Besluit van 22 februari 2010, nr. 10.000465, houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte in de gemeenten Sint-Michielsgestel en ’s-Hertogenbosch krachtens artikel 72a van de onteigeningswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Beschikken bij dit besluit op het verzoek van de Hoofdingenieur-Directeur van Rijkswaterstaat Noord-Brabant van 7 juli 2009, kenmerk RWS/DNB/2009/5298, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet ten behoeve van de omlegging van de Zuid-Willemsvaart Maas-Den Dungen vanaf km 116.500 (aftakking bestaande Zuid-Willemsvaart) tot km 125.480 (aansluiting Maas), met bijkomende werken, in de gemeenten Sint-Michielsgestel en ’s-Hertogenbosch.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft de beslissing op het verzoek voorgedragen bij brief van 8 december 2009, nr. RWSCD BJV 2009/3455, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Eenheid Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed.

Overeenkomstig artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht hebben het ontwerp van het te nemen besluit alsmede de in artikel 63 van de onteigeningswet genoemde stukken in de periode van donderdag 6 augustus 2009 tot en met woensdag 16 september 2009 in de gemeenten Sint-Michielsgestel en ’s-Hertogenbosch en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen. Voorafgaand daaraan is de terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht aangekondigd op 30 juli 2009 in het huis-aan-huis-blad ‘De Brug’, op 2 augustus 2009 in ‘De Bossche Omroep’ en op 5 augustus 2009 in het ‘Brabants Dagblad’, de weekkrant ‘Stadsblad Den Bosch’ en de Staatscourant. Voorts is overeenkomstig artikel 3:13 van de Algemene wet bestuursrecht voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerp van het te nemen besluit toegezonden aan belanghebbenden en aan de verzoeker om onteigening. Belanghebbenden zijn hierbij uitgenodigd voor een hoorzitting in de gemeente Sint-Michielsgestel op woensdag 16 september 2009. In genoemde kennisgeving zijn belanghebbenden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen.

De volgende belanghebbenden hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt:

  • 1. de heer mr. K.W.H. Albert namens mevrouw W.H. Vis-Verhoeven, eigenaresse van de onroerende zaken met grondplannummers 1547.191 en 1549.191, mede namens een vijftal besloten vennootschappen die deze onroerende zaken gebruiken;

  • 2. mevrouw mr. E.M. van der Molen namens de heer G.G.J. van de Wassenberg en mevrouw W.G.M. van de Wassenberg-Ravensteijn, eigenaars van de onroerende zaken met grondplannummers 1243.9, 1245.9, 1251.9.1 en 1251.9.2;

  • 3. de heer mr. D. Berendsen namens de heer J.W.H. van Keijsteren, eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 1578.80;

  • 4. de heren A.E.G.J., J.E.H.M. en E.A.M. Jennissen, eigenaars van de onroerende zaken met grondplannummers 1286.12, 1288.12, 1318.12, 1321.12, 1340.12 en 1352.12;

  • 5. de heer mr. A.A.H.M. van Heerebeek namens de heer A.C. Boers en mevrouw C.A. Boers, eigenaars van de percelen met grondplannummers 1708.104.1, 1708.104.2 en 1806.104;

  • 6. de heer mr. A.A.H.M. van Heerebeek namens de heer Th. van den Berg, eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 1748.122;

  • 7. Shell Nederland Verkoopmaatschappij BV, eigenaresse van de onroerende zaak met grondplannummer 1544.168;

  • 8. de heer H.G.J. van Doremaele, gebruiker van de onroerende zaak met grondplannummer 1536.62, mede namens mevrouw W.J.A.M. van Doremaele-Lambermont, eigenaresse van deze onroerende zaak.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet kan onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de aanleg en verbetering van kanalen alsmede ter uitvoering van een tracébesluit als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Tracéwet.

Reclamante sub 1.

  • 1. Reclamante geeft aan dat zij haar grond niet wenst af te staan. Zij is van mening dat de van haar te onteigenen grond niet nodig is voor de voorgenomen omlegging van de Zuid-Willemsvaart. Hieraan legt reclamante de stelling ten grondslag dat het tracébesluit ‘Omlegging Zuid-Willemsvaart Maas-Den Dungen’ (genoemd onder ‘Overige overwegingen’, hierna: het tracébesluit), dat gebaseerd is op de noordelijke omleggingsvariant, in verschillende opzichten tekortkomingen vertoont. Indien een andere variant gekozen zou worden is het naar de verwachting van reclamante niet noodzakelijk haar onroerende zaken te onteigenen. De ondeugdelijkheid van de keuze voor de noordelijke variant licht reclamante in haar schriftelijke zienswijze nader toe, mede onder verwijzing naar het door haar bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) tegen het tracébesluit ingediende beroepschrift en de aanvulling daarop. Reclamante wijst in dat verband onder andere op de tegen de achtergrond van mogelijke alternatieve tracés onwenselijke keuze voor de huidige noordelijke variant, de ontoereikende motivering van die keuze en het onvoldoende meewegen van haar bedrijfsbelangen. Voorts wijst reclamante op de naar haar inzicht gebrekkige verantwoording van de gestelde economische meerwaarde van het vergelijkenderwijs dure project en de onzorgvuldige voorbereiding van het besluit, dit laatste onder andere wegens door de verzoeker om onteigening niet nagekomen procedurele toezeggingen ter zake van de ligging van de Zuid-Willemsvaart. Het is derhalve nog ongewis of de Afdeling aan het nu gekozen tracé goedkeuring zal verlenen. Dit klemt temeer gelet op de brief van de Afdeling van 21 augustus 2009 gericht aan de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, waarin deze een aantal kritische vragen stelt over, kort gezegd, (de gevolgen van) de keuze voor het huidige (noordelijke) tracé. Om dezelfde reden meent reclamante dat ook aan de urgentie en het publieke belang van de omlegging getwijfeld kan worden.

  • 2. Verder meent reclamante dat het starten van de administratieve onteigeningsprocedure in dit stadium prematuur is. Daarbij beroept zij zich op de in het bovenstaande geschetste omstandigheden in samenhang met de proceseconomie en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Van de verzoeker om onteigening had verwacht mogen worden dat hij met de administratieve onteigening gewacht zou hebben totdat de Afdeling op de beroepen tegen het tracébesluit heeft beslist.

  • 3. Reclamante plaatst ook vraagtekens bij de financiële uitvoerbaarheid als zodanig van het project. Daartoe vestigt zij de aandacht op een kosten-batenanalyse van het Centraal Planbureau volgens welke de indicatieve dekkingsgraad van het project slechts tussen de 31 en 62 procent ligt. Het Centraal Planbureau merkt daarbij nog op dat het de vraag is of het project wel omvangrijke gevolgen voor de regionale economie zal meebrengen.

  • 4. In het licht van het vorenstaande is reclamante van opvatting dat het onderhavige besluit tot onteigening zoals dat ter inzage heeft gelegen een draagkrachtige motivering ontbeert. Er kunnen, aldus reclamante, kanttekeningen worden geplaatst bij de in het ontwerpbesluit (onder ‘Overige overwegingen’) genoemde aanwezige knelpunten, het tijdsverlies en de geprognosticeerde afname van het vrachtverkeer over de weg. Onder verwijzing naar de eerder genoemde opmerking van het Centraal Planbureau betwijfelt reclamante ook of wel van een groot bestuurlijk draagvlak voor het project sprake is.

Ad 1. Reclamante baseert haar opvatting dat de noodzaak van de onteigening ontbreekt, dat haar grond voor de omlegging niet nodig is en dat getwijfeld kan worden aan het publiek belang van de onteigening, hoofdzakelijk op naar haar inzicht aan het tracébesluit klevende planologische onvolkomenheden en het onvoldoende afwegen van alternatieven. Ten aanzien hiervan overwegen Wij dat de planologische aspecten van het te realiseren werk in de procedure op grond van de Tracéwet aan de orde gesteld dienen te worden, zoals reclamante overigens ook gedaan heeft. Voor een inhoudelijke beoordeling hiervan is in de administratieve onteigeningsprocedure geen plaats.

Wat betreft de opmerking van reclamante over het ontbreken van urgentie vanwege de niet uit te sluiten mogelijkheid dat de Afdeling het tracébesluit niet (geheel) in stand zal laten, valt op te merken dat, zoals ook blijkt uit de ter inzage gelegde zakelijke beschrijving, het begin van de werkzaamheden voorzien is voor 1 januari 2011. Hiermee is de urgentie van de onteigening in beginsel gegeven. Hieraan doet niet af dat deze datum in die zin voorlopig is, dat een eventuele (gedeeltelijke) vernietiging van het tracébesluit tot vertraging in de uitvoering zal leiden. Wij verwijzen naar hetgeen hierover onder ad 2 wordt opgemerkt.

Ad 2. Met betrekking tot de opmerking van reclamante dat de onteigening prematuur is zolang er geen zekerheid bestaat over de planologische inpasbaarheid van het tracé overwegen Wij dat artikel 72a van de onteigeningswet voor het starten van de onteigeningsprocedure niet de eis stelt dat de planologische grondslag van het te maken werk (in dit geval het tracébesluit) onherroepelijk is. Wel geldt dat, indien de planologische grondslag van het werk bestaat in een tracébesluit, het tracébesluit ten minste moet zijn vastgesteld op het moment dat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen tegen de voorgenomen onteigening gaat lopen. Aan dit vereiste is, zoals blijkt uit hetgeen onder ‘Overige overwegingen’ staat vermeld, voldaan, zodat niet gezegd kan worden dat de start van de onteigeningsprocedure prematuur is geweest.

Hierbij valt nog op te merken dat het zojuist gememoreerde vereiste voor de start van de onteigening berust op een afweging, enerzijds, van het particuliere belang om niet voorbarig of (naar achteraf kan blijken) zonder noodzaak in een onteigeningsprocedure betrokken te worden, anderzijds, van het publieke belang om de uitvoering van werken die als zodanig noodzakelijk geacht worden geen vertraging te laten oplopen doordat de overheid niet beschikt over de benodigde gronden. In deze afweging zijn het beginsel van proceseconomie en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, voor zover van toepassing, verdisconteerd. Naar Ons oordeel kan niet gezegd worden dat het voornoemde uit die afweging voortspruitende vereiste in strijd is met deze beginselen.

Overigens is namens de verzoeker om onteigening tijdens de hoorzitting van 16 september 2009 aangegeven dat geen dagvaarding tot onteigening zal worden uitgebracht indien de Afdeling het tracébesluit (op relevante onderdelen) zal vernietigen.

Ad 3. Vooreerst valt erop te wijzen dat hetgeen reclamante ter motivering van dit onderdeel van haar zienswijze aanvoert hooguit aanknopingspunten biedt om vraagtekens te stellen bij de rendabiliteit van de omlegging van de Zuid-Willemsvaart en niet zozeer de financiële uitvoerbaarheid als zodanig aan twijfel onderhevig maakt. Met betrekking tot de rendabiliteit geldt dat dit aspect in de onteigeningsprocedure niet ter beoordeling staat maar aan de orde kan komen in het kader van de procedure op basis van de Tracéwet. Ten aanzien van de financiële uitvoerbaarheid van het werk overwegen Wij dat zowel de omlegging van de Zuid-Willemsvaart als de vervanging van de sluizen zijn opgenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport 2010 (MIRT 2010). Hierin zijn de bedragen die beschikbaar zijn voor deze werken genoemd. Ons komt het derhalve niet aannemelijk voor dat beschikbaarheid van de benodigde financiële middelen niet gewaarborgd is.

Ad 4. Zoals onder ad 1 is overwogen staan de planologische aspecten van het te maken werk in de administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling. Dit wordt niet anders doordat het onteigeningsbesluit onder ‘Overige overwegingen’ wel informatie bevat over de planologische inpassing van het werk en over de inhoudelijke gezichtspunten die in dat verband een (overwegende) rol hebben gespeeld. In de administratieve onteigeningsprocedure dient deze informatie er enkel toe om inzichtelijk te maken dat de planologische inpassing van het werk voldoende ver gevorderd is en dat aan het werk overwegingen ten grondslag zijn gelegd die ontleend zijn aan het publiek belang. Een inhoudelijke beoordeling van die overwegingen vindt plaats in de desbetreffende planologische procedure. Ten aanzien van de vraag of het ontwerp van het onderhavige onteigeningsbesluit onder ‘Overige overwegingen’ terecht gewaagt van een groot bestuurlijk draagvlak, merken Wij op dat reclamante ter ontkennende beantwoording hiervan stelt dat het Centraal Planbureau vraagtekens plaatst bij de rendabiliteit van het project. De motivering van de stelling dat het project een groot bestuurlijk draagvlak heeft berust echter op de instemming met dit project van in de regio gelegen gemeenten en de provincie Noord-Brabant. Hieraan doet het door reclamante gestelde niet af.

Reclamanten sub 2.

  • 1. Reclamanten geven aan dat de ter onteigening aan te wijzen gronden een zeer belangrijk onderdeel van hun melkveehouderij uitmaken. Wanneer deze gronden zouden worden onteigend, dan kan hun melkveebedrijf geen volwaardig bedrijf meer zijn en kunnen reclamanten niet langer in hun levensonderhoud voorzien. Een verplaatsing van het bedrijf zou namelijk veel geld kosten en reclamanten zouden er ook in alle andere opzichten op achteruitgaan. De te onteigenen gronden zijn bovendien gelegen op zandgrond, hetgeen de ideale grond is voor hun bedrijf. Verder zijn de gronden nu aaneengesloten gelegen en ligt het bedrijf direct aan de ontsluitingswegen van en naar Den Bosch en alle andere richtingen.

    Reclamanten merken op dat de hiervoor door de verzoeker geboden schadeloosstelling ontoereikend is. Het bedrijf heeft meer gekost dan waarvoor het door de verzoeker is getaxeerd. Ook worden in het gebied veel hogere bedragen per vierkante meter betaald. De Afdeling heeft, in het kader van het ook door hen ingestelde beroep tegen het tracébesluit, de verzoeker vragen gesteld over de grondslag van de geboden schadeloosstelling. Daarbij heeft de rechter volgens reclamanten opgemerkt dat de verzoeker achter de feiten aanloopt.

  • 2. Verder merken reclamanten op dat de pogingen die de verzoeker om onteigening heeft ondernomen om in minnelijk overleg tot aankoop te komen niet als serieus aangemerkt mogen worden. Noch de geboden prijs (die ruimschoots beneden de marktwaarde ligt), noch de frequentie van de gesprekken verdient de schoonheidsprijs. Volgens reclamanten ontbrak bij de verzoeker de intentie om daadwerkelijk tot overeenstemming te komen. Reclamanten lichten toe dat het drie jaar geleden is dat namens de verzoeker met hen gesproken is. Er is toen een mondeling bod gedaan. Na dit gesprek hebben reclamanten twee maal een schriftelijke aanbieding ontvangen. De laatste brief is van mei 2008.

    Bovendien spelen in het gebied ook twee andere projecten, te weten de Rosmalense Aa en Dynamisch Beekdal. Reclamanten hebben van het begin af aan verzocht de gevolgen van de drie projecten voor hun melkveehouderij in hun geheel te bekijken. Dit verzoek is niet gehonoreerd. De verzoeker heeft aangegeven geen bevoegdheid te hebben met betrekking tot de andere twee projecten.

  • 3. Reclamanten zijn van mening dat het nu al aanvangen met de onteigeningsprocedure prematuur te noemen is. Reclamanten hebben beroep ingesteld tegen het tracébesluit. Dit beroep is behandeld tijdens een zitting van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 augustus 2008. Bij brief van 21 augustus 2009 heeft de Afdeling op grond van artikel 8:68 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht schriftelijke vragen over het tracébesluit gesteld. Deze vragen betreffen de onduidelijkheid over de alternatieven mede in relatie tot de te doorkruisen EHS-natuurgebieden, het niet duidelijk aanwezig zijn van een zwaarwegend maatschappelijk belang, de concrete gevolgen voor de waterhuishouding voor onder andere de gronden van reclamanten en het niet duidelijk zijn van de gevolgen van het tracébesluit voor de beschermde diersoorten in het gebied. De procedure rond het tracébesluit is dus nog lang geen gelopen race. Het is zeker niet ondenkbaar dat de Afdeling het tracébesluit zal vernietigen als op bovengenoemde vragen geen afdoende antwoord wordt gegeven.

  • 4. De omlegging van de Zuid-Willemsvaart dient volgens reclamanten evenmin het algemeen belang. Dat blijkt niet alleen uit de onder 3 genoemde schriftelijke vragen van de Afdeling, ook zijn reclamanten van mening dat er een alternatief voor het omleggen van de Zuid-Willemsvaart is, namelijk het aanpassen van de bestaande Zuid-Willemsvaart. Het algemeen belang bestaat volgens het voorgenomen besluit in het belang van de scheepvaart om met klasse IV-containerschepen te kunnen varen op de Zuid-Willemsvaart en het belang van het wegverkeer van Den Bosch om niet te zeer door de bruggen en sluizen in de Zuid-Willemsvaart te worden gehinderd. Het is echter niet zo dat er nu al sprake is van een toename van klasse IV-containerschepen, integendeel wil de overheid slechts de mogelijkheid scheppen dat deze schepen daar in de toekomst kunnen varen. Vanuit scheepvaarts- en economisch perspectief is de noodzaak voor het verbreden en verleggen van de Zuid-Willemsvaart dus in het geheel niet aangetoond. Dat betekent ook dat er geen noodzaak is om tot onteigening over te gaan. Reclamanten verwijzen verder naar hun tegen het tracébesluit ingediende beroepschrift.

  • 5. Ten slotte is er volgens reclamanten geen sprake is van urgentie bij de uitvoering van het werk. Urgentie zou pas bestaan op het moment waarop het tracébesluit onherroepelijk is geworden en wanneer duidelijk is dat de gronden niet langs minnelijke weg kunnen worden verworven. Zolang het tracébesluit niet onherroepelijk is, is er geen reden om te onteigenen. Reclamanten geven hierbij aan dat ze pas serieus met de verzoeker in overleg willen treden over het verkrijgen van hun gronden langs minnelijke weg als het tracébesluit onherroepelijk is geworden.

Ad 1. Ten aanzien hiervan overwegen Wij dat ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet onteigening plaatsvindt op basis van een volledige schadeloosstelling voor alle schade die de onteigende rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. De hoogte van de schadeloosstelling staat in de administratieve onteigeningsprocedure echter niet zelfstandig ter beoordeling maar komt, bij het uitblijven van minnelijke overeenstemming, in de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. Wel kan de geboden schadeloosstelling als onderdeel van de toetsing van het gevoerde minnelijk overleg over verwerving van de voor het werk benodigde grond bezien worden. De noodzaak van de onteigening is immers mede afhankelijk van de wijze waarop dit minnelijk overleg is verlopen. Het minnelijk overleg zoals dat met reclamanten gevoerd is wordt onder ad 2 behandeld.

Ad 2. Met betrekking tot dit onderdeel van de zienswijze stellen Wij voorop dat de onteigening moet worden gezien als een uiterst middel. Eerst indien langs minnelijke weg redelijkerwijs niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming kan worden gekomen, kan naar dit middel gegrepen worden. In de procedure op grond van titel IIa van de onteigeningswet is in het algemeen genoegzaam aan dit vereiste voldaan indien op het moment van de terinzagelegging van de onteigeningsbescheiden een begin met het minnelijk overleg is gemaakt en dit overleg tot een redelijk punt is voortgezet. Daarbij is het wenselijk, maar niet altijd noodzakelijk, dat op dat moment ook reeds een formeel bod is uitgebracht. Voldoende is dat sprake is geweest van redelijke doch vruchteloos gebleken pogingen om hetgeen onteigend moet worden langs minnelijke weg te verwerven. In dat geval kan een verzoeker om onteigening in beginsel tot onteigening besluiten om op een redelijk tijdstip tot uitvoering van het desbetreffende project over te kunnen gaan. Het zou, met het oog op de voortgang van een dergelijk project, te ver gaan de eis te stellen dat partijen ten tijde van de terinzagelegging van de onteigeningsbescheiden al zijn ‘uitonderhandeld’. Voorts wijzen Wij erop dat, in geval een belanghebbende die zich geconfronteerd ziet met grondbehoeften voor verschillende (in het verschiet liggende) projecten, om die reden om coördinatie van de grondverwerving verzoekt, de verzoeker om onteigening in het kader van het minnelijk overleg gehouden is te onderzoeken of aan een dergelijk verzoek tegemoet gekomen kan worden.

Over het verloop van het minnelijk overleg tussen reclamanten en de verzoeker om onteigening merken Wij op dat Ons uit door de verzoeker om onteigening overgelegde stukken en verstrekte informatie is gebleken dat het eerste gesprek met reclamanten heeft plaatsgevonden in juni 2006, waarbij ook een vertegenwoordiger van het waterschap Aa en Maas aanwezig was. Hierin zijn de drie door reclamanten genoemde samenhangende projecten, te weten de omlegging van de Zuid-Willemsvaart, Dynamisch Beekdal en de Rosmalense Aa, en de consequenties daarvan voor reclamanten toegelicht. Ook is aangeboden het gehele bedrijf van reclamanten aan te kopen. In september 2006 is het bedrijf van reclamanten getaxeerd.

In december 2006 vindt opnieuw overleg plaats met reclamanten, waarin namens de verzoeker ook een aanbod voor aankoop van het bedrijf wordt gedaan. Reclamanten gaven aan dit bod te laag te vinden. Namens de verzoeker om onteigening werd toen toegezegd hun dit bod schriftelijk toe te zenden. Dit is gebeurd per brief van 19 januari 2007. De adviseur van reclamanten heeft hierop gereageerd op 9 februari 2007 en benadrukt dat, gelet op de samenhang van het onderhavige werk met de realisering van de Rosmalense Aa, het gehele bedrijf van reclamanten verplaatst moet worden. Deze verplaatsing moet dan als gedwongen gelden.

In april is opnieuw gesproken met reclamanten en hun adviseur. Bevestigd is dat de verzoeker bereid is om het gehele bedrijf aan te kopen maar dat dit, behalve wat betreft de grond die nodig is voor de Zuid-Willemsvaart, op vrijwillige basis gebeurt. Namens de verzoeker is daarbij opgemerkt dat er een apart bod gedaan zal worden, enerzijds voor het gedeelte dat strikt nodig is voor de omlegging van de Zuid-Willemsvaart, anderzijds voor aankoop van het gehele bedrijf. Dit bod is per brief van 1 mei 2007 gedaan. De adviseur van reclamanten heeft in reactie op dit bod aangegeven dat duidelijk moet zijn welk deel van de grond nodig is ten behoeve van de Rosmalense Aa. Verder is de geboden schadeloosstelling dusdanig laag dat reclamanten een onderbouwing wensen. De verzoeker is hierop in zijn brief van 12 juli 2007 ingegaan.

Op 26 september 2007 is er telefonisch contact tussen de adviseur van reclamanten en de namens de verzoeker optredende grondaankoper. Hierin komt naar voren dat reclamanten van mening zijn dat de drie (bovenstaand genoemde) projecten integraal in het tracébesluit opgenomen dienen te worden. Dit hebben zij ook als zienswijze in de procedure op grond van de Tracéwet ingebracht. Verder vinden reclamanten de geboden schadeloosstelling nog steeds veel te laag. De adviseur meldt tevens dat hij reclamanten zal benaderen met de vraag of zij nog verder wensen te onderhandelen of dat zij de onderhandelingen willen opschorten totdat op hun zienswijze tegen het tracébesluit is beslist.

Op 8 oktober 2007 is er telefonisch overleg met reclamanten zelf. Zij hebben daarin aangegeven dat niet met hun adviseur maar met hen zelf onderhandeld moet worden. Zij benadrukken ook dat de geboden schadeloosstelling geen aanknopingspunten biedt voor verder overleg. Op 27 februari 2008 is er opnieuw telefonisch overleg geweest. Reclamanten vragen zich af wanneer de verzoeker gezamenlijk met het waterschap een aanbod doet voor aankoop van hun gehele bedrijf. Ook blijven zij van mening dat het tot dusver gedane bod te laag is. Namens de verzoeker wordt medegedeeld dat dit bod voor het geheel, met medeweten en instemming van het waterschap, reeds door de verzoeker is gedaan. Dit bod is gedaan op onteigeningsbasis. Namens de verzoeker wordt verder gesteld dat onduidelijk is wat reclamanten zelf een redelijk bod vinden.

Op 5 mei 2008 heeft de verzoeker zijn bod wat betreft de strikt voor het onderhavige werk benodigde grond schriftelijk herhaald. Uit het overleg van 10 februari 2009, waarin ook een vertegenwoordiger van het waterschap aanwezig is, en uit een telefonisch onderhoud tussen reclamanten en een vertegenwoordiger van de verzoeker van 12 februari 2009, wordt duidelijk dat reclamanten de uitkomst van de beroepsprocedure tegen het tracébesluit zullen afwachten voordat zij verder willen onderhandelen. Desalniettemin heeft de verzoeker per brief van 14 mei 2009 zijn aanbod voor de strikt voor het onderhavige werk benodigde grond herhaald, waarbij hij, in correctie op eerdere aanbiedingen, voor het gedeelte van de grond dat slechts tijdelijk, namelijk als werkterrein, benodigd is tevens een aanbod heeft gedaan tot het sluiten van een huurovereenkomst voor de duur van drie jaren. Reclamanten hebben op deze brief met een schrijven van 25 mei 2009 gereageerd en drukken hun verbazing uit over het feit dat de brief geen aanbod voor integrale verwerving van hun bedrijf bevat en dat zij de onderhandelingen niet zullen hervatten voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het door hun ingestelde beroep.

Na de start van de onteigeningsprocedure, op 16 oktober 2009, heeft de verzoeker om onteigening het waterschap Aa en Maas overigens nog verzocht afzonderlijk van hem een bod te doen voor die gedeelten van het bedrijf van reclamanten die door het onderhavige werk niet worden getroffen.

Het bovenstaande in ogenschouw nemend zijn Wij van oordeel dat de verzoeker om onteigening voldoende doch vruchteloos gebleken pogingen heeft ondernomen om hetgeen voor de uitvoering van het werk nodig is langs minnelijke weg te verkrijgen. Op het moment van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken stond genoegzaam vast, dat de verzoeker niet binnen een redelijke termijn met reclamanten tot overeenstemming kon komen. Daarbij heeft de verzoeker een gemotiveerd bod gedaan terwijl reclamanten van hun kant niet duidelijk hebben gemaakt op basis waarvan zij dit bod te laag achtten, noch welk bedrag in hun ogen wel een volledige schadeloosstelling zou vormen. Hoewel voorts de verzoeker om onteigening ten aanzien van de projecten Dynamisch Beekdal en Rosmalense Aa geen (onteigenings-)bevoegdheid heeft, heeft hij niettemin, in samenspraak met het waterschap, de grondverwerving voor de onderscheiden projecten waarmee reclamanten zich, nu of in de nabije toekomst, geconfronteerd zien, gecoördineerd door aan te bieden de gehele oppervlakte van de betrokken percelen van reclamanten aan te kopen en hun daaruit voortvloeiende schade te vergoeden. Dat de verzoeker daarbij ook een apart bod heeft gedaan voor alleen de oppervlakte die nodig is voor de uitvoering van het onderhavige werk, vindt zijn oorzaak daarin, dat in de administratieve onteigeningsprocedure op grond van titel IIa van de onteigeningswet alleen die gronden ter onteigening aangewezen kunnen worden die nodig zijn voor het door of namens de verzoeker om onteigening te realiseren werk, te weten de omlegging van de Zuid-Willemsvaart.

Het overleg met reclamanten wordt voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet vooraf dient te gaan aan de start van de gerechtelijke onteigeningsprocedure, zal wellicht alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing leiden.

Ad 3. Voor het onderdeel van de zienswijze van reclamanten dat de onteigening prematuur is zolang er geen zekerheid bestaat over de planologische inpasbaarheid van het tracé, verwijzen Wij naar hetgeen bij reclamante sub 1 onder ad 2 is overwogen.

Ad 4. Voor het onderdeel van de zienswijze van reclamanten met betrekking tot noodzaak van het werk en de keuze van mogelijke alternatieven verwijzen Wij naar hetgeen bij reclamante sub 1 onder ad 1 is overwogen.

Ad 5.Voor het onderdeel van de zienswijze van reclamanten over de urgentie van het werk verwijzen Wij naar hetgeen bij reclamante sub 1 onder ad 1 is overwogen.

Verder overwegen Wij het volgende. Van reclamanten is, zoals bovenstaand opgemerkt, een perceelsgedeelte in de onderhavige onteigeningsprocedure betrokken dat tijdelijk, namelijk als werkterrein, benodigd is. Dit gedeelte heeft een oppervlakte van 0.16.58 ha en heeft in deze procedure een apart grondplannummer gekregen, te weten 1251.9.2. In het kader van de ambtshalve beoordeling van het verzoek tot onteigening is echter gebleken dat op de van het ontwerpbesluit deel uitmakende lijst van te onteigenen onroerende zaken is verzuimd bij het genoemde grondplannummer een oppervlakte aan te geven. Gelet op de omstandigheid dat het bewuste perceelsgedeelte op de bij het ontwerpbesluit ter inzage gelegde situatie- en grondtekeningen als zodanig apart weergegeven en gearceerd is en de verzoeker om onteigening reclamanten voor dit gedeelte in het minnelijk overleg een apart bod heeft gedaan, enerzijds om het voor de duur van drie jaren te huren, anderzijds, mochten reclamanten daartoe niet genegen zijn, om het aan te kopen, zijn Wij van oordeel dat deze fout, zonder reclamanten in hun belangen te schaden, hersteld kan worden. Wij nemen daarbij in aanmerking dat de fout reclamanten niet heeft belemmerd in het naar voren brengen van hun zienswijze. De lijst is derhalve gecorrigeerd door bij grondplannummer 1251.9.2 alsnog de juiste oppervlakte, te weten 0.16.58 ha, te vermelden.

Reclamant sub 3.

Reclamant stelt het met hem gevoerde minnelijk overleg aan de orde. Bestudering van het dossier kan, aldus reclamant, niet tot een andere conclusie leiden dan dat van een serieuze poging van de verzoeker tot minnelijke verwerving van zijn perceel geen sprake is geweest. Daartoe stelt reclamant dat de verzoeker tijdens diverse (informele) gesprekken stelselmatig de discussie over de hoogte van de schadeloosstelling uit de weg is gegaan. De verzoeker wekt daarbij, zonder dat met stukken te onderbouwen, steeds opnieuw de indruk dat reclamant een gangbaar autoherstelbedrijf zou hebben, terwijl zijn bedrijfsactiviteiten juist gericht zijn op de restauratie van exclusieve klassieke automobielen alsmede op race- en rallypreparatie. Dit onderscheid heeft reclamant diverse keren gemotiveerd onder de aandacht gebracht. Daarnaast heeft reclamant zelfstandig en met inschakeling van deskundigen kostenopstellingen gemaakt en een mogelijke verplaatsing van zijn bedrijf naar een andere locatie op detailniveau uitgewerkt. Ook deze kostenopstelling heeft de verzoeker telkens ongemotiveerd van de hand gewezen. Op dit vlak heeft de verzoeker niet meer gedaan dan voor de vorm twee alternatieve locaties aan te wijzen die echter op verschillende punten onwerkbaar zijn binnen de bedrijfsvoering van reclamant. Illustratief voor de willekeur in de werkwijze van de verzoeker is nog dat zijn aanvangsbod 180.000 euro bedroeg terwijl hij vervolgens, zonder dat te motiveren, is opgeschoven naar een vergoeding van 400.000 euro. Reclamant acht deze handelswijze niet alleen in strijd met de onteigeningswet, maar ook met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel.

Reclamant voegt hier nog aan toe dat de houding van de verzoeker om onteigening ook ongepast is omdat de vertegenwoordigers van de verzoeker (al jarenlang) nadrukkelijk op de hoogte zijn van de negatieve invloed die de naderende onteigeningsprocedure op zijn bedrijfsvoering heeft. Reclamant mist vele lucratieve opdrachten omdat deze opdrachten veel tijd in beslag nemen en opdrachtgevers om die reden niet in zee willen met een bedrijf dat (op die locatie) op korte termijn zijn deuren moet sluiten. Daarbij heeft reclamant van zijn kant zich altijd ingespannen om op een zo kort mogelijke termijn tot een oplossing te komen. De verzoeker heeft steeds geen thuis gegeven. Reclamant blijft echter bereid om met de verzoeker rond de tafel te zitten, op voorwaarde dat deze zijn belangen serieus neemt.

Ten aanzien van deze zienswijze verwijzen Wij vooreerst naar hetgeen bij reclamanten sub 2 onder ad 1 en ad 2 over de hoogte van de schadeloosstelling en de in het algemeen bij de beoordeling van het minnelijk overleg aan te leggen maatstaf is overwogen. Voor zover reclamant in zijn zienswijze verder de wens tot vervangende grond of een vervangende bedrijfslocatie tot uitdrukking brengt, overwegen Wij dat de onteigeningswet de verzoeker om onteigening niet verplicht tot schadeloosstelling in een andere vorm dan geld. Mogelijkheden tot schadeloosstelling in de vorm van compensatiegrond zullen veelal in overleg met particuliere grondeigenaren en/of andere overheden bezien moeten worden. Desondanks kan dit onderwerp wel aan de orde komen bij de toetsing van het minnelijk overleg. Indien immers een belanghebbende in het minnelijk overleg duidelijk maakt de voorkeur te geven aan vervangende grond of een vervangende bedrijfslocatie, is de verzoeker om onteigening gehouden te onderzoeken of hieraan tegemoet gekomen kan worden.

Over het met reclamant gevoerde minnelijke overleg merken Wij in het bijzonder op dat Ons uit door de verzoeker om onteigening overgelegde stukken en verstrekte informatie is gebleken dat op 8 januari 2007 een taxatie van het bedrijf van reclamant heeft plaatsgevonden. Per brief van 9 januari 2007 vroeg de verzoeker reclamant naar aanleiding van de taxatie om aanvullende informatie. Deze informatie is op 5 april 2007 toegestuurd. Op 15 juni 2007 heeft de verzoeker een bod gedaan. Reclamant is niet positief op dit bod ingegaan.

Tussen het einde van 2007 en het begin van 2008 hebben tussen de adviseur van reclamant en de verzoeker om onteigening verscheidene (informele) besprekingen plaatsgevonden over mogelijke vervangende bedrijfslocaties. Met een brief van 2 april 2008 is namens de verzoeker richting reclamant een viertal vervangende bedrijfslocaties voorgesteld waar reclamant, naar het oordeel van de verzoeker, zijn bedrijfsactiviteiten zou kunnen voortzetten. Reclamant wees deze voorstellen op 24 april 2008 af, omdat zij naar zijn inzicht voor zijn bedrijfsvoering niet geschikt waren. Op 5 juni 2008 heeft de verzoeker zijn bod van 15 juni 2007 herhaald en daarbij aangegeven dat hij niet juridisch verplicht is reclamant een vervangende locatie aan te bieden. Niettemin heeft de verzoeker per brief van 11 augustus 2008 aan reclamant een ander vervangend object gesuggereerd. Dit object achtte reclamant evenmin geschikt.

De adviseur van reclamant heeft de verzoeker in een gesprek van 22 december 2008 een tegenvoorstel voor een schadeloosstelling gedaan dat aanmerkelijk hoger lag dan het bod van de verzoeker. In een overleg van maart 2009 heeft de verzoeker duidelijk gemaakt op welke punten zijn bod afwijkt van het voorstel van reclamant. Op 28 april 2009 is in een overleg aan de orde gekomen dat reclamant zelf een alternatieve bedrijfslocatie op het oog had, waarvan de aankoopwaarde echter bijna het tweevoudige beliep van het bedrag dat volgens de verzoeker een volledige schadeloosstelling vormde.

Per brief van 11 juni 2009 heeft de verzoeker nogmaals een bod gedaan, dat, voorzien van een overzicht van de componenten waaruit dit bod bestond, circa 21 procent hoger lag dan het bod van 15 juni 2007. Dit bod lag hoger hoofdzakelijk doordat daarin de posten vermogenswaarde en bijkomende schade naar het inzicht van de verzoeker bijstelling behoefden. Ook op basis van dit bod hebben de verzoeker en reclamant nog geen overeenstemming kunnen bereiken. De brief van 11 juni 2009 werd gekruist door een namens reclamant opgestelde brief van 10 juni 2009, waarin hij zich direct richtte tot de directeur van de betrokken dienst van de verzoeker om onteigening en verzocht om de onderhandelingen door zijn bemoeienis tot een bevredigende oplossing te brengen. Op 9 juli 2009 reagerend heeft de verzoeker aangegeven hierin geen heil te zien.

Het bovenstaande in ogenschouw nemend zijn Wij van oordeel dat de verzoeker om onteigening voldoende doch vruchteloos gebleken pogingen heeft ondernomen om hetgeen voor de uitvoering van het werk nodig is langs minnelijke weg te verkrijgen. Op het moment van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken stond genoegzaam vast, dat de verzoeker niet binnen een redelijke termijn met reclamant tot overeenstemming kon komen. Daarbij heeft de verzoeker om onteigening serieuze inspanningen verricht om tegemoet te komen aan de wens van reclamant tot hervestiging. Tot nog toe heeft dit voor reclamant echter geen acceptabele resultaten opgeleverd.

Het overleg met reclamant wordt voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet vooraf dient te gaan aan de start van de gerechtelijke onteigeningsprocedure, zal wellicht alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing leiden.

Reclamanten sub 4.

  • 1. Reclamanten geven aan dat zij een gezamenlijk melkveebedrijf en een boomkwekerij exploiteren. In die hoedanigheid worden zij geconfronteerd met het voornemen tot onteigening. Reclamanten menen dat er geen noodzaak is voor de onteigening als de verzoeker maar een volledige schadeloosstelling betaalt. Het tot dusver door de verzoeker gedane bod vormt geen volledige schadeloosstelling. Ook trekken reclamanten de deskundigheid van de door de verzoeker ingeschakelde taxateur in twijfel, althans op het gebied van boomteelt. Reclamanten zijn bereid serieus te onderhandelen, maar vinden wel dat de verzoeker een ter zake deskundig beëdigd boomtaxateur moet inschakelen. Reclamanten betwijfelen daarbij of zinvol onderhandeld kan worden over een schadevergoeding als het project nog niet is aanbesteed en de aannemer vrij is om bepaalde technische maatregelen te treffen om de grondwaterstijging te compenseren.

    De verzoeker dient naar het inzicht van reclamanten ook eerst duidelijk te maken wat de gevolgen zijn van de omlegging van de Zuid-Willemsvaart voor de grondwaterstijging en hoe toekomstige wateroverlast wordt gecompenseerd. Bovendien moet het onderhavige plan in combinatie gezien worden met de twee andere in het gebied spelende projecten, te weten de Rosmalense Aa en Dynamisch Beekdal. Reclamanten kunnen de cumulatieve gevolgen hiervan voor hun bedrijf vooralsnog niet overzien. Reclamanten geven aan dat zij een stijging van de grondwaterstand vrezen. Ook kan blijken dat voor de andere plannen meer grond van het bedrijf van reclamanten nodig is, bijvoorbeeld in verband met natuurcompensatie, waardoor de continuïteit van het bedrijf in gevaar kan komen. De overheid, die deze plannen vaststelt, dient derhalve met een totaaloplossing te komen.

  • 2. Ook ontbreekt de urgentie voor de onteigening. Er is nog steeds geen duidelijkheid over de planologische situatie. De Afdeling moet hierover nog een uitspraak doen. Pas als die duidelijkheid er is, kan volgens reclamanten een juiste schadeloosstelling worden vastgesteld.

Ad 1. Met betrekking tot de hoogte van de schadeloosstelling, de in het algemeen bij de beoordeling van het minnelijk overleg aan te leggen maatstaf en de vraag hoe een verzoeker om onteigening dient om te gaan met een verzoek van belanghebbenden om coördinatie verwijzen Wij in de eerste plaats naar hetgeen hierover bij reclamanten sub 2 onder ad 1 en ad 2 is overwogen.

Over het verloop van het minnelijk overleg tussen reclamanten en de verzoeker om onteigening merken Wij in het bijzonder op dat Ons uit door de verzoeker overgelegde documentatie is gebleken dat sinds het voorjaar van 2006 met reclamanten overleg wordt gevoerd over de aankoop van gronden voor de realisering van het onderhavige werk. Op 19 mei 2006 heeft de verzoeker een taxatie van het bedrijf van reclamanten laten plaatsvinden. In een overleg van 16 november 2006 hebben reclamanten aangegeven dat, gelet ook op de activiteiten die het waterschap in de omgeving van plan is te ontplooien (project Dynamisch Beekdal), het hun voorkeur heeft indien hun gehele bedrijf wordt aangekocht.

Per brief van 12 februari 2007 heeft de verzoeker een formeel bod gedaan voor de noodzakelijk voor de omlegging van de Zuid-Willemsvaart te verwerven grond. Daarbij heeft de verzoeker tevens aangegeven samen met het waterschap mogelijkheden tot aankoop van de resterende cultuurgrond te bezien en heeft hij voor de betrokken oppervlakte een indicatief bod gedaan. Volgens informatie van de verzoeker om onteigening hebben reclamanten dit voorstel mondeling afgewezen omdat de geboden schadeloosstelling naar hun mening te laag was en geen rekening hield met de buxusteelt van reclamanten. Bovendien vonden reclamanten dat niet alleen over aankoop van de resterende cultuurgrond, maar over aankoop van het gehele bedrijf, inclusief bedrijfsopstallen, gesproken moest worden. De verzoeker was van oordeel dat dit niet nodig was, nu die opstallen gebruikt konden worden voor het eveneens door reclamanten geëxploiteerde loonwerkbedrijf, dat niet geraakt wordt door de onderhavige werken of het project Dynamisch Beekdal.

Eind 2007 verplaatste de discussie zich naar legalisatie van een onderdeel van dit loonwerkbedrijf. In een brief van 27 december 2007 hebben reclamanten de verzoeker gevraagd om richting de provincie Noord-Brabant te kennen te geven of er wat hem betreft bezwaar bestond tegen legalisatie. De verzoeker heeft per brief van 17 januari 2008 laten weten hiertegen geen bezwaar te hebben.

Op 7 april 2008 heeft de namens de verzoeker optredende taxateur een bezoek gebracht aan reclamanten om de onderhandelingen over de grondverwerving voort te zetten. Aansluitend hierop heeft de verzoeker per brief van 22 mei 2008 een aangepast bod gedaan. Reclamanten hadden reeds aangegeven dit bod te laag te vinden. Verder overleg dat plaatsvond tussen 1 september 2008 en 11 maart 2009 bracht geen wijziging in dit standpunt. Op 5 juni 2009 heeft de verzoeker een aangepast, verhoogd bod gedaan. Per brief van 1 september 2009 hebben reclamanten dit bod afgewezen.

Het bovenstaande in ogenschouw nemend zijn Wij van oordeel dat de verzoeker om onteigening voldoende doch vruchteloos gebleken pogingen heeft ondernomen om hetgeen voor de uitvoering van het werk nodig is langs minnelijke weg te verkrijgen. Op het moment van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken stond genoegzaam vast, dat de verzoeker niet binnen een redelijke termijn met reclamanten tot overeenstemming kon komen. Daarbij heeft de verzoeker ook voor de niet voor het werk benodigde cultuurgrond van reclamanten een voorstel tot verwerving gedaan. Partijen hebben echter uiteenlopende opvattingen over de vraag of ook de overige delen van het bedrijf aangekocht moeten worden alsook over de vraag of de geboden schadeloosstelling voor de cultuurgrond gebaseerd is op een door een voldoende deskundige taxateur verrichte taxatie.

Het overleg met reclamanten wordt voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet vooraf dient te gaan aan de start van de gerechtelijke onteigeningsprocedure, zal wellicht alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing leiden.

Overigens wijzen Wij er nog op dat, voor zover reclamanten menen ook los van de onteigening schade te zullen lijden als gevolg van een eventuele verhoging van de grondwaterstand, zij op basis van artikel 20d van de Tracéwet of, in voorkomend geval, artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening een verzoek om schadevergoeding (nadeelcompensatie) kunnen indienen.

Ad 2. Voor het onderdeel van de zienswijze van reclamanten over de urgentie verwijzen Wij naar hetgeen bij reclamante sub 1 onder ad 1 is overwogen.

Ten aanzien van de opmerking van reclamanten dat de juiste hoogte van de schadeloosstelling pas bepaald kan worden wanneer duidelijk is hoe de Afdeling heeft beslist op de beroepen tegen het tracébesluit, wijzen Wij erop dat in het minnelijk overleg met reclamanten nauwkeurig is aangegeven hoe groot de van hen te verwerven oppervlakte is en waarvoor de grond gebruikt zal worden. Deze gegevens volgen uit de plannen die ten grondslag hebben gelegen aan het tracébesluit en die ook uitgangspunt zijn voor de onderhavige onteigening. Naar Ons oordeel biedt dit een solide basis voor de onderhandelingen over de hoogte van de schadeloosstelling in het kader van het minnelijk overleg.

Reclamanten sub 5.

  • 1. Reclamanten geven aan dat het niet noodzakelijk is om te onteigenen. De verzoeker om onteigening heeft nog niet zodanig onderhandeld dat gezegd kan worden dat er niet tot een overeenstemming kan worden gekomen. Het ter onteigening aangewezen perceel is in gebruik voor het agrarisch bedrijf dat bestaat in het opfokken en afmesten van rundvee. Vervangende grond is nog niet aangeboden. Een dergelijk perceel is voor reclamanten ook moeilijk te vinden in de omgeving. Zij willen dus grond ruilen met de verzoeker. De verzoeker heeft grond (twee of meer hectare) die grenst aan de grond van reclamanten.

  • 2. Reclamanten wijzen erop dat voor de bijbehorende kunstwerken een deel van de stal van de boerderij wordt onteigend. Dit terwijl hier geen enkele noodzaak toe is. De desbetreffende werken kunnen ook aangelegd worden wanneer minder grond wordt onteigend. Er moet meer gelet worden op zuinig ruimtegebruik, zeker in de directe nabijheid van woningen. Zelfs in de voortuin van hun woning wordt onnodig grond aangewezen, onnodig omdat het kunstwerk ook aangelegd kan worden op grond van de overheid, te weten de gemeente. De gemeente heeft immers grond aan de overzijde van de Empelseweg. Overigens zou dat ook beter zijn voor het grote aantal vleermuizen dat zich ophoudt onder het afdak bij de voordeur van de woning. Deze vleermuizen zullen verstoord worden wanneer het verkeer dichterbij komt, wat des te meer reden geeft om de voortuin niet onnodig te ontnemen.

Verder is de te onteigenen strook veel te breed en kan het kanaal dichter bij de A2 worden aangelegd. In dat geval wordt het geprojecteerde kanaal aangelegd zonder dat het eigendom van reclamanten nodig is. Zoals het kanaal nu is geprojecteerd, komt een deel van de huidige huiskavel aan de overzijde van het kanaal te liggen. Door het kanaal op te schuiven wordt dat voorkomen. Verder wordt op twee of drie meter afstand van de huis- en slaapkamer een hooggelegen fietspad met geluidswal aangelegd. Als dit fietspad met geluidswal twee of drie meter terug wordt geplaatst, dan hoeft er geen stuk van de schuur verwijderd te worden en is de afstand tussen fietspad en woning groter.

Ook is er volgens reclamanten geen publiek belang bij de omlegging. Zolang het tracébesluit en het daarop volgende bestemmingsplan nog niet onherroepelijk zijn, is de onteigening niet in het publiek belang. Immers, het staat allerminst vast dat er ook daadwerkelijk een kanaal komt. Het huidige kanaal door Den Bosch kan ook gebruikt worden. Het feit dat de plannen nog niet definitief zijn betekent ook dat er geen urgentie is. Bovendien varen de boten op dit moment ook, maar dan via een andere route.

Ad 1. Ten aanzien van dit onderdeel van de zienswijze overwegen Wij dat reclamanten hiermee in wezen het met hen gevoerde minnelijke overleg aan de orde stellen. In dat verband stellen Wij voorop hetgeen bij reclamanten sub 2 onder ad 2 over de in het algemeen bij de beoordeling van het minnelijk overleg aan te leggen maatstaf is overwogen.

Over het met reclamanten gevoerde minnelijk overleg merken Wij in het bijzonder op dat Ons uit door de verzoeker om onteigening overgelegde stukken en verstrekte informatie is gebleken dat sinds eind 2006 over de aankoop van grond van reclamanten ten behoeve van de onderhavige werken wordt gesproken. Begin 2007 heeft de verzoeker om onteigening een taxatie laten plaatsvinden. Per brief van 16 maart 2007 is reclamanten op hun verzoek aanvullende informatie toegezonden over de voorziene situatie ter hoogte van hun percelen.

Op 10 april 2007 heeft de verzoeker schriftelijk een formeel bod gedaan, waarin ook een component voor overhoeken was begrepen. Aan dit bod lag de veronderstelling ten grondslag dat de woning en overige gebouwen verwijderd zouden moeten worden. Naar aanleiding van een door reclamanten tegen het ontwerptracébesluit ingediende zienswijze is het tracé van de omlegging ter hoogte van hun percelen enigszins opgeschoven, zodat thans alleen nog een deel van de veeschuur verwijderd hoeft te worden. Per brief van 7 augustus 2008 heeft de verzoeker aan reclamanten een hierop aangepast bod doen toekomen.

Reclamanten hebben de verzoeker op 6 september 2008 een brief gestuurd waarin zij tot uitdrukking brengen dat het hun logisch en verstandig lijkt om een grondruil tot stand te brengen en ook anderszins om aanpassing van het bod van 7 augustus 2008 vragen. De verzoeker is hier toen niet in positieve zin op ingegaan omdat de grond die reclamanten op het oog hadden reeds voorwerp van onderhandelingen was tussen hemzelf en de gemeente ‘s-Hertogenbosch. Op 14 mei 2009 heeft de verzoeker zijn bod schriftelijk herhaald.

Terzijde merken Wij nog op dat er op 9 oktober 2009 nog een overleg tussen de verzoeker, reclamanten en de gemeente is geweest teneinde de mogelijkheden van grondruil te bezien, hetgeen vooralsnog echter niet tot resultaten heeft geleid vanwege meningsverschillen over de exacte voorwaarden waaronder een dergelijke grondruil zou moeten plaatsvinden.

Het bovenstaande in ogenschouw nemend zijn Wij van oordeel dat de verzoeker om onteigening voldoende doch vruchteloos gebleken pogingen heeft ondernomen om hetgeen voor de uitvoering van het werk nodig is langs minnelijke weg te verkrijgen. Op het moment van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken stond genoegzaam vast, dat de verzoeker niet binnen een redelijke termijn met reclamanten tot overeenstemming kon komen. De verzoeker is tegemoet gekomen aan de wens van reclamanten tot aanpassing van de tracering van het werk op hun grond. Tevens heeft hij zich ingespannen om ruilgrond voor reclamanten beschikbaar te krijgen, hetgeen echter nog niet tot een bevredigend resultaat heeft geleid.

Het overleg met reclamanten wordt voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet vooraf dient te gaan aan de start van de gerechtelijke onteigeningsprocedure, zal wellicht alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing leiden.

Ad 2. Voor het onderdeel van de zienswijze van reclamanten dat de onteigening niet in het publiek belang is zolang er geen zekerheid bestaat over de juridisch planologische inpasbaarheid en aanvaardbaarheid van het tracé, verwijzen Wij naar hetgeen bij reclamante sub 1 onder ad 1 is overwogen. Ten aanzien van het langs de woning van reclamanten geprojecteerde fietspad heeft de verzoeker om onteigening toegezegd dat dit fietspad van een zichtscherm voorzien zal worden zodat fietsers niet in het woonhuis van reclamanten kunnen kijken.

Reclamant sub 6.

  • 1. Reclamant geeft aan dat onteigening niet noodzakelijk is. De verzoeker om onteigening heeft met reclamant nog niet zodanig onderhandeld dat gezegd kan worden dat niet tot minnelijke overeenstemming kan worden gekomen. Reclamant heeft het te onteigenen perceel in gebruik voor zijn paardenhobby. Daar is hij dagelijks mee bezig, het is zijn leven. Een vervangend perceel waarop een paardenstal kan worden gebouwd is nog niet aangeboden. Een dergelijk perceel is in de omgeving ook moeilijk te vinden.

  • 2. Reclamant stelt verder dat de te onteigenen strook veel te breed is en dat het kanaal dichter bij de A2 kan worden aangelegd. In dat geval wordt het geprojecteerde kanaal aangelegd zonder dat het eigendom van reclamant nodig is.

Ook is er volgens reclamant geen publiek belang bij de omlegging. Zolang het tracébesluit en het daarop volgende bestemmingsplan nog niet onherroepelijk zijn, is de onteigening niet in het publiek belang. Immers, het staat allerminst vast dat er ook daadwerkelijk een kanaal komt. Het huidige kanaal door Den Bosch kan ook gebruikt worden. Het feit dat de plannen nog niet definitief zijn betekent ook dat er geen urgentie is. Bovendien varen de boten op dit moment ook, maar dan via een andere route.

Ad 1. Ten aanzien van dit onderdeel van de zienswijze overwegen Wij dat reclamant hiermee in wezen het met hem gevoerde minnelijke overleg aan de orde stelt. In dat verband stellen Wij voorop hetgeen bij reclamanten sub 2 onder ad 2 over de in het algemeen bij de beoordeling van het minnelijk overleg aan te leggen maatstaf is overwogen.

Ten aanzien van het met reclamant gevoerde minnelijke overleg merken Wij in het bijzonder op dat Ons uit door de verzoeker om onteigening overgelegde stukken en verstrekte informatie gebleken dat de verzoeker medio 2006 een overleg heeft gehad met reclamant waarin de mogelijkheid van grondruil aan de orde kwam. Per brief van 19 september 2006 heeft de verzoeker een bod voor aankoop van het gehele perceel van reclamant gedaan.

In december 2006 is tussen reclamant, zijn adviseur en de verzoeker opnieuw gesproken over de mogelijkheid dat de verzoeker, die slechts een deel van het perceel nodig heeft, samen met de gemeente ’s-Hertogenbosch het gehele perceel van reclamant in eigendom zou verwerven, waartegenover reclamant dan een ruilperceel van de gemeente zou ontvangen. Het bewuste ruilperceel achtte reclamant echter voorshands niet volledig geschikt. Door kavelruil zou het wellicht mogelijk zijn het ruilperceel te doen aansluiten aan grond zijn zoon, waardoor het perceel wel geschikt zou worden. Afgesproken werd dat de gemeente zou nagaan of dit mogelijk was. Tegelijkertijd deed reclamant, in reactie op het bod van de verzoeker van 19 september 2006, een alternatief voorstel, waarin de door de verzoeker te betalen schadeloosstelling circa 50 % hoger lag dan wat de verzoeker voor ogen stond.

Op 7 augustus 2007 heeft opnieuw overleg plaatsgevonden. In een brief van 14 augustus 2007 bevestigt de verzoeker hetgeen toen besproken is, te weten dat de gemeente geen kans ziet het oorspronkelijk beoogde ruilperceel door (verdere) kavelruil beter te doen aansluiten bij de behoeften van reclamant. Ook gaf de verzoeker aan dat bekeken zou worden of de alternatieve ruilpercelen, die reclamant heeft voorgesteld, eventueel wel beschikbaar zijn en dat hij, ook los van de concrete ruilvoorstellen, uit zou kijken naar mogelijke geschikte ruilobjecten in de omgeving. Ten slotte heeft de verzoeker in diezelfde brief een aangepast voorstel tot aankoop van het gehele perceel gedaan.

Reagerend op 22 augustus 2007 heeft reclamant zijn visie op wat bij de vaststelling van de schadeloosstelling uitgangspunt dient te zijn verduidelijkt. Op 9 april 2008 is in een overleg met reclamant een concrete perceelsruil tussen reclamant en de gemeente uitgewerkt. Vervolgens blijkt echter dat reclamant zijn perceel via een makelaar in de markt heeft gezet. De verzoeker slaagt er niet in met reclamant in contact te komen. In overleg met de adviseur van reclamant heeft de verzoeker daarop besloten het in het overleg van 9 april besproken voorstel op schrift te stellen en aan reclamant toe te sturen, zodat deze zelf beslissen kan of hij dit voorstel acceptabel vindt. Dit is per brief van 19 juni 2008 gebeurd. Een reactie hierop van de kant van reclamant is uitgebleven.

Op 5 februari 2009 heeft de verzoeker opnieuw een brief aan reclamant gestuurd en daarin opgemerkt dat reclamant niet heeft gereageerd op zijn voorstel van 19 juni. De verzoeker stelt in de brief dat dit voorstel thans vervallen is en dat hij zijn bod zal beperken tot de oppervlakte die strikt nodig is voor de omlegging van de Zuid-Willemsvaart. Op 17 februari 2009 heeft de verzoeker reclamant in correctie op de brief van 5 februari de juiste oppervlakte van het benodigde gedeelte aangegeven. Ook hierop is van de kant van reclamant geen reactie gekomen.

Het bovenstaande in ogenschouw nemend zijn Wij van oordeel dat de verzoeker om onteigening voldoende doch vruchteloos gebleken pogingen heeft ondernomen om hetgeen voor de uitvoering van het werk nodig is langs minnelijke weg te verkrijgen. Op het moment van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken stond genoegzaam vast, dat de verzoeker niet binnen een redelijke termijn met reclamant tot overeenstemming kon komen. Daarbij heeft de verzoeker, tegemoetkomend aan de wens van reclamant, in samenwerking met de gemeente zich ingespannen om voor reclamant een ruilperceel beschikbaar te stellen. Dit heeft geresulteerd in een concreet voorstel. Reclamant heeft echter niet inhoudelijk op dit bod gereageerd.

Het overleg met reclamant wordt voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet vooraf dient te gaan aan de start van de gerechtelijke onteigeningsprocedure, zal wellicht alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing leiden.

Ad 2. Voor het onderdeel van de zienswijze van reclamant dat de onteigening niet in het publiek belang is zolang er geen zekerheid bestaat over de planologische inpasbaarheid van het tracé, verwijzen Wij naar hetgeen bij reclamante sub 1 onder ad 1 is overwogen.

Reclamante sub 7.

Reclamante brengt naar voren dat op het haar toebehorende perceel dat in deze onteigening betrokken is een tankstation staat. Dit tankstation bestaat uit een luifel, een verkoopgebouw en een carwashgebouw. Reclamante verwijst naar het tracébesluit, waarin is bepaald dat het tankstation geamoveerd dient te worden ten behoeve van de realisering van de vaarweg. In het tracébesluit is ook opgenomen dat het Rijk zich zal inspannen om, in overleg met de betrokkenen, te komen tot oplossingen voor herhuisvesting van noodzakelijk te verplaatsen bedrijven.

De verzoeker om onteigening heeft in dat verband gesprekken gevoerd met de gemeente ’s-Hertogenbosch. Reclamante heeft aan de verzoeker twee concrete voorstellen gedaan voor een nieuwe locatie. De verzoeker heeft deze voorstellen met de gemeente besproken, maar de gemeente staat tot dusverre afwijzend tegenover beide voorstellen zonder daartoe, naar de mening van reclamante, overtuigende argumenten aan te voeren. De gemeente wil tot op heden ook niet meewerken aan het gericht zoeken naar alternatieve locaties voor herhuisvesting van het onderhavige tankstation. Zelfs een verzoek van reclamante aan de gemeente om, zodra er wel een nieuwe locatie beschikbaar komt voor de vestiging van een nieuw verkooppunt voor motorbrandstoffen, deze locatie als eerste aan reclamante aan te bieden, is geheel afgewezen. Reclamante betreurt het dat de gemeente niet actief wil meewerken aan de herhuisvesting van het tankstation.

Reclamante stelt zich op het standpunt dat, indien de gemeente medewerking weigert, dan de verzoeker om onteigening alternatieve locaties in de provincie Noord-Brabant kan voorstellen. De verzoeker heeft echter geen voorstellen gedaan.

Het te amoveren tankstation is een zeer goed presterend tankstation en biedt werk aan zes medewerkers die tengevolge van deze amovering ontslagen zullen moeten worden. Ook de exploitant zal geldelijk moeten worden gecompenseerd. Reclamante geeft aan bereid te zijn mee te werken aan het realiseren van een nieuwe vaarweg, maar verwacht dan ook van de verzoeker en de gemeente de bereidheid om volledig mee te werken aan herhuisvesting. Zolang die bereidheid er niet is, ziet reclamante zich genoodzaakt zich te blijven verzetten tegen de aanleg van de nieuwe vaarweg.

Ten aanzien van deze zienswijze overwegen Wij dat reclamante hiermee in wezen het met haar gevoerde minnelijk overleg aan de orde stelt. In dat verband stellen Wij voorop hetgeen bij reclamanten sub 2 onder ad 2 over de in het algemeen bij de beoordeling van het minnelijk overleg aan te leggen maatstaf is overwogen. Voor zover reclamante verder de wens tot vervangende grond of een vervangende bedrijfslocatie tot uitdrukking brengt, overwegen Wij dat de onteigeningswet de verzoeker om onteigening niet verplicht tot schadeloosstelling in een andere vorm dan geld. Mogelijkheden tot schadeloosstelling in de vorm van compensatiegrond zullen veelal in overleg met andere overheden en/of particuliere grondeigenaren bezien moeten worden. Desondanks kan dit onderwerp wel aan de orde komen bij de toetsing van het minnelijk overleg. Indien immers een belanghebbende in het minnelijk overleg duidelijk maakt de voorkeur te geven aan vervangende grond of een vervangende bedrijfslocatie, dan is de verzoeker om onteigening gehouden te onderzoeken of hieraan tegemoet gekomen kan worden.

Met betrekking tot het met reclamante gevoerde minnelijke overleg in het bijzonder merken Wij op dat Ons uit door de verzoeker om onteigening overgelegde stukken en verstrekte informatie is gebleken dat op 4 april 2006 overleg is geweest tussen reclamante en de verzoeker om onteigening, waarin gesproken is over amovering en verplaatsing van het tankstation vanwege de omlegging van de Zuid-Willemsvaart. Op 12 mei 2006 heeft voor de berekening van de schadeloosstelling een taxatie van het tankstation plaatsgevonden. Verder is namens de verzoeker op 16 oktober 2006 met de gemeente ’s-Hertogenbosch (hierna: de gemeente) overleg gepleegd over hervestigingsmogelijkheden van (onder andere) het tankstation.

Per brief van 30 oktober 2006 heeft de namens de verzoeker optredende taxateur nadere informatie bij reclamante opgevraagd. Medio november 2006 heeft reclamante hierop gereageerd door toezending van enkele bescheiden. Intussen heeft op 22 januari 2007 namens de verzoeker opnieuw overleg met de gemeente plaatsgevonden over hervestigingsmogelijkheden. In mei 2007 vroeg reclamante naar de uitkomst van de taxatie en wees de verzoeker daarbij op een passage uit het tracébesluit, waarin stond te lezen dat het Rijk zich zal inspannen om, in overleg met betrokkenen, te komen tot herhuisvesting van noodzakelijk te verplaatsen bedrijven.

Per brief van 12 juni 2007 heeft de verzoeker een bod gedaan. Reclamante wees dit bod op 4 juli 2007 af, daartoe wijzend op de omstandigheid dat de verzoeker nog geen vervangende locatie voor het tankstation had aangeboden en dat de geboden schadeloosstelling te summier en volstrekt ontoereikend was. Op 26 september 2007 informeerde reclamante naar de voortgang. Met een brief van 24 oktober 2007 heeft de verzoeker aan reclamante toegestuurd de resultaten van het overleg over herhuisvesting met de gemeente.

Reagerend op 3 december 2007 heeft reclamante er met klem op gewezen dat zij veel meer waarde hecht aan een nieuwe locatie dan aan een schadeloosstelling. Zij verzocht daarbij de verzoeker om bij de gemeente na te gaan of eventueel andere locaties dan de tot dusver beoogde beschikbaar waren, nu de gemeente immers ook een groot belang bij de omlegging van de Zuid-Willemsvaart heeft. Voorts vroeg reclamante naar de onderbouwing van het bod van 12 juni 2007.

Op 22 april 2008 heeft de namens de verzoeker optredende taxateur aanvullende gegevens gevraagd om tot een juist oordeel over de schadeloosstelling te kunnen komen, niet alleen op basis van verplaatsing, maar ook op basis van liquidatie, dit laatste omdat de verzoeker er, in samenspraak met de gemeente, nog niet in geslaagd is een geschikte alternatieve locatie voor het tankstation te vinden. Per brief van 19 september 2008 heeft reclamante aan de taxateur bepaalde gegevens doen toekomen. Overigens heeft daarvóór, op 13 juli 2008, tussen de verzoeker en de gemeente opnieuw overleg over verplaatsingsmogelijkheden plaatsgevonden. Reclamante was hierbij ook aanwezig. De gemeente gaf aan niet aan verplaatsing naar de beoogde locatie mee te kunnen werken omdat zij niet op voorhand in het betrokken gebied stedenbouwkundige beperkingen wenste te introduceren, wat door het projecteren van een tankstation wel zou gebeuren.

In een brief van 17 oktober 2008 heeft reclamante aangedrongen op verder overleg met de gemeente over mogelijkheden tot hervestiging van het tankstation. Op 16 december 2008 heeft er tussen de verzoeker en de gemeente over deze problematiek ambtelijk overleg plaatsgevonden. Hieruit is naar voren gekomen dat er mogelijk één in de omgeving gelegen locatie was waar een nieuw tankstation gevestigd kan worden. De gemeente ging dit onderzoeken. Per brief van 14 januari 2009 heeft de verzoeker namens reclamante de gemeente geïnformeerd over de eisen waaraan die locatie zou moeten voldoen. Op 12 februari 2009 heeft de gemeente echter laten weten dat deze locatie toch geen optie is.

De verzoeker heeft in een brief van 30 juni 2009 zijn bod herhaald. Dit bod heeft reclamante op 21 augustus 2009 als te laag afgewezen.

Het bovenstaande in ogenschouw nemend zijn Wij van oordeel dat de verzoeker om onteigening voldoende doch vruchteloos gebleken pogingen heeft ondernomen om hetgeen voor de uitvoering van het werk nodig is langs minnelijke weg te verkrijgen. Op het moment van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken stond genoegzaam vast, dat de verzoeker niet binnen een redelijke termijn met reclamante tot overeenstemming kon komen. Daarbij heeft de verzoeker om onteigening serieuze inspanningen verricht om tegemoet te komen aan de wens van reclamante tot hervestiging. De verzoeker heeft herhaalde malen schriftelijk en mondeling met de gemeente overleg gepleegd om te bezien of er in de nabijheid mogelijkheden tot hervestiging van het tankstation zijn. Tevens heeft de verzoeker een advertentie geplaatst in landelijke dagbladen om op die manier de markt af te tasten naar mogelijke voor reclamante beschikbare en in haar bedrijfsvoering passende tankstations(locaties), waarop enkele potentiële verkopers hebben gereageerd. Tot nog toe heeft dit voor reclamante echter geen acceptabele resultaten opgeleverd.

Het overleg met reclamante wordt voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet vooraf dient te gaan aan de start van de gerechtelijke onteigeningsprocedure, zal wellicht alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing leiden.

Reclamanten sub 8.

  • 1. Reclamanten (nota bene: hoewel het perceel thans toebehoort aan mevrouw W.J.A.M. van Doremaele-Lambermont terwijl de heer H.G.J. van Doremaele, die dit perceel voorheen in eigendom had, het perceel voor zijn onderneming gebruikt, wordt in het navolgende gemakshalve van ‘reclamanten’ gesproken) wijzen erop dat het ontwerpbesluit tot onteigening zoals dat ter inzage heeft gelegen een fout bevat. Volgens het ontwerpbesluit rust op het hun toebehorende in deze onteigening betrokken perceel de bestemming ‘wegen’, terwijl er in feite sprake is van een verhoogd vrijstaand herenhuis met kwekerskas, tevens als verkooppunt in gebruik bij de onderneming van reclamanten.

  • 2. Voorts stellen reclamanten dat in hun richting nog geen compleet aanbod is gedaan. De onderneming van reclamanten dient inhoudelijk in de onderhandelingen betrokken te worden. Reclamanten hebben de verzoeker een koopovereenkomst d.d. 7 maart 2008 aangeboden om de kwestie minnelijk te regelen. Dit contract is heel helder over een vlotte doorvaart en bevat ook voor het overige een totale afwerking van zaken, maar de verzoeker is er niet op ingegaan. Reclamanten geven aan deze overeenkomst te verlengen in het belang van een vlotte afwikkeling en laten weten hoopvol gestemd te zijn om met de verzoeker tot een akkoord te komen.

Ad 1. De van het ter inzage gelegde ontwerpbesluit deel uitmakende lijst van te onteigenen onroerende zaken vermeldt inderdaad ten onrechte dat op het perceel van reclamanten de bestemming ‘Wegen’ rust. Volgens het kadastrale uittreksel rust op het perceel de bestemming ‘Wonen’. De fout is in het voorliggende besluit hersteld. In het minnelijk overleg met reclamanten over aankoop van hun grond is overigens van de daadwerkelijk vigerende bestemming uitgegaan. Ook overigens bestaat geen aanleiding om te veronderstellen dat reclamanten door deze fout in hun belangen zijn geschaad.

Ad 2. Voor zover reclamanten met dit onderdeel van hun zienswijze de hoogte van de aangeboden schadeloosstelling aan de orde stellen, verwijzen Wij naar hetgeen hierover bij reclamanten sub 2 onder ad 1 is overwogen.

Voor zover reclamanten tot uitdrukking wensen te brengen dat naar hun mening de verzoeker om onteigening onvoldoende pogingen heeft ondernomen om er met hen in der minne uit te komen dan wel onredelijkerwijs voorstellen van hun kant heeft afgewezen, stellen Wij voorop hetgeen bij reclamanten sub 2 onder ad 2 over de in het algemeen bij de beoordeling van het minnelijk overleg aan te leggen maatstaf is overwogen.

Ten aanzien van het met reclamanten gevoerde minnelijke overleg merken Wij in het bijzonder op dat Ons uit door de verzoeker overgelegde stukken en verstrekte informatie is gebleken dat in de periode van 10 mei 2006, toen de verzoeker de eerste brief inzake dit project aan reclamanten heeft verstuurd, tot heden tussen partijen zeer uitvoerig is gecorrespondeerd over de voorwaarden waaronder overdracht van de voor het werk benodigde grond mogelijk zou zijn. Verkort weergegeven is het overleg als volgt verlopen.

De verzoeker heeft, op basis van een in zijn opdracht uitgevoerde taxatie, aan reclamanten bij brief van 20 maart 2007 een eerste aanbod gedaan. Antwoordend op 14 april 2007 kwalificeerden reclamanten dit bod als irreëel laag en onvoldoende gespecificeerd. Per brief van 18 september 2007 heeft de verzoeker reclamanten geïnformeerd over de componenten waaruit het bod bestond. Naar de smaak van reclamanten was het bod echter nog steeds onvoldoende gespecificeerd en ook te laag, onder andere omdat het geen adequate vergoeding voor de schade vormde die voor de onderneming van reclamanten – reclamanten gebruiken (de opstallen op) het perceel als belastingadvieskantoor, verkooppunt voor oogst van hun boomgaard en opslagruimte voor machines – door verlies van het perceel zou ontstaan, van welke schade reclamanten per brief van 31 januari 2008 aan de verzoeker de door henzelf opgestelde becijfering hebben doen toekomen. De verzoeker heeft reclamanten op 4 maart 2008 echter laten weten dat naar zijn inzicht het oorspronkelijke bod van 20 maart 2007 hiermee al rekening hield doordat het een component bevatte voor de kosten van de aankoop van een vervangend object waarin de huidige gebruiksmogelijkheden kunnen worden voortgezet.

Bij brief van 7 maart 2008 meldden reclamanten dat er tussen hen onderling overdracht van het betrokken perceel heeft plaatsgevonden, in die zin dat reclamant H.G.J. van Doremaele het perceel heeft verkocht aan reclamante W.J.A.M. van Doremaele-Lamberbont, maar dat eerstgenoemde het perceel blijft gebruiken voor zijn ondernemingsactiviteiten. Reclamanten hebben bij deze brief ook een door hen opgestelde conceptkoopovereenkomst bijgevoegd, waaruit bleek dat het bedrag dat naar hun opvatting een redelijke schadeloosstelling zou vormen grofweg het tweevoudige beliep van het bod van de verzoeker. Daarbij is niet duidelijk geworden waarop reclamanten dit bedrag baseerden. De verdere correspondentie tussen partijen heeft geen wijziging in hun onderscheiden standpunten gebracht.

Het bovenstaande in ogenschouw nemend zijn Wij van oordeel dat de verzoeker om onteigening voldoende doch vruchteloos gebleken pogingen heeft ondernomen om hetgeen voor de uitvoering van het werk nodig is langs minnelijke weg te verkrijgen. Op het moment van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken stond genoegzaam vast, dat de verzoeker, gelet op het grote verschil in hoogte tussen de door de verzoeker geboden en de door reclamanten gewenste schadeloosstelling, niet binnen een redelijke termijn met hen tot overeenstemming kon komen. Daarbij heeft de verzoeker een gemotiveerd en gespecificeerd bod gedaan terwijl reclamanten van hun kant niet duidelijk hebben kunnen maken op basis waarvan zij dit bod te laag achtten noch waarop het door hen zelf genoemde, aanzienlijk hogere bedrag berustte.

Het overleg met reclamanten wordt echter voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet vooraf dient te gaan aan de start van de gerechtelijke onteigeningsprocedure, zal wellicht alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing leiden.

OVERIGE OVERWEGINGEN

Voor de uitvoering van de werken in het kader de omlegging Zuid-Willemsvaart Maas – Den Dungen hebben de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op 3 juli 2008 het tracébesluit ‘Omlegging Zuid-Willemsvaart Maas-Den Dungen’ vastgesteld. Tegen dit besluit zijn beroepen ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bij de totstandkoming van dit tracébesluit van 3 juli 2008 zijn ten aanzien van het geluidonderzoek bij het spoortraject prognoses gebruikt uit een landelijke database voor het treinverkeer op de spoorlijn ’s-Hertogenbosch – Nijmegen. ProRail en Rijkswaterstaat hebben geconstateerd dat de gebruikte uitgangspunten in het tracébesluit van juli 2008 aangepast dienen te worden aan de laatste inzichten. Hiertoe is een partiële herziening opgesteld en in procedure gebracht. Deze herziening betreft enkel een wijziging met betrekking tot het spoortraject. Voor het overige blijft het bepaalde in het tracébesluit van 3 juli 2008 onverlet. Vanaf 2 april 2009 tot en met 13 mei 2009 heeft het ontwerp-tracébesluit ter inzage gelegen. Op 28 mei 2009 heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat (VenW) in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) de partiële herziening van het Tracébesluit ‘Omlegging Zuid-Willemsvaart’ vastgesteld. Tegen dit besluit zijn beroepen ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De huidige vaarweg tussen ‘s-Hertogenbosch en Veghel, waarvan het gedeelte tussen Den Dungen en Veghel reeds wordt verbeterd tot een klasse IV-vaarweg, is bevaarbaar voor maximaal klasse II-vaart met beperkingen. De Zuid-Willemsvaart loopt nu nog door de binnenstad van ’s-Hertogenbosch en geeft veel hinder voor het wegverkeer, vooral voor het langzaam verkeer en openbaar vervoer dat de Zuid-Willemsvaart wil kruisen. In de bestaande situatie zijn de knelpunten voor de scheepvaart enerzijds de beweegbare bruggen in de binnenstad van ’s-Hertogenbosch, die onvoldoende doorvaartwijdte hebben voor volwaardig klasse II en anderzijds de sluizen.

Afgezien van het feit dat de sluizen tijdsverlies veroorzaken, leggen de drempelhoogten van zowel de sluis Engelen als sluis O ook diepgangsbeperkingen op aan de scheepvaart. Deze sluizen beperken de doorvaarthoogte onder de bestaande spoorbrug tot 5.80 meter. Door regelmatig optredende overschrijdingen van het kanaalpeil (circa 40 keer per jaar) wordt de doorvaarthoogte ook bij andere bruggen beperkt. De conditie van sluis O is daarbij slecht. Ondanks diverse reeds uitgevoerde herstelwerkzaamheden zal een renovatie of vernieuwing op termijn noodzakelijk zijn.

Door de omlegging van dit kanaal wordt Zuidoost Brabant in de toekomst bereikbaar voor grotere binnenvaartschepen. Dit kan leiden tot een afname van het vrachtverkeer over de weg. Bovendien hoeft de beroepsvaart niet meer door het nauwe kanaal in de binnenstad van ‘s-Hertogenbosch. Dit is een belangrijke stap voor de Bosschenaren, die minder hinder zullen ondervinden, omdat de bruggen niet zo vaak meer open hoeven. Ook de leefbaarheid voor de bewoners verbetert omdat zij minder last zullen hebben van uitlaatgassen en het geluid van wachtende auto’s.

Het nieuwe stuk kanaal is ongeveer 9 kilometer lang en loopt parallel aan de A2.

Door de keuze om het kanaal buiten de binnenstad om te leggen, is het mogelijk een klasse IV vaarweg aan te leggen, zodat het kanaal tot aan Veghel als een volwaardige vaarweg geldt.

Het project heeft een groot bestuurlijk draagvlak. Het wordt gesteund door de gemeenten in de regio, de provincie, de scheepvaartbranche, verladers en watergebonden bedrijven. Belangrijke economische gebieden als de Rotterdamse en Antwerpse havens, evenals het Ruhrgebied, zijn in de toekomst nog beter bereikbaar via de Brabantse kanalen.

Het moet in het belang van de verbetering van de Zuid-Willemsvaart als vaarroute (verbetering tot klasse IV-vaarweg) en in het belang van de doorstroming van het verkeer en de verbetering van de leefbaarheid in Den Bosch noodzakelijk worden geacht, dat de Staat (Verkeer en Waterstaat) de eigendom verkrijgt van de in dit besluit genoemde onroerende zaken.

De door reclamanten naar voren gebrachte zienswijzen worden niet van zodanig gewicht geacht dat op grond daarvan het verzoek om een koninklijk besluit ex artikel 72a van de onteigeningswet moet worden afgewezen.

BESLISSING;

Gelet op de onteigeningswet,

Gehoord de Raad van State, advies van 20 januari 2010, nr. W09.09.0527/IV, en gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 17 februari 2010, nr. RWSCD BJV 2010/65, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Eenheid Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed,

Hebben Wij goedgevonden en verstaan:

Ten behoeve van de omlegging van de Zuid-Willemsvaart Maas-Den Dungen vanaf km 116.500 (aftakking bestaande Zuid-Willemsvaart) tot km 125.480 (aansluiting Maas), met bijkomende werken, in de gemeenten Sint-Michielsgestel en ’s-Hertogenbosch zullen ten algemenen nutte en ten name van de Staat (Verkeer en Waterstaat) worden onteigend de onroerende zaken, aangeduid op de grondtekeningen die ingevolge artikel 63 van de onteigeningswet in de gemeenten Sint-Michielsgestel en ’s-Hertogenbosch en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst ter inzage hebben gelegen als:

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Berlicum

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte

Als

Ter grootte

van

Sectie

en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

1219.1.1

0

28

18

Wegen

2

32

50

L 5

DE GEMEENTE SINT-MICHIELSGESTEL, SINT-MICHIELSGESTEL .

1219.1.2

0

00

81

    
          

1221.171.1

0

13

78

Water

0

21

30

L 6

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

1221.171.2

0

00

47

    
          

1223.171.1

0

09

45

Wegen

Water

0

24

65

L 7

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

1223.171.2

0

00

23

    
          

1225.171

0

09

86

Water

0

45

65

L 13

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1227.171

0

34

47

Water

1

03

70

L 14

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1229.3.1

1229.3.2

0

0

27

02

84

72

Terrein (akkerbouw)

0

65

20

L 20

¼ eigendom: Rijckevorsel, Antonia Ernestina Maria van, Amsterdam;

¼ eigendom: Rijckevorsel, Georges Willibrord Rene Maria van, Amsterdam;

¼ eigendom: Rijckevorsel, Jacoba Elisabetha Frederica Maria van, ’s-Gravenhage;

¼ eigendom: Rijckevorsel, Maria Louisa Francisca Johanna van, gehuwd met Berger, Louis Piere Joseph Elisee Ignace, ’s-Gravenhage.

          
          

1231.171

0

05

10

Wegen

0

20

80

L 21

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1233.7

0

40

40

Terrein (akkerbouw)

2

20

20

L 22

½ eigendom: Tibosch, Joan Bernardus Josephus, Rosmalen;

½ eigendom: Tibosch, Johannes Wilhelmus Joseph, gehuwd met Wassenberg, Clazina Johanna Gerarda Jacoba van de, Rosmalen.

          

1235.7

0

00

08

Terrein (akkerbouw)

1

11

10

L 23

½ eigendom: Tibosch, Joan Bernardus Josephus, Rosmalen;

½ eigendom: Tibosch, Johannes Wilhelmus Joseph, gehuwd met Wassenberg, Clazina Johanna Gerarda Jacoba van de, Rosmalen.

          

1239.3

0

73

72

Terrein (akkerbouw)

1

10

30

L 25

¼ eigendom: Rijckevorsel, Antonia Ernestina Maria van, Amsterdam;

¼ eigendom: Rijckevorsel, Georges Willibrord Rene Maria van, Amsterdam;

¼ eigendom: Rijckevorsel, Jacoba Elisabetha Frederica Maria van, ’s-Gravenhage;

¼ eigendom: Rijckevorsel, Maria Louisa Francisca Johanna van, gehuwd met Berger, Louis Piere Joseph Elisee Ignace, ’s-Gravenhage.

          

1241.3

0

34

25

Terrein (akkerbouw)

6

12

10

L 30

¼ eigendom: Rijckevorsel, Antonia Ernestina Maria van, Amsterdam;

¼ eigendom: Rijckevorsel, Georges Willibrord Rene Maria van, Amsterdam;

¼ eigendom: Rijckevorsel, Jacoba Elisabetha Frederica Maria van, ’s-Gravenhage;

¼ eigendom: Rijckevorsel, Maria Louisa Francisca Johanna van, gehuwd met Berger, Louis Piere Joseph Elisee Ignace, ’s-Gravenhage;

zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1243.9

1

35

16

Terrein (akkerbouw)

1

47

00

L 38

Wassenberg, Gijsbertus Gerardus Johannes van de, gehuwd met Ravensteijn, Wilhelmina Gerarda Maria van, Berlicum NB.

          

1245.9

2

90

87

Terrein (akkerbouw)

7

00

00

L 39

Wassenberg, Gijsbertus Gerardus Johannes van de, gehuwd met Ravensteijn, Wilhelmina Gerarda Maria van, Berlicum NB.

          

1251.9.1

1

04

36

Wonen Terrein (akkerbouw)

11

47

60

L 1212

Wassenberg, Gijsbertus Gerardus Johannes van de, gehuwd met Ravensteijn, Wilhelmina Gerarda Maria van, Berlicum NB.

1251.9.2

0

16

58

    
          

1253.171

0

92

81

Dijk

1

46

20

L 1981

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ‘S-HERTOGENBOSCH.

        

1255.171

geheel

Water

0

27

03

L 1983

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ‘S-HERTOGENBOSCH.

        

1256.171

geheel

Dijk

0

30

22

L 1985

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1257.171.1

0

95

95

Water

2

34

00

L 1995

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

1257.171.2

0

05

67

    
          

1259.171.1

0

75

42

Wegen

2

07

90

L 1996

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

1259.171.2

0

14

55

    

1259.171.3

0

07

45

          

1261.7

0

00

02

Terrein (akkerbouw)

0

39

30

L 1997

½ eigendom: Tibosch, Joan Bernardus Josephus, Rosmalen;

½ eigendom: Tibosch, Johannes Wilhelmus Joseph, gehuwd met Wassenberg, Clazina Johanna Gerarda Jacoba van de, Rosmalen.

          

1263.171

0

00

48

Water

0

06

45

L 1998

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1265.3.1

1265.3.2

0

1

05

37

17

98

Terrein (akkerbouw)

3

43

70

L 1999

¼ eigendom: Rijckevorsel, Antonia Ernestina Maria van, Amsterdam;

¼ eigendom: Rijckevorsel, Georges Willibrord Rene Maria van, Amsterdam;

¼ eigendom: Rijckevorsel, Jacoba Elisabetha Frederica Maria van, ’s-Gravenhage;

¼ eigendom: Rijckevorsel, Maria Louisa Francisca Johanna van, gehuwd met Berger, Louis Piere Joseph Elisee Ignace, ’s-Gravenhage.

          
          

1267.3.1

1267.3.2

0

0

04

00

71

29

Terrein (natuur)

1

63

50

L 2000

¼ eigendom: Rijckevorsel, Antonia Ernestina Maria van, Amsterdam;

¼ eigendom: Rijckevorsel, Georges Willibrord Rene Maria van, Amsterdam;

¼ eigendom: Rijckevorsel, Jacoba Elisabetha Frederica Maria van, ’s-Gravenhage;

¼ eigendom: Rijckevorsel, Maria Louisa Francisca Johanna van, gehuwd met Berger, Louis Piere Joseph Elisee Ignace, ’s-Gravenhage.

          
          

1269.171

0

00

62

Water

0

13

20

L 2001

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Den Dungen

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte

Als

Ter grootte

van

Sectie

en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

1281.1

0

65

34

Wegen

0

90

20

F 149

GEMEENTE SINT-MICHIELSGESTEL, SINT-MICHIELSGESTEL.

          

1283.171

0

34

09

Wegen

1

27

00

F 163

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

        

1286.12

geheel

Terrein (akkerbouw)

5

93

60

F 167

1/3 eigendom belast met opstal: Jennissen, Johannes Edigius Henricus Maria, Den Dungen;

1/3 eigendom belast met opstal: Jennissen, Egidius Adrianus Maria, Den Dungen;

1/3 eigendom belast met opstal: Jennissen, Antonius Egidius Gerardus Johannes, Den Dungen;

opstal, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ‘S-HERTOGENBOSCH.

        

1287.171

geheel

Water

0

26

90

F 168

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1288.12

3

15

76

Terrein (akkerbouw)

3

20

70

F 169

1/3 eigendom belast met opstal: Jennissen, Johannes Edigius Henricus Maria, Den Dungen;

1/3 eigendom belast met opstal: Jennissen, Egidius Adrianus Maria, Den Dungen;

1/3 eigendom belast met opstal: Jennissen, Antonius Egidius Gerardus Johannes, Den Dungen;

opstal, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ‘S-HERTOGENBOSCH.

        

1289.0

geheel

Wonen (erf-tuin)

1

10

70

F 170

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: BRABANT WATER NV, ‘S-HERTOGENBOSCH.

        

1290.18

geheel

Terrein (grasland)

0

82

60

F 171

Akker, Wilhelmus Henricus Maria van den, gehuwd met Raaijmakers, Theodora Maria Henrica Josephina, Berlicum NB;

zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: BRABANT WATER NV, ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1291.19

0

04

79

Terrein (akkerbouw)

0

24

80

F 177

Smulders, Lambertus Theodorus Christianus Maria, Berlicum NB.

          

1293.18

0

68

80

Terrein (akkerbouw)

1

27

40

F 178

Akker, Wilhelmus Henricus Maria van den, gehuwd met Raaijmakers, Theodora Maria Henrica Josephina, Berlicum NB;

zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1295.20

0

57

14

Terrein (akkerbouw)

0

88

00

F 179

Dielissen, Petrus Adrianus Johannes Antonius, Berlicum NB.

          

1297.18

0

72

54

Terrein (akkerbouw)

1

22

50

F 180

Akker, Wilhelmus Henricus Maria van den, gehuwd met Raaijmakers, Theodora Maria Henrica Josephina, Berlicum NB.

          

1299.171

0

01

54

Wegen

0

07

90

F 181

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1845.171

0

00

04

Dijk

0

11

40

F 182

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1303.171

0

10

64

Water

0

29

00

F 205

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1846.171

0

21

20

Dijk

0

68

40

F 211

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1307.171

0

10

34

Dijk

0

41

70

F 212

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1309.21.1

0

07

90

Terrein (akkerbouw)

5

51

70

F 243

Smits, Joseph Marinus Antonio Maria, gehuwd met Sanders, Johanna Nicolasina Maria, Den Dungen.

1309.21.2

0

16

00

    

1309.21.3

1

97

80

          

1311.22

0

29

37

Terrein (akkerbouw)

1

43

70

F 298

Aa, Antonius Marinus van der, Den Dungen.

          

1312.22

0

91

19

Terrein (akkerbouw)

1

06

45

F 299

Aa, Antonius Marinus van der, Den Dungen.

          

1316.21

0

02

06

Terrein (akkerbouw)

4

67

10

F 302

Smits, Joseph Marinus Antonio Maria, gehuwd met Sanders, Johanna Nicolasina Maria, Den Dungen.

          

1318.12

0

18

88

Terrein (akkerbouw)

1

79

55

F 303

1/3 eigendom: Jennissen, Johannes Edigius Henricus Maria, Den Dungen;

1/3 eigendom: Jennissen, Egidius Adrianus Maria, Den Dungen;

1/3 eigendom: Jennissen, Antonius Egidius Gerardus Johannes, Den Dungen.

          

1321.12

3

09

99

Terrein(akkerbouw)

3

31

78

F 317

1/3 eigendom: Jennissen, Johannes Edigius Henricus Maria, Den Dungen;

1/3 eigendom: Jennissen, Egidius Adrianus Maria, Den Dungen;

1/3 eigendom: Jennissen, Antonius Egidius Gerardus Johannes, Den Dungen.

          

1323.1.1

0

20

63

Wegen

0

85

80

F 368

GEMEENTE SINT-MICHIELSGESTEL, SINT-MICHIELSGESTEL;

opstalrecht nutsvoorzieningen,gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel:’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen,gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

1323.1.2

0

18

12

   
          

1325.1

1

39

58

Wegen

1

90

80

F 382

GEMEENTE SINT-MICHIELSGESTEL, SINT-MICHIELSGESTEL;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1327.27.1

1327.27.2

0

0

01

11

54

20

Water

0

28

50

F 392

DE GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ‘S-HERTOGENBOSCH.

        
          

1330.1

0

00

77

Terrein (akkerbouw)

0

06

50

F 397

GEMEENTE SINT-MICHIELSGESTEL, SINT-MICHIELSGESTEL;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1331.171

0

22

05

Water

0

52

60

F 400

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ‘S-HERTOGENBOSCH.

        

690.1

geheel

Wegen

0

92

48

F 420

GEMEENTE SINT-MICHIELSGESTEL, SINT-MICHIELSGESTEL.

          

1334.1

0

66

87

Wegen

0

69

16

F 421

GEMEENTE SINT-MICHIELSGESTEL, SINT-MICHIELSGESTEL.

        

1336.11

geheel

Wegen

2

19

87

F 422

PROVINCIE NOORD-BRABANT, ’S-HERTOGENBOSCH.

        

1337.171

geheel

Water

0

38

78

F 423

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

        

1338.171

geheel

Water

0

00

32

F 424

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1340.12

0

31

79

Terrein (akkerbouw)

6

95

00

F 428

1/3 eigendom: Jennissen, Johannes Egidius Henricus Maria, Den Dungen;

1/3 eigendom: Jennissen, Egidius Adrianus Maria, Den Dungen;

1/3 eigendom: Jennissen, Antonius Egidius Gerardus Johannes, Den Dungen;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: BRABANT WATER NV, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: BRABANT WATER NV, ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1342.27

1

83

78

Terrein (akkerbouw)

5

22

24

F 434

GEMEENTE ‘S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ‘S-HERTOGENBOSCH.

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1350.0

4

64

81

Water

5

59

95

F 442

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1353.24

0

01

99

Terrein (grassland|)

0

58

40

F 460

Westerhoeve en Partners B.V., Arnhem, zetel: Ochten.

          

1352.12

1

46

61

Terrein (akkerbouw)

4

00

00

F 465

1/3 eigendom: Jennissen, Johannes Egidius Henricus Maria, gehuwd, Den Dungen; 1/3 deel Jennissen, Egidius Adrianus Maria, gehuwd, Den Dungen;

1/3 eigendom: Jennissen, Antonius Egidius Gerardus Johannes, gehuwd, Den Dungen.

          

1355.24

0

09

54

Terrein (grassland)

0

99

73

F 466

Westerhoeve en Partners B.V., Arnhem

          

1348.0

1

50

78

Wegen

1

62

10

F 467

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

705.27

0

02

87

Terrein (akkerbouw)

1

61

52

F 468

GEMEENTE ‘S-HERTOGENBOSCH, ‘S-HERTOGENBOSCH

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1357.0.1

0

11

72

Terrein (natuur)

1

55

20

G 363

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ‘S-HERTOGENBOSCH.

1357.0.2

0

09

06

    
 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente ‘s-Hertogenbosch

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte

Als

Ter grootte

van

Sectie

en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

632.77

geheel

Wegen

0

02

70

O 3348

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1375.0

0

00

12

Wegen

0

12

85

O 5341

Eigendom belast met opstal: DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

opstal, gerechtigde: GEMEENTE ‘S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1845.32.1

0

72

95

Openbaar vervoer

2

72

45

O 5415

RAILINFRATRUST B.V., UTRECHT.

1845.32.2

0

22

79

    
          

1846.27

0

08

65

Openbaar vervoer

0

26

26

O 6300

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1381.27

0

71

22

Wegen

0

98

20

S 392

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1382.171

0

01

49

Dijk

1

10

50

S 402

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1847.171

0

00

52

Water

0

06

70

S 403

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1384.34

0

55

26

Terrein (akkerbouw)

0

69

60

S 416

Boxtel, Antonius Maria van, gehuwd met Pijnappels, Margaretha Maria, Den Dungen.

          

1385.171

0

22

42

Dijk

0

73

38

S 463

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1387.171.1

0

17

01

Water

0

46

97

S 464

WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

1387.171.2

0

00

48

          

1389.11

0

14

02

Wegen

0

25

51

S 702

PROVINCIE NOORD-BRABANT, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1391.27.1

0

05

24

Terrein (nieuwbouw bedrijvigheid)

0

09

85

S 706

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

1391.27.2

0

00

71

          

1392.171

0

00

13

Water

0

01

00

S 707

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1848.171

0

05

92

Water

0

32

10

S 709

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: BRABANT WATER NV, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: ESSENT NETWERK B.V., ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1849.171

0

21

39

Water

0

24

27

S 710

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: BRABANT WATER NV, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: ESSENT NETWERK B.V., ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

757.171.1

757.171.2

0

0

09

00

83

63

Water

0

64

88

S 718

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ‘S-HERTOGENBOSCH.

        
          

1404.27

0

00

26

Terrein (nieuwbouw bedrijvigheid)

1

45

10

S 724

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1407.27.1

1407.27.2

0

0

17

01

27

14

Terrein (nieuwbouw bedrijvigheid)

0

89

76

S 726

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

        
          

1409.171

0

01

50

Water

0

11

99

S 727

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1850.27

0

71

54

Terrein (nieuwbouw bedrijvigheid)

1

08

42

S 729

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1413.27

1

76

42

Wegen

2

60

79

S 734

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

        

1415.171

geheel

Water

0

00

71

S 735

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1416.11

2

09

53

Wegen

4

83

37

S 736

PROVINCIE NOORD-BRABANT, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1418.11

0

01

54

Wegen

0

02

01

S 737

Eigendom belast met opstal: PROVINCIE NOORD-BRABANT, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstal, gerechtigde: DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAA), Breda, zetel: ’s-Gravenhage.

          

1858.171

0

00

76

Water

1

65

81

S 787

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: BRABANT WATER NV, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: ESSENT NETWERK B.V., ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1422.27.1

0

14

04

Wegen

23

62

86

S 887 ged.

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ‘S-HERTOGENBOSCH.

1422.27.2

0

24

82

(geschat)

 

Bedrijvigheid (industrie)

erf– tuin

0

21

00

S 887 ged.

WILGENHAEGE STEDEKROON N.V., HOOFDDORP.

(geschat)

 

Terrein nieuwbouw -

bedrijvigheid

onbekend

(geschat)

S 887 ged.

1/2 eigendom: LITHOS BOUW B.V., AMERSFOORT, zetel: APELDOORN;

1/6 eigendom: SMT BEHEER BV, ROSMALEN, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH;

1/6 eigendom: GESKET BOUW B.V., HAARSTEEG, zetel: HEUSDEN;

1/6 eigendom: PHARIX BEHEER B.V., EINDHOVEN;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

  

Terrein nieuwbouw– bedrijvigheid

0

54

95

S 887 ged.

MOONEN VASTGOED BV, ‘S-HERTOGENBOSCH.

(geschat)

 
          

1426.27

1

08

91

Terrein (grassland)

5

04

80

U 164

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1428.171

0

42

40

Terrein (natuur)

0

42

40

U 167

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1430.36.1

3

32

88

Terrein (akkerbouw)

10

04

60

U 169

Smit, Peter Frans Christiaan, gehuwd met Hovell tot Westerflier, Maria Caroline Colette van, Boxtel.

1430.36.2

0

01

49

    
          

1432.171

0

03

41

Water

0

12

20

U 183

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1436.39

2

67

34

Terrein (akkerbouw)

6

67

00

U 191

MELKVEEHOUDERIJ PELS BV, ’S-HERTOGENBOSCH:

aantekening recht: onbetaalde kooppenningen, betrokken persoon: Amstel, Helena Gerarda van, ’s-Hertogenbosch.

          

1443.27

0

25

94

Terrein (akkerbouw)

2

57

40

U 196

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1445.27

0

05

58

Water

0

39

50

U 210

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1449.40

0

00

73

Terrein (grassland)

1

91

70

U 242

VERENIGING TOT BEHOUD VAN NATUURMONUMENTEN IN NEDERLAND, ’S-GRAVELAND.

          

1451.40

2

07

43

Terrein (grassland)

6

08

60

U 243

VERENIGING TOT BEHOUD VAN NATUURMONUMENTEN IN NEDERLAND, ’S-GRAVELAND.

          

1453.40

0

55

04

Terrein (grassland)

2

32

00

U 250

VERENIGING TOT BEHOUD VAN NATUURMONUMENTEN IN NEDERLAND, ’S-GRAVELAND.

          

1455.41

0

07

14

Terrein (grassland)

0

89

40

U 251

1/3 eigendom belast met vruchtgebruik: Godschalx, Antonius Aloysius Alphonsus Josephus, ’s-Hertogenbosch;

1/3 eigendom belast met vruchtgebruik: Godschalx, Augustinus Petrus Maria, ’s-Hertogenbosch;

1/3 eigendom belast met vruchtgebruik: Godschalx, Joanna Wilhelmina Theresia, ’s-Hertogenbosch;

vruchtgebruik: Giessen, Godefrida Jacoba Maria Theodora van, gehuwd met Godschalx, Wilhelmus Antonius Henricus, ongehuwd, ’s-Gravenhage.

          

1457.45

2

97

10

Terrein (natuur)

4

55

50

U 252

BV DE KOORNWAARD, IJZENDOORN.

          

1459.45

1

43

63

Terrein (natuur)

3

43

60

U 253

BV DE KOORNWAARD, IJZENDOORN.

          

1461.40

7

07

18

Dijktalusa water

8

21

86

U 385

VERENIGING TOT BEHOUD VAN NATUURMONUMENTEN IN NEDERLAND, ’S-GRAVELAND.

          

1463.40.1

2

91

16

Dijktalusa water

8

92

78

U 386

VERENIGING TOT BEHOUD VAN NATUURMONUMENTEN IN NEDERLAND, ’S-GRAVELAND.

1463.40.2

0

07

60

    
          

1465.45.1

0

14

29

Water

51

60

81

U 387

BV DE KOORNWAARD, IJZENDOORN.

1465.45.2

0

46

99

      
          

1467.171

0

31

08

Water

0

44

81

U 434

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1469.27

0

32

39

Wegen

0

96

10

U 465

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1473.171

1

46

21

Bouwwerken– waterwerken wegen

7

17

02

U 541

Eigendom belast met opstal: HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstal, gerechtigde: GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1475.27

0

00

20

Terrein (akkerbouw)

1

16

32

U 816

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1477.47

2

08

51

Terrein (akkerbouw)

2

17

71

U 817

HET BISDOM VAN ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1479.27

0

12

82

Terrein (grassland)

0

55

20

U 1186

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ‘S-HERTOGENBOSCH.

1434.0

geheel

Terrein (Grasland)

0

59

90

U 1240

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: DE GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ‘S-HERTOGENBOSCH.

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Rosmalen

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte

Als

Ter grootte

van

Sectie

en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

1483.48

0

45

00

Terrein (grasland)

1

30

00

E 157

BEHEERSMAATSCHAPPIJ ROSMALEN III BV, ROSMALEN;

verkregen ten behoeve van commanditaire vennootschap, betrokken persoon: Grondbank C.V., Rosmalen.

          

1851.0.1

0

19

01

Terrein (grasland)

0

06

03

E 842 ged.

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel:

     

(geschat)

 

’s-Gravenhage;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH,

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

  
  
    

Terrein (grasland)

1

03

87

E 842 ged.

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

 

(geschat)

 

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH,

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1485.27

0

02

81

Terrein (natuur)

0

03

10

E 926

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUCHT, zetel: ‘S-HERTOGENBOSCH.

         
          

1487.27

0

00

40

Erf– tuin

0

00

60

E 927

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ‘S-HERTOGENBOSCH

Recht van opstal m.b.t. het leggen en houden van leidingen in, op of boven een onr. zaak; gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1489.0

0

02

29

 Wegen

0

02

29

E 1480 ged.

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel:

     

(geschat)

 

’s-Gravenhage;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN.

  

Wonen

0

05

40

E 1480 ged.

Berg, Gerardus Petrus Johannes van den, Rosmalen;

 

(geschat)

 

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN.

  
          

1491.48

0

93

06

Terrein (grasland)

1

22

50

E 1586

BEHEERSMAATSCHAPPIJ ROSMALEN III BV, ROSMALEN;

verkregen ten behoeve van commanditaire vennootschap, betrokken persoon: Grondbank C.V., Rosmalen.

          

1493.49

0

00

58

Wegen

0

01

30

E 1678

½ eigendom: Berg, Gerardus Petrus Johannes van den, gehuwd met Donk, Johanna Maria Henrica van der, Rosmalen;

½ eigendom: Donk, Johanna Maria Henrica van der, gehuw met Berg, Gerardus Petrus Johannes van den, Rosmalen.

          

1495.50

0

78

84

Terrein (akkerbouw)

1

15

30

E 1985

Gielis, Elisabeth Bernardina Theodora, Rosmalen

          

1497.48

1

10

81

Terrein (grasland)

1

11

80

E 1986

BEHEERSMAATSCHAPPIJ ROSMALEN III BV, ROSMALEN;

verkregen ten behoeve van commanditaire vennootschap, betrokken persoon: Grondbank C.V., Rosmalen.

          

1504.52

0

21

59

Terrein (akkerbouw)

3

48

00

E 2619

WONINGSTICHTING DE KLEINE MEIERIJ, ROSMALEN.

          

1508.27

0

88

25

Wonen Terrein

(teelt– kweek)

3

05

00

E 2626

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1514.0

0

03

02

Wonen

0

03

75

E 2772

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN.

          

1516.0

0

06

40

 Wonen

0

08

05

E 2773

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN.

        

1536.62

geheel

Wonen

0

07

75

E 3107

Lambermont, Wilhelmina Julia Antonia Maria, Berlicum NB.

          

1540.27

0

12

80

Wegen

0

19

42

E 3114

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1852.0

0

02

11

Terrein (grasland)

0

61

34

E 3298 ged.

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel:

     

(geschat)

 

’s-Gravenhage;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN.

  

Terrein (grasland)

0

46

91

E 3298 ged.

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH,

 

(geschat)

 

’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: GEMEENTE ‘S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

   
          

1853.0.1

1853.0.2

0

0

09

01

08

23 

Wegen

0

28

90

E 3299

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN.

        
        

1544.168

geheel

Bedrijvigheid (detailhandel)

erf– tuin

0

12

14

E 3357

SHELL NEDERLAND VERKOOPMAATSCHAPPIJ BV, CAPELLE AAN DEN IJSSEL, zetel: ROTTERDAM.

          

1545.27

0

03

91

Wegen

0

10

34

E 3358

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1547.191

0

01

11

Wonen

0

04

90

E 3365

½ eigendom Verhoeven, Wilhelmina Helena, gehuwd met Vis, Johannes Cornelis, Rosmalen;

½ eigendom Vis, Johannes Cornelis, gehuwd met Verhoeven, Wilhelmina Helena, Rosmalen.

         
          

1549.191

0

04

75

Garage kantoor werkplaats

0

07

40

E 3366

½ eigendom Verhoeven, Wilhelmina Helena, gehuwd met Vis, Johannes Cornelis, Rosmalen;

½ eigendom Vis, Johannes Cornelis, gehuwd met Verhoeven, Wilhelmina Helena, Rosmalen.

          

1552.71

0

02

85

Berging-stalling

(garage-schuur)

erf– tuin

0

02

85

E 3480

Vugts, Petrus Adrianus Johannes, gehuwd met Sekulic, Milanka, Biezenmortel.

          

1557.48

0

03

82

Terrein (grasland)

0

27

00

E 3494

BEHEERSMAATSCHAPPIJ ROSMALEN III BV, ROSMALEN;

verkregen ten behoeve van commanditaire vennootschap, betrokken persoon: Grondbank C.V., Rosmalen.

          

1561.15

0

02

26

Erf– trafo

0

02

30

E 3593

PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

        

1563.27

geheel

Wegen

0

01

80

E 3594

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

        

1564.0

geheel

Erf– tuin

0

00

27

E 3627

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

          

1567.171

0

26

87

Wegen

2

50

50

E 3692

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH

          

1571.74

0

40

85

Wonen

0

42

90

E 3821

Heijmans, Johannes Gerardus, gehuwd met Oetelaar, Wilhelmina Adriana Maria van den, Rosmalen;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN.

          

1573.75

0

04

46

Erf– tuin

0

10

50

E 3822

Doelen, Leonarda Johanna van der, Rosmalen

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN.

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN.

        

1578.80

geheel

Bedrijvigheid (kantoor)

0

08

50

E 4015

Keijsteren, Johannes Wilhelmus Hendrikus van, ’s-Hertogenbosch.

          

1581.27.1

0

00

94

Wegen

0

90

60

E 4043

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

1581.27.2

0

26

09

    

1581.27.3

0

00

28

          

1583.81

0

19

73

Bedrijvigheid (kantoor)

erf– tuin

0

62

65

E 4068

HEIJMANS FACILITAIR BEDRIJF B.V., ROSMALEN.

        

1587.82

geheel

Opslagterrein

0

50

00

E 4242

Tiebosch, Johannes Petrus Cornelis, gehuwd met Ieperen, Johanna Francisca Cornelia van, Rosmalen.

        

1588.52

geheel

Terrein (grasland)

0

74

00

E 4243

WONINGSTICHTING DE KLEINE MEIERIJ, ROSMALEN.

          

1589.27

0

04

12

Wegen

0

17

30

E 4245

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1592.83

0

30

26

Wonen (Erf– tuin)

0

35

56

E 4473

1/9 eigendom belast met gebruik en bewoning: Coppens, Lambertus Theodorus Johannes Josephus, gehuwd met Lokven, Suzanna Johanna Maria van, Nuland;

1/9 eigendom belast met gebruik en bewoning: Coppens, Henricus Johannes Jacobus Maria, gehuwd met Roijendijk, Antonia Helena Gerarda, Schijndel;

1/9 eigendom belast met gebruik en bewoning: Coppens, Mabelie Wilhelmina Adriana, Rosmalen;

1/9 eigendom belast met gebruik en bewoning: Coppens, Adrianus Theodorus Johannes Maria, gehuwd met Damsteeg, Rosalinda Catharina Wendelina, Rosmalen;

1/9 eigendom belast met gebruik en bewoning: Coppens, Hendrikus Lambertus Johannes, Rosmalen;

1/9 eigendom belast met gebruik en bewoning: Coppens, Laurentius Johannes Franciscus Mari, Wilnis, gehuwd met Laak, Marion Ingrid Jose van de, p/a Wilnis, Willemstad, Curacao;

1/9 eigendom belast met gebruik en bewoning: Coppens, Maria Adriana Wilhelmina Johanna, gehuwd met Laak, Geert Heinrich Renier van de, Rhenen;

1/9 eigendom belast met gebruik en bewoning: Coppens, Martinus Carolus Wilhelmus Andreas, ’s-Hertogenbosch;

1/9 eigendom belast met gebruik en bewoning: Coppens, Carolina Martina Adriana, gehuwd met Roij, Robert Gerardus Josephus van, Apeldoorn;

gebruik en bewoning: Coppens, Hendrikus Johannes.

          

1601.171.1

0

06

52

Water

12

45

00

E 4538

HET WATERSCHAP AA EN MAAS,

1601.171.2

0

00

52

     

’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

        
          

1603.171.1

0

29

06

Dijk

2

13

40

E 4539

HET WATERSCHAP AA EN MAAS,

1603.171.2

0

03

23

     

‘S-HERTOGENBOSCH

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

        
          

1609.27

0

10

80

Wegen

0

14

39

E 4606

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

        

1613.27

geheel

Wegen

0

04

77

E 4741

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1614.32

1

40

40

Openbaar vervoer

1

40

41

E 4742

RAILINFRATRUST B.V., UTRECHT.

          

1854.27

0

00

82

 Wegen

0

32

10

E 5084

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN.

          

1855.27

0

00

96

 Wegen

0

25

94

E 5267

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

        

1620.32

geheel

Openbaar vervoer

0

05

72

E 5287

RAILINFRATRUST B.V., UTRECHT.

          

1623.0

0

15

26

Wegen

0

35

73

E 5289

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN.

          

1625.48

0

66

63

Terrein (grasland)

1

12

36

E 5290

BEHEERSMAATSCHAPPIJ ROSMALEN III BV, ROSMALEN;

verkregen ten behoeve van commanditaire vennootschap, betrokken persoon: Grondbank C.V., Rosmalen;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1627.48.1

1627.48.2

0

0

02

08

49

39

Wonen terrein (grasland)

1

80

11

E 5291

BEHEERSMAATSCHAPPIJ ROSMALEN III BV, ROSMALEN;

verkregen ten behoeve van commanditaire vennootschap, betrokken persoon: Grondbank C.V., Rosmalen;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: N.V. NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN;

opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, ’S-HERTOGENBOSCH.

        
        

1631.0

geheel

Wegen

0

05

14

E 5299

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1634.143

0

03

88

Wonen met bedrijvigheid

erf– tuin

5

07

88

E 5338

HEIJMANS N.V., ROSMALEN, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1638.146

0

53

60

Terrein (industrie)

0

60

53

E 5344

HEIJMANS N.V., ROSMALEN, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1640.145

0

09

52

Terrein (akkerbouw)

0

69

82

E 5345

WEGENBOUWMAATSCHAPPIJ J. HEIJMANS B.V., ROSMALEN.

          

1642.0

0

06

50

Water

0

18

70

E 5348

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

        

1644.27

geheel

Wegen

0

04

55

E 5349

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1645.0

0

05

19

Wegen

0

56

25

E 5350

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

        

1649.27

geheel

Wegen

0

00

76

E 5352

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1656.0

0

20

67

Wegen

0

22

39

E 5364

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1658.27.1

0

30

36

Wegen

1

13

99

E 5365

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

1658.27.2

0

00

32

    

1658.27.3

0

02

63

1658.27.4

0

17

42

          

1660.0

0

00

56

Wegen

0

08

46

E 5369

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1662.27.1

0

26

59

Terrein (akkerbouw)

0

87

21

E 5370

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

1662.27.2

0

03

72

     

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

        
          

1664.27.1

1664.27.2

1664.27.3

0

0

0

01

05

00

30

35

79

Wegen

0

16

33

E 5371

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH; zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

        
    
    
          

1666.0

0

01

96

Terrein (akkerbouw)

0

69

15

E 5372

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1668.27

0

07

10

Terrein (akkerbouw)

0

31

25

E 5373

GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1670.27

0

09

76

Terrein (akkerbouw)

0

25

75

E 5374

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1672.142

0

06

15

Terrein (grasland)

0

92

45

E 5375

AANNEMERSBEDRIJF P. HOEDEMAKERS EN ZONEN B.V., ROSMALEN.

          

1618.52

1

61

93

Wonen met bedrijvigheid

Terrein (grasland)

4

50

00

E 5434

WONINGSTICHTING DE KLEINE MEIERIJ, ROSMALEN.

          

1616.0

geheel

Terrein (grasland)

0

65

29

E 5445

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage.

          

1565.0

0

01

70

Terrein (grasland)

0

01

75

E 5448

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage.

          

1499.0

geheel

Wonen

0

04

00

E 5451

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN; zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN; zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV NEDERLANDSE GASUNIE, GRONINGEN.

        

1674.27

geheel

Terrein (akkerbouw)

0

02

04

G 17

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

        

1675.27

geheel

Erf– tuin

0

02

60

G 303

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1680.98

0

00

31

Wonen

0

07

60

G 1394

¼ eigendom: Gaalen, Leonie Elizabeth van, gehuwd met Jungerius, Bastiaan Barend Lambertus Jeroen, Rosmalen;

¾ eigendom: Jungerius, Bastiaan Barend Lambertus Jeroen, gehuwd met Gaalen, Leonie Elizabeth van, Rosmalen

         
          

1684.98

0

00

43

Terrein (natuur)

0

00

67

G 1966

¼ eigendom: Gaalen, Leonie Elizabeth van, gehuwd met Jungerius, Bastiaan Barend Lambertus Jeroen, Rosmalen;

¾ eigendom: Jungerius, Bastiaan Barend Lambertus Jeroen, gehuwd met Gaalen, Leonie Elizabeth van, Rosmalen;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1694.27

0

15

85

Wegen

1

46

26

G 3469

GEMEENTE ‘S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

        

1696.32

geheel

Openbaar vervoer

0

01

27

G 3653

RAILINFRATRUST B.V., UTRECHT.

        

1697.32

geheel

Openbaar vervoer

0

01

32

G 3654

RAILINFRATRUST B.V., UTRECHT.

          

1698.32

0

86

58

Openbaar vervoer

1

31

73

G 3655

RAILINFRATRUST B.V., UTRECHT.

          

1700.33

0

05

09

Wegen

0

19

27

G 3656

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1702.33

0

07

27

Openbaar vervoer

0

10

04

G 3815

RAILINFRATRUST B.V., UTRECHT.

          

1704.27

0

45

81

Wegen

3

56

85

G 3820

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1690.0

0

04

74

Wegen

1

22

85

G 3893

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ’S-HERTOGENBOSCH.

         
          

1708.104.1

1708.104.2

0

0

00

52

16

31

Terrein (akkerbouw)

1

81

05

H 77

½ eigendom: Boers, Alphonsius Cornelis, Rosmalen;

½ eigendom: Boers, Cornelia Allegonda, Rosmalen;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ‘S-HERTOGENBOSCH.

        
          

1710.27.1

0

65

52

Terrein (grasland)

1

88

90

H 109

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

1710.27.2

16

40

    
          

1712.171.1

0

00

78

Water

0

22

75

H 1763

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

1712.171.2

0

05

55

    

1712.171.3

05

16

          

1714.106

0

13

10

Terrein (grasland)

1

21

70

H 1809

Welten, Arnoldus Lambertus Maria, Rosmalen.

          

1716.27

0

17

36

Wegen

0

93

60

H 2146

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1718.108

0

25

95

Wonen (Erf– tuin)

0

25

95

H 2577

Pennings, Petronella Allegonda Francisca, Rosmalen, gehuwd met Korse, Adrianus Cornelis Franciscus, Rosmalen.

          

1719.27

2

47

55

Wegen

2

47

55

H 2602

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1722.109

0

23

43

Huis erf schuur garage

0

44

00

H 2613

Oetelaar, Hendrikus Johannes van den, gehuwd met Schaijk, Johanna Hendrina van, Rosmalen

          

1724.111

0

00

06

Wonen (argrarisch)

Terrein (akkerbouw)

2

25

60

H 2614

½ eigendom belast met gebruik en bewoning: Oetelaar, Hendrikus Johannes van den, gehuwd met Schaijk, Johanna Hendrina van, Rosmalen;

½ eigendom belast met gebruik en bewoning: Schaijk, Johanna Hendrina van, gehuwd met Oetelaar, Hendrikus Johannes van den, Rosmalen;

gebruik en bewoning: Schaijk, Mathijs Johannes van, Rosmalen.

          

1726.27

2

69

26

Terrein (akkerbouw)

4

27

80

H 2733

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), S HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: SARANNE B.V., ARNHEM.

          

1728.112

0

05

56

Terrein (akkerbouw)

1

98

60

H 2743

1/3 eigendom: Piels, Johannes, gehuwd met Timmers, Gerarda, Rosmalen

1/3 eigendom: Pol, Adriana Ardina Theodora van de, gehuwd met Zandvoort, Wilhelmus van, Rosmalen

1/3 eigendom: Ondersteijn, Martinus Petrus Jeroen Maria, gehuwd met Akker, Josephina Petronella Gerarda van den, Rosmalen.

          

1732.0

0

66

28

Wonen (erf– tuin)

0

70

85

H 2745

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1734.108

0

12

20

Terrein (grasland)

0

25

50

H 2997

Pennings, Petronella Allegonda Francisca, gehuwd met Korse, Adrianus Cornelis Franciscus, Rosmalen.

          

1736.112

2

11

39

Terrein (grasland)

2

73

20

H 3000

1/3 eigendom: Piels, Johannes, gehuwd met Timmers, Gerarda, Rosmalen;

1/3 eigendom: Pol, Adriana Ardina Theodora van de, gehuwd met Zandvoort, Wilhelmus van, Rosmalen;

1/3 eigendom: Ondersteijn, Martinus Petrus Jeroen Maria, gehuwd met Akker, Josephina Petronella Gerarda van den, Rosmalen.

          

1740.27

0

01

41

Terrein (akkerbouw)

1

00

40

H 3002

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1742.27

0

03

64

Terrein (akkerbouw)

3

22

60

H 3003

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1746.171

0

03

64

Water

1

10

98

H 3110

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: SARANNE B.V., ARNHEM.

          

1748.122

45

81

Terrein (grasland)

1

00

80

H 3112

Berg, Theodorus van den, gehuwd met Wiel, Antonia Maria Allegonda van de, Rosmalen.

          

1752.27

1

75

14

Terrein (akkerbouw)

4

27

00

H 3120

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ‘S-HERTOGENBOSCH.

         
          

1754.27.1

1754.27.2

1

0

15

01

09

16

Terrein (grasland)

3

93

00

H 3122

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ‘S-HERTOGENBOSCH.

        
          

1756.27.1

0

05

90

Terrein (akkerbouw)

5

83

10

H 3123

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

1756.27.2

0

13

42

    
          

1758.124

0

18

59

Terrein (grasland)

1

12

14

H 3140

Wonders, Johannes Antonius Josephus, gehuwd met Sangen, Francina Adriana Norberta van der, Rosmalen.

          

1760.201.1

0

10

10

Terrein (natuur)

0

74

45

H 3141

Wonders, Maria Francisca, gehuwd met Sangen, Lambertus Johannes van der, Rosmalen.

1760.201.2

0

04

91

    
          

1762.125.1

0

02

75

Terrein (natuur)

0

91

57

H 3142

Dielissen, Peter Johan, gehuwd met Nistelrooij, Petronella Maria van, Rosmalen.

1762.125.2

0

33

87

    
          

1764.27.1

1764.27.2

1764.27.3

0

0

0

35

17

17

75

31

58

Wegen

3

65

53

H 3300

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: SARANNE B.V., ARNHEM.

        
    
          

1766.27

1

32

60

Terrein (grasland)

3

99

05

H 3316

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1768.27.1

0

43

95

Terrein (akkerbouw)

2

10

25

H 3318

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

1768.27.2

0

45

19

    
          

1770.27

0

42

54

Terrein (akkerbouw)

0

61

97

H 3369

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1772.27.1

1772.27.2

0

0

00

56

74

13

Receatiegebied– bos

7

62

40

H 3481

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: SARANNE B.V., ARNHEM.

        
          

1774.171

0

03

65

Water

0

58

00

H 3482

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1776.27

0

09

50

Recreatiegebied bos

1

99

72

H 3488

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1778.27

0

15

72

Wegen

0

44

81

H 3497

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1857.27

0

54

94

 Parkeren

1

01

18

H 3502

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1780.112

0

22

88

Wonen terrein (grasland)

0

64

00

H 3518

1/3 eigendom: Piels, Johannes, gehuwd met Timmers, Gerarda, Rosmalen;

1/3 eigendom: Pol, Adriana Ardina Theodora van de, gehuwd met Zandvoort, Wilhelmus van, Rosmalen;

1/3 eigendom: Ondersteijn, Martinus Petrus Jeroen Maria, gehuwd met Akker, Josephina Petronella Gerarda van den, Rosmalen;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1782.126

0

02

71

Wonen terrein (grasland)

0

85

70

H 3519

Doremalen, Johannes Martinus Josephus van, gehuwd met Welten, Johanna Petronella Maria, Rosmalen;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1791.27

1

25

08

Wonen terrein (akkerbouw)

5

69

41

H 4357

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1793.126

0

16

69

Parkeren terrein (grasland)

1

29

76

H 4395

Doremalen, Johannes Martinus Josephus van, gehuwd met Welten, Johanna Petronella Maria, Rosmalen.

          

1795.27

0

04

04

Terrein (nieuwbouw bedrijvigheid)

3

89

37

H 4403

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1797.129

0

34

36

Terrein (grasland)

1

95

40

H 4491

1/5 eigendom: Coppens, Lamberta Maria Josepha Mechelina, gehuwd met Lith, Gerardus Antonius Maria van, Rosmalen;

1/5 eigendom: Coppens, Petrus Johannes Michael Maria, gehuwd met Bekkers, Johanna Louise Henriette Maria, Rosmalen;

1/5 eigendom: Coppens, Maria Lamberta Geerdina, gehuwd met Seuren, Franciscus Johannes Gerardus, Lepelstraat;

1/5 eigendom: Coppens, Johannes Albertus Maria, Rosmalen;

1/5 eigendom: Coppens, Leonarda Johanna Maria, 's-Gravenhage;

allen aantekening recht: uitsluitingsclausule t.a.v. huwelijksgoederenregiem en door schenking verkregen.

          

1799.27

1

19

29

Terrein (grasland)

5

35

60

H 4492

DE GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1801.129

0

10

77

Wonen Terrein (grasland)

0

82

90

H 4493

1/5 eigendom: Coppens, Lamberta Maria Josepha Mechelina, gehuwd met Lith, Gerardus Antonius Maria van, Rosmalen;

1/5 eigendom: Coppens, Petrus Johannes Michael Maria, gehuwd met Bekkers, Johanna Louise Henriette Maria, Rosmalen;

1/5 eigendom: Coppens, Maria Lamberta Geerdina, gehuwd met Seuren, Franciscus Johannes Gerardus, Lepelstraat;

1/5 eigendom: Coppens, Johannes Albertus Maria, Rosmalen;

1/5 eigendom: Coppens, Leonarda Johanna Maria, 's-Gravenhage;

allen aantekening recht: uitsluitingsclausule t.a.v. huwelijksgoederenregiem en door schenking verkregen;

1/2 gebruik en bewoning: Coppens, Albertus Wilhelmus, gehuwd met Hulten, Maria Antonia Josephina van, Rosmalen

1/2 gebruik en bewoning: Hulten, Maria Antonia Josephina van, gehuwd met Coppens, Albertus Wilhelmus, Rosmalen;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ‘S-HERTOGENBOSCH.

        

1803.27

geheel

Terrein (grasland)

0

10

30

H 4494

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1806.104

3

37

80

Terrein (grasland)

6

94

95

H 4500

1/2 eigendom: Boers, Alphonsius Cornelis, Rosmalen;

1/2 eigendom: Boers, Cornelia Allegonda, Rosmalen.

          

1808.27

0

01

59

Terrein (natuur)

0

01

75

H 4501

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1810.27

1

33

78

Terrein (grasland)

3

00

00

H 4532

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1812.129

0

11

84

Berging– stalling

(garage– schuur)

terrein grasland

1

00

05

H 4533

1/5 eigendom: Coppens, Lamberta Maria Josepha Mechelina, gehuwd met Lith, Gerardus Antonius Maria van, Rosmalen;

1/5 eigendom: Coppens, Petrus Johannes Michael Maria, gehuwd met Bekkers, Johanna Louise Henriette Maria, Rosmalen;

1/5 eigendom: Coppens, Maria Lamberta Geerdina, gehuwd met Seuren, Franciscus Johannes Gerardus, Lepelstraat;

1/5 eigendom: Coppens, Johannes Albertus Maria, Rosmalen;

1/5 eigendom: Coppens, Leonarda Johanna Maria, 's-Gravenhage.

          

1816.27

0

09

10

Defensie wegen

1

17

62

H 4555 ged.

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: DE GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ‘S-HERTOGENBOSCH.

    

Erf– tuin

0

00

10

H 4555 ged.

Aarts, Petronella Theresia, ongehuwd, Rosmalen;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: DE GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: KPN TELECOM B.V., ’S-GRAVENHAGE.

    

Erf– tuin

0

00

59

H 4555 ged.

Aarts, Petronella Theresia, ongehuwd, Rosmalen;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: DE GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: KPN TELECOM B.V., ’S-GRAVENHAGE.

          

1818.27

0

19

40

Wegen

0

58

28

H 4581

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: PNEM LEIDINGEN BV, VUGHT, zetel: ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1822.27

1

11

09

Terrein (grasland)

1

31

82

H 4662

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1824.0

geheel

Terrein (grasland)

2

24

63

H 4663

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

aantekening kadastraal object: kwalitatieve verbintenis.

          

1825.27

1

88

55

Terrein (grasland)

2

58

31

H 4665

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1831.27

0

38

75

Wegen

0

97

34

H 4724

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

          

1833.27

0

09

81

Terrein (grasland)

9

59

33

H 4725

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel, gerechtigde: BRABANT WATER NV, ‘S-HERTOGENBOSCH.

         
          

1836.158

0

11

79

Bedrijvigheid (kantoor)

erf– tuin

1

63

94

H 4750

DUTCH ACTIVE FUND PROPCO B.V., AMESTERDAM;

aantekening recht: koop of voorovereenkomst tot koop zie wet voorkeursrecht gemeenten.

          

1842.27.1

1842.27.2

1

 0

78

30

90

64

Wonen terrein (grasland)

4

07

33

H 4760

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: DE GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ‘S-HERTOGENBOSCH.

        
          

1844.171.1

0

01

53

Water

1

74

30

H 4771

HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

1844.171.2

0

41

71

    
          

1750.27

0

00

11

Terrein nieuwbouw– bedrijvigheid

onbekend

H 4798 ged.

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ‘S-HERTOGENBOSCH.

Terrein nieuwbouw-wonen

0

02

10

H 4798 ged.

Vries, Michel Pieter, ongehuwd, ’s-Hertogenbosch;

 

(geschat)

 

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

  

Terrein nieuwbouw-wonen

onbekend

H 4798 ged.

BAM VASTGOED B.V., BUNNIK;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: BAM VASTGOED B.V., BUNNIK.

Terrein nieuwbouw-wonen

0

02

16

H 4798 ged.

½ eigendom: Boon, Arie, gehuwd met Schijndel,

 

(geschat)

 

Antonia Adriana van, ’s-Hertogenbosch;

½ eigendom: Schijndel,Antonia Adriana van, gehuwd met Boon, Arie, ’s-Hertogenbosch;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

  

Terrein nieuwbouw-wonen

0

02

11

H 4798 ged.

½ eigendom: Bouwens, Arnoldus Johannes, ongehuwd,

 

(geschat)

 

’s-Hertogenbosch;

½ eigendom: Heijden, Johannes Jacobus Henricus Maria van der, ongehuwd, ’s-Hertogenbosch;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

  

Terrein nieuwbouw-wonen

0

02

10

H 4798 ged.

½ eigendom: Thillart, Josephina Maria van den,

 

(geschat)

 

gehuwd met Timmermans, Godefridus Cornelis Petrus Gerardus, ’s-Hertogenbosch;

½ eigendom: Timmermans, Godefridus Cornelis Petrus Gerardus, gehuwd met, Thillart, Josephina Maria van den, ’s-Hertogenbosch;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

  
    

Terrein nieuwbouw-wonen

0

02

11

H 4798 ged.

½ eigendom: Popelier, Johanna Josepha Maria,

     

(geschat)

 

gehuwd met Ottenhof, Michael Antonius, ’s-Hertogenbosch;

½ eigendom: Ottenhof, Michael Antonius,gehuwd met, Popelier, Johanna Josepha Maria, ’s-Hertogenbosch.

  

Terrein nieuwbouw-wonen

0

02

16

H 4798 ged.

½ eigendom: Gravesteijn, Pieter, gehuwd met Muis,

 

(geschat)

 

Aafje, ’s-Hertogenbosch;

½ eigendom: Muis, Aafje,gehuwd met Gravesteijn, Pieter, ’s-Hertogenbosch;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

  
    

Terrein nieuwbouw-wonen

0

02

10

H 4798 ged.

½ eigendom: Mulders, Jacobus Antonius, gehuwd met

 

(geschat)

 

Nuland, Agatha Bertha Catharina Theodora van, ’s-Hertogenbosch;

½ eigendom: Nuland, Agatha Bertha Catharina Theodora van, gehuwd met Mulders, Jacobus Antonius, ’s-Hertogenbosch;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

  
    

Terrein nieuwbouw-wonen

0

02

10

H 4798 ged.

½ eigendom: Fooij, Monica Anna Godefrida, ongehuwd,

 

(geschat)

 

’s-Hertogenbosch;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

  
    

Terrein nieuwbouw-wonen

0

02

10

H 4798 ged.

½ eigendom: Timmermans, Marianus Cornelis, gehuwd

 

(geschat)

 

met Vossen, Maria Jacoba Elisabeth, ’s-Hertogenbosch;

½ eigendom: Vossen, Maria Jacoba Elisabeth, gehuwd met Timmermans, Marianus Cornelis, ’s-Hertogenbosch;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH.

  
          

1188.27

0

33

12

Terrein (akkerbouw)

0

48

04

H 4803

GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ‘S-HERTOGENBOSCH.

          

1820.0.1

3

41

86

Terrein (grasland)

10

09

55

H 4891

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage.

1820.0.2

0

13

39

    
          

1829.0

geheel

Terrein (grasland)

3

50

61

H4893

DE STAAT (VERKEER EN WATERSTAAT), Breda, zetel: ’s-Gravenhage;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: NV PROVINCIALE NOORDBRABANTSE ENERGIE-MAATSCHAPPIJ (PNEM), ’S-HERTOGENBOSCH;

opstalrecht nutsvoorzieningen, gerechtigde: HET WATERSCHAP AA EN MAAS, ’S-HERTOGENBOSCH.

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift aan de Raad van State zal worden gezonden.

Den Haag, 22 februari 2010

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Naar boven