Regeling tot wijziging van de Regeling legitimatievoorschriften kentekenbewijzen en kentekenplaten, de Regeling optische en geluidssignalen 2009, het Besluit parkeerschijf, de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens en de Regeling verkeerslichten op een aantal punten van technische aard

22 maart 2010

Nr. CEND/HDJZ-2010/404 sector AWW

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 13, tweede lid, 14 en 50, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 10, eerste en tweede lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en artikel 25, tweede lid, van het RVV 1990;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 2 van de Regeling legitimatievoorschriften kentekenbewijzen en kentekenplaten wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

  • a. In de aanhef wordt ‘artikel 4, eerste lid, onderdeel a of b’ vervangen door: artikel 4, eerste lid, onderdelen a, b of c.

  • b. In onderdeel b vervalt de zinsnede: voor zover de aldaar bedoelde registratie heeft plaatsgevonden,.

2. Het vierde lid vervalt.

ARTIKEL II

Aan artikel 1, tweede lid, van de Regeling optische en geluidssignalen 2009 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • m. de militair geneeskundige dienst, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Militaire Ambtenarenwet 1931.

ARTIKEL III

Artikel 2 van het Besluit parkeerschijf komt te luiden:

Artikel 2

Met een parkeerschijf als bedoeld in deze regeling worden gelijkgesteld parkeerschijven die voldoen aan de eisen voor gebruik in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een tot een douane-unie strekkend Verdrag, dan wel in een staat die partij is bij een tot een vrijhandelszone strekkend Verdrag dat Nederland bindt.

ARTIKEL IV

De Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens worden als volgt gewijzigd:

A

In hoofdstuk II, paragraaf 2, onderdeel 9, wordt de zin ‘Meer dan twee borden worden buiten de bebouwde kom niet naast of boven elkaar geplaatst.’ vervangen door: Meer dan twee borden, niet zijnde onderborden, worden buiten de bebouwde kom niet boven elkaar geplaatst.

B

In hoofdstuk II, paragraaf 2, onderdeel 10, wordt de zin ‘Indien plaatsing rechts van de weg niet mogelijk is, kunnen zij boven de rijbaan worden aangebracht.’ vervangen door: Borden kunnen ook boven de rijbaan worden aangebracht.

C

In hoofdstuk II, paragraaf 3, komen onderdelen 15 tot en met 17 te luiden:

  • 15. Borden worden weergegeven in:

    • vaste uitvoering, waarbij bij voortduring hetzelfde verkeersbord wordt getoond, of

    • verschijnuitvoering, waarbij één of meerdere verkeersborden kunnen worden getoond.

    Borden in vaste uitvoering voldoen aan de paragrafen 5 en 6 van norm NEN 3381 (Verkeerstekens - Algemene eisen voor borden);

    Borden in verschijnuitvoering, met uitzondering van de borden A3 en F9 en borden in transparante uitvoering, voldoen aan de norm NEN EN 12966 (Verticale verkeerstekens - Variabele verkeersborden)

    Ingeval een bord op een elektronisch signaleringsbord wordt weergegeven kan het symbool in wit op een zwart veld worden uitgevoerd in plaats van in zwart op een wit veld.

  • 16. Borden, met uitzondering van de borden G13, G14, K1 tot en met K13, L3 tot en met L7 en L10 tot en met L12 worden ten minste uitgevoerd overeenkomstig de afmetingen genoemd in paragraaf 4 van norm NEN 3381, waarbij voor de volgende wegen de volgende typen gelden:

    • op wegen waar een maximumsnelheid geldt van 120 km/h of minder: type III;

    • op wegen waar een maximumsnelheid geldt van 80 km/h of minder: type II;

    • op wegen waar een maximumsnelheid geldt van 50 km/h of minder: type I, en

    • bord B1 als herhalingsbord, alsmede de borden D2 en D3 indien gecombineerd met de gele koker: type 0.

    Van de minimummaat kan worden afgeweken indien het bord wordt geplaatst op een parkeerterrein, verzorgingsplaats of andere verkeersruimte bestemd voor beperkt gebruik.

  • 17. Borden worden uitgevoerd met de oppervlakte van de afbeelding in retroreflecterend materiaal. De eigenschappen van het retroreflecterende materiaal komen minimaal overeen met klasse I van norm NEN 3381, met dien verstande dat de borden B7 en D2 minimaal conform klasse II worden uitgevoerd.

    Niet retroreflecterend behoeven te zijn:

    • borden van hoofdstuk E, binnen de bebouwde kom;

    • bord L3;

    • borden G7 tot en met G10 alsmede G13 en G14;

    • borden in transparante uitvoering, en

    • elektronische signaleringsborden.

D

In hoofdstuk II, paragraaf 4, Bord A1 (maximumsnelheid), subparagraaf ‘Toepassing’, onderdeel 2, subonderdeel b, wordt ‘op autosnelwegen: – op wegvakken: 100, 80 km/h’ vervangen door: op autosnelwegen: – op wegvakken: 100, 90, 80, 70, 60, 50 km/h.

E

In hoofdstuk II, paragraaf 4, Bord A3 (maximumsnelheid op een elektronisch signaleringsbord), wordt voor subparagraaf ‘Plaatsing’ een paragraaf ingevoegd, luidende:

Toepassing

Geen andere dan de volgende maximumsnelheden worden vastgesteld op wegvakken op autosnelwegen: 100, 90, 80, 70, 60, 50 km/h.

ARTIKEL V

In artikel 28c van de Regeling verkeerslichten wordt ‘brandt de inwendige verlichting van de borden niet’ vervangen door: wordt het bord niet getoond.

ARTIKEL VI

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na dagtekening van de staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

TOELICHTING

Algemeen

Met de onderhavige regeling zijn enkele ministeriële regelingen op het terrein van de wegenverkeerswetgeving gewijzigd. In de Regeling legitimatievoorschriften kentekenbewijzen en kentekenplaten zijn twee redactionele wijzigingen doorgevoerd. De Regeling optische en geluidssignalen 2009 is gewijzigd met het oog op de begripsbepaling van de militair geneeskundige dienst. Het Besluit parkeerschijf is gewijzigd in verband met het accepteren van parkeerschijven uit andere EU- en EER-lidstaten. De Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens zijn gewijzigd in verband met onder meer het invoeren van dynamische bebording. In de Regeling verkeerslichten is een redactionele aanpassing aangebracht. In het artikelsgewijze deel van deze toelichting wordt hieronder een en ander nader toegelicht.

Administratieve lasten en bedrijfseffecten

Deze regeling heeft geen administratieve lasten of bedrijfseffecten tot gevolg.

Vaste verandermomenten

Deze regeling was al in voorbereiding voor 1 januari 2010 en er wordt om die reden afgeweken van de vaste verandermomenten.

Artikelsgewijs

Artikel I

Met de wijziging van artikel 2, eerste lid, van de Regeling legitimatievoorschriften kentekenbewijzen en kentekenplaten worden twee onvolkomenheden rechtgezet. In de eerste plaats wordt door in de aanhef van artikel 4, eerste lid, ook onderdeel c te noemen thans duidelijk vastgesteld dat tevens bij het aanvragen van een deel IB van het kentekenbewijs bij een exportdienstverlener een in artikel 2, eerste lid, van de Regeling legitimatievoorschriften kentekenbewijzen en kentekenplaten genoemd legitimatiebewijs dient te worden overgelegd.

Daarnaast wordt onderdeel b van het eerste lid van artikel 2 van de Regeling legitimatievoorschriften kentekenbewijzen en kentekenplaten gewijzigd. In de Wet van 9 december 2004 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot het verlenen van ontheffingen in bepaalde gevallen door de Dienst Wegverkeer en enkele technische wijzigingen1 is artikel 108, eerste lid, onderdeel h, gewijzigd in verband met het vervallen van de registratie van door andere EU-lidstaten en EER-staten afgegeven rijbewijzen2. Destijds is ten onrechte verzuimd artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling legitimatievoorschriften kentekenbewijzen en kentekenplaten aan te passen. In dit onderdeel werd tot op heden nog verwezen naar reeds vervallen registratie.

Tot slot is het vierde lid van artikel 2 komen te vervallen. Met de inwerkingtreding van de wet van 12 mei 20053 geldt voor de eigenaar of houder van een brom- of snorfiets de verplichting om voor dat voertuig een kentekenbewijs aan te vragen. Deze wetswijziging had tot gevolg dat het voor asielzoekers onmogelijk werd om een brom- of snorfiets te naam te stellen, omdat zij niet in het bezit waren van een vereist identiteitsbewijs, terwijl er geen wettelijke belemmering was om een brom- of snorfiets te besturen. Als tijdelijke maatregel is destijds artikel 2, vierde lid, toegevoegd waardoor deze categorie aanvragers zich voor de tenaamstelling kon legitimeren met een zogenoemd W-document. Met de invoering van een rijbewijsplicht voor brom- en snorfietsen per 1 oktober 2009 is de noodzaak voor deze bepaling komen te vervallen, omdat er geen aanleiding meer is om een brom- of snorfiets te naam te stellen, indien de aanvrager niet in het bezit is van een geldig rijbewijs. De identificatieplicht is daarmee voor alle voertuigcategorieën gelijkgesteld.

Artikel II

Bij de krijgsmacht zijn ambulances in gebruik die beschikken over voorzieningen waarmee optische en geluidssignalen kunnen worden afgegeven. De bevoegdheid tot het voeren van deze voorrangssignalen was evenwel niet sluitend geregeld. De wijziging van de Regeling optische en geluidssignalen 2009 strekt er toe dit op te lossen. Daartoe wijst de Minister van Verkeer en Waterstaat de militair geneeskundige dienst in die regeling aan als hulpverleningsdienst. Bestuurders van motorvoertuigen van aangewezen hulpverleningsdiensten mogen op grond van artikel 29 van het RVV 1990 blauw zwaai-, flits- of knipperlicht en een tweetonige hoorn voeren om kenbaar te maken dat zij een dringende taak vervullen.

In artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Militaire Ambtenarenwet 1931 wordt ‘militair geneeskundige dienst’ omschreven als: het geheel van instanties en eenheden binnen de krijgsmacht, belast met het verlenen van militaire gezondheidszorg. Deze begripsbepaling is ook hier van toepassing.

Artikel III

In een uitspraak van 23 juni 2008 van de sector kanton van de Rechtbank ’s-Hertogenbosch (LJN BD6903) is geconcludeerd dat het Besluit parkeerschijf onverbindend is, omdat daarin niet in een mogelijkheid voor het gebruik van parkeerschijven uit andere lidstaten van de Europese Unie is voorzien. Met de doorgevoerde wijziging is het gebruik van deze parkeerschijven voortaan wel mogelijk. Parkeerschijven die voldoen aan de nationale gebruikseisen van een andere EU-lidstaat of van bijvoorbeeld een EER-staat kunnen hiermee worden gebruikt op die plekken waar parkeren slechts is toegestaan met gebruik van een parkeerschijf in de zin van artikel 25 van het RVV 1990.

Het oude artikel 2 van het Besluit parkeerschijf bepaalde dat bij het gebruik van de parkeerschijf deze mag worden afgerond op het eerst volgende halve dan wel hele uur na aankomst. Deze regel is inmiddels in gewijzigde vorm opgenomen in artikel 25, vierde lid, van het RVV 1990, waardoor de bepaling in het besluit kan komen te vervallen.4

Artikel IV

Onderdelen A en B

In het BABW en in de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens wordt een strikt onderscheid gemaakt tussen verkeersborden en onderborden. De term ‘bord’ kan, naar normaal taalgebruik, evenwel voor beide categorieën worden gebruikt. Daarmee is discussie mogelijk over de vraag hoe de voorschriften met betrekking tot ‘borden’ in hoofdstuk II moeten worden uitgelegd, en met name of deze voorschriften ook gelden voor onderborden. Deze discussie wordt versterkt door een wisselend gebruik van de woorden ‘verkeersborden’ en ‘borden’ in de onderdelen van dit hoofdstuk. Deze discussie heeft zich met name gericht op onderdeel 9 van hoofdstuk II, waarin is neergelegd dat meer dan twee borden niet boven elkaar worden geplaatst. Ten aanzien van twee verkeersborden boven elkaar staat het de wegbeheerder vrij om een onderbord toe te voegen, mits de voorschriften voor onderborden in acht worden genomen.

Het is regelmatig wenselijk om boven rijbanen met méér dan één rijstrook in dezelfde rijrichting meerdere borden naast elkaar toe te passen. Het in het onderdeel 9 van hoofdstuk II opgenomen gebod wordt daarom beperkt tot het niet plaatsen van meer dan twee verkeersborden boven elkaar.

Onderdeel C

In dit onderdeel worden de onderdelen 15, 16 en 17 van hoofdstuk II van de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens gewijzigd.

In onderdeel 15 werd niet verwezen naar een normalisatienorm die van toepassing was voor borden in verschijnuitvoering. Daarbij was het onderscheid tussen ‘borden in verschijnuitvoering’, ‘borden in transparante uitvoering’ en ‘elektronische signaleringsborden’ niet helder. Gekozen is voor een onderscheid tussen twee soorten borden: borden die altijd worden getoond en borden die al dan niet kunnen worden getoond, waarbij het mogelijk is dat meerdere borden op dezelfde plek worden getoond of geen bord wordt getoond. De laatste categorie wordt omschreven met de term ‘borden in verschijnuitvoering’. Dit kan daarmee zowel elektronische signaleringsborden, rotatiepanelen als verlichte transparanten omvatten. De eerste twee categorieën worden gedekt door de normalisatienorm NEN EN 12966, de verlichte transparanten niet. De elektronische signaleringsborden A3 en F9 voldoen echter niet aan NEN EN 12966. Daarom is hier voor het gebruik van deze borden eveneens een uitzondering opgenomen. In de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken met betrekking tot de goedkeuring van de wijziging van het Verdrag van Wenen inzake verkeerstekens (Kamerstukken II 2006/07, 31 148, A en nr. 1) is aangekondigd om op termijn bord A3 te vervangen door een bord met een rode rand.

Voor de vaste borden wordt verwezen naar de al eerder opgenomen normalisatie norm NEN 3381. Deze verwijzing is beperkt tot de paragrafen 5 en 6 om overlap met onderdelen 16 en 17 te vermijden.

De verwijzing in onderdeel 16 naar borden en naar de normalisatienorm NEN 3381 is toegespitst op de op maatvoering betrekking hebbende onderdelen. Daarbij zijn de borden waarvoor geen maatvoering in NEN 3381 zijn opgenomen uitgesloten van de werking van dit onderdeel.

Onderdeel 17 is aangepast aan de geïntroduceerde uitleg van ‘borden in verschijnuitvoering’ in onderdeel 15 van hoofdstuk II.

Onderdelen D en E

Deze onderdelen maken het mogelijk dat op autosnelwegen met de borden A1 en A3 – naast maximumsnelheden van 100 en 80 km/h – ook maximumsnelheden van 90, 70, 60 en 50 km/h worden aangegeven. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de huidige uitvoeringspraktijk.

Artikel V

Deze wijziging hangt samen met de begripsomschrijving van bord in verschijnuitvoering dat is geïntroduceerd in de uitvoeringsvoorschriften BABW (artikel IV). Het gebruik van dit begrip in de Regeling verkeerslichten week af van deze definitie. Het begrip ‘bord in verschijnuitvoering’ wordt hiermee in alle regelingen eenduidig gebruikt.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.


XNoot
2

Verwezen zij naar Kamerstukken II 2003–2004, 29 545, nr. 3.

XNoot
3

Wet van 12 mei 2005 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en enkele andere wetten in verband met de invoering van een kentekenregistratiesysteem voor bromfietsen alsmede vaststelling van overgangsbepalingen in verband daarmee; Stb. 2005, 406.

XNoot
4

Zie Stb. 2008, 90.

Naar boven