Regeling houdende bepalingen met betrekking tot de verstrekking van subsidies aan de Stichting Nederland Maritiem Land (Tijdelijke subsidieregeling Nederland Maritiem Land 2010–2013)

22 maart 2010

Nr. CEND/HDJZ-2010/256 sector SCH

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2, onderdeel c, en 3, eerste en tweede lid, van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister:

Minister van Verkeer en Waterstaat;

b. Stichting:

Stichting Nederland Maritiem Land, gevestigd te Rotterdam;

c. bestuurs- en bureaukosten:

gemaakte en betaalde kosten die betrekking hebben op het functioneren van de organisatie van de Stichting;

d. activiteitenkosten:

noodzakelijke, rechtstreeks aan een al dan niet thematisch ingedeeld activiteitenplan toe te rekenen gemaakte en betaalde kosten;

e. maritiem cluster:

groepering van verwante maritieme sectoren met de corresponderende toeleveranciers die een specifieke sociaal-economische dynamiek teweeg brengen en daarmee bijdragen aan een duurzame ontwikkeling van de Nederlandse bestaansbronnen;

Artikel 2

De Minister verstrekt de Stichting jaarlijks een subsidie om het maritieme cluster in Nederland alsook binnen de Europese Unie te versterken door middel van voorlichting, educatie, bewustwording, samenwerking, netwerkvorming, onderzoek en andere activiteiten die daarmee verband houden of daartoe bevorderlijk zijn.

Artikel 3

  • 1. De subsidie voor de gezamenlijke bestuurs-, bureau- en activiteitenkosten ten behoeve van de activiteiten bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt 50% van de totale kosten, tot ten hoogste:

    • a. € 670.833,– jaarlijks, gedurende de boekjaren 2010 en 2011, waarvan ten hoogste € 180.000,– voor de noodzakelijke bestuurs- en bureaukosten en ten hoogste € 490.833,– voor de activiteitenkosten;

    • b. € 503.125,– voor het boekjaar 2012, waarvan ten hoogste € 135.000,– voor de noodzakelijke bestuurs- en bureaukosten en ten hoogste € 368.125,– voor de activiteitenkosten;

    • c. € 335.416,– voor het boekjaar 2013, waarvan ten hoogste € 90.000,– voor de noodzakelijke bestuurs- en bureaukosten en ten hoogste € 245.416,– voor de activiteitenkosten.

  • 2. Binnen de in het eerste lid genoemde maximale jaarbedragen kan de Minister ten behoeve van activiteiten, die rechtstreeks verband houden met lange termijn onderzoek met een precompetitief karakter of die uitstijgen boven het gebied van een thema, een subsidie verlenen tot 100% van de daarmee gepaard gaande bestuurs-, bureau- en activiteitenkosten, met een maximum van € 50.000,– per jaar.

Artikel 4

Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Artikel 5

  • 1. De aanvraag van de subsidie voor het boekjaar 2010 dient uiterlijk 15 januari 2010 te zijn ontvangen door de Directeur-Generaal Luchtvaart en Maritieme Zaken.

  • 2. De aanvraag van de subsidie voor de kalenderjaren 2011 tot en met 2013 dient

    jaarlijks, uiterlijk 1 november van het jaar voorafgaand aan het betreffend subsidiejaar, te zijn ontvangen door de Directeur-Generaal Luchtvaart en Maritieme Zaken.

  • 3. In aanvulling op artikel 4:61, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht gaat elke aanvraag vergezeld van een activiteitenplan, inclusief een gespecificeerde begroting, welke zijn goedgekeurd door het bestuur van de Stichting en de Directeur-Generaal Luchtvaart en Maritieme Zaken.

Artikel 6

Onder toepassing van artikel 4:50, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene wet bestuursrecht, kan de Minister de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de Stichting wijzigen indien;

  • a. de Stichting voor de uitoefening van de gesubsidieerde activiteiten tevens geheel of gedeeltelijk financiële bijdragen krijgt van (overheids)instanties, anders dan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Luchtvaart en Maritieme Zaken, of anders dan al vermeld in de subsidieaanvraag;

  • b. vermogen is gevormd met de door de subsidie verstrekte gelden;

  • c. de Stichting wordt ontbonden; of

  • d. de Stichting niet tijdig een plan van aanpak voor de transformatie tot maritiem platform, zoals bedoeld in de brief van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 21 juli 2009, kenmerk VenW/DGLM-2009/2619, indient.

Artikel 7

De Minister kan de Stichting voorschotten verlenen.

Artikel 8

  • 1. De verklaring van de accountant, bedoeld in art. 4.78, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht voldoet aan het in de bijlage bij deze regeling opgenomen model controleprotocol subsidies.

  • 2. De Minister of een door hem aan te wijzen accountant kan een review houden bij de fungerende derde accountant ter toetsing van de naleving van het controleprotocol. De kosten hiervan zijn voor rekening van de Minister, tenzij van onjuistheden blijkt. Indien een review wordt gehouden wordt hierover tevens overleg gevoerd met de Stichting.

Artikel 9

  • 1. De Minister brengt in 2011 een verslag uit over de doeltreffendheid en de effecten van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 2. De Stichting verleent op verzoek van de Minister alle medewerking, nodig voor de opstelling van het verslag, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 10

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2014, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de subsidies die voor die datum zijn verleend.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling Stichting Nederland Maritiem Land 2010–2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

MODEL CONTROLEPROTOCOL SUBSIDIES

1. Inleiding

Dit controleprotocol heeft betrekking op de bijdrage die door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt verstrekt aan de Stichting Nederland Maritiem Land zoals geregeld in artikel 2 van de Tijdelijke subsidieregeling Stichting Nederland Maritiem Land 2010–2013.

Naast de begrippen, genoemd in artikel 1, van de Tijdelijke subsidieregeling Stichting Nederland Maritiem Land 2010–2013 zijn de volgende begrippen van toepassing:

  • derde accountant: de externe accountant van de subsidie-ontvanger;

  • de beschikking: de beschikking tot subsidieverlening.

De volgende regelgeving en overige van belang zijnde stukken zijn van toepassing:

  • de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;

  • de Tijdelijke subsidieregeling Stichting Nederland Maritiem Land 2010–2013;

  • de beschikking;

  • het Plan van Aanpak 2010–2013;

  • het Projectbudget 2010 en de voor de jaren 2011 tot en met 2013 jaarlijks in te dienen projectbudgetten;

  • alle overige van toepassing zijnde correspondentie.

Dit controleprotocol is een nadere uitwerking van artikel 9 van de Tijdelijke subsidieregeling Stichting Nederland Maritiem Land 2010–2013.

In dit controleprotocol wordt uiteengezet welke algemene uitgangspunten en specifieke vereisten gelden bij de controle door de derde accountant ten behoeve van de krachtens de hierboven genoemde regeling verstrekte subsidie alsmede op welke wijze de uitkomsten van deze controle dienen te worden gerapporteerd.

Wij wijzen er op dat mogelijk, op verzoek van de Minister, door accountants van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat of door door haar aangewezen accountants een review kan worden uitgevoerd bij de fungerende derde accountant ter toetsing op de naleving van dit controleprotocol. Indien een review wordt uitgevoerd wordt de subsidie-ontvanger daarover bericht. Alsdan zal de subsidie-ontvanger over de uitkomst daarvan worden geïnformeerd alsook met subsidie-ontvanger daarover overleg worden gepleegd.

2. Algemene uitgangspunten voor de controle

  • 2.1. De controle dient zowel de getrouwe weergave van de ingediende verantwoording alsmede de rechtmatige besteding van de ter beschikking gestelde middelen te omvatten.

    Van de derde accountant wordt derhalve verwacht dat hij niet alleen de getrouwe weergave controleert, maar ook dat hij de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen toetst.

  • 2.2. Ten aanzien van de uitvoering van de controle door de derde accountant geldt, voor wat betreft de rechtmatigheid en/of juistheid, een controletolerantie van 1% en voor wat betreft de betrouwbaarheid een controletolerantie van 3%. Beide percentages hebben betrekking op het totaal toegezegde subsidiebedrag, conform het vastgestelde bedrag in de beschikking.

3. Specifieke vereisten

  • 3.1. Bij de uitvoering van de controle van de verantwoording dient, met inachtneming van de onder punt 2 genoemde uitgangspunten, door de derde accountant te worden vastgesteld dat aan de volgende specifieke vereisten is voldaan:

    • dat de door de subsidie-ontvanger gevoerde administratie zodanig juist is ingericht dat daaruit door de Minister op ieder moment op eenvoudige en eenduidige wijze de directe aan bestuur en bureau, alsmede aan het innovatiebureau en de activiteiten gerelateerde kosten kunnen worden afgeleid;

    • of er activiteiten hebben plaatsgevonden welke hebben geresulteerd in de totstandkoming van rapporten, documenten en dergelijke, welke door de subsidie-ontvanger niet ter kennisname aan de Minister zijn gezonden;

    • of er bij het opzetten van de verantwoording zoveel mogelijk is aangesloten bij de indeling van de subsidie-aanvraag;

    • of er aan de subsidie-ontvanger sursèance van betaling is aangevraagd, dan wel dat er een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

4. Rapportering

  • 4.1. Een model van de goedkeurende accountantsverklaring in het kader van deze subsidieregeling luidt als volgt:

    ACCOUNTANTSVERKLARING M.B.T. <TIJDELIJKE SUBSIDIEREGELING NEDERLAND MARITIEM LAND 2010-2013 / SUBSIDIEBESCHIKKING DGTL 06/...........>

    Afgegeven t.b.v. het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

    Wij hebben (in dit rapport/verslag opgenomen) de door ons gewaarmerkte verantwoording inzake de kosten van <naam project> in het kader van de Tijdelijke subsidieregeling Nederland Maritiem Land 2010–2013 gecontroleerd. De verantwoording is opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de leiding van de huishouding. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de verantwoording te verstrekken. Deze verantwoording is bestemd voor de bepaling van de definitieve bijdrage in het kader van de Tijdelijke subsidieregeling Nederland Maritiem Land 2010–2013/Subsidiebeschikking DGTL/06.......... De gewaarmerkte verantwoording is genummerd van blad <blad nummer> tot en met blad < blad nummer>.

    Onze controle in verricht overeenkomstig algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controle opdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat,. Verder is ons onderzoek verricht met inachtneming van hetgeen is vermeld in het ‘< naam controleprotocol>‘d.d. <datum>.

    Wij zijn van oordeel dat de verantwoording voldoet aan de terzake geldende eisen.

  

<plaats>

<datum>

  

<handtekening>

<naam van de ondertekenaar>

  

<paraaf voor waarmerkingsdoeleinden

<naam van de parafeerder>

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling strekt tot vervanging voor de periode 2010 tot en met 2013 van de Tijdelijke subsidieregeling Stichting Nederland Maritiem Land, die met ingang van 1 januari 2010 vervalt. Een in 2008 gehouden evaluatie van de activiteiten van de Stichting Nederland Maritiem Land (hierna: de Stichting NML) heeft aangetoond dat deze in de afgelopen jaren succesvol is geweest. Het maritieme cluster is helder in beeld gebracht, het imago van de maritieme sector is versterkt, brancheorganisaties werken meer samen en er is een beter aanspreekpunt voor de overheid. Deze positieve evaluatieresultaten hebben doen besluiten de relatie met de Stichting NML voort te zetten; zij het dat de subsidie voor de promotie van het maritieme cluster substantieel lager is dan in de voorgaande periode en per 1 januari 2014 geheel wordt gestaakt.

De onderhavige subsidieregeling is getoetst op mogelijke staatssteunelementen. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van staatssteun in de zin van artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag. Er is namelijk geen sprake van vervalsing of dreigende vervalsing van de mededinging en evenmin van ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten. Hierbij valt nog op te merken dat de Stichting NML geen onderneming drijft.

Administratieve lasten

Aangezien de onderhavige regeling slechts gericht is op de subsidiëring van één specifieke stichting en deze stichting voornamelijk wordt gefinancierd door de overheid moet de Stichting NML eerder worden beschouwd als een verlengstuk van de overheid dan als een onderdeel van het bedrijfsleven. Derhalve levert de onderhavige regeling geen lastenverzwaring voor het bedrijfsleven op en zijn een administratieve lastenberekening en de toetsing door het adviescollege Actal niet nodig.

Vaste verandermomenten voor wetgeving

Aangezien de vaststelling van de onderhavige regeling in verband met de financiële crisis sinds november 2009 moest worden aangehouden is het kabinetsbesluit tot beperking van de invoeringsdata voor nieuwe regelgeving tot een aantal vaste momenten in het jaar nog niet op deze regeling van toepassing. Aangezien de exploitatiesubsidie aan de Stichting NML op deze regeling is gebaseerd is een zo spoedig mogelijke invoering hiervan ook dringend gewenst.

Artikelsgewijs

Artikel 2

In dit artikel hebben de subsidiabele activiteiten van de Stichting NML een Europese dimensie gekregen.

Artikel 3

Het jaarlijks maximale subsidiebedrag is in verband met de toenemende financiële bijdragen van andere partijen aan de stichting NML, alsook door het terugbrengen van de subsidiemiddelen binnen de rijksbegroting, verlaagd van maximaal € 670.833,– in 2010 en 2011 naar maximaal € 503.125,– in 2012 en maximaal € 335.416,– in 2013.

Naast een maximum van 50% overheidsbijdrage aan de bureaukosten wordt ook een maximale overheidsbijdrage gesteld aan de activiteitenkosten. Gestart wordt met een gemiddelde van maximaal 50% overheidsbijdrage over het gehele activiteitenplan. Dit gemiddelde betekent dat per activiteitenthema de overheidsbijdrage kan verschillen. Gestreefd wordt naar een verdere afbouw van de overheidssubsidie, daarom kunnen per jaar in de subsidiebeschikking nieuwe maximale subsidiebedragen voor de overheidsbijdrage neergelegd worden. Vanaf 1 januari 2010 mag de overheidsbijdrage per thema de 50% niet meer overschrijden. Buiten deze bovengenoemde beperkingen aan de overheidsbijdrage wordt aan de Stichting NML de gelegenheid geboden om voor een beperkt bedrag van maximaal € 50.000,– per jaar thema overstijgende activiteiten of lange termijn onderzoek te verrichten. Het percentage overheidssubsidie is afhankelijk van het precompetitieve karakter van de activiteit. Deze uitzondering wordt gemaakt, omdat anders bepaalde clusterbevorderende activiteiten niet tot stand komen vanwege het lange termijn of clusteroverstijgende karakter.

Artikel 4

Door te bepalen dat afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is, zijn op eenvoudige wijze enkele belangrijke aspecten van de subsidieverstrekking geregeld. Het betreft hier voorschriften met betrekking tot de aanvraag (artikelen 4:60-4:65 Awb), de verplichtingen van de Stichting NML (artikelen 4:68-4:72 Awb), alsmede de subsidievaststelling (artikelen 4:73-4:80 Awb). Uiteraard laat dit onverlet, dat overige relevante bepalingen van de Awb eveneens van toepassing zijn.

Artikel 5

Om de ondersteuning van de maritieme sectoren breed tot uitdrukking te laten komen, wordt de Stichting NML verplicht om een door het bestuur goedgekeurd activiteitenplan met een daarbij horende begroting in te dienen. Daarnaast behoeven het activiteitenplan en de daarbij behorende begroting de instemming van de Directeur-Generaal Luchtvaart en Maritieme Zaken. Dit met name omdat maxima zijn vastgesteld met betrekking tot de subsidie voor de te onderscheiden activiteiten. Uit oogpunt van doelmatigheid en doeltreffendheid is jaarlijks een afweging noodzakelijk ten aanzien van de daadwerkelijk te subsidiëren activiteiten. Om redenen van efficiency dient deze afweging vooruitlopend op de indiening van de aanvraag plaats te vinden op het hierboven genoemd niveau.

Krachtens het derde lid dient de aanvraag vergezeld te gaan van een gespecificeerde begroting. Op de inhoud van de begroting is artikel 4:63 Awb van toepassing.

Artikel 6

Artikel 7 bevat de in artikel 4:50, eerste lid, onderdeel c, van de Awb bedoelde gevallen op grond waarvan een subsidieverlening kan worden ingetrokken of gewijzigd.

Bij brief van 21 juli 2009 (kenmerk VenW/DGLM-2009/2619) heeft de overheid aangegeven voornemens te zijn om de subsidie aan de Stichting NML te verlengen tot en met 31 december 2013. Hierna stopt de subsidie aan de Stichting NML.

In die brief heeft de overheid tevens aangegeven onder welke voorwaarden verlenging van de subsidie voor de jaren 2010 tot en met 2013 plaatsvindt. De overheid verwacht dat de Stichting NML zich ontwikkelt tot een nieuwe maritieme samenwerkingsorganisatie en hecht ten aanzien van de nieuwe organisatie grote waarde aan de volgende kenmerken. De nieuwe organisatie weerspiegelt de samenwerking binnen de gehele maritieme cluster, is gebaseerd op een robuust besturingsmodel en kan rekenen op draagvlak bij alle deelnemers aan de Stichting NML.

In verband met het bovenstaande heeft de overheid het bestuur van de Stichting NML uitgenodigd om in nauwe samenwerking met de deelnemers aan de Stichting NML een plan van aanpak op te stellen dat vorm geeft aan het transitieproces dat nodig is om stapsgewijs het beoogde eindmodel te bereiken. Dit plan van aanpak dient in het eerste kwartaal 2010 te worden opgeleverd. Eind 2011 zal vervolgens een tussentijdse evaluatie plaatsvinden op basis waarvan beoordeeld zal worden of de omvorming van de Stichting NML zich naar de mening van de overheid en het bestuur van de Stichting NML in de juiste richting ontwikkelt.

Mocht blijken dat niet aan het in de brief neergelegde verzoek van de overheid kan worden voldaan dan kan de Minister de onderhavige subsidieverlening intrekken of ten nadele van de Stichting NML wijzigen.

Artikel 7

Dit artikel stelt buiten twijfel dat aan de Stichting NML voorschotten verleend kunnen worden. De voorschotverlening geschiedt bij beschikking, waarin het bedrag of de bedragen zijn vermeld, dan wel de wijze waarop het bedrag wordt bepaald (artikel 4:54 Awb). Eventueel kunnen subsidieverlening en voorschotverlening in één beschikking worden gecombineerd.

Artikel 8

Dit artikel is een uitwerking van artikel 4:79 Awb.

Artikel 9

Na twee jaar zal een evaluatie uitgevoerd worden om te bezien of de activiteiten en werkwijze van de Stichting NML wijziging behoeven. De evaluatie zal mede worden gebruikt om te bepalen of en zo ja hoe de subsidierelatie met de Stichting NML kan worden voortgezet in de jaren 2012 en 2013. Dit laat onverlet dat de subsidierelatie met ingang van het jaar 2014 wordt beëindigd.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

Naar boven