Besluit van de Minister van Justitie van 17 maart 2010, nummer WBN 2010/1, houdende wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003

De Minister van Justitie,

Gelet op de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN), het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BvvN), de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap (HRWN), Het Burgerlijk Wetboek, boek I (BW/1), de Wet conflictenrecht namen (WCN) en het Besluit geslachtsnaamwijziging;

Besluit:

ARTIKEL I

De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 5/6-1-c Toelichting ad artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c RWN komt te luiden:

paragraaf 5. Naamskeuze voor/door de optant

De verkrijging van de Nederlandse nationaliteit heeft op zich geen invloed op de geslachtsnaam of op de voornamen van de optant. Dat vloeit voort uit artikel 4, tweede lid, WCN. Omdat de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit door optie ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, RWN rechtstreeks verband houdt met de erkenning of de wettiging (het betreft in feite een uitgestelde verkrijging van de Nederlandse nationaliteit), heeft de wetgever het redelijk geacht de hier bedoelde optanten in de gelegenheid te stellen op het tijdstip van de optie een naamskeuze te doen. In dit verband wordt de aandacht gevestigd op artikel 5b onder b WCN, waarvan de tekst luidt:

‘Indien een kind dat tijdens zijn minderjarigheid door een Nederlander is erkend of zonder erkenning door wettiging het kind van een Nederlander is geworden, door optie het Nederlanderschap verkrijgt en op het tijdstip van de optie tot zijn beide ouders in familierechtelijke betrekkingen staat, kunnen de ouders ter gelegenheid van de optie gezamenlijk verklaren welke van hun beider geslachtsnamen het kind zal hebben. Heeft het kind op het tijdstip van de optie de leeftijd van zestien jaren bereikt, dan verklaart het zelf of het de geslachtsnaam van de vader of moeder zal hebben.’

Voor de toepassing van artikel 1:5 BW geldt dan ook dat indien in het geval als hier bedoeld, wordt geopteerd voor de Nederlandse nationaliteit en het kind ten tijde van de optie nog tot beide ouders in familierechtelijke betrekking staat, bij de optie door de ouders gezamenlijk ten behoeve van het kind een verklaring van naamskeuze kan worden afgelegd. Is het kind op het tijdstip van de optie zestien jaar of ouder, dan kan het uitsluitend zélf de verklaring van naamskeuze afleggen. De verklaring van naamskeuze als hier bedoeld kan, volgens artikel 5c WCN, uitsluitend worden afgelegd ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand waar de optie voor het Nederlanderschap in ontvangst wordt genomen. Op grond van deze verklaring wordt vervolgens door de ambtenaar van de burgerlijke stand een akte van naamskeuze opgemaakt volgens het daarvoor gebruikelijke aktemodel. Wordt bij het afleggen van de optieverklaring geen akte van naamskeuze opgemaakt, dan behoudt het kind de naam die het bij het afleggen van de optieverklaring draagt.

Vermeld zij nog dat uit artikel 1:5, achtste lid, BW voortvloeit dat de ouders de verklaring slechts kunnen afleggen ten aanzien van de geslachtsnaam van het eerste kind tot wie beide ouders in familierechtelijke betrekking staan (volgende kinderen van dezelfde ouders hebben namelijk dezelfde geslachtsnaam als het eerste kind), doch dat dit vereiste van ‘eerstgeborene’ niet geldt bij naamskeuze door een kind van zestien jaar en ouder. Als andere (in het buitenland geboren kinderen) toch een andere geslachtsnaam hebben dan het eerste kind, dan kunnen de ouders voor deze kinderen overigens wel door naamskeuze aan de latere kinderen dezelfde geslachtsnaam als aan het eerste kind geven. Voorts zij vermeld dat in artikel 1:5, negende lid, BW is geregeld dat indien één van de ouders is overleden voorafgaand aan het tijdstip waarop de naamskeuze uiterlijk moet zijn gedaan, en de naamskeuze niet is gedaan, de andere ouder een verklaring omtrent de naamskeuze kan afleggen. Hetzelfde geldt indien één van de ouders wegens geestelijke stoornis onder curatele staat dan wel ten aanzien van hem of haar een mentorschap bestaat.

Behoeft de bij de optie gekozen naam nog aanpassing (vaststelling spelling en/of overbrenging in de in het Koninkrijk gebruikelijke lettertekens (vergelijk artikel 6, zesde lid, RWN), dan dient dat in een verzoek om naamsvaststelling en in de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap tot uitdrukking te worden gebracht.

Heeft het kind geen geslachtsnaam of voornaam, maar slechts een naam of een naamsketen en wordt geen naamskeuze gedaan, dan volgt vaststelling van de namen overeenkomstig artikel 6, zesde lid, RWN. Wordt voor laatstbedoeld kind wel naamskeuze gedaan, dan worden bij de optie alleen zijn voornamen vastgesteld; zijn geslachtsnaam wordt immers de naam waarvoor in het kader van de verklaring van naamskeuze is gekozen.

De akte van naamskeuze, die gelijktijdig met het afleggen van de optieverklaring wordt opgemaakt, heeft pas rechtsgevolg vanaf de datum waarop de verkrijging van het Nederlanderschap wordt bevestigd en pas (met terugwerkende kracht) nadat het besluit op de naturalisatieceremonie is uitgereikt. Wordt die verkrijging niet bevestigd of niet uitgereikt, dan heeft de akte van naamskeuze geen rechtsgevolg.

Voorbeeld

Een ongehuwde Italiaanse vrouw bevalt op 1 april 2000 van een zoon. Op 1 april 2010 erkent een Nederlander, met wie de vrouw al twee jaar een relatie heeft en samenwoont, het minderjarige kind, omdat zij beiden graag willen dat het kind een vader en de Nederlandse nationaliteit krijgt. Omdat het kind echter inmiddels ouder is dan zeven jaar dient de Nederlander zijn biologische vaderschap aan te tonen bij of binnen een jaar na erkenning voordat deze erkenning voor het kind nationaliteitsrechtelijke gevolgen heeft. Omdat de Nederlander weet dat hij onmogelijk de biologische vader kan zijn van het kind, omdat hij op het moment van de geboorte de Italiaanse vrouw nog niet kende, besluit hij geen DNA-onderzoek uit te laten voeren. Nadat hij het kind drie jaar heeft verzorgd en opgevoed kan hij, indien hij het gezag heeft over het kind en derhalve kan optreden als wettelijk vertegenwoordiger van het kind, een optieverklaring afleggen op grond van artikel 6, eerste lid aanhef en onder c RWN.

Naamskeuze in geval van buitenlandse erkenning of wettiging

Om keuze van de geslachtsnaam mogelijk te maken voor kinderen, die buiten Nederland zijn erkend of gewettigd is bij artikel IIA, onder 1, van de rijkswet van 27 juni 2008 (Stb. 270) de tekst van artikel 5b onder a van de WCN gewijzigd in de tekst zoals deze gold tot 1 april 2003:

Indien een kind buiten Nederland rechtsgeldig is erkend of gewettigd, door deze erkenning of wettiging in familierechtelijke betrekkingen tot de vader is komen te staan en daarbij het Nederlanderschap heeft verkregen of behouden, en indien de geslachtsnaam van dat kind na de erkenning of de wettiging niet is bepaald met inachtneming van een naamskeuze in de zin van artikel 5, tweede lid van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, kunnen de moeder en de erkenner gezamenlijk alsnog, tot twee jaar na de erkenning of de wettiging verklaren welke van hun beider geslachtsnaam het kind zal hebben. Heeft het kind op het tijdstip van de erkenning of de wettiging de leeftijd van zestien jaren bereikt, dan kan het, tot twee jaar na de erkenning of de wettiging, zelf alsnog verklaren of het de geslachtsnaam van de vader of de moeder zal hebben.

Dit betekent dat in geval van een buitenlandse erkenning of wettiging waarbij voor het betreffende kind dat door die erkenning of wettiging Nederlander is geworden geen naamskeuze is gedaan, alsnog binnen twee jaar na de erkenning of wettiging – door de ouders gezamenlijk ten behoeve van het kind een verklaring van naamskeuze kan worden afgelegd. Was het kind zestien jaar of ouder bij de erkenning of wettiging, dan kan het de verklaring van naamskeuze zelf afleggen.

Artikel 5, achtste lid, van Boek 1 Burgerlijk Wetboek heeft ook betrekking op naamskeuze en is eveneens aangepast bij artikel IIA, onder 2, van de rijkswet van 27 juni 2008 (Stb. 270). De gewijzigde tekst van dit artikel, voor zover in dit kader van belang is: ‘Een verklaring van de ouders als bedoeld in het tweede, derde, vierde of zesde lid kan slechts ten aanzien van de geslachtsnaam van het eerste kind, tot wie beide ouders in familierechtelijke betrekking staan worden afgelegd. Onverminderd het zevende lid, hebben volgende kinderen van dezelfde ouders dezelfde geslachtsnaam als het eerste kind, met dien verstande dat in het geval dat volgende kinderen blijkens de geboorteakte of krachtens toepasselijk recht een naam hebben die afwijkt van de naam van het eerste kind, de ouders kunnen verklaren dat het desbetreffende kind dezelfde geslachtsnaam zal hebben als het eerste kind’.

In het Nederlandse naamrecht geldt de eenheid van naam als uitgangspunt. Dit betekent dat bij het eerste kind de ouders een naamskeuze doen en eventuele volgende kinderen dezelfde geslachtsnaam krijgen. Het is echter mogelijk dat de totstandkoming van de familierechtelijke betrekkingen tussen de ouders en een volgend kind en de toepasselijkheid van het Nederlandse namenrecht niet op het zelfde moment plaatsvindt, waardoor in de geboorteakte van het kind een andere geslachtsnaam is opgenomen dan die van het eerste kind. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn, indien een (volgend) kind naar buitenlands recht is erkend of geadopteerd. Om ook in die gevallen de eenheid van naam in een gezin te verkrijgen krijgen ouders de gelegenheid om bij een ambtenaar van de burgerlijke stand te verklaren dat het desbetreffende kind dezelfde geslachtsnaam zal hebben als het eerste kind.

Indien een kind dat ouder is dan zeven jaar op of na 1 maart 2009 door een Nederlander wordt erkend, dient naast de erkenningsakte een separate akte van naamskeuze te worden opgemaakt. Deze naamskeuze is voorwaardelijk, want afhankelijk van de vraag of het kind Nederlander wordt. Deze akte van naamskeuze krijgt eerst rechtskracht indien het biologisch vaderschap van de Nederlander is aangetoond en het kind hierdoor het Nederlanderschap heeft verkregen.

B

6-6 Toelichting ad artikel 6, zesde lid RWN komt te luiden:

6-6. Toelichting ad artikel 6, zesde lid

Indien een persoon op wie de verklaring betrekking heeft, geen geslachtsnaam of voornaam heeft of indien de juiste spelling daarvan niet vaststaat, wordt deze in overleg met hem vastgesteld en in de bevestiging vermeld; zijn naam wordt daarin zonodig in de in het Koninkrijk gebruikelijke lettertekens overgebracht.

De verkrijging van het Nederlanderschap heeft op zich geen invloed op iemands geslachtsnaam of voornamen. Dat vloeit voort uit artikel 4, tweede lid, WCN, waarvan de tekst luidt:

‘De verkrijging van de Nederlandse nationaliteit door een vreemdeling brengt geen wijziging in diens geslachtsnaam en voornaam, behoudens het bepaalde in artikel 5b, onder b, van deze wet en in de artikelen 6, vijfde lid, en 12 van de Rijkswet op het Nederlanderschap.’

Dus, bij verkrijging van het Nederlanderschap door optie is in principe geen sprake van wijziging van de namen, tenzij:

  • de geslachtsnaam wijzigt als gevolg van een bij optie ex artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, RWN of artikel II lid 1 RRWN (2008) (zie aldaar) afgelegde verklaring van naamskeuze als bedoeld in artikel 5b, aanhef en onder b, WCN;

  • de (spelling van de) geslachts- en/of voorna(a)m(en) bij optie is/zijn vastgesteld (zie ook bij artikel 12 RWN).

In de onderhavige bepaling is geregeld dat wanneer de optant geen geslachts- of voornamen heeft, deze in overleg met hem worden vastgesteld. Wijziging van de geslachtsnaam is, anders dan bij naturalisatie, bij de bevestiging van optie niet mogelijk.

Vaststelling van de naam of de spelling daarvan vindt uitsluitend in twee gevallen plaats:

  • indien er geen onderscheid bestaat tussen voornaam en geslachtsnaam (bijvoorbeeld Pakistan, Somalië, India, Ethiopië, Indonesië) of indien de naam slechts uit één bestanddeel bestaat;

  • indien in documenten van gelijke rangorde de namen op uiteenlopende wijze worden gespeld.

De vaststelling van de naam vindt plaats in overleg met de optant. Uit de optieverklaring moet blijken welke naam door de optant wordt gewenst. Vervolgens worden de namen in de bevestiging van de optieverklaring vermeld. Zonodig worden de namen daarbij in de in het Koninkrijk gebruikelijke lettertekens overgebracht.

Gevolgen voor de namen van de kinderen

Van de kinderen die delen in de verkrijging van het Nederlanderschap en die ook geen geslachtsnaam of voorna(a)m(en) hebben of waarvan de spelling van de namen niet vaststaat, moeten de geslachtsnaam en de voorna(a)m(en) eveneens door de burgemeester worden vastgesteld.

Na naamskeuze op grond van artikel 5b, aanhef en onder b, WCN alleen vaststelling voornaam

Is bij de optie een akte van naamskeuze opgemaakt (vergelijk de toelichting bij artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, RWN, onder ‘Naamskeuze voor/door de optant’) en behoeft de bij de optie gekozen naam nog aanpassing (vaststelling spelling en/of overbrenging in de in het Koninkrijk gebruikelijke lettertekens), dan dient dat in een verzoek om naamsvaststelling en in de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap tot uitdrukking te worden gebracht.

Zal het kind dat geen geslachtsnaam of voornaam heeft (maar slechts een naam of een naamsketen) door een bij de optie opgemaakte akte van naamskeuze een geslachtsnaam krijgen, dan word(t)(en) bij de optie, behoudens vorenbedoelde aanpassing van de naam, alleen zijn voorna(a)m(en) vastgesteld; zijn geslachtsnaam wordt immers de naam waarvoor in het kader van de akte van naamskeuze is gekozen.

Bezwaar

Indien de optant het niet eens is met de wijze waarop zijn namen of die van zijn minderjarige kinderen zijn vastgesteld in de bevestiging van de optieverklaring, kan hij daartegen bezwaar maken bij de burgemeester. De Awb is op deze procedure van toepassing. De bezwaartermijn van zes weken vangt aan met ingang van de dag na die waarop de bevestiging is uitgereikt dan wel is toegezonden aan de betrokkene. Indien het bezwaar gegrond wordt verklaard, wordt de juiste naam in een separaat besluit vastgesteld. Een gewaarmerkte kopie van dit besluit wordt gestuurd naar de instanties die ook een gewaarmerkte kopie van de oorspronkelijke bevestiging hebben ontvangen.

C

Paragraaf 1/12-alg Toelichting algemeen ad artikel 12 RWN komt te luiden:

Paragraaf 1 Algemeen

Bij verlening van het Nederlanderschap is het Nederlands namenrecht van toepassing (artikel 4, eerste lid, Wet conflictenrecht namen (WCN)). Uitgangspunt is dat de naturalisatie plaatsvindt met toepassing van de namen van de verzoeker in de Gemeentelijke basisadministratie (GBA). Aan deze namen dient verder zo weinig mogelijk te worden gesleuteld.

Zonder expliciete naamsvaststelling of naamswijziging is het koninklijk besluit tot verlening van het Nederlanderschap niet bepalend voor de namen van de verzoeker. Dit vloeit voort uit artikel 4, tweede lid, WCN waarvan de tekst luidt:

‘De verkrijging van de Nederlandse nationaliteit door een vreemdeling brengt geen wijziging in diens geslachtsnaam en voornaam, behoudens het bepaalde in artikel 5b, onder b, van deze wet en in de artikelen 6, vijfde lid, en 12 van de Rijkswet op het Nederlanderschap.’

Indien naamsvaststelling of naamswijziging is geboden op grond van artikel 12 RWN, overlegt de burgemeester met de verzoeker over de vast te stellen of te wijzigen namen van de verzoeker en van de personen voor wie medeverlening wordt verzocht, alsmede over de in het Koninkrijk gebruikelijke lettertekens waarin de namen worden overgebracht (artikel 36, derde lid, Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap). Daartoe kan gebruik worden gemaakt van model 2.6 ‘Verzoek om naamsvaststelling bij naturalisatie’of model 2.7 ‘Verzoek om naamswijziging bij naturalisatie’.

Wijziging van de namen gedurende de naturalisatieprocedure geschiedt uitsluitend in het kader van de inburgering en dan alleen in de situaties zoals beschreven in de toelichting op artikel 12, tweede lid RWN. Bij naturalisatie wordt uitgegaan van de schrijfwijze van de namen zoals opgenomen in de GBA. Deze inschrijving is gebaseerd op een (voldoende gelegaliseerd of van apostille voorzien) document of op een door betrokkene afgelegde verklaring onder ede (VOE). Indien betrokkene desondanks iets aan de schrijfwijze van zijn na(a)m(en) wenst te veranderen, moet hij die verandering voorafgaand aan de indiening van zijn verzoek om naturalisatie via de gemeente bewerkstelligen (door het overleggen van de juiste bewijsstukken zoals een nieuwe beëdigde vertaling of nieuwe brondocumenten). Voor het herstellen van veronderstelde schrijf- of vertaalfouten in de na(a)m(en) zoals opgenomen in de GBA is geen ruimte binnen de naturalisatieprocedure.

Indien zij daarom verzoeken, worden de in het verzoek begrepen minderjarige kinderen van twaalf jaar of ouder, evenals de wettelijk vertegenwoordiger of de (andere) ouder als bedoeld in artikel 2, vierde lid, RWN in de gelegenheid gesteld hun zienswijze omtrent de naamsvaststelling of naamswijziging kenbaar te maken (artikel 36, vierde lid, BvvN). Hiertoe kan gebruik worden gemaakt van model 2.9 ‘Brief zienswijze (mede)verlening Nederlanderschap (minderjarigen van 12 t/m 15 jaar)’ en model 2.11 ‘Formulier zienswijze naamswijziging/naamsvaststelling (minderjarigen van 12 jaar t/m 15 jaar)’ respectievelijk model 2.13 ‘Brief zienswijze andere ouder/wettelijk vertegenwoordiger omtrent (mede)verlening Nederlanderschap aan minderjarigen’ en model 2.15 ‘Formulier zienswijze andere ouder/wettelijk vertegenwoordiger omtrent naamsvaststelling kind(eren)’of model 2.16. ‘Formulier zienswijze andere ouder/wettelijk vertegenwoordiger omtrent naamswijziging kind(eren)’

De burgemeester brengt over de naamsvaststelling of naamswijziging advies uit aan de Minister van Justitie (artikel 36, vijfde lid, BvvN).

D

Paragraaf 1.1/12-alg Toelichting algemeen ad artikel 12 RWN komt te luiden:

Paragraaf 1.1 Geslachtsnaam gehuwde vrouwen

In beginsel is het niet mogelijk dat een gehuwde vrouw bij de naturalisatie haar eigen geslachtsnaam laat wijzigen in die van haar (Nederlandse) echtgenoot. Immers, naar Nederlands recht mag de geslachtsnaam van de echtgenoot officieel niet worden toegevoegd aan de naam van de vrouw, noch draagt de vrouw rechtens de naam van haar echtgenoot. Wel is het toegestaan dat de vrouw in het maatschappelijk verkeer de geslachtsnaam van haar echtgenoot voert.

Echter, in sommige landen verkrijgt de vrouw bij het aangaan van het huwelijk van rechtswege of (later) op verzoek de geslachtsnaam van haar echtgenoot. In dat geval wordt de vrouw in principe genaturaliseerd onder deze later verkregen geslachtsnaam (van haar echtgenoot), tenzij ze te kennen geeft dat zij behoefte heeft aan wijziging van haar geslachtsnaam in haar meisjesnaam. In dat geval kan zij, op grond van artikel 12, tweede lid RWN, weer haar meisjesnaam als geslachtsnaam krijgen. Het is daarom van belang dat de geslachtsnaam van gehuwde vrouwen niet alleen wordt beoordeeld aan de hand van de geboorteakte maar in voorkomend geval ook aan de hand van bijvoorbeeld de huwelijksakte en/of het paspoort.

E

Paragraaf 1.2/12-alg Toelichting algemeen ad artikel 12 RWN komt te luiden:

Paragraaf 1.2 Geslachtsnaam minderjarige kinderen

Uitgangspunt in het Nederlands namenrecht is dat een minderjarig kind de naam van één van de ouders draagt. Hieruit vloeit voort dat kinderen die delen in de naturalisatie van de ouder onder bepaalde voorwaarden ook in de naamsvaststelling of -wijziging van die ouder kunnen delen.

Een kind kan, als daar door de (hoofd)verzoeker om verzocht wordt, in de naamsvaststelling of naamswijziging van de verzoeker delen indien het:

  • minderjarig is; én

  • deelt in de naturalisatie van de verzoeker; én

  • de verzoeker wiens naam wordt vastgesteld of gewijzigd de wettelijke vertegenwoordiger van het kind is.

Een minderjarig kind kan niet delen in de naamsvaststelling of naamswijziging van:

  • de gezagsdrager die niet een ouder is; of

  • de echtgenoot/geregistreerde partner (van zijn ouder) die niet een ouder is,

Het verzoek om naamsvaststelling of -wijziging met betrekking tot het kind moet in een dergelijk geval beoordeeld worden zoals neergelegd in de paragrafen over naamsvaststelling en -wijziging bij kinderen in de toelichting op artikel 12, eerste en tweede lid RWN.

Indien uit de GBA niet blijkt of een minderjarig kind kan delen in de naamsvaststelling of naamswijziging van de verzoeker, kan dit worden aangetoond met een bewijs van gezagsvoorziening. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld een buitenlandse rechterlijke voogdijbeschikking of een echtscheidingsvonnis, waarbij tevens in het gezag over de kinderen is voorzien. Het gezag kan ook van rechtswege zijn ontstaan, bijvoorbeeld door een huwelijk.

Voor een minderjarig kind kan soms ook een andere naamsvaststelling of -wijziging plaatsvinden dan voor de verzoeker met wie het kind meenaturaliseert. Daarnaast kan het voorkomen dat enkel de naam van het kind wordt vastgesteld of gewijzigd, terwijl de naam van de (hoofd)verzoeker hetzelfde blijft. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als er een (zelfstandig) verzoek tot naturalisatie voor een minderjarige is ingediend door zijn wettelijk vertegenwoordiger. Zie voor de uitwerking van de mogelijkheden voor deze situaties de paragrafen met betrekking tot kinderen in de toelichting op artikel 12, eerste en tweede lid RWN.

Ingevolge artikel 1:7, derde lid, BW heeft de wijziging of vaststelling van de geslachtsnaam door de Koning geen invloed op de geslachtsnaam van de kinderen van de betrokken persoon die voor de datum van het besluit meerderjarig zijn geworden of die niet onder zijn gezag staan. In aansluiting hier op kunnen meerderjarige kinderen en kinderen die niet onder het gezag van verzoeker staan niet in de naamswijziging of -vaststelling van verzoeker delen.

Minderjarige kinderen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben en die niet delen in de naturalisatie, delen in principe niet in de naamsvaststelling of -wijziging. Voor hen geldt immers niet het Nederlandse namenrecht, maar het namenrecht van het land van herkomst. Zij delen enkel in de naamsvaststelling of -wijziging indien dat voortkomt uit het namenrecht van het land van herkomst.

F

Paragraaf 1.3/12-alg Toelichting algemeen ad artikel 12 RWN komt te luiden:

Paragraaf 1.3 Nederlandse kinderen

Het spreekt voor zich dat kinderen die reeds de Nederlandse nationaliteit bezitten geen deel uitmaken van een verzoek om naturalisatie van hun ouders. Nederlandse kinderen delen daarom niet in de verkrijging van het Nederlanderschap. Ook delen zij niet automatisch in de eventuele naamsvaststelling of naamswijziging van verzoeker.

Voorbeeld

De tweejarige Ahmed is het eerste, in Nederland geboren, kind van een Nederlandse moeder en haar Pakistaanse echtgenoot. Ahmed verkreeg bij zijn geboorte de geslachtsnaam van zijn moeder: ‘Jansen’. Onlangs heeft de vader van Ahmed een verzoek om naturalisatie ingediend en thans wordt hem het Nederlanderschap verleend. Zijn geslachtsnaam wordt vastgesteld als ‘Khan’. Aangezien Ahmed de Nederlandse nationaliteit bezit, was hij geen subject van het verzoek om naturalisatie van zijn vader. Hij deelt daarom niet in de vaststelling van de geslachtsnaam van zijn vader. Het kind behoudt de bij zijn geboorte verkregen geslachtsnaam ‘Jansen’. De na de naturalisatie van de heer Khan geboren kinderen verkrijgen allen eveneens de geslachtsnaam ‘Jansen’. Immers, volgende kinderen van dezelfde ouders hebben op grond van artikel 1:5, achtste lid, BW dezelfde geslachtsnaam als het eerste kind.

Indien de ouders van Ahmed er bij zijn geboorte voor hadden gekozen om hem de geslachtsnaam van zijn vader te geven, dan had hij op dat moment geen geslachtsnaam gekregen, maar was hij zonder geslachtsnaam geregistreerd als ‘Ahmed - ‘ . Zijn vader had op dat moment immers nog geen geslachtsnaam, maar een namenreeks. Aangezien er echter een keuze was gemaakt voor de naam van vader, had Ahmed in dit geval wel de geslachtsnaam kunnen krijgen die zijn vader bij de naturalisatie liet vaststellen. Dan had Ahmed dus (op voorwaarde dat aan de voorwaarden van artikel 1:7 lid 3 BW werd voldaan) na de naturalisatie van zijn vader ook de geslachtsnaam Khan gekregen.

G

Paragraaf 1.4/12-alg Toelichting algemeen ad artikel 12 RWN komt te luiden:

Paragraaf 1.4 Correctie van kennelijke misslagen in het koninklijk besluit

De Minister van Justitie is gemachtigd correcties aan te brengen in een koninklijk besluit tot verlening van het Nederlanderschap. De machtiging is uitsluitend verleend om kennelijke administratieve misslagen in de vermelde persoonsgegevens van de verzoeker te herstellen. De kennelijke misslag dient een gevolg te zijn van (administratieve dan wel een vertalings-) onoplettendheid. Onder een ‘kennelijke administratieve misslag’ wordt niet verstaan het geval waarin de verzoeker na de verlening van het Nederlanderschap één of meer persoonsgegevens (namen, geboortedatum, geboorteplaats, geboorteland) wenst te corrigeren, omdat hij is genaturaliseerd onder onjuiste, maar wel door hem aangeleverde, persoonsgegevens. De doorlopende machtiging is verleend voor de volgende kennelijke misstellingen in naturalisatiebesluiten:

  • onjuiste vermelding van de voornaam en/of de geslachtsnaam;

  • onjuiste vermelding van de geboortedatum en/of geboorteplaats;

  • onjuiste vaststelling van de voornaam en/of de geslachtsnaam;

  • onjuiste spelling van een vastgestelde voornaam en/of geslachtsnaam;

  • het ten onrechte wijzigen van een voornaam en/of geslachtsnaam;

  • de onjuiste spelling van een gewijzigde voornaam en/of geslachtsnaam;

  • het abusievelijk niet vermelden van de wijziging van de voornaam en/of geslachtsnaam;

  • het abusievelijk niet vermelden van de vaststelling van de voornaam en/of de geslachtsnaam; én

  • het abusievelijk niet vermelden van de vaststelling van de voornaam en/of de geslachtsnaam van minderjarige kinderen.

H

Paragraaf 1.5/12-alg Toelichting algemeen ad artikel 12 RWN komt te luiden:

Paragraaf 1.5 Weigering de geslachtsnaam te laten vaststellen

Blijkt in de procedure dat een verzoeker met een naamsketen (namenreeks) niet wenst dat bij zijn naturalisatie een geslachtsnaam voor hem wordt vastgesteld, dan leidt dat tot een afwijzing van het naturalisatieverzoek op grond van niet-inburgering. Verzoeker voldoet alsdan niet aan de in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d RWN gestelde voorwaarde van ‘zich ook overigens in de Nederlandse (Nederlands Antilliaanse of Arubaanse) samenleving hebben doen opnemen’.

In een voorkomend geval stelt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) verzoeker schriftelijk in de gelegenheid om aan te geven welke geslachtsnaam hij wenst en wijst verzoeker op het feit dat het achterwege blijven van een keuze voor een naamsvaststelling leidt tot afwijzing van het naturalisatieverzoek.

I

12-1 Toelichting ad artikel 12, eerste lid RWN komt te luiden:

12-1 Toelichting ad artikel 12, eerste lid

Indien de verzoeker geen geslachtsnaam of voornaam heeft of indien de juiste spelling daarvan niet vaststaat, zullen deze in overleg met hem worden vastgesteld bij het besluit waarbij het Nederlanderschap wordt verleend.

Naar Nederlands recht draagt een persoon in beginsel één geslachtsnaam en één of meerdere voornamen. Bij naturalisatie zal vaststelling van de namen of de spelling daarvan moeten plaatsvinden in de drie hierna beschreven situaties. Bij de naamsvaststelling wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de door de betrokkenen uitgesproken voorkeur.

J

Paragraaf 1/12-1 Toelichting ad artikel 12, eerste lid RWN komt te luiden:

Paragraaf 1 Namenreeks of naamsketen

Indien er sprake is van een namenreeks kan geen onderscheid worden gemaakt tussen de geslachtsnaam en de voornamen van de verzoeker. De volgende landen kennen een zogenaamde namenreeks: Afghanistan, Bangladesh, Egypte, Ethiopië, India, Indonesië, Irak, Democratische Republiek Congo, Nepal, Pakistan, Soedan, Somalië en Sri Lanka. Ten aanzien van verzoekers van wie de namen worden bepaald door het recht van deze landen is dus naamsvaststelling geboden, óók wanneer hun namen met onderscheid tussen voornamen en geslachtsnaam in de GBA zijn opgenomen. Er dient een enkelvoudige geslachtsnaam te worden vastgesteld die overeenkomt met de naam van de (voor)ouder. Draagt betrokkene een namenreeks waarin niet een naam van een (voor)ouder voorkomt, dan dient één van zijn eigen namen te worden vastgesteld als geslachtsnaam en de andere eigen naam als voornaam.

Behoudens voorvoegsels (bijvoorbeeld Ben, El, Al, etc.) en achtervoegsels (bijvoorbeeld Zade(h)) is het niet toegestaan om een dubbele of samengestelde geslachtsnaam vast te stellen. Staat de verzoeker, na schriftelijk in de gelegenheid te zijn gesteld door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) om aan te geven welke enkelvoudige geslachtsnaam hij wenst, nog steeds op naturalisatie met een dubbele of samengestelde geslachtsnaam anders dan toegestaan in de voorgaande zin, dan wordt het naturalisatieverzoek om die reden afgewezen.

Voorbeeld

Betrokkene komt uit Soedan en heeft de volgende namenreeks: Mariam el Amin Mohamed Abbas. Zij is meerderjarig en dient een verzoek om naturalisatie in. Aangezien Mariam uit Soedan komt en een namenreeks heeft, moet er bij naturalisatie naamsvaststelling plaatsvinden. Uit de gegevens van de GBA blijkt dat de namenreeks van haar vader El Amin Mohamed Abbas Osman luidt. In dit geval mag Mariam willekeurig welke na(a)m(en) uit haar namenreeks als voorna(a)m(en) laten vaststellen. Als geslachtsnaam mag zij echter alleen El Amin, Mohamed of Abbas kiezen. Deze namen komen immers zowel in haar eigen namenreeks als in de namenreeks van haar vader voor.

K

Paragraaf 2/12-1 Toelichting ad artikel 12, eerste lid RWN komt te luiden:

Paragraaf 2 De naam bestaat slechts uit één bestanddeel (zogenaamde roepnaam).

Indien de naam slechts bestaat uit één bestanddeel wordt deze naam in beginsel vastgesteld als voornaam. De geslachtsnaam wordt dan vastgesteld overeenkomstig de naam van de (voor)ouder. In voorkomende gevallen kan ook een gedeelte van de naam van betrokkene worden vastgesteld als geslachtsnaam en het andere gedeelte wordt dan vastgesteld als voornaam.

Voorbeeld

De naam van de Afghaanse Nilab bestaat uit slechts één bestanddeel. Bij naturalisatie verzoekt zij in eerste instantie om vaststelling van haar voornaam als Nilab en van haar geslachtsnaam als Hassan, omdat dit de geslachtsnaam van haar reeds genaturaliseerde echtgenoot is. Dit is echter niet mogelijk. Zij moet immers de naam van een (voor)ouder laten vaststellen als geslachtsnaam of haar huidige naam laten opdelen in twee gedeeltes. Haar vader heet Hamid. Uiteindelijk besluit Nilab daarom zijn naam als geslachtsnaam te laten vaststellen. In het maatschappelijk verkeer kan zij vervolgens alsnog de naam van haar echtgenoot voeren (artikel 1:9 BW).

L

Paragraaf 3/12-1 Toelichting ad artikel 12, eerste lid RWN komt te luiden:

Paragraaf 3 De namen worden op uiteenlopende wijze gespeld in documenten van gelijke rangorde.

Indien de namen van de verzoeker in documenten van gelijke rangorde (bijvoorbeeld twee uittreksels van de geboorteakte) op uiteenlopende wijze worden gespeld, dient naamsvaststelling plaats te vinden. Naamsvaststelling is dus niet vereist indien de namen van de verzoeker weliswaar in verschillende documenten op uiteenlopende wijze worden gespeld, maar deze documenten niet van gelijke rangorde zijn.

Voorbeeld

Verzoeker, van Venezolaanse nationaliteit, draagt volgens zijn gelegaliseerde geboorteakte (en volgens de door een beëdigd vertaler opgestelde vertaling) de geslachtsnaam ‘Fernandez’. Echter, hij gaat al sinds jaar en dag door het leven met de geslachtsnaam ‘Hernandez’. In zijn paspoort en huwelijksakte staat dan ook de naam ‘Hernandez’. Verzoeker heeft nooit pogingen ondernomen zijn naam te laten corrigeren in het Venezolaanse bevolkingsregister.

In dit geval zal géén naamsvaststelling plaatsvinden. Weliswaar wordt de geslachtsnaam in verschillende documenten op uiteenlopende wijze gespeld, maar deze documenten zijn niet van gelijke rangorde. Uitgangspunt voor de naturalisatie is dan ook de geslachtsnaam die is vermeld in de geboorteakte. Verzoeker wordt dus, zonder verdere naamsverklaring, genaturaliseerd onder de geslachtsnaam ‘Fernandez’.

M

Paragraaf 4/12-1 Toelichting ad artikel 12, eerste lid RWN wordt toegevoegd en komt te luiden:

Paragraaf 4 Naamsvaststelling bij kinderen

In paragraaf 1.3 van de algemene toelichting op artikel 12 RWN is weergegeven in welke gevallen een minderjarig kind dat deelt in de naturalisatie, kan delen in de naamsvaststelling of naamswijziging van de ouder. Dat is mogelijk indien het kind:

  • minderjarig is; én

  • deelt in de naturalisatie van de verzoeker; én

  • de verzoeker wiens naam wordt vastgesteld of gewijzigd de wettelijke vertegenwoordiger van het kind is.

Het kan echter ook voorkomen dat de (hoofd)verzoeker niet verzoekt zijn minderjarige kind te laten delen in zijn naamsvaststelling, maar om naamsvaststelling van de naam van het kind conform de geslachtsnaam of een naam uit de namenreeks van de andere ouder, terwijl die andere ouder (al) Nederlander is of niet tegelijkertijd naturaliseert. Deze naamsvaststelling is mogelijk indien de gewenste geslachtsnaam in de naam of namenreeks van het kind zelf voorkomt. Komt de gewenste naam alleen in de naam of namenreeks van de andere ouder en niet in de naam van het kind voor, dan kan deze naam als geslachtsnaam voor het minderjarige kind worden vastgesteld als is aangetoond dat deze andere ouder daadwerkelijk een (juridische) ouder van betrokkene is (en dus als zodanig in de GBA is geregistreerd).

Voorbeeld:

Het Pakistaanse kind Mohammad Jafar Houssien naturaliseert mee met zijn moeder. De vader van het kind, Jafar Houssien Mahmoud, is niet met zijn vrouw en kind meegekomen naar Nederland en verblijft nog in het land van herkomst. De moeder wil echter graag dat voor haar zoon een naam uit de namenreeks van haar man als geslachtsnaam wordt vastgesteld. Voor het kind kan sowieso de naam Jafar of de naam Houssien als geslachtsnaam worden vastgesteld, aangezien deze namen ook in zijn eigen namenreeks voorkomen. De naam Mahmoud mag hij echter alleen krijgen, als is aangetoond dat Jafar Houssien Mahmoud daadwerkelijk zijn (juridische) vader is.

Minderjarig kind waarvan de naam uit één bestanddeel bestaat

Een minderjarig kind waarvan de naam uit één bestanddeel bestaat, deelt in beginsel in de naamsvaststelling van verzoeker. Indien gewenst kan echter ook een naam van de andere ouder (of een voorouder) als geslachtsnaam van het kind worden vastgesteld, als is aangetoond dat deze andere (voor)ouder daadwerkelijk een (voor)ouder van betrokkene is (en dus als zodanig in de GBA is geregistreerd op grond van een geboorteakte of Voe).

Meerderjarig geworden kinderen

Een meerderjarig geworden kind mag soms, bij wijze van uitzondering op de in paragraaf 1 geformuleerde beleidsregel, een naam die niet in zijn eigen naam of namenreeks voorkomt als geslachtsnaam laten vaststellen bij naturalisatie. Dit mag alleen in het geval de gewenste naam afkomstig is van één van de juridische ouders van betrokkene én als die naam reeds voor andere leden van het (kern)gezin als geslachtsnaam is vastgesteld bij de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap. Dit is dus alleen mogelijk als de andere gezinsleden éérder dan betrokkene tot Nederlander zijn genaturaliseerd.

Voorbeeld

De Egyptische Kamal Abdel Walad naturaliseert tot Nederlander en laat daarbij voor hem en zijn twee meenaturaliserende, minderjarige kinderen de naam Walad als geslachtsnaam vaststellen. Een half jaar later dient zijn negentienjarige zoon Ashraf Kamal Abdel zelfstandig een verzoek om naturalisatie in. Hoewel de naam Walad niet voorkomt in de namenreeks van Ashraf, kan hij toch deze naam als geslachtsnaam kiezen, aangezien zijn vader en jongere zusjes reeds deze naam als geslachtsnaam hebben verkregen.

N

12-2 Toelichting ad artikel 12, tweede lid RWN komt te luiden:

12-2 Toelichting ad artikel 12, tweede lid

De naam van de verzoeker wordt zonodig in de in het Koninkrijk gebruikelijke lettertekens overgebracht en kan, indien dit voor de inburgering van belang is, met toestemming van de verzoeker bij het besluit tot verlening van het Nederlanderschap worden gewijzigd.

O

Paragraaf 1/12-2 Toelichting ad artikel 12, tweede lid RWN komt te luiden:

Paragraaf 1 Overbrenging naar in het Koninkrijk gebruikelijke lettertekens

Hierbij moet worden gedacht aan overbrenging van de namen vanuit bijvoorbeeld het Arabisch, Chinees of Cyrillisch schrift naar het Latijns schrift. Met betrekking tot deze overbrenging dient altijd te worden overlegd met de verzoeker (artikel 36, derde lid, BVVN). Voor de transcriptie is echter géén expliciete toestemming van de verzoeker vereist.

Voorbeeld

Verzoeker is geboren in Egypte en heeft de Egyptische nationaliteit. Zijn geboorteakte is vanuit het Arabisch schrift overgebracht in het Latijns schrift. Volgens deze vertaling, opgesteld door een beëdigd vertaler, heeft verzoeker de naamsketen ‘Sayeed Muhammad Ben Sawi’, maar in alle overige overgelegde documenten is de tweede naam gespeld als ‘Mohamed’. Verzoeker verklaart dat hij sinds jaar en dag door het leven gaat met de naam ‘Mohamed’ en dat hij onder deze naam wenst te worden genaturaliseerd. Uitgangspunt voor de transcriptie is dat de namen worden omgezet overeenkomstig de door een beëdigd vertaler opgestelde vertaling van de geboorteakte. Tenzij betrokkene vóór de indiening van zijn verzoek een andere vertaling van een beëdigd vertaler overlegt, worden zijn voornamen vastgesteld als ‘Sayeed Muhammad’ en zijn geslachtsnaam als ‘Ben Sawi’.

P

Paragraaf 2/12-2 Toelichting ad artikel 12, tweede lid RWN komt te luiden:

Paragraaf 2 Naamswijziging

Wijziging van de namen in het kader van de naturalisatieprocedure geschiedt uitsluitend wanneer verzoeker te kennen geeft daaraan behoefte te hebben én dit gelet op de inburgering van belang is. Een verzoeker kan dus niet worden verplicht tot naamswijziging. In geval van naamswijziging wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de door de betrokkenen uitgesproken voorkeur.

Wijziging van de geslachtsnaam enerzijds, en wijziging van de geslachtsnaam en voornamen anderzijds, zijn mogelijk in uitsluitend de volgende gevallen:

  • 1. indien verzoeker een samengestelde geslachtsnaam heeft (bijvoorbeeld Spanje, Portugal, Latijns-Amerika). Een van beide delen van de naam kan de nieuwe geslachtsnaam worden, ongeacht of het betreffende gedeelte van de vader of de moeder is;

  • 2. indien een vrouw door of in verband met haar huwelijk de geslachtsnaam van haar echtgenoot heeft verkregen (bijvoorbeeld Polen, Turkije). De naam kan in dat geval worden gewijzigd in de meisjesnaam;

  • 3. indien een persoon een verbogen geslachtsnaam heeft. De geslachtsnaam kan in dat geval worden gewijzigd in de niet-verbogen naam (bijvoorbeeld wijziging van ‘Bonova’ in ‘Bonov’);

  • 4. indien de geslachtsnaam (of de geslachtsnaam én voornamen) van verzoeker moeilijk uitspreekbaar zijn (bijvoorbeeld China, Polen, Tsjechië, Slowakije). Zo kan bijvoorbeeld ‘Brzinski’ worden gewijzigd in ‘Barzinski’;

  • 5. indien de geslachtsnaam (of de geslachtsnaam én voornamen) van de verzoeker naar Nederlandse opvatting bespottelijk of onwelvoeglijk zijn.

Ad 1

Een samengestelde geslachtsnaam is een naam die bestaat uit twee of meer delen. Het ene deel is normaal gesproken afkomstig van vaderskant en het andere deel is afkomstig van moederskant. Niet iedere geslachtsnaam die uit meerdere namen bestaat, is dus een samengestelde geslachtsnaam.

Ad 3

Met name in Oost-Europese landen wordt soms bij namen van vrouwen als achtervoegsel een -a aan de geslachtsnaam toegevoegd. Deze verbuiging naar een vrouwelijke vorm kan bij de naturalisatie tot Nederlander ongedaan worden gemaakt als betrokkene daar om verzoekt. Het omgekeerde, een (vrouwelijke) verbuiging toevoegen, is echter niet mogelijk, omdat het Nederlands namenrecht niet de mogelijkheid geeft om namen te verbuigen.

Ad 4 en 5

Analoog aan artikel 1, tweede lid Besluit geslachtsnaamwijziging geschieden de hierboven onder 4 of 5 genoemde wijzigingen bij voorkeur door omzetting (of toevoeging of weglating) van enkele letters of door toevoeging van een voor- of achtervoegsel.

Q

Paragraaf 3/12-2 Toelichting ad artikel 12, tweede lid RWN komt te luiden:

Paragraaf 3 Wijziging van uitsluitend voornamen

Voor wijziging van uitsluitend de voornamen bestaat in de naturalisatieprocedure geen ruimte. De voornamen kunnen slechts gelijktijdig met de geslachtsnaam worden gewijzigd en ook hier geldt: uitsluitend indien dit voor de inburgering van belang is.

Indien de verzoeker uitsluitend zijn voornaam wenst te wijzigen, kan hij zonodig worden geattendeerd op de verzoekschriftprocedure bij de rechtbank (artikel 1:4, vierde lid, BW).

Voorbeeld

Verzoeker heeft de Russische nationaliteit en bezit volgens zijn (Russische) geboorteakte een patronymicum. Het Russisch patronymicum is een tussennaam (‘otchestvo’ in het Russisch), gebaseerd op de eerste naam van de vader. Hij Verzoeker staat ingeschreven in de Gemeentelijke basisadministratie (Gba) met het patronymicum ingevuld bij de categorie ‘voornamen’. Verzoeker verklaart dat hij zonder het patronymicum wenst te worden genaturaliseerd. Het Russisch patronymicum maakt echter geen onderdeel uit van de geslachtsnaam. Als tussennaam kan het patronymicum daarom uitsluitend in combinatie met de geslachtsnaam worden gewijzigd dan wel vervallen, en dan uitsluitend wanneer dit voor de inburgering van belang is.

R

Er wordt een Paragraaf 4/12-2 Toelichting ad artikel 12, tweede lid RWN toegevoegd:

Paragraaf 4 Naamswijziging bij kinderen

In paragraaf 1.3 van de algemene toelichting op artikel 12 RWN is weergegeven in welke gevallen een minderjarig kind dat deelt in de naturalisatie, kan delen in de naamsvaststelling of naamswijziging van de ouder. Dat is mogelijk indien het kind:

  • minderjarig is; én

  • deelt in de naturalisatie van de verzoeker; én

  • de verzoeker wiens naam wordt vastgesteld of gewijzigd de wettelijke vertegenwoordiger van het kind is.

Daarnaast mag de geslachtsnaam van alleen het kind in het kader van de inburgering soms ook gewijzigd worden, terwijl de geslachtsnaam van verzoeker ongewijzigd blijft. Dit is mogelijk als zich één van de situaties voor doet die hierboven in paragraaf 2 Naamswijziging, beschreven zijn onder 3 (verbogen geslachtsnaam), 4 (onuitspreekbare naam) en 5 (bespottelijke of onwelvoeglijke naam). Aangezien er aan de namen zoals opgenomen in de GBA zo min mogelijk wordt gesleuteld bij de naturalisatie, vindt de wijziging in beginsel plaats door het verwijderen of toevoegen van één of enkele letters.

Het kan voorkomen dat de andere ouder reeds is genaturaliseerd en dat zijn geslachtsnaam is gewijzigd bij zijn naturalisatie. Dan kan voor het minderjarige kind bij naturalisatie, indien daarom wordt verzocht, dezelfde naamswijziging plaatsvinden. Dit mag echter alleen als het kind (mede) onder het gezag van deze andere ouder staat.

Voorbeeld:

Moeder Natalya Vladimirova is met haar dochter Ekaterina Grzska naar Nederland gekomen om bij haar nieuwe partner te gaan wonen. Moeder Natalya laat haar geslachtsnaam bij haar naturalisatie tot Nederlander zoals deze is. Ze verzoekt echter wél om geslachtsnaamwijziging voor haar meenaturaliserende dochter. Ze wil namelijk graag dat de geslachtsnaam van haar dochter beter uitspreekbaar wordt voor Nederlanders. De geslachtsnaam Grzska is inderdaad moeilijk uitspreekbaar voor Nederlanders en zou in dit geval bijvoorbeeld gewijzigd kunnen worden in Grazeska, of Grezska.

S

Het volgende model uit de Handleiding vervalt:

Model 1.16

T

Het volgende model uit de Handleiding vervalt:

Model 1.17

ARTIKEL II

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

Den Haag, 17 maart 2010

De Minister van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

stcrt-2010-4602-001.pngstcrt-2010-4602-002.png

TOELICHTING

ALGEMEEN

Met dit WBN wordt het beleid in Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap ten aanzien van het namenrecht verduidelijkt en op sommige punten aangepast.

Dit WBN treedt in werking met ingang 1 juli 2010 en geldt voor alle vanaf dat moment ingediende verzoeken om naturalisatie én voor de op dat moment openstaande verzoeken om naturalisatie waarop nog niet is beslist.

ARTIKELSGEWIJS

A, B, S en T

Gebleken is dat een naamskeuze in het kader van artikel 6, eerste lid onder c RWN, niet op schrift wordt vastgelegd in een verklaring van naamskeuze zoals tot nu opgenomen in de HRWN. Er wordt daarentegen door de ambtenaar van de burgerlijke stand bij het afleggen van de optieverklaring een akte van naamskeuze opgemaakt op grond van een (mondelinge) verklaring van de ouder(s) of het kind zelf. Deze akte van naamskeuze krijgt enkel rechtsgevolg indien betrokkene daadwerkelijk het Nederlanderschap verkrijgt.

De modellen 1.16 ‘Verklaring van naamskeuze door ouders (kind jonger dat 16 jaar)’ en 1.17 ‘Verklaring van naamskeuze door kind (kind van 16 jaar of ouder)’ komen daarom te vervallen.

C

In paragraaf 1 van de algemene toelichting op artikel 12 RWN is een alinea toegevoegd over de manier waarop veronderstelde schrijf- en vertaalfouten in namen verholpen kunnen worden. Bij naturalisatie kunnen dergelijke fouten namelijk niet verholpen worden, maar daar wordt wel vaak om verzocht. Voor dergelijke wijzigingen moet betrokkene zich echter voorafgaand aan de indiening van zijn verzoek om naturalisatie tot de gemeente wenden. Bij naturalisatie bestaat enkel de mogelijkheid om naamswijzigingen door te voeren die in het belang zijn van de inburgering.

D

De tekst van paragraaf 1.1 van de algemene toelichting op artikel 12 RWN is verduidelijkt door een kleine aanvulling.

E

Paragraaf 1.2 van de algemene toelichting op artikel 12 RWN is beter in overeenstemming gebracht met het Nederlands namenrecht.

Er bestaat onduidelijkheid over naamsvaststelling en -wijziging bij minderjarige kinderen. De voorwaarden onder welke een minderjarig kind kan delen in de naamsvaststelling of wijziging van verzoeker zijn daarom verduidelijkt. Ook is aangegeven dat voor het minderjarige kind in sommige gevallen een andere naamsvaststelling of -wijziging plaats kan vinden dan voor de (hoofd)verzoeker en waar te vinden is in welke gevallen dit mogelijk is. Verder is zowel bij de toelichting op artikel 12, eerste lid, RWN als bij de toelichting op artikel 12, tweede lid, RWN een paragraaf toegevoegd over naamsvaststelling, respectievelijk naamswijziging bij kinderen.

Een alinea over de gevolgen voor de bij de naturalisatie voltrokken naamsvaststelling of -wijziging van erkenning of gerechtelijke vaststelling van het vaderschap na de naturalisatie is geschrapt aangezien deze alinea niet op het beleid met betrekking tot de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap zag.

F

De tekst van paragraaf 1.3 van de algemene toelichting op artikel 12 RWN is aangepast. Voorheen stond hier dat Nederlandse kinderen niet delen in de naamsvaststelling of -wijziging van de ouder bij naturalisatie. Nederlandse kinderen kunnen echter op grond van het Nederlands namenrecht in sommige gevallen en onder bepaalde voorwaarden wél dezelfde naam krijgen als de geslachtsnaam die de ouder via naamsvaststelling of -wijziging bij naturalisatie verkrijgt. Het voorbeeld bij deze paragraaf is uitgebreid met een situatie waarin het betrokken kind wél dezelfde naam als zijn ouder zou kunnen krijgen.

J

In paragraaf 1 van de toelichting op artikel 12, eerste lid, RWN over namenreeksen is toegevoegd dat ook naamsvaststelling dient plaats te vinden als bij de inschrijving van betrokkene in de Gba onderscheid is gemaakt tussen de voorna(a)m(en) en de geslachtsnaam, terwijl betrokkene afkomstig is uit één van de landen waarvoor naamsvaststelling is geboden.

Daarnaast is het eerdere voorbeeld vervangen door een toepasselijker voorbeeld.

K

Aan paragraaf 2 van de toelichting op artikel 12, eerste lid, RWN is ter verduidelijking een voorbeeld toegevoegd.

M

Paragraaf 4 van de toelichting op artikel 12, eerste lid, RWN is een nieuwe paragraaf over naamsvaststelling bij de naturalisatie van kinderen. Hier wordt uitgelegd wanneer een minderjarig kind kan delen in de naamsvaststelling van de verzoeker en wanneer voor het kind eventueel ook een andere naam kan worden vastgesteld.

Ook is een alinea toegevoegd over meerderjarig geworden kinderen die bij hun naturalisatie dezelfde geslachtsnaam willen laten vaststellen als eerder voor de rest van hun gezin is vastgesteld bij de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap. Voorheen was dit niet mogelijk wanneer de gewenste naam niet in de namenreeks van het meerderjarige kind zelf voorkwam. Dit leidde tot onwenselijke situaties en bovendien is het één van de uitgangspunten van het Nederlands namenrecht dat meerdere kinderen van dezelfde ouders dezelfde geslachtsnaam krijgen. Daarom wordt het, bij wijze van uitzondering, nu in deze situatie toch mogelijk dat de geslachtsnaam van het meerderjarige kind gelijkluidend wordt vastgesteld als de geslachtsnaam die de overige leden van het gezin voorafgaand aan zijn naturalisatie hebben verkregen.

N

De toelichting op artikel 12, tweede lid RWN bestond voorheen uit één deel. Voor de overzichtelijkheid is deze toelichting echter opgedeeld in paragrafen. De vierde paragraaf over naamswijziging bij kinderen is geen onderdeel van de oude toelichting, maar nieuw toegevoegd.

P

In paragraaf 2 van de toelichting op artikel 12, tweede lid, RWN zijn de mogelijke situaties waarbij namen gewijzigd kunnen worden bij naturalisatie genummerd en in sommige gevallen ter verduidelijking van een toelichting voorzien.

Q

Het voorbeeld bij paragraaf 3 van de toelichting op artikel 12, tweede lid, RWN is verduidelijkt.

R

Paragraaf 4 van de toelichting op artikel 12, tweede lid, RWN is een nieuwe paragraaf over naamswijziging bij de naturalisatie van minderjarige kinderen. Hier wordt uitgelegd wanneer een minderjarig kind kan delen in de naamswijziging van de verzoeker en wanneer alleen de na(a)m(en) van het kind kan/kunnen worden gewijzigd, terwijl de na(a)m(en) van de verzoeker niet wordt/worden gewijzigd.

Er is voor gekozen om het niet in alle in paragraaf 2 ‘Naamswijziging’ genoemde gevallen mogelijk te maken dat een naamswijziging plaatsvindt voor alleen het minderjarige kind. De reden hiervoor is dat niet bij alle mogelijkheden met zekerheid valt te zeggen of het verzoek om naamswijziging voor het kind wordt gedaan met het oog op de inburgering. Om uit te sluiten dat de mogelijkheid tot naamswijziging bij naturalisatie misbruikt wordt in conflicten tussen de ouders, is besloten naamswijziging voor enkel het kind alleen toe te staan in die situaties waarin de naamswijziging overduidelijk in het belang van de inburgering plaatsvindt.

De Minister van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

Naar boven