalige pleegkinderen gelijkgesteld aan eigen kinderen. In artikel V, onderdeel A, van die wet zijn daartoe aan artikel 1 van de Toeslagenwet twee nieuwe leden acht en negen toegevoegd. Op gelijke wijze zijn ook aan artikel 1 van de Reïntegratieregeling twee overeenkomstige nieuwe leden toegevoegd.

Artikel I, onderdeel B

In de artikelen 65h van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 65, onderdeel b, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en 2:27 en 3:70 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten is de mogelijkheid opgenomen om rechtsgevolgen te verbinden aan een te late aanvraag van loon- of inkomenssuppletie. Aan deze mogelijkheid wordt nu invulling gegeven door in artikel 2 te regelen dat geen loonsuppletie wordt verstrekt over een periode die gelegen is meer dan twee maanden voor de aanvraag, respectievelijk geen inkomenssuppletie wordt verstrekt over het boekjaar of de boekjaren gelegen voor de aanvraag.

Artikel I, onderdeel C

Artikel 12a

In artikel 15b, eerste lid, van het Reïntegratiebesluit is bepaald dat intermediaire en arbeidsplaatsvoorzieningen bij de inschakeling en ondersteuning bij de arbeid als zelfstandige niet worden verleend of worden beëindigd, indien het inkomen van de persoon die de voorziening aanvraagt of aan wie de voorziening is verleend in het vierde kalenderjaar, dan wel een daarop volgend jaar, na de aanvang van de arbeid als zelfstandige meer bedraagt dan € 76 483,57. In artikel 12a wordt bepaald wat voor de toepassing van bedoeld artikel 15b, eerste lid, onder inkomen moet worden verstaan. Daarbij wordt, net als in artikel 4 van de Reïntegratieregeling, verwezen naar artikel 2 van het Inkomensbesluit Wet WIA.

Dit geldt ook voor de vaststelling van het inkomen van de personen aan wie de voorzieningen worden verstrekt op grond van artikel 2:23 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

Artikel 12b

Bij de vaststelling van het inkomen kan het UWV aftrekposten in aanmerking nemen. Kosten in verband met ziekte en gebrek zijn aftrekbaar van het inkomen als ze als buitengewone lasten zijn aan te merken.

Er is bewust gekozen voor het niet nader omschrijven van hetgeen onder buitengewone lasten moet worden verstaan. De praktijk in deze is zo divers dat het oordeel daarover aan de uitvoering moet worden gelaten. Er wordt geen minimumbedrag gehanteerd alvorens aftrek van kosten in verband met ziekte of gebrek mogelijk is. Als betrokkenen voor een aftrekpost in aanmerking willen komen, moeten zij de kosten wel kunnen aantonen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

Naar boven